[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D05852, datum: 2013-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Filipijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Manilla, 4 februari 2011 (2013D05851)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der
Filipijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;
Manilla, 4 februari 2011 (Trb. 2011, 67 en Trb. 2012, 245)

 

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Ruim tien jaar geleden zijn de eerste besprekingen gestart om te komen
tot een verdrag betreffende de wederzijdse administratieve bijstand in
douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der
Filipijnen. Door diverse ontwikkelingen in de Filipijnen stagneerde de
afronding van de procedure met betrekking tot de reeds geparafeerde
verdragstekst. In 2009 gaf de Filipijnse douane te kennen alsnog het
douaneverdrag met het Koninkrijk der Nederlanden te willen afronden.
Nederland heeft daarom een nieuwe concepttekst opgesteld, die is
aangepast aan de ontwikkelingen van de laatste tien jaar met betrekking
tot douanebeleid en -uitvoering. In maart 2010 hebben de afsluitende
besprekingen plaatsgevonden tussen delegaties van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Republiek der Filipijnen, hetgeen heeft geleid tot
parafering van een nieuwe verdragstekst. 

Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van
internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte
samenwerking tussen de douaneadministraties van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Filipijnen. Het op 4 februari te Manilla tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
der Filipijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in
douanezaken beoogt een bilateraal kader te scheppen waarbinnen de
nauwere samenwerking gestalte kan krijgen. 

Het verdrag biedt de douanediensten van het Koninkrijk de mogelijkheid
om essentiƫle informatie uit te wisselen met de Filipijnse douane ten
behoeve van de bestrijding van fraude in relatie tot het goederenverkeer
tussen het Koninkrijk en de Filipijnen. Het gaat daarbij niet alleen om
fraude met betrekking tot de douanerechten en smokkel, maar ook om
ontduiking van (andere) belastingen bij invoer, alsook om overtreding
van sanitaire en phytosanitaire maatregelen, de geneesmiddelenwetgeving,
verboden met betrekking tot de in- of uitvoer van afvalstoffen en van
andere verboden en beperkingen bij in- en uitvoer. In dit verdrag is ook
de technische assistentie geregeld waardoor de mogelijkheid wordt
geschapen ambtenaren uit te wisselen teneinde kennis te nemen van
elkaars werkmethoden. 

De Republiek der Filipijnen is een belangrijk lid van de Association of
South-East Asian Nations (ASEAN), een regio die sterk in ontwikkeling
is. De landen binnen deze regio streven ernaar de rol van douanediensten
bij drugsbestrijding te versterken.

Wat betreft opzet en bewoording is het verdrag goeddeels gebaseerd op
een modelverdrag dat is ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie
(WDO). Zoals het internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de
verdragen ter voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot
uitgangspunt te nemen voor de onderhandelingen, zo speelt dit WDO
modelverdrag een soortgelijke rol voor bilaterale verdragen inzake
wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

Het verdrag regelt nauwkeurig tot hoever de samenwerking tussen de
douaneadministraties strekt en beperkt zich daarbij tot de maatregelen
die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet
alleen op de administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten en
bestrijkt niet het terrein van de tussen rechterlijke autoriteiten te
verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

2. Europese Unie

Dit verdrag heeft mede tot gevolg dat Nederland nog doelmatiger de
verplichtingen die de Europese Unie oplegt, kan uitvoeren in
overeenstemming met het Unierecht. Er bestaat op dit ogenblik overigens
geen overeenkomst tussen de EU en de Filipijnen of een multinationale
organisatie waarvan de Filipijnen deel uitmaken, waarin de
administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten is geregeld.
Mocht een dergelijke overeenkomst alsnog tot stand komen dan staat
onderhavig verdrag niet in de weg aan de verplichtingen die daaruit
voortvloeien. Dit volgt uit artikel 2, derde lid, van het onderhavige
verdrag. 

