Oorspronkelijke nota van wijziging zoals voorgelegd aan de Raad van State
Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)
Bijlage
Nummer: 2013D06660, datum: 2013-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Advies Raad van State en nader rapport bij de tweede nota van wijziging inzake Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen) (2013D06632)
Preview document (🔗 origineel)
33 219 Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen) Nota van wijziging Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, komt te luiden: 4°. gegevens over de nationaliteit, met dien verstande dat gegevens over een vreemde nationaliteit naast het Nederlanderschap slechts worden opgenomen indien het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap door bevestiging van optie of door verlening door hem is verkregen;. B Artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, komt te luiden: 2°. gegevens over de nationaliteit, met dien verstande dat gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap slechts worden opgenomen indien het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap door bevestiging van optie of door verlening door hem is verkregen;. C Na artikel 4.11 wordt in afdeling 2 van hoofdstuk 4 een paragraaf ingevoegd, luidende: § 5. Gegevens over de nationaliteit Artikel 4.11a 1. Strijdigheid van algemene gegevens over de nationaliteit die zijn opgenomen op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens met artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, is geen reden voor het college van burgemeester en wethouders om over te gaan tot verbetering, aanvulling of verwijdering van die gegevens. 2. Het college van burgemeester en wethouders verwijdert, in afwijking van artikel 2.7, derde lid, op schriftelijk verzoek van de ingezetene die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, binnen vier weken kosteloos van zijn persoonslijst de gegevens over een vreemde nationaliteit voor zover: a. deze gegevens op de persoonslijst aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van artikel 2.7; b. van de betrokkene op dat moment naast gegevens over de vreemde nationaliteit gegevens over het Nederlanderschap zijn opgenomen, en c. het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap niet door bevestiging van optie of door verlening door hem is verkregen. 3. Artikel 2.55, vierde lid, is van toepassing op een verzoek als bedoeld in het tweede lid. 4. Artikel 2.55, vijfde lid, en 2.60, aanhef en onderdeel g, is van overeenkomstige toepassing. 5. Het college doet van de verwijdering terstond mededeling aan de verzoeker. 6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een schriftelijk verzoek van een niet-ingezetene met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders. Artikel 2.79, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Toelichting Algemeen Inleiding Deze nota van wijziging strekt tot een beperking van de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit van ingeschrevenen in de basisregistratie personen (Brp). De nota van wijziging geeft gestalte aan de toezeggingen om te komen tot nadere regels met betrekking tot de registratie van de gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit. De aanleiding voor deze wijziging is het oplossen van een gevoelig maatschappelijk probleem, dat wordt veroorzaakt door de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit in de huidige gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Het kabinet acht het ongewenst dat burgers die van rechtswege Nederlander zijn en een vreemde nationaliteit bezitten, maar zich uitsluitend Nederlander voelen, ongewild en voortdurend, over meerdere generaties, worden geconfronteerd met hun vreemde nationaliteit. Het kabinet meent dat de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit van deze personen in lijn moet worden gebracht met de omstandigheid dat deze personen zich uitsluitend Nederlander voelen. Met de beperking van de registratie in de Brp komt het kabinet enerzijds tegemoet aan de bezwaren van deze burgers. Anderzijds wordt bewerkstelligd dat de beperking voor álle (nieuwe) ingeschrevenen wordt ingevoerd, omdat het kabinet zoveel mogelijk