[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D03966, datum: 2013-01-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overleggingsbrief Bahrein tot wijziging van de luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Bahrein (2013D03963)

Preview document (🔗 origineel)


Protocol  tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
Bahrein tot wijziging van de luchtvaartovereenkomst tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Bahrein, gedaan te Manama op 11
juli 1990; Brussel, 5 september 2012 (Trb. 2012, 189)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De luchtvaartrelatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het
Koninkrijk Bahrein is geregeld, voor wat Nederland betreft, in de op 11
juli 1990 te Manama totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Staat Bahrein inzake luchtdiensten tussen en via
hun onderscheiden grondgebieden (Trb. 1990, 134) (hierna: “de
Overeenkomst”), welke bij notawisseling van 31 mei 1998 is gewijzigd
(Trb. 1998, 163). Op 5 september 2012 is het onderhavige
wijzigingsprotocol tot stand gekomen (hierna: “het Protocol”).
Wijzigingen van de Overeenkomst waren nodig omdat de Overeenkomst niet
volledig verenigbaar was met het recht van de Europese Unie.

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5
november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken, is op 29 april
2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(PbEU 2004, L 157) inzake onderhandelingen over en de uitvoering van
overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen
vastgesteld. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Verordening
hebben de lidstaten en de Commissie gezamenlijk standaardbepalingen
opgesteld en vastgelegd, die in bilaterale luchtvaartverdragen tussen
lidstaten en derde landen dienen te worden opgenomen.  

Conform de procedure van artikel 4, derde lid, van genoemde Verordening
zijn standaard-clausules van de Europese Unie tijdens onderhandelingen
aan een delegatie van Bahrein voorgelegd en door deze geaccepteerd. Deze
luchtvaartbesprekingen hebben geresulteerd in het onderhavige Protocol
waarin de wijzigingen van de Overeenkomst zijn vastgelegd.

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken
wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en Bahrein
anderzijds, wordt de reikwijdte van de Overeenkomst niet uitgebreid tot
het Caribische deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg
dat Nederland op grond van artikel 4 van de Overeenkomst slechts
luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het
Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 corrigeert een typografische fout in het schrijven van de
datum van de Overeenkomst.

Artikel 2 van het Protocol houdt rekening met de staatkundige wijziging
van Bahrein, waardoor het land in in de Overeenkomst niet meer wordt
aangeduid als ‘de Staat Bahrein’, maar als ‘het Koninkrijk
Bahrein’. 

Artikel 3 van het Protocol wijzigt de definitie van de term
”luchtvaartautoriteiten” en het woord “tarief” wordt gewijzigd
in het woord ”prijs”. 

Artikel 4 van het Protocol integreert de standaard-aanwijzings- en
intrekkingsbepaling in de Overeenkomst. Deze standaardbepaling vervangt
de artikelen 3 en 4 van de Overeenkomst, inzake de aanwijzing door de
lidstaten van een luchtvaartmaatschappij en de rechten van de
wederpartij 

om de vergunning van de Europese luchtvaartmaatschappij te weigeren, in
te trekken, te schorsen of te beperken. Daarnaast is de enkelvoudige
aanwijzing gewijzigd in een tweevoudige (artikel 3 van de Overeenkomst).

Artikel 5 van het Protocol voegt een nieuw artikel 4(bis) in de
Overeenkomst. Indien een luchtvaartverdrag verwijzingen naar onderdanen
of luchtvaartmaatschappijen van Ă©Ă©n lidstaat van de Europese Unie
bevat, moeten deze worden uitgebreid tot respectievelijk onderdanen en
luchtvaartmaatschappijen van alle lidstaten van de Europese Unie of de
Europese Vrijhandelsassociatie, of door opneming van een relevante
standaardverwijzing. Artikel 5 van het Protocol integreert de relevante
standaardverwijzing naar onderdanen of luchtvaartmaatschappijen van het
Koninkrijk der Nederlanden in de Overeenkomst.

