[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” zoekmachine] [wat is dit?]

Kosten en baten verhoging kwalificatieplichtige leeftijd

Bijlage

Nummer: 2013D15850, datum: 2013-04-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Uitkomsten verkenning verlenging van de kwalificatieplicht (2013D15849)

Preview document (šŸ”— origineel)


Kosten en baten 

verhoging kwalificatieplichtige leeftijd







  DOCPROPERTY _datum  Datum 

15 april 2013

  DOCPROPERTY _nummerkenmerk   

  DOCPROPERTY nummerkenmerk   





Inleiding

Aanleiding

Vanuit de gemeente Rotterdam en de Tweede Kamer is de wens geuit om te
kijken naar de opties om de maximumleeftijd van de kwalificatieplicht
(experimenteel) te verhogen van 18 naar 23 jaar. Om een beter beeld te
krijgen van de wenselijkheid, mogelijkheden en consequenties van deze
maatregel, heeft het ministerie van OCW een verkennend onderzoek
uitgevoerd. Onderdeel van de verkenning is deze analyse van de kosten en
baten van de maatregel.

Achtergrond

Op grond van de kwalificatieplicht is iedere jongere tot zijn of haar
18e levensjaar verplicht om naar school te gaan zolang hij of zij nog
geen startkwalificatie heeft (minimaal een mbo2, havo of vwo-diploma).
In lijn met het verzoek vanuit de gemeente Rotterdam en de Tweede Kamer
is in deze analyse gekeken naar de kosten en baten wanneer de
kwalificatieplicht tot 23 jaar zou gelden. 

Doel

Doel van deze analyse is inzicht te krijgen in de directe kosten en
baten die gepaard gaan met een verhoging van de kwalificatieplichtige
leeftijd. Daartoe is gekeken naar de verwachte effecten op het aantal
leerlingen dat door de maatregel langer in het onderwijs blijft, het
aantal extra startkwalificaties dat hierdoor wordt behaald en de kosten
die dit met zich meebrengt van extra bekostiging, studiefinanciering en
handhaving. 

Dit onderzoek geldt nadrukkelijk als een verkenning omdat er een aantal
aannames moeten worden gemaakt die invloed hebben op de analyses.

Methoden

In deze analyse wordt de groep vsvā€™ers van 18 jaar en ouder uit
2010-2011 als uitgangspunt genomen. Op basis van kenmerken van deze
groep (o.a. leeftijd, niveau), onderzoek naar oorzaken van schooluitval
en gesprekken die in het kader van deze verkenning zijn gevoerd met
gemeenten, mbo-instellingen en leerlingorganisaties wordt een
inschatting gemaakt van het aantal vsvā€™ers dat door de maatregel
langer in het onderwijs blijft en het aandeel dat uiteindelijk ook een
startkwalificatie behaalt. We vergelijken daarbij de opbrengst van het
huidige beleid met de verwachte baten van een verhoging van de
kwalificatieplichtige leeftijd (hoofdstuk 2).

Op basis van de leerlingaantallen uit de batenanalyse worden vervolgens
de kosten berekend die gemoeid zijn met het verhogen van de
kwalificatieplichtige leeftijd naar 23 jaar (hoofdstuk 3). Op basis van
het aantal leerlingen dat langer in het onderwijs blijft en het aantal
onderwijsjaren dat ze nog nodig hebben om een startkwalificatie te
behalen wordt een berekening gemaakt van de extra bekostiging (paragraaf
3.1.2) en studiefinanciering (paragraaf 3.1.3). Daarbij wordt rekening
gehouden met jongeren die langer in het onderwijs blijven, maar op
termijn toch uitvallen. Tot slot wordt op basis van leerlingaantallen
een berekening gemaakt van de kosten voor handhaving (paragraaf 3.1.4).