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Definities)

Onder de term ā€œdouaneadministratieā€ wordt verstaan de centrale
nationale administratieve autoriteit welke belast is met de uitvoering
van de regelingen waarop de in het verdrag omschreven samenwerking
betrekking heeft. : Voor Nederland geldt dat de Douane, de Fiscale
Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de Algemene Inspectiedienst
(AID) de diensten zijn die in de eerste plaats in aanmerking komen voor
samenwerking in de zin van het verdrag. Ook andere diensten met
specifieke controletaken kunnen bij de samenwerking in het kader van het
verdrag betrokken zijn, zoals de Inspectie Milieuhygiƫne van het
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
waar het betreft de handhaving van de milieuwetgeving (o.m.
afvalstoffen). 

Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en om het gevaar
van versnippering van het aantal aanspreekpunten in Nederland tegen te
gaan, zal het Douane Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden
aangewezen als centraal aanspreekpunt. 

Voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten geldt ook dat diverse instanties,
belast met de tenuitvoerlegging van de douanewetgeving,
onderscheidenlijk de invordering van douanevorderingen, voor
samenwerking in het kader van het verdrag betrokken kunnen worden. 

Voor Aruba zal het Hoofd van de Dienst der Invoerrechten en Accijnzen
aangewezen worden als centraal aanspreekpunt, voor CuraƧao de Douane
CuraƧao en voor Sint Maarten de dienst Douane ressorterend onder het
Ministerie van Justitie.

Het begrip ā€œdouanewetgevingā€ heeft, evenals het begrip
ā€œdouaneadministratieā€, in het verdrag een ruimere betekenis dan die
welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het
verdrag vallen ten gevolge van deze definitie in ruime zin van de term
ā€œdouanewetgevingā€ regelingen inzake de in-, uit- en doorvoer van
goederen, hoofdzakelijk betreffende:

douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van
de invoer;

belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en
landbouwrestituties;

anti-dumpingrechten;

verboden, beperkingen en controlemaatregelen inzake het
grensoverschrijdende goederenverkeer ter bescherming van financiƫle,
economische (landbouweconomische daaronder begrepen), culturele,
veterinaire en fytosanitaire belangen en ter bescherming van de
veiligheid van de internationale logistieke keten, de openbare orde, de
volksgezondheid en het milieu. 

Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van
persoonsgegevens opgenomen, welke is ontleend aan artikel 2, onderdeel
a, van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag
tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). De overige definities
betreffen termen die in het onderhavige verdrag regelmatig worden
gebruikt.

Artikel 2 (Reikwijdte van het verdrag)

Het artikel omschrijft het kader waarbinnen de administratieve bijstand
wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in internationaal
verband. Wat dit laatste betreft, moet voor Nederland met name worden
gedacht aan verplichtingen uit hoofde van de Europese regelgeving op dit
vlak.

Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar Verordening (EG) nr.
515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand
tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de
samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de
juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L
82). 

Als gevolg van deze verordening zijn de lidstaten verplicht om onder
bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese
Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is
van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van het derde lid van het
onderhavige artikel 2 van het verdrag onder meer rekening gehouden met
(toekomstige) verplichtingen van Nederland op het terrein van de
wederzijdse administratieve bijstand onder verdragen met andere
lidstaten in het kader van de Europese Unie.

De praktische uitvoering van de bijstand zal geschieden in
overeenstemming met de wettelijke en administratieve bepalingen van de
verdragsluitende partij die de administratieve bijstand verleent (tweede
lid). Uitdrukkelijk is vastgelegd (vierde lid) dat het verdrag voorziet
in het verlenen van administratieve bijstand tussen de verdragsluitende
partijen. 

Onder administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans te worden
verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie verstrekt ten
behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de regel geschiedt
dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de verzoekende
douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een onderzoek te
kunnen afronden. Deze informatie kan betrekking hebben op goederen,
voorafgaande transacties in de logistieke keten en op betrokken
(rechts)personen. Ook kan bijstand worden verleend ten behoeve van de
invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de douane.

