[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin van de Eerste Kamer m.b.t. huurbelasting

Brief regering

Nummer: 2013D04619, datum: 2013-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z02193:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


	Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

	Den Haag, 5 februari 2013

Bij deze bied ik u mede namens de staatssecretaris van Financiën in
voormeld dossier het antwoord aan op de in de brief van 29 januari 2013
van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de
Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde
vragen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok

Antwoorden op de op 29 januari 2013 door de vaste commissie van de
Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde vragen.

Bij brief van 29 januari 2013 heeft uw commissie nadere vragen gesteld
over de aan uw commissie gerichte brief van 16 januari 2013 over een
huurbelasting.

Zoals ik uw commissie middels voornoemde brief heb geantwoord
verstrekken financiële instellingen op grond van artikel 10.8 van de
Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 22, eerste lid, van het
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 middels renseignering
gegevens aan de Belastingdienst. In het tweede lid, onderdeel b, onder
2, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat met
betrekking tot de eigenwoningschuld door onder andere financiële
instellingen gegevens over de rente die in het kalenderjaar is betaald,
verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend is geworden, worden
verstrekt aan de inspecteur.

U stelt voorts de vraag waarom de verhuurder in voornoemde brief niet
als derde wordt aangemerkt en de informatie die door de verhuurder wordt
verstrekt niet als objectiveerbaar wordt beschouwd. Een verhuurder kan
wat betreft de relatie tussen huurder en Belastingdienst aangemerkt
worden als derde aan wie ook een renseigneringsplicht zou kunnen worden
opgelegd. Daarmee is echter nog niet gezegd dat een verhuurder kan
worden aangemerkt als een derde die naar de mening van het kabinet
voldoende objectiveerbare gegevens kan verstrekken. Wanneer men de
vergelijking trekt met een financiële instelling die als derde onder
zijn renseigneringsplicht gegevens omtrent betaalde hypotheekrente moet
verstrekken, acht het kabinet de gegevens van de financiële
instellingen wel in voldoende mate objectiveerbaar. Immers financiële
instellingen zijn onderworpen aan strikte wet- en regelgeving
(bijvoorbeeld de Wet op het Financieel Toezicht) en staan onder toezicht
van De Nederlandse Bank. Daarnaast zijn de notariële aktes waarin de
hypotheken worden vastgelegd, in tegenstelling tot vormvrije
huurovereenkomsten, aan te merken als authentiek gegeven. Naar de mening
van het kabinet draagt dit bij aan de sterke mate van
objectiveerbaarheid van gegevens over hypotheekrente die financiële
instellingen onder hun renseigneringsplicht verstrekken. Tot slot wordt
eraan gehecht op te merken dat het aantal financiële instellingen vele
malen kleiner is dan het aantal verhuurders. Invoering van een
renseigneringsplicht voor verhuurders zou leiden tot een toename van het
aantal renseigneringsplichtigen met circa 40.000.

 Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I.