het uitgangspunt wil waarborgen van een betrouwbare en consistente registratie van persoonsgegevens. Inhoud voorstel De voorgestelde beperking is als volgt uitgewerkt: - van meerderjarige of minderjarige burgers die op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap de Nederlandse nationaliteit zelf van rechtswege (dus niet door bevestiging van optie of door verlening) hebben verkregen wordt de vreemde nationaliteit niet meer geregistreerd in de Brp, ongeacht of hun vader of moeder het Nederlanderschap door (bevestiging van) optie, door verlening (naturalisatie) of afstamming heeft verkregen. - de vreemde nationaliteit wordt alleen nog naast de Nederlandse nationaliteit in de Brp geregistreerd van personen die op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap het Nederlanderschap door (bevestiging van) optie of door verlening (naturalisatie) hebben verworven. De beperking van de registratie in de Brp zal gelden voor alle personen die in de Brp ingeschreven zullen worden vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen (Wbrp). De reden waarom de beperking zal gelden voor alle personen en bijvoorbeeld niet alleen voor diegenen die bezwaar hebben tegen de registratie van hun vreemde nationaliteit naast de Nederlandse, is dat het kabinet zoveel mogelijk het uitgangspunt wil waarborgen van een betrouwbare en consistente registratie van persoonsgegevens. Er viel echter niet aan te ontkomen om, in afwijking van dit uitgangspunt, de beperking van de registratie van de vreemde nationaliteit te laten gelden voor inschrijvingen vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wbrp. De reden voor deze afwijking is dat er voor de overheid (vooral voor de gemeenten) onevenredig grote uitvoeringslasten zouden zijn verbonden aan het ambtshalve verwijderen van de gegevens over de vreemde nationaliteit van alle reeds ingeschreven personen; van ruim een miljoen Nederlanders die tevens een vreemde nationaliteit bezitten, zou dan moeten worden uitgezocht op welke wijze zij het Nederlanderschap hebben verkregen. Overigens zal aan de reeds ingeschreven personen, die het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap niet door (bevestiging van) optie of door verlening (naturalisatie) hebben verkregen, wel de (eenmalige) mogelijkheid worden geboden om op verzoek hun registratie in de Brp overeenkomstig aan te passen. In dat geval worden de gegevens over de vreemde nationaliteit op verzoek verwijderd. Op deze manier wil het kabinet toch tegemoet komen aan ingeschrevenen die bezwaren hebben tegen de bestaande registratie van hun vreemde nationaliteit, zonder de omvangrijke uitvoeringsproblemen die het ambtshalve verwijderen van de gegevens over de vreemde nationaliteit van alle reeds ingeschreven personen die daarvoor in aanmerking zouden komen met zich mee zou brengen. Het voorstel is het resultaat van een belangenafweging die het kabinet in deze heeft gemaakt. Enerzijds houdt de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit verband met de uitvoering van bepaalde wetgeving en overheidstaken, bijvoorbeeld bij de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Remigratiewet, toepassing van regels van internationaal privaatrecht, taken op het gebied van veiligheid en inlichtingen, het uitvoeren van statistieken en het voorkomen dat burgers meerdere keren worden opgeroepen voor Europese verkiezingen en hierdoor meerdere keren kunnen gaan stemmen. Bij de Rijkswet op het Nederlanderschap valt te denken aan de controle van de vreemde nationaliteit ter voorkoming van staatloosheid alvorens het Nederlanderschap wordt ingetrokken op grond van artikel 14, tweede lid van die wet. Intrekking van het Nederlanderschap op deze grond heeft tot nu toe overigens nog niet plaatsgevonden. Bij de Remigratiewet gaat het om het controleren of een Nederlander ook een vreemde nationaliteit heeft (gehad) alvorens een uitkering kan worden verstrekt. Verder heeft de beperking van de registratie van de vreemde nationaliteit gevolgen voor de uitvoering van bepaalde taken van het ministerie van Financiën (Belastingdienst). Zo wordt het voor Nederland ingewikkelder om belastingverdragen toe te passen en vormt het ontbreken van