33553 Adv RvSt inzake de Wet op de Kamer van Koophandel
Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D07450, datum: 2013-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z03544:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken
- Medeindiener: S.A. Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst
- Volgcommissie: algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-02-26 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-02-28 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-21 12:00: Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-05-14 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-05-16 13:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-06-12 11:30: Wet op de Kamer van Koophandel (33 553) Eerste Termijn Kamer (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-20 15:20: Wet op de Kamer van Koophandel (33 553) Re- en dupliek (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-25 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W15.12.0232/IV 's-Gravenhage, 14 september 2012 Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2012, no.12.001542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel), met memorie van toelichting. Het voorstel schept allereerst een wettelijke basis voor de ontwikkeling van digitale en fysieke ondernemerspleinen waar ondernemers terecht kunnen voor informatie, ondersteuning en advies over ondernemen en innoveren. Voorts worden de huidige twaalf kamers van koophandel, de vereniging Kamer van Koophandel Nederland en de stichting Syntens samengevoegd tot één organisatie met de status van een zelfstandig bestuursorgaan. Dit krijgt een raad van bestuur en een raad van toezicht. De leden van beide organen worden op voordracht van de raad van toezicht, door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) benoemd. Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers nemen zitting in een centrale adviesraad en in regionale raden om de Kamer van advies te dienen. Naast de bestaande taken krijgt de Kamer van Koophandel twee nieuwe taken: innovatiestimulering en het beheer van de ondernemerspleinen. Een herbezinning op de onderliggende activiteiten wordt aan de Kamer van Koophandel zelf overgelaten. Tot slot worden de bestaande wettelijke heffingen van inschrijfplichtigen afgeschaft, waardoor de financiering van de Kamer van Koophandel voortaan deels ten laste zal komen van de begroting van het ministerie van EL&I. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt onder meer opmerkingen over de inhoud en afbakening van de aan de Kamer toe te kennen taken. Voorts meent zij dat de wijziging van de bestuursstructuur waar het gaat om de participatie van vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties in het bestuur van de Kamer onvoldoende is gemotiveerd. In verband met haar opmerkingen is de Afdeling van oordeel dat aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Taken van de Kamer van Koophandel De nieuwe Kamer van Koophandel heeft tot doel het stimuleren van economische ontwikkeling door middel van het informeren en ondersteunen op het gebied van ondernemen en innovatie van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten. Naast de reeds bestaande taken van de kamers van koophandel krijgt de nieuwe Kamer van Koophandel twee nieuwe taken: innovatiestimulering en het beheer van de ondernemerspleinen. De Afdeling merkt in verband met de taken van de Kamer het volgende op. a. Afbakening van de facultatieve taken Op basis van het voorstel kan de Kamer van Koophandel facultatieve taken verrichten die als zodanig niet in het voorstel worden omschreven. Het moet dan gaan om taken die passen binnen de algemene doelstelling van de Kamer van Koophandel, maar kennelijk niet geschaard kunnen worden onder de andere taken van de Kamer. Ook de toelichting maakt niet duidelijk om welke taken het gaat. Wel wordt aangenomen dat het vooral reguliere economische activiteiten zal betreffen en dat de financiering van deze taken plaatsvindt tegen integrale kostprijstarieven. De Afdeling acht het van belang dat de toelichting nader inzicht biedt in de aard en omvang van deze mogelijke facultatieve taken en tevens aangeeft waarom dergelijke taken door de Kamer van Koophandel verricht zouden moeten worden. Hierbij is mede van belang dat, zoals ook de toelichting aangeeft, het Europeesrechtelijk en mededingingsrechtelijk beoordelingskader (waaronder de Wet markt en overheid) van de diverse activiteiten die de Kamer van Koophandel zal ontplooien, verschillend is. De Europeesrechtelijk en mededingingsrechtelijk regels laten lidstaten een zekere ruimte om diensten op een bepaalde manier in te richten; de wijze van inrichting bepaalt vervolgens het toetsingskader. De conformiteit met deze regels kan echter alleen goed worden beoordeeld en verzekerd als duidelijk is welke activiteiten de Kamer uitvoert. Met betrekking tot de facultatieve taken dreigt, zoals ook de toelichting aangeeft, het gevaar van ongewenste verstoring van de mededinging. In verband hiermee wordt in het voorstel ook voorzien in een additioneel toezichtsinstrument in de vorm van een mededingingsklachtmechanisme. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, en zo nodig, het voorstel aan te passen. b. Verhouding tot de taken van Agentschap NL De Afdeling merkt op dat de taken van de nieuwe organisatie gedeeltelijk overlap vertonen met die van Agentschap NL, een baten-lastendienst van het ministerie van EL&I. Dit is onder meer het geval waar het gaat om de voorlichtingsfunctie die Agentschap NL vervult via 'Antwoord voor bedrijven'. In de toelichting wordt opgemerkt dat wat betreft de dienstverlening aan ondernemers nauw zal worden samengewerkt met Agentschap NL. De toelichting geeft echter niet aan hoe de taakverdeling tussen beide organisaties zal zijn. Ook wordt niet ingegaan op de vraag of het wenselijk is dat de twee overheidsorganisaties, beide opererend onder de verantwoordelijkheid van de minister van EL&I, gelijksoortige taken uitvoeren. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, en zo nodig, het voorstel aan te passen. c. Het beheer van ondernemerspleinen De totstandkoming van ondernemerspleinen is, volgens de toelichting, gewenst omdat sprake is van systeemfalen; te weinig samenwerking tussen verschillende publieke en private partijen waardoor versnippering en voor ondernemers een suboptimale ondersteuning ontstaat. Zeker waar het gaat om een verbetering van de samenwerking tussen publieke partijen is, aldus de toelichting, overheidsinterventie gerechtvaardigd. Aansluiting van private partijen is, volgens de toelichting, vanzelfsprekend alleen aan de orde wanneer dat in het belang is van ondernemers en geen afbreuk doet aan het objectieve karakter van het ondernemersplein. Het is de Afdeling niet duidelijk waarom de Minister respectievelijk de Kamer van Koophandel zich niet beperkt tot facilitering van de publieke dienstverlening aan ondernemers en waarom het wenselijk zou zijn om via het digitale ondernemersplein of de fysieke ondernemerspleinen ook dienstverlening door private partijen te faciliteren. Het is daarbij tevens onduidelijk of een gecombineerd aanbod van publieke en private dienstverlening op de ondernemerspleinen niet zal leiden tot verwarring voor afnemers over de vraag of zij te maken hebben met een publieke dan wel een private voorziening. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, en zo nodig, het voorstel aan te passen. 2. Bestuursstructuur van de Kamer van Koophandel De samenvoeging van de kamers van koophandel en Syntens gaat gepaard met belangrijke wijzigingen in de bestuursstructuur van de organisatie. De algemene besturen van de kamers van koophandel bestaan op basis van de huidige wet uit vertegenwoordigers van ondernemers- en werknemersorganisaties. Ingevolge het voorstel zijn werkgevers- en werknemersorganisaties niet vertegenwoordigd in de raad van bestuur of de raad van toezicht van de nieuwe Kamer van Koophandel. Vertegenwoordigers van deze organisaties nemen uitsluitend zitting in de centrale adviesraad en de regionale (advies)raden. Zij participeren niet in de besluitvorming. Deze wijziging binnen de interne organisatie verandert, naar het oordeel van de Afdeling, in belangrijke mate het karakter van de Kamer van Koophandel. De rechtstreekse verbanden tussen het bestuur van de Kamer van Koophandel en de ondernemers en werknemersorganisaties worden doorgesneden. De Afdeling begrijpt de toelichting aldus dat professionaliteit en slagvaardigheid van het bestuur een motief is geweest om geen vertegenwoordigers uit ondernemers- en werknemersorganisaties meer op te nemen in het bestuur. Of dit ook daadwerkelijk zo is en waarom vertegenwoordiging van ondernemers- en werknemersorganisaties in het nieuwe (kleine) bestuur van de Kamer van Koophandel aan de professionaliteit en slagvaardigheid daarvan in de weg zou staan, is evenwel niet duidelijk. Ook in de evaluatie van de wetswijziging van 1 januari 2008 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken heeft de Afdeling geen argumenten aangetroffen om in het bestuur van de Kamer van Koophandel geen vertegenwoordigers van ondernemers en werknemersorganisaties op te nemen. Zo is niet duidelijk of mogelijk eisen uit de Kaderwet zelfstandige bestuurorganen ten grondslag hebben gelegen aan deze keuze. De Afdeling merkt voorts op dat als gevolg van de wijziging van de bestuursstructuur 'participatie van maatschappelijke organisaties' (een van de redenen voor de instelling van een zbo) geen leidend motief kan zijn voor de vormgeving van de organisatie als een zelfstandig bestuursorgaan. Daar het de Afdeling uit de toelichting ook niet duidelijk wordt in hoeverre in casu sprake is van strikt regelgebonden uitvoering van wettelijke taken (er wordt in tegendeel gesproken van discretionaire bevoegdheid van de Kamer), meent de Afdeling dat de vormgeving van de Kamer van Koophandel als zelfstandig bestuursorgaan beter moet worden gemotiveerd. De Afdeling adviseert de bovengenoemde verandering in de bestuursstructuur en de vormgeving van de Kamer als zelfstandig bestuursorgaan nader te motiveren. 