Baten

2.1	Doelgroep

In lijn met het verzoek vanuit de gemeente Rotterdam gaan we er bij de
berekening van de kosten en baten vanuit dat de kwalificatieplichtige
leeftijd verhoogd zou worden naar 23 jaar. Dat betekent dat de
kwalificatieplicht van toepassing is op alle jongeren van 18, 19, 20, 21
en 22 jaar, met uitzondering van jongeren die zijn vrijgesteld voor de
leerplicht/kwalificatieplicht. 

De meeste jongeren in deze leeftijd gaan gewoon naar school. Recente
vsv-cijfers laten zien dat 6,9% voortijdig het onderwijs verlaat. Het
gaat om 32.033 leerlingen in 2010-2011 (tabel 1). Deze groep wordt in
potentie beĆÆnvloed door een verhoging van de kwalificatieplichtige
leeftijd.

Tabel 1		Aantal vsvā€™ers 18 jaar en ouder

	Leerlingen 	Aantal vsv	Percentage vsv

18	161.126	11.497	7,1

19	110.072	8.279	7,5

20	80.153	5.731	7,2

21	52.046	3.856	7,4

22	31.791	2.670	8,4

Totaal 18+	435.188	32.033	7,4



2.2	Huidige situatie

Om een beter beeld te krijgen van de baten van een verhoging van de
kwalificatieplichtige leeftijd is 

het van belang eerst inzicht te krijgen in de baten van het huidige
beleid.  

Het aantal vsvā€™ers van 18 jaar en ouder is de afgelopen jaren gedaald
van 8,5% (34.728 leerlingen) in 2005-2006 naar 7,4% (32.033 leerlingen)
in 2010-2011. Per jaar is het aantal vsvā€™ers van 18 jaar en ouder
daarmee gemiddeld met 2,5% gedaald. Ervan uitgaande dat deze
ontwikkeling zich voortzet, daalt het aantal vsvā€™ers ook zonder
aanvullend beleid met circa 500 leerlingen per jaar. 

Daarnaast zien we dat een deel van de huidige vsvā€™ers op termijn uit
eigen beweging weer terugkeert naar het onderwijs. Uit onderzoek van
ECBO blijkt dat 37 procent van de vsvā€™ers binnen drie jaar terugkeert.
12,5% van deze jongeren behaalt binnen een jaar ook een
startkwalificatie. De overige terugkeerders bevinden zich nog in het
onderwijs (62,5%) of zijn opnieuw uitgevallen (25%). Het lijkt plausibel
dat uiteindelijk de helft van de terugkeerders uitvalt en de helft een
startkwalificatie behaalt. Bij de huidige vsv-cijfers gaat het dan om
5.926 startkwalificaties. 

Op basis van deze gegevens kan worden verwacht dat met continuering van
het huidige beleid, van de 32.033 nieuwe vsvā€™ers, uiteindelijk 6.426
alsnog een startkwalificatie behalen (tabel 2).

Tabel 2		Baten huidige situatie, in aantal startkwalificaties

	Startkwalificaties

Huidig vsv-beleid	500

Terugkeerders	5.926

Baten in aantal startkwalificaties 	6.426

	

2.3	Verhoging kwalificatieplichtige leeftijd

Op basis van onderzoek naar oorzaken van schooluitval en gesprekken met
gemeenten, mbo-instellingen en leerlingorganisaties is een berekening
gemaakt van het aantal huidige vsvā€™ers dat door de maatregel langer in
het onderwijs blijft en het aandeel dat uiteindelijk ook een
startkwalificatie behaalt. In onderstaande beschrijving en tabel 3 is
deze berekening uitgewerkt.

Zoals gezegd heeft de maatregel potentieel effect op 32.033 vsvā€™ers
van 18 jaar en ouder. Een deel van deze jongeren zal naar verwachting
ook met een kwalificatieplicht niet langer in het onderwijs blijven. Zij
staan bijvoorbeeld ingeschreven bij een particuliere instelling en zijn
in feite geen vsvā€™er of vallen uit om verklaarbare redenen.
Bijvoorbeeld omdat zij als asielzoeker/nieuwkomer tijdelijk in Nederland
aangepast onderwijs volgen, als examendeelnemer nog maar een enkel
onderdeel hoeven te doen of omdat zij al een lange weg in het onderwijs
achter de rug hebben. In totaal gaat het om 6.617 leerlingen.

