Beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin van de Eerste Kamer m.b.t. huurbelasting
Brief regering
Nummer: 2013D04619, datum: 2013-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2013Z02193:
- Indiener: S.A. Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2013-02-12 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-02-14 10:30: Procedurevergadering cie. Wonen en Rijksdienst (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2013-03-13 14:00: Afspraken woningmarkt (Algemeen overleg), algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2013-03-21 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 februari 2013 Bij deze bied ik u mede namens de staatssecretaris van Financiën in voormeld dossier het antwoord aan op de in de brief van 29 januari 2013 van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde vragen. De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok Antwoorden op de op 29 januari 2013 door de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde vragen. Bij brief van 29 januari 2013 heeft uw commissie nadere vragen gesteld over de aan uw commissie gerichte brief van 16 januari 2013 over een huurbelasting. Zoals ik uw commissie middels voornoemde brief heb geantwoord verstrekken financiële instellingen op grond van artikel 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 22, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 middels renseignering gegevens aan de Belastingdienst. In het tweede lid, onderdeel b, onder 2, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat met betrekking tot de eigenwoningschuld door onder andere financiële instellingen gegevens over de rente die in het kalenderjaar is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend is geworden, worden verstrekt aan de inspecteur. U stelt voorts de vraag waarom de verhuurder in voornoemde brief niet als derde wordt aangemerkt en de informatie die door de verhuurder wordt verstrekt niet als objectiveerbaar wordt beschouwd. Een verhuurder kan wat betreft de relatie tussen huurder en Belastingdienst aangemerkt worden als derde aan wie ook een renseigneringsplicht zou kunnen worden opgelegd. Daarmee is echter nog niet gezegd dat een verhuurder kan worden aangemerkt als een derde die naar de mening van het kabinet voldoende objectiveerbare gegevens kan verstrekken. Wanneer men de vergelijking trekt met een financiële instelling die als derde onder zijn renseigneringsplicht gegevens omtrent betaalde hypotheekrente moet verstrekken, acht het kabinet de gegevens van de financiële instellingen wel in voldoende mate objectiveerbaar. Immers financiële instellingen zijn onderworpen aan strikte wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de Wet op het Financieel Toezicht) en staan onder toezicht van De Nederlandse Bank. Daarnaast zijn de notariële aktes waarin de hypotheken worden vastgelegd, in tegenstelling tot vormvrije huurovereenkomsten, aan te merken als authentiek gegeven. Naar de mening van het kabinet draagt dit bij aan de sterke mate van objectiveerbaarheid van gegevens over hypotheekrente die financiële instellingen onder hun renseigneringsplicht verstrekken. Tot slot wordt eraan gehecht op te merken dat het aantal financiële instellingen vele malen kleiner is dan het aantal verhuurders. Invoering van een renseigneringsplicht voor verhuurders zou leiden tot een toename van het aantal renseigneringsplichtigen met circa 40.000. Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I.