Indien bijstand dient te worden verleend op grond van een ander
samenwerkingsverdrag tussen beide landen, geeft de aangezochte
administratie aan welke andere nationale autoriteiten zich daarmee
bezighouden. 

Artikel 3 (Reikwijdte van de informatieverstrekking)

Deze bepaling regelt het verlenen van bijstand in de zin van het
verstrekken van informatie ten behoeve van de juiste toepassing van de
douanewetgeving. Het betreft zowel informatie waarvoor een specifiek
verzoek is gedaan door Ć©Ć©n van de douaneadministraties als uit eigen
beweging verstrekte gegevens, ten behoeve van de juiste toepassing van
de douanewetgeving en met het oog op het voorkomen, onderzoeken en
bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede ten behoeve van de
invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de douane. Wanneer
voor het verkrijgen van de gegevens een nader onderzoek nodig is, stelt
de betrokken douaneadministratie een dergelijk onderzoek in alsof het
wordt gedaan ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit
van het eigen land.

Artikel 4 (Informatie over regelgeving, procedures, technieken en
fraudepatronen)

Op verzoek informeren de douaneadministraties elkaar over de in hun
landen van toepassing zijnde douanewetgeving en douaneprocedures. Voorts
zullen de douaneadministraties elkaar onverwijld informatie verstrekken
met betrekking tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken en
gesignaleerde fraudepatronen. 

Ook het aanleveren van gegevens aan de andere douaneadministratie ten
behoeve van door deze in eigen regie te verrichten risicoanalyses
behoort tot de geboden mogelijkheden tot samenwerking in het kader van
het verdrag.

Artikel 5 (Technische assistentie)

De in dit artikel geregelde technische bijstand voorziet in de
mogelijkheid tot het uitwisselen van ambtenaren in het kader van het
leren van elkaars werkwijzen alsmede in het kader van trainings- en
opleidingsactiviteiten. De uitwisseling bevordert de samenwerking van
beide douane-administraties en kunnen tevens een positieve bijdrage
leveren aan het versoepelen van het vervullen van de douaneprocedures.

Artikel 6 (Informatie over de rechtmatigheid van de in- of uitvoer van
goederen)

Deze bepaling bevat een uitwerking van artikel 3 met betrekking tot de
situatie waarin geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze
werden in- of uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer
is in het bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van
de uitvoer dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt
toegestaan. Zo kan een verrekening van belasting of een restitutie dan
wel een ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of
goederen werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden
weggenomen wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende
partij verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale
grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar
eventueel zijn gebracht.

Artikel 7 (Toezicht en informatie)

De bepaling voorziet in de mogelijkheid dat, indien twijfels zijn
gerezen over de legitimiteit van goederenbewegingen naar het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij, bijzonder toezicht wordt gehouden
op de daarbij betrokken goederen, opslagplaatsen, vervoermiddelen of
personen ten behoeve van de douaneadministratie van de andere
verdragsluitende partij.

Artikel 8 (Informatie met betrekking tot inbreuken op de
douanewetgeving)

De bepaling behelst een concretisering van artikel 3 waar het betreft
informatieverstrekking over mogelijke inbreuken op de douanewetgeving
van de andere verdragsluitende partij.

Artikel 9 (Automatische informatieverstrekking) 

Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 20, tweede lid, van
het verdrag kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar
informatie op automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke
voorwaarden. 

Het moet daarbij gaan om gegevens die ook ingevolge een van de andere
informatieartikelen van het verdrag, al dan niet op verzoek en behoudens
het automatisme bij het verstrekken ervan, zouden mogen worden
uitgewisseld.

Artikel 10 (Invorderingsbijstand)

Als sluitstuk van de wederzijdse administratieve bijstand wordt in dit
artikel de mogelijkheid voorzien van daadwerkelijke bijstand bij de
invordering. Deze bijstand ziet ingevolge artikel 1, onderdeel d, op de
rechten waarop het verdrag van toepassing is. Nadere regels voor de
toepassing van het artikel zullen worden vastgesteld overeenkomstig
artikel 20, tweede lid, van het verdrag.