We gaan ervan uit dat de overige 25.416 huidige vsvā€™ers door de
verplichting in ieder geval langer in het onderwijs blijven. Uit
gesprekken die we in het kader van deze verkenning hebben gevoerd met
gemeenten, mbo-instellingen en leerling-organisaties blijkt dat een
aanzienlijk deel van dit aantal naar verwachting echter geen
startkwalificatie zal behalen. Vrijwel unaniem geven de experts aan dat
een verhoging van de kwalificatieplicht, met het huidige onderwijsaanbod
en vsv-beleid, op het merendeel van de vsvā€™ers weinig effect zal
hebben. Zij hebben te maken met problemen buiten de school (ziekte,
psychische problemen, verslaving, schulden, etc), zijn genoodzaakt tot
werk (gezinsinkomen), zijn cognitief niet in staat tot het behalen van
een startkwalificatie of passen niet binnen het huidige onderwijs en
zijn daardoor zeer gedemotiveerd. Een onderwijsverplichting lost deze
problemen niet op en zal volgens de experts op deze harde kern van
voortijdig schoolverlaters weinig indruk maken. Veel jongeren zullen
daarom volgens hen ook bij een langere kwalificatieplicht naar verloop
van tijd toch uitvallen.

Ook onderzoek van onder andere ROA laat zien dat er bij schooluitval
vaak veel meer problemen spelen dan alleen schoolgerelateerde oorzaken.
Op basis van de expertgesprekken is gekeken bij welke redenen om te
stoppen een kwalificatieplicht kan werken als stok achter de deur en bij
welke redenen de jongeren ondanks de verplichting toch zullen stoppen.
Op basis van data van ROA over het aantal uitvallers per reden, kan
vervolgens een berekening worden gemaakt van het aantal jongeren dat
alsnog zal uitvallen (zie bijlage 1): 

54% van de jongeren valt naar verwachting uit als gevolg van
privƩproblematiek (bv. ziekte, gezinsproblemen of zwangerschap) of
problemen met leraren, schoolleiding of andere leerlingen. We spreken in
dit geval van klassieke risicoleerlingen (Eimers & Bekhuis, 2006).  

10% van de  jongeren kiest er naar verwachting bewust voor om te gaan
werken of zijn hiertoe genoodzaakt als gevolg van hun financiƫle
situatie. Zij hebben bijvoorbeeld zelf al een gezin te onderhouden. We
spreken in dit geval van opstappers (Eimers & Bekhuis, 2006).  

Daarnaast weten we dat van de 32.033 vsvā€™ers van 18 jaar en ouder:

- 	1.700 vsvā€™ers zijn doorgestroomd vanuit het praktijkonderwijs. Deze
jongeren behalen in het mbo in de meeste gevallen geen
startkwalificatie.

-  	10% van de jongeren gezien hun leeftijd niet in staat is om voor hun
23e levensjaar een startkwalificatie te halen. De kans is groot dat zij
op hun 23e alsnog stoppen met de opleiding voordat zij een
startkwalificatie hebben behaald.

We gaan ervan uit dat deze jongeren op termijn ook zullen uitvallen. De
aantallen zijn daarbij evenredig verdeeld over het aantal klassieke
risicoleerlingen en het aantal opstappers.  

Wanneer we ervan uitgaan dat de bovenstaande groepen opstappers en
klassieke risicoleerlingen ondanks de kwalificatieplicht op termijn toch
uitvallen, blijft een groep van 8.279 jongeren over. Deze jongeren
blijven door de verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd langer
in het onderwijs en behalen hiermee ook een startkwalificatie. Het gaat
daarbij vooral om jongeren waarbij de opleiding niet voldeed aan de
verwachtingen of jongeren die van opleiding wilde wisselen. Deze
jongeren zijn volgens de experts door de kwalificatieplicht minder snel
geneigd om te stoppen.