de vreemde nationaliteit een belemmering bij de aanpak van bijvoorbeeld belasting-, of toeslagfraude, onder andere doordat de nationaliteit wordt gebruikt bij de selectie van verzoeken tot internationale uitwisseling van fiscale informatie. In het kader van onderzoeken naar mogelijke bijstandsfraude, bijvoorbeeld als gevolg van verzwegen vermogen in het buitenland (waaronder het bezit van onroerend goed) speelt de nationaliteit van de betrokkene echter geen rol. Ook voor de taken van de politie zijn de gevolgen van het ontbreken van het gegeven van de vreemde nationaliteit in de bevolkingsregistratie beperkt. Uit het voorgaande blijkt dat de gevallen waarin het gegeven van de vreemde nationaliteit noodzakelijk is voor de uitvoeringspraktijk beperkt zijn en dat waar nodig het gegeven langs andere weg kan worden verkregen. Anderzijds zijn er burgers die bezwaren hebben tegen de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast hun Nederlanderschap in de Brp. Zij willen graag afstand doen van hun vreemde nationaliteit, maar kunnen dit niet altijd vanwege de wetgeving van het desbetreffende land. Deze buitenlandse wetgeving bepaalt in welke gevallen een persoon de vreemde nationaliteit verkrijgt en verliest. Deze burgers willen in het dagelijkse leven alleen hun Nederlandse nationaliteit gebruiken en niet blijvend geconfronteerd worden met het feit dat zij een door hen niet gewenste vreemde nationaliteit bezitten. Het stoppen met registreren van een vreemde nationaliteit in de Brp leidt overigens niet tot het verlies van die vreemde nationaliteit. Het bezit van een vreemde nationaliteit wordt immers uitsluitend door de toepasselijke buitenlandse wetgeving bepaald. Het kabinet is van mening dat het effectief uitvoeren van bepaalde overheidstaken bij het ontbreken van de registratie van de vreemde nationaliteit niet zodanig wordt belemmerd dat niet zou kunnen worden tegemoet gekomen aan het hiervoor genoemde belang van burgers bij het niet registreren van hun vreemde nationaliteit. Het kabinet meent echter dat met betrekking tot degenen die het Nederlanderschap door (bevestiging van) optie of door verlening (naturalisatie) hebben verworven, de beschikbaarheid van het gegeven over de vreemde nationaliteit wel onmisbaar is in verband met het uitvoeren van de eerder genoemde wetgeving en overheidstaken. Uitvoeringslasten en financiële gevolgen Na de inwerkingtreding van het voorstel zal, voor die gevallen waarin de gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit van de ingeschrevene niet meer in de basisregistratie zijn opgenomen, de instantie die de gegevens nodig heeft andere bronnen moeten gebruiken, zoals informatie van de burger zelf of informatie waarover de betrokken instantie uit andere hoofde al beschikt. Naar verwachting zullen de gevolgen voor de uitvoeringslasten en de financiële gevolgen voor de betrokken instanties beperkt zijn. Verder wordt verwacht dat de kosten en uitvoeringslasten van verwerking van verzoeken voor verwijdering van gegevens over de vreemde nationaliteit, zullen wegvallen tegen de vermindering van de structurele kosten en lasten als gevolg van het feit dat er vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Wbrp geen gegevens over de vreemde nationaliteit in de Brp hoeven te worden ingeschreven van personen die de Nederlandse nationaliteit van rechtswege hebben verkregen. Ook de gevolgen voor de lasten van de burger zullen beperkt zijn, omdat van hen slechts in een beperkt aantal gevallen door instanties, voor wie het gegeven betreffende de vreemde nationaliteit naast het Nederlanderschap van betrokkene toch van belang is voor de uitvoering van hun taak, gevraagd zal kunnen worden om de daarvoor noodzakelijke gegevens aan te leveren. Verder zullen degenen die een verzoek doen op grond van artikel 4.11a, tweede lid, de (overigens geringe) lasten ondervinden van het indienen van het verzoek. Consultatie en advies Deze nota van wijziging is ter advisering voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) en voor consultatie aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). Daarnaast zijn enkele reacties ontvangen in het kader van de gehouden internetconsultatie. Het