3. Instelling van de ondernemerspleinen Op grond van het voorstel stelt de Kamer regionale ondernemerspleinen in. Tevens stelt de Minister van EL&I een digitaal ondernemersplein in. Daarbij bepaalt het voorstel dat de Minister voor alle rechtshandelingen en handelingen ten behoeve van instelling en instandhouding van het digitaal ondernemersplein aan de Kamer mandaat, volmacht onderscheidenlijk machtiging kan verlenen. De toelichting maakt, naar het oordeel van de Afdeling, onvoldoende duidelijk waarom de Minister wordt belast met de instelling van het digitale ondernemersplein en de Kamer van Koophandel met de instelling van de fysieke ondernemerspleinen, te meer nu het voorstel kennelijk beoogt ook het digitale ondernemersplein door de Kamer van Koophandel te doen uitvoeren. In het bijzonder is niet duidelijk waarom, zoals de toelichting aangeeft, de verantwoordelijkheid van de Minister voor de toegang voor ondernemers tot de eOverheid een andere is dan diens verantwoordelijkheid voor de toegang voor ondernemers tot de fysieke ondernemerspleinen en waarom dit aanleiding vormt voor de voorgestelde taaktoedeling. De Afdeling adviseert overtuigend te motiveren waarom de minister wordt belast met de instelling van het digitale ondernemersplein, en zo nodig het voorstel aan te passen. 4. Taken en activiteiten In de toelichting is een algemene beschrijving van de taken van de Kamer van Koophandel opgenomen. In het kader daarvan wordt een breed scala aan activiteiten ondernomen. Daarover zal een grondige herbezinning plaatsvinden ('back to basics') op basis van een door de Kamer te ontwikkelen toetsingskader. De herbezinning op de activiteiten van de Kamer van Koophandel wordt hiermee geheel aan de organisatie zelf overgelaten. In de toelichting wordt niet duidelijk aangegeven welke soort activiteiten al dan niet gerekend worden tot het takenpakket van de Kamer. Daarbij komt dat de Minister volgens artikel 26 tweede lid zijn 'standpunt' omtrent het – eenmaal in de vijf jaren op te stellen meerjarenprogramma – ter kennis brengt van de Kamer. Het is de Afdeling niet duidelijk wat de status is van dit 'standpunt' van de Minister. Gelet op de algemene verantwoordelijkheid van de Minister voor het functioneren van het zelfstandig bestuursorgaan en de wijze van uitvoering van de desbetreffende wettelijke taken ligt het voor de hand dat hij zijn instemming verleent met in elk geval de hoofdlijnen van het beleid. De Afdeling meent daarom dat het voorstel zou moeten bepalen dat het meerjarenprogramma door de Minister wordt goedgekeurd. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 5. Het regionaal meerjarenprogramma Het voorstel bepaalt dat de regionale raden een regionaal meerjarenprogramma en een regionaal activiteitenplan opstellen. Waar het voorstel bepaalt dat het regionaal activiteitenplan als advies dient voor de Kamer met betrekking tot de taak de regionale economische ontwikkeling te stimuleren, is op grond van het voorstel de status van het regionale meerjarenprogramma niet duidelijk. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 6. Wijziging Waterschapswet Het voorstel wijzigt artikel 14, derde lid, van de Waterschapswet. Deze wijziging heeft tot gevolg dat de Kamer van Koophandel de persoon aanwijst die 'degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte' vertegenwoordigt in het algemene bestuur van het waterschap. Gelet op de nieuwe interne bestuursstructuur van de Kamer van Koophandel, hierboven beschreven onder punt 2, is niet zonder meer duidelijk waarom deze vertegenwoordiger nog door de Kamer van Koophandel wordt aangewezen. Ondernemers zijn immers niet in het bestuur van de Kamer van Koophandel vertegenwoordigd. De Afdeling adviseert het voorstel, op dit onderdeel, opnieuw te bezien. 7. Omvang van de financiering ten laste van de begroting van EL&I De toelichting vermeldt niet hoe groot het bedrag is dat als gevolg van de herziening van de wijze van financiering ten laste komt van de begroting van het Ministerie van EL&I. Hoewel de Kamer hier eerder over is geïnformeerd, meent de Afdeling dat deze informatie ook in de toelichting moet worden opgenomen. De toelichting bij een voorstel moet immers zelfstandig leesbaar zijn en inzicht geven in de meest relevante gevolgen en effecten van een voorstel. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W15.12.0232/IV met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel 1 een definitie van 'Kamer' toevoegen. Paragraaf 4 van de toelichting en het voorstel met elkaar in overeenstemming brengen op het punt van de voordracht van leden van de centrale adviesraad en de regionale raden. Artikel 7, eerste lid, als volgt formuleren: Onze Minister benoemt de leden van de Kamer op voordracht van de raad van toezicht. Artikel 2. Artikel 38. Artikel 37 bevat een aantal nader omschreven facultatieve taken. Paragrafen 2 en 7 van de toelichting. Paragraaf 7 van de toelichting. Zo kan alleen sprake zijn van een dienst van algemeen economische belang in de zin van artikel 106, lid 2, VWEU, als de betreffende onderneming uitdrukkelijk met een specifieke taak is belast. De artikelen 39 en 40. Paragraaf 2 van de toelichting. Paragraaf 2 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. Paragraaf 3 en 4 van de toelichting. Bijlage bij Kamerstukken II 2009/10, 32 004, nr. 2. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bepaalt dat een zelfstandig bestuursorgaan uitsluitend worden ingesteld indien: a. er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid; b. er sprake is van strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele gevallen; c. participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard van de betrokken bestuurstaak bijzonder aangewezen moet worden geacht. Artikel 4. Artikel 5. Artikelsgewijze toelichting bij artikel 5. Paragraaf 2 van de toelichting. Artikel 30. Artikel 63. Kamerstukken II 20011/12, 32004, nr. 3, blz. 6. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........