Tabel 3	Aantal vsvā€™ers dat langer in het onderwijs blijft en een
startkwalificatie behaalt

	Aantal vsvā€™ers 18+ 	32.033

Deze leerlingen worden niet beĆÆnvloed door de maatregel	Staat
ingeschreven op particuliere instelling of valt uit om verklaarbare
reden.	-6.617

	Aantal vsvā€™ers dat langer in het onderwijs blijft	25.416

Deze leerlingen vallen op termijn alsnog uit	Uitval opstappers (werk)
-3.327

	Uitval klassieke risicoleerlingen	-13.810

	Baten in aantal startkwalificaties	8.279



2.4				Conclusie baten

Bij een verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd tot 23 jaar
behalen naar verwachting 8.279 van de huidige 32.033 vsvā€™ ers van 18
jaar en ouder een startkwalificatie. Het merendeel van de vsvā€™ers zal
weliswaar langer in het onderwijs blijven door de verplichting, maar als
gevolg van (privƩ)problematiek alsnog uitvallen. Het gaat in totaal om
17.137 vsvā€™ers. Een deel van de vsvā€™ers (6.617 vsvā€™ers) zal in het
geheel geen gehoor geven aan de plicht en direct uitvallen.

Omdat het huidige vsv-beleid in dit geval ook zal worden doorgezet, zijn
de 8.279 startkwalificaties niet allemaal toe te schrijven aan de
maatregel. Bij het huidige beleid behalen van de 32.033 vsvā€™ers
uiteindelijk 6.426 alsnog een startkwalificatie. Het gaat hierbij
volgens de experts grotendeels om dezelfde jongeren. Per saldo betekent
dit dat er door een verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd per
jaar structureel 1.853 extra startkwalificaties worden behaald (tabel
4).

Tabel 4	Baten verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd, in extra
startkwalificaties 

	Startkwalificaties

Verhoging kwalificatieplichtige leeftijd 	8.279

Huidige situatie 	-6.426

Baten in startkwalificaties	1.853

3.	Kosten

3.1	Algemeen

	Op basis van de leerlingaantallen uit de batenanalyse kunnen we de
kosten berekenen die gemoeid zijn met het verhogen van de
kwalificatieplichtige leeftijd naar 23 jaar. 

Daarbij maken we onderscheid tussen kosten voor:

Bekostiging voor de extra leerlingen in het onderwijs

Kosten voor het verstrekken van studiefinanciering aan extra leerlingen

Kosten voor handhaving van de kwalificatieplicht

Paragraaf 3.5 geeft een overzicht van de totale kosten.

We gaan er daarbij vanuit dat:

de mbo-leerlingen die door de maatregel langer in het onderwijs blijven
dezelfde opleiding volgen als waar ze mee waren gestopt wanneer ze
uitvallen.

de vo-leerlingen die door de maatregel langer in het onderwijs blijven
zich inschrijven op het mbo, omdat hun mogelijkheden in het vo zijn
uitgeput.

het aantal onderwijsjaren dat leerlingen nog nodig hebben om een
startkwalificatie te behalen afhankelijk is van de leeftijd van de
leerling, het niveau van de opleiding, de leerweg en het aantal
verblijfsjaren op het mbo. Daarbij is de tijdsduur tot een
startkwalificatie van leerlingen uit 2007-2008 gekoppeld aan de
onderwijspositie van de huidige vsvā€™ers uit 2010-2011 (bijlage 2).

de leerlingen die door de maatregel langer in het onderwijs blijven,
maar als gevolg van (privƩ)problematiek toch uitvallen, dit verspreid
over vier schooljaren doen. Na vier schooljaren zijn alle jongeren uit
het eerste cohort 23 jaar of ouder en worden niet meer als vsvā€™er
geteld.

de kosten per deelnemer per jaar voor leerlingen in de
Beroepsopleidendeleerweg (BOL) ā‚¬7.800 bedragen en voor leerlingen in
de Beroepsbegeleidendeleerweg (BBL) ā‚¬3.400.