CBP meent dat voldoende inzichtelijk is gemaakt dat de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit voor burgers die het Nederlanderschap door (bevestiging van) optie of door verlening (naturalisatie) hebben verworven - anders dan voor burgers die het Nederlanderschap van rechtswege hebben verkregen - onontbeerlijk is in verband met het uitvoeren van bepaalde wetgeving en overheidstaken. De in het wetsvoorstel opgenomen mogelijkheid voor reeds ingeschrevenen om op verzoek hun registratie aan te passen, behoeft volgens het CBP echter een nadere onderbouwing. Het registreren van de vreemde nationaliteit van personen die de Nederlandse nationaliteit van rechtswege hebben verkregen is, zo concludeert het CBP, blijkbaar niet (meer) noodzakelijk. Aangezien verwerking van niet noodzakelijke gegevens niet in overeenstemming is met de beginselen van de privacy, zoals die in de GBA en de BRP worden gevolgd, vraagt het CBP zich af waarom niet is gekozen voor het ambtshalve verwijderen van de gegevens over de vreemde nationaliteit van alle reeds ingeschreven personen die ook over de Nederlandse nationaliteit beschikken. In reactie op het advies van het CBP is hiervoor in deze toelichting een nadere onderbouwing gegeven van de gemaakte keuze in deze. De NVVB en de VNG hebben aangegeven het voorstel niet te ondersteunen en hebben het verzoek gedaan om geen vervolg te geven aan het voorstel. De NVVB en de VNG vinden het gemaakte onderscheid tussen de wijzen waarop personen de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, onvoldoende gemotiveerd. Zo is naar hun mening bijvoorbeeld het onderscheid niet consequent wat betreft de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap, omdat de informatie over de vreemde nationaliteit van belang is voor de eventuele intrekking van het Nederlanderschap van alle Nederlanders, ongeacht de wijze waarop zij het Nederlanderschap hebben verkregen. De NVVB en de VNG stellen in dit verband voorts dat het gemaakte onderscheid in strijd is met het non-discriminatiebeginsel van art. 5 van het Europese Verdrag inzake nationaliteit. De NVVB en de VNG wijzen er verder op dat overheidsorganen straks andere bronnen zullen moeten gebruiken om de vreemde nationaliteit van burgers te kunnen achterhalen, wat zal leiden tot beoordelingsverschillen en het niet toepassen van het vreemde recht bij onder andere huwelijks-, gezags- of afstammingsvraagstukken en de erkenning van buitenlandse rechtsfeiten. Dit speelt vooral een rol wanneer de tijd voor gemeenten ontbreekt om een onderzoek in te stellen naar de eventuele nationaliteiten bijvoorbeeld bij de geboorteaangifte van een kind. Daarnaast is het voor de NVVB en VNG onduidelijk hoe ingeschrevenen, die in het bezit zijn van een vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit, op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot het verwijderen van de gegevens over de vreemde nationaliteit uit de basisregistratie. Zij vragen ook hoe zij moeten omgaan met personen die bij nader inzien hun vreemde nationaliteit toch weer willen laten registreren en personen die juist staan op de registratie van hun vreemde nationaliteit in de basisregistratie, omdat zij hun nationaliteit moeten bewijzen bij (buitenlandse) autoriteiten. Voorts stellen zij dat het voorstel niet voorziet in de situaties waarin een persoon na de geboorte de Nederlandse nationaliteit van rechtswege verkrijgt door bijvoorbeeld adoptie of erkenning. Volgens de NVVB en de VNG zullen de uitvoeringslasten en financiële gevolgen niet beperkt zijn. Zij schatten dat de kosten van verwerking van enkele honderdduizenden verzoeken voor verwijdering van de vreemde nationaliteit kunnen oplopen tot vijf miljoen euro. Ook het extra werk dat voort zal vloeien uit het ontbreken van de vreemde nationaliteit bij een deel van de ingeschrevenen wat betreft het toepassen van het vreemde recht bij onder andere huwelijks-, gezags- of afstammingsvraagstukken, komt voor rekening van de gemeenten. Daarnaast stellen de NVVB en de VNG dat het voorstel tot een toename van de administratieve lasten van de burger leidt, omdat deze waar nodig het bezit van de vreemde nationaliteit zal moeten bewijzen. Ten