Artikel 6 van het Protocol vervangt artikel 5 van de Overeenkomst
(“Tarieven”). Zoals in artikel 3 van dit Protocol is bepaald, wordt
de uitdrukking “tarief” vervangen door de uitdrukking “prijs”. 

In dit artikel is voorts bepaald dat het de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen vrij staat om hun prijzen vast te stellen op
basis van commerciële marktoverwegingen. De mogelijkheid van
interventie door de partijen is daarbij beperkt tot bepaalde specifiek
omschreven gevallen waaronder bijvoorbeeld misbruik van machtsposities
of prijsdiscriminatie.

Het tweede lid biedt de partijen de mogelijkheid notificatie te eisen
van de prijzen aan haar luchtvaartautoriteiten. 

Het derde lid belet een partij eenzijdige actie te ondernemen ter
voorkoming van het instellen of voortzetten van een bepaalde prijs door
de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) en voorziet hiertoe in een
consultatieprocedure met de andere partij. 

Tevens is het volgens Europees recht niet toegestaan dat
luchtvaartverdragen bepalingen bevatten die prijsafspraken tussen de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen mogelijk maken. 

Het vierde lid verklaart EU-recht van toepassing op prijzen van door het
Koninkrijk Bahrein aangewezen luchtvaartmaatschappijen voor vervoer dat
geheel binnen de EU plaatsvindt.

Artikel 7 van het Protocol (“Veiligheid van de luchtvaart”) vervangt
artikel 13 (bis) van de Overeenkomst.  

Aangezien de lidstaat die momenteel gerechtigd is
luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen onder het luchtvaartverdrag in de
toekomst wellicht niet de lidstaat is die daadwerkelijk de benodigde
vergunningen afgeeft, kan dat van invloed zijn op de huidige afspraken
over de veiligheid. Artikel 7 van het Protocol integreert daarom een
standaard-luchtvaartveiligheidbepaling in de Overeenkomst. 

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen te vergroten wordt artikel 6 van de
Overeenkomst gewijzigd door artikel 8 van het Protocol.

Artikel 9 van het Protocol betreffende grondafhandeling geeft optimale
mogelijkheden voor vrije keuze, voor wat betreft het Nederlands
grondgebied in overeenstemming met EU wet- en regelgeving.

Artikel 10 van het Protocol wijzigt artikel 8 van de Overeenkomst.
Luchtvaartmaatschappijen hoeven niet langer hun vliegschema bij de
andere contracterende partij in te dienen, waardoor de administratieve
lasten voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen verlaagd worden.

EU-lidstaten die met derde landen in bilaterale luchtvaartverdragen
overeenstemming hebben bereikt over het vrijstellen van
vliegtuigbrandstof van belasting, dienen te streven naar intrekking of
wijziging van deze bepalingen door een op EU-niveau overeengekomen
bepaling in te voeren waardoor zij in de toekomst gebruik kunnen maken
van de mogelijkheid om op basis van verdragen



met andere lidstaten belasting over vliegtuigbrandstof te heffen.
Artikel 11 van het Protocol voegt deze bepaling (als vierde lid) toe aan
artikel 9 van de Overeenkomst.

Artikel 12 van het Protocol bepaalt dat het Protocol in werking zal
treden op de datum waarop beide Overeenkomstsluitende partijen elkaar
schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de daarvoor
grondwettelijk vereiste formaliteiten in hun landen is voldaan.

Bijlage

De routetabel, die in de Bijlage bij de Overeenkomst is opgenomen, wordt
in de Bijlage bij het Protocol gewijzigd.

Koninkrijkspositie

Het Protocol zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden,
evenals de Overeenkomst van 1990, alleen voor het Europese deel van
Nederland gelden. Zie voor het Caribische deel van Nederland ook de
laatste alinea van de inleiding van deze toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   3 

 PAGE   3 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).