3.2	Bekostiging voor de extra leerlingen in het onderwijs

De extra benodigde bekostiging kan worden berekend op basis van de
verwachtingen over het aantal leerlingen dat langer in het onderwijs
blijft (paragraaf 2.2), en het aantal onderwijsjaren dat ze nog nodig
hebben om een startkwalificatie te behalen (bijlage 2). Daarbij worden
de jongeren die onderweg uitvallen (paragraaf 2.2) in mindering
gebracht. Deze berekening is zowel gemaakt voor het jaar van invoering
van de maatregel (jaar 1) als de jaren hierna. Ter verduidelijking geven
we in tabel 5 eerst het aantal extra te bekostigen leerlingen per jaar
weer voor Ć©Ć©n cohort leerlingen. Dat wil zeggen voor een onderwijsjaar
vsvā€™ers die door de maatregel langer in het onderwijs blijven. 

Tabel 5	Aantal extra bekostigde jongeren per jaar, Ć©Ć©n cohort
leerlingen

	 Jaar van invoering	Jaar 2	Jaar 3	Jaar 4

BOL	 17.035 	 12.349 	 7.612 	 3.292 

BBL	 6.204 	 4.269 	 2.521 	 1.131 

Totaal	23.239	16.618	10.133	4.423



Per jaar neemt het aantal leerlingen af doordat een deel een
startkwalificatie heeft behaald en doordat een deel uitvalt als gevolg
van (privƩ)problemen. Figuur 1 toont voor ƩƩn cohort leerlingen welk
deel van de jongeren in welk jaar uitvalt of een startkwalificatie
behaalt. Bijlage 3 bevat een overzicht van het totaal aantal extra
inschrijvingen en uitschrijvingen (startkwalificatie of vsv) bij een
structurele verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd. 

Figuur 1	Aantal in- en uitschrijvingen per jaar, Ć©Ć©n cohort leerlingen
1

Tabel 6 geeft het aantal extra te bekostigen leerlingen weer wanneer de
maatregel structureel ingevoerd wordt. Deze aantallen lopen op, doordat
ieder jaar weer een nieuwe groep vsvā€™ers langer in het onderwijs
blijft.

Ter illustratie: In jaar 2 bij BOL gaat het om 12.349 leerlingen die
voor het tweede jaar extra in het onderwijs zitten en 17.035 nieuwe
extra leerlingen die in het onderwijs blijven. 4686 leerlingen zijn
uitgevallen of hebben al een startkwalificatie behaald.  

Tabel 6	Aantal extra bekostigde jongeren per jaar, structurele invoering

	Jaar van invoering	Jaar 2	Jaar 3	Structureel

BOL	   17.035 	   29.384 	   36.996 	   40.288 

BBL	     6.204 	   10.473 	   12.994 	   14.125 

Totaal	23.239	39.857	49.990	54.413



Door deze aantallen te vermenigvuldigen met de kosten voor 1 student per
jaar (BOL ā‚¬7.800 per jaar, BBL ā‚¬3.400 per jaar) kan een berekening
worden gemaakt worden van de kosten voor de extra bekostiging door de
maatregel. Tabel 7 geeft de kosten weer per jaar vanaf het jaar van
invoering van de maatregel.

Tabel 7	Kosten extra bekostiging als gevolg van verlenging van de
kwalificatieplicht

	BOL	BBL	Totaal

	Eerste jaar	ā‚¬130 miljoen	ā‚¬20 miljoen	ā‚¬150 miljoen

	Tweede jaar	ā‚¬229 miljoen	   ā‚¬36 miljoen	   ā‚¬265 miljoen

	Derde jaar	ā‚¬289 miljoen	   ā‚¬44 miljoen	   ā‚¬333 miljoen

	Structureel	ā‚¬314 miljoen	   ā‚¬48 miljoen	ā‚¬362 miljoen

	

Het eerste jaar bedraagt de extra bekostiging ā‚¬150 miljoen, in de drie
jaren hierna loopt dit op tot structureel ā‚¬362 miljoen per jaar.