slotte vinden de NVVB en de VNG dat onvoldoende rekening wordt houden met personen die geen bezwaar hebben tegen de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit. Zij verzoeken om af te zien van het voorstel. De door de NVVB en de VNG geschetste gevolgen voor overheidsorganen die straks op een andere manier aan gegevens moeten komen omtrent de vreemde nationaliteit van burgers, de veronderstelde uitvoeringslasten en financiële gevolgen voor gemeenten en het feit dat er ook personen zijn die geen bezwaar hebben tegen de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit worden, in het licht van hetgeen hiervoor in de paragraaf “Uitvoeringslasten en financiële gevolgen” is opgemerkt, zodanig ingeschat dat zij onvoldoende reden zijn om van de voorgestelde aanpassing van het wetsvoorstel Brp af te zien. Zoals vermeld treedt er voor de gemeenten ook een lastenverlichting op, omdat er vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Wbrp geen gegevens over de vreemde nationaliteit in de Brp hoeven te worden ingeschreven van personen die de Nederlandse nationaliteit van rechtswege hebben verkregen. Het kabinet is voorts van mening dat het voorstel en het gemaakte onderscheid tussen de wijze waarop het Nederlanderschap is verkregen, voldoende is gemotiveerd. Er is wat dat betreft ook geen strijdigheid met het non-discriminatiebeginsel van artikel 5 van het Europees Verdrag inzake Nationaliteit. Dat artikel heeft, blijkens de tekst en de toelichtende nota, betrekking op het maken van onderscheid in de nationaliteitsrechtelijke positie van Nederlanders. De registratie in de Brp is een feitelijke registratie en heeft geen rechtsgevolgen, ook niet voor de nationaliteitsrechtelijke positie. Van het maken van onderscheid in de nationaliteitsrechtelijke positie van Nederlanders, zoals de NVVB en de VNG stellen, is dan ook geen sprake. Verder verwacht het kabinet dat de administratieve lasten van de burger beperkt zullen zijn, omdat deze slechts in een beperkt aantal gevallen door Nederlandse overheidsorganisaties zal worden gevraagd om gegevens over de vreemde nationaliteit aan te leveren. De vragen van de NVVB en de VNG omtrent de praktische uitvoering kunnen als volgt worden beantwoord. Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal de Minister van BZK door communicatie in de landelijke media de betrokken personen op de hoogte te brengen van de daarin opgenomen mogelijkheid om te verzoeken om verwijdering van de vreemde nationaliteit. Wat betreft de vragen met betrekking tot personen die wellicht bij nader inzien hun vreemde nationaliteit toch weer zouden willen laten registreren en personen die staan op de registratie van hun vreemde nationaliteit in de Brp, is de reactie dat aan deze verzoeken, gezien het hiervoor in de toelichting genoemde uitgangspunt van een betrouwbare en consistente registratie van persoonsgegevens, geen gevolg kan worden gegeven. Het voorstel biedt alleen de mogelijkheid om op verzoek van een ingeschrevene de gegevens over de vreemde nationaliteit te laten verwijderen. indien het Nederlanderschap van betrokkene op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap niet door bevestiging van optie of door verlening door hem is verkregen. Verder geldt het wetsvoorstel voor alle personen die de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, of dit nu bij de geboorte is gebeurd of later, bijvoorbeeld ingeval van adoptie of erkenning. De reactie in het kader van de internetconsultatie stelt voor om verwijdering van de vreemde nationaliteit voor iedereen enkel nog op verzoek te doen. Hiervoor is in de toelichting al gemotiveerd dat die keuze niet is gemaakt vanwege het belang van een betrouwbare en consistente registratie van persoonsgegevens. Artikelsgewijs Het voornemen om een vreemde nationaliteit slechts naast de Nederlandse nationaliteit in de basisregistratie personen te registreren indien het Nederlanderschap door bevestiging van optie of door verlening is verkregen, leidt tot de voorgestelde aanpassingen van artikel 2.7, eerste lid, en 2.69, eerste lid, van het wetsvoorstel. In die artikelleden wordt immers bepaald welke gegevens in de Brp over een ingeschrevene worden