Artikel 11 (Verzoeken om originele informatie)

Dit artikel legt vast dat een douaneadministratie slechts zal verzoeken
om originele informatie (zoals originele documenten) indien kopieƫn
niet volstaan. Dergelijke informatie dient bovendien zo spoedig mogelijk
te worden teruggezonden. Rechten van de aangezochte administratie of van
derden ter zake worden geƫerbiedigd.

Artikel 12 (Deskundigen en getuigen)

Op verzoek kan de aangezochte douaneadministratie haar functionarissen
machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als
deskundige of getuige te verschijnen in een gerechtelijke of
administratieve procedure op het grondgebied van de verzoekende
verdragsluitende partij. 

Artikel 13 (Toezending van verzoeken)

Dit artikel regelt bij wie een verzoek om bijstand wordt gedaan en bevat
voorschriften met betrekking tot inhoud en vorm van het verzoek. Tevens
wordt bepaald dat de informatie alleen mag worden verstrekt aan
aangewezen ambtenaren, onder verwijzing naar de nadere regelingen tussen
de douaneadministraties genoemd in artikel 20, tweede lid, van het
verdrag.

Artikel 14 (Vergaren van informatie) 

Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een
onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde
informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse
douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de Filipijnse douane,
in overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en administratieve
bepalingen (conform het gestelde in artikel 2, tweede lid, van het
verdrag) bij een bedrijf een administratieve controle (boekenonderzoek)
verricht.

Artikel 15 (Aanwezigheid van functionarissen van de verzoekende
administratie op het grondgebied van de aangezochte verdragsluitende
partij) 

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van
douanefunctionarissen op elkaars grondgebied en regelt de voorwaarden
waaronder van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt. Vooral als
het gaat om onderzoeken waarin een groot deel van de benodigde gegevens
in een bepaalde zaak zich bevindt in het andere land, bijvoorbeeld bij
dubbele facturering of bij een niet regelmatig beƫindigd transport van
goederen tussen de Filipijnen en Nederland, kan het onderzoek worden
versneld indien functionarissen van de verzoekende douaneadministratie
direct informatie verkrijgen van de bevoegde eenheden van de aangezochte
administratie, dan wel aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door
functionarissen van de aangezochte douaneadministratie.

Zolang functionarissen van een douaneadministratie uit hoofde van het
verdrag aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij, dienen zij zich steeds als zodanig te kunnen legitimeren. 

Artikel 16 (Gebruik en vertrouwelijkheid van informatie) 

Aangezien de in het verdrag bedoelde informatie dikwijls van
vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit
artikel schrijft voor dat op grond van het verdrag verkregen informatie
zeer zorgvuldig moet worden behandeld.

Het eerste lid legt vast dat de verkregen informatie door de bevoegde
douaneautoriteiten slechts mag worden gebruikt voor de doeleinden van
het verdrag. Gebruik van de informatie voor andere doeleinden of door
andere autoriteiten is alleen toegestaan indien de douaneadministratie,
die de informatie heeft verstrekt, daarvoor uitdrukkelijk toestemming
heeft gegeven. 

Voor een beoogd gebruik in de Filipijnen voor strafrechtelijke
doeleinden van door de - binnen het Koninkrijk te onderscheiden -
douaneadministraties verstrekte informatie is steeds (voorafgaande)
toestemming vereist van het Openbaar Ministerie of de rechter van het
betrokken deel van het Koninkrijk. 

Het tweede lid schrijft voor dat in het land waar de informatie wordt
ontvangen, deze informatie vertrouwelijk dient te worden behandeld.
Voorts moet voor deze informatie aldaar hetzelfde niveau van bescherming
gelden als voor soortgelijke informatie krachtens het nationale recht
het geval is. 

Artikel 17 (Persoonsgegevens)

Het eerste lid bepaalt dat persoonsgegevens in het ontvangende land
onderworpen zijn aan een niveau van bescherming dat gelijkwaardig moet
zijn aan het niveau van bescherming dat wordt toegepast in het land dat
de gegevens verstrekt.

Ingevolge het tweede lid zullen de verdragsluitende partijen elkaar op
de hoogte stellen van hun ter zake geldende nationale wetgeving. In
Nederland zijn de relevante regels opgenomen in de Wet bescherming
persoonsgegevens. 

Deze wet diende mede ter implementatie van richtlijn nr. 95/46/EG van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van
die gegevens (PbEG 1995, L 281). De verwijzing in het eerste lid naar
het beschermingsniveau dat wordt gehanteerd door de verdragsluitende
partij die de persoonsgegevens verstrekt, ziet voor Nederland daardoor
in materiƫle zin mede op de aangehaalde richtlijn. De richtlijn met
bijbehorende uitvoeringswetgeving geeft overigens uitvoering aan artikel
8 van het op 4 november 1951 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM; Trb. 1951, 154) en het daarop steunende eerdergenoemde Verdrag
tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens. Voor Aruba is er de Landsverordening
persoonsregistratie en voor CuraƧao en Sint Maarten geldt de
Landsverordening bescherming persoonsgegevens (A.B. 2010, 84
respectievelijk A.B. 2010, 2).

Op grond van het derde lid zal uitwisseling van persoonsgegevens pas
plaatsvinden nadat op basis van artikel 20, tweede lid, van het verdrag
is vastgesteld dat het niveau van bescherming in beide landen
gelijkwaardig is. Deze vaststelling zal plaatsvinden door middel van een
briefwisseling tussen verdragspartijen.

Artikel 18 (Ontheffing)

Het artikel bevat de gronden waarop kan worden afgezien van het verlenen
van bijstand of het verlenen van bijstand afhankelijk kan worden gesteld
van het nakomen van bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan
worden uitgesteld. Van de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit
artikel bijvoorbeeld geen bijstand verleend worden als deze wordt
gevraagd ten behoeve van onderzoek in een zaak die in Nederland, Aruba,
CuraƧao of Sint Maarten al onderwerp is geweest van een
strafvervolging. Hetzelfde geldt bij een nog lopende strafrechtelijke
procedure. Informatie wordt niet verstrekt dan na daartoe verkregen
toestemming van de desbetreffende gerechtelijke autoriteit. Deze
autoriteit kan de nodige waarborgen verlangen om te voorkomen dat de
gegevens in het verzoekende land worden gebruikt om tegen dezelfde
verdachte een strafvervolging voor hetzelfde feit te beginnen.

Artikel 19 (Kosten)

De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot
terugbetaling van de door hen onder het verdrag gemaakte kosten (eerste
lid). Indien echter kosten zijn gemaakt voor invorderingshandelingen
waarvan achteraf blijkt dat zij niet gerechtvaardigd zijn op grond van
de vaststaande feiten met betrekking tot de desbetreffende
douanevordering of de geldigheid van de executoriale titel van de
verzoekende verdragspartij, worden deze kosten gedragen door de
verzoekende administratie. 

Het derde lid ten slotte bepaalt dat partijen in overleg treden over de
kostenverdeling wanneer aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone
aard gemaakt worden voor een invorderingshandeling.

Artikel 20 (Uitvoering van het verdrag)

Het artikel bevat enkele bepalingen ter bevordering van een soepele
uitvoering van het verdrag. De douaneadministraties maken nadere
afspraken ter regeling van de praktische aspecten bij de uitvoering van
het verdrag. 

4. Koninkrijkspositie 

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden. 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken, 

  HYPERLINK
http://www.wcoomd.org/files/1.%20Public%20files/PDFandDocuments/Recommen
dations/Model%20agreement.pdf 
http://www.wcoomd.org/files/1.%20Public%20files/PDFandDocuments/Recommen
dations/Model%20agreement.pdf .

 

 

 PAGE   9 

 PAGE   9