opgenomen, waaronder gegevens over de nationaliteit. Uit de artikelen 2.14 (Nederlanderschap) en 2.15 (vreemde nationaliteit) van het wetsvoorstel volgt met toepassing van welke regels door het college van burgemeester en wethouders de nationaliteit van ingezetenen wordt opgenomen in de basisregistratie. Op grond van artikel 2.73 gelden deze bepalingen ook voor het bepalen van de nationaliteit van niet-ingezetenen door de aangewezen bestuursorganen en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie ook art. 2.71, eerste en derde lid). De bedoeling is, zoals vermeld, dat de beperking in de registratie van gegevens over de vreemde nationaliteit naast het Nederlanderschap gaat gelden met ingang van de datum waarop de Wbrp in werking zal treden. Dat betekent dat de nieuwe beperkte registratie enkel geldt voor de gegevens die over de nationaliteit in de basisregistratie worden opgenomen op grond van de Wbrp. In een nieuwe overgangsbepaling, artikel 4.11a, eerste lid, is bepaald dat strijdigheid van algemene gegevens over de nationaliteit die zijn opgenomen op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens met artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, geen reden is voor het college van burgemeester en wethouders om over te gaan tot verbetering, aanvulling of verwijdering van die gegevens. Daarmee wordt voorkomen dat ambtshalve alle bestaande vermeldingen van vreemde nationaliteiten naast het Nederlanderschap zouden moeten worden aangepast indien deze niet door bevestiging van optie of door verlening door betrokkenen zijn verkregen. Verwijdering van de vreemde nationaliteit, een procedure waarin (anders dan bij de hiervoor genoemde aanpassingen) zowel de actuele als de historische gegevens in de Brp worden verwijderd, is op grond van het tweede lid in deze gevallen wel mogelijk op verzoek van de ingeschrevenen van 16 jaar of ouder of op verzoek van de ouders, voogden of verzorgers voor inwonende minderjarigen jonger dan 16 jaar. Die leeftijdsgrens sluit aan bij de grens die in artikel 2.57 van het wetsvoorstel wordt gehanteerd voor het doen van een verzoek tot verwijdering van bepaalde gegevens in verband met adoptie of geslachtswijziging. Ook sluit deze leeftijdsgrens aan bij bijvoorbeeld artikel 2, vierde lid, van de RWN, op grond waarvan een kind van 16 jaar of ouder dat bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, of tegen de verlening of medeverlening van het Nederlanderschap, niet deelt in die (mede)verkrijging of (mede)verlening. Afhandeling van het verzoek geschiedt in afwijking van artikel 2.7, derde lid, op grond een algemeen gegeven dat eenmaal is opgenomen, opgenomen blijft. Op grond van het derde lid geldt dat de identiteit van de verzoeker deugdelijk moet worden vastgesteld. Zie daarover verder de toelichting bij artikel 2.55 van het wetsvoorstel. Op grond van het vierde lid geldt dat een verzoek wordt gedaan door ouders, voogden of verzorgers of curatoren, in geval van minderjarigen jonger dan 16 of onder curatele gestelden. Verder volgt uit de verwijzing naar artikel 2.60, aanhef en onderdeel g, dat een beslissing om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 4.11a, tweede lid, gelijkgesteld wordt met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor buiten twijfel is gesteld dat onder andere de rechtsbeschermingsbepalingen van de Awb daarop van toepassing zijn. Op grond van het vijfde lid moet terstond van de verwijdering mededeling worden gedaan aan de betrokkene. Het zesde lid zorgt voor een overeenkomstig regime voor niet-ingezetenen, waarbij de bevoegde autoriteit de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is. De procedurele bepalingen van artikel 2.79, eerste en tweede lid, zijn op deze verzoeken van overeenkomstige toepassing verklaard. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Dr. R.H.A. Plasterk Kamerstukken II 2011/2012, 33 219, nr. 3, p. 37 en Kamerstukken II 2011/2012, 27 859, nr. 57, p.3. Het verkrijgen van het Nederlanderschap door geboorte, erkenning of adoptie. Indien gegevens over de vreemde nationaliteit op verzoek worden verwijderd, worden zowel de actuele als de historische gegevens in de Brp verwijderd. PAGE 3 PAGE 1