3.3				Kosten voor het verstrekken van studiefinanciering aan extra
leerlingen

Deelnemers op het mbo van 18 jaar en ouder ontvangen studiefinanciering
als zij ingeschreven staan op BOL-voltijd. Op niveau 1 en 2 ontvangen de
deelnemers een gift voor onbeperkte tijd. Op niveau 3 en 4 geldt een
prestatiebeurs. Dit houdt in dat zij studiefinanciering ontvangen
gedurende de duur van de opleiding. Behalen zij binnen de vier jaar een
diploma op niveau 3 of 4 dan wordt de ontvangen prestatiebeurs omgezet
in een gift. Behalen zij geen diploma, dan zullen deelnemers de
ontvangen prestatiebeurs moeten terugbetalen. 

Per maand ontvangt een deelnemer op het mbo een basisbeurs van ā‚¬75
wanneer hij thuis woont en ā‚¬246 wanneer hij uit huis woont. Hiernaast
is het mogelijk een aanvullende beurs te ontvangen in het geval de
ouders van de deelnemer niet genoeg inkomen hebben. De hoogte van de
aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van de ouders.

Om de extra kosten aan studiefinanciering te berekenen nemen wij de
populatie deelnemers op niveau 1 en 2 die een gift ontvangen en de
deelnemers op niveau 3 en 4 die een diploma behalen op niveau 3 of 4. De
deelnemers die geen diploma behalen op niveau 3 of 4 moeten hun
studiefinanciering terugbetalen, waardoor er in feite geen kosten aan
verbonden zijn.

Van de ruim 25.000 vsvā€™ers die enkele jaren langer ingeschreven zouden
blijven als gevolg van de invoering van de kwalificatieplicht, ontvangt
64% studiefinanciering. Hiervan ontvangt 55% een gift en 45% een
prestatiebeurs. De meeste van de huidige vsvā€™ers ontvangen enkel een
basisbeurs. Ruim 40% ontvangt bovenop de basisbeurs ook een aanvullende
beurs of leent extra bij. Driekwart van de huidige vsvā€™ers woont
thuis, zij ontvangen dus  ā‚¬75,- euro per maand. Een kwart van de
huidige vsvā€™ers ontvangt ā‚¬246,- per maand omdat zij uit huis wonen.
Hierboven komt de aanvullende beurs. Ongeveer een kwart van de huidige
vsvā€™ers ontvangt ook een aanvullende beurs, al dan niet in combinatie
met een lening. Deze aanvullende beurs bedraagt gemiddeld ruim ā‚¬40,-
per maand voor een thuiswonende deelnemer en ā‚¬60,- per maand voor een
deelnemer die uit huis woont.

Aangenomen dat een deelnemer de jaren dat hij of zij extra op school zit
vol maakt en dus 12 maanden per jaar op school verblijft, bedragen de
extra kosten aan studiefinanciering voor de huidige groep vsvā€™ers in
BOL-voltijd op niveau 1 en 2 bij invoering ā‚¬23 miljoen en op niveau 3
en 4 ā‚¬7,6 miljoen. Na invoering loopt dit bedrag door de stijgende
leerlingaantallen op naar in totaal ā‚¬72 miljoen structureel (tabel 8).

Tabel 8	Extra kosten studiefinanciering bij verhoging
kwalificatieplichtige leeftijd

	Jaar van invoering	Jaar 2	Jaar 3	Structureel

Niveau 1/2	ā‚¬23 miljoen	ā‚¬39,8 miljoen	ā‚¬49,6 miljoen	ā‚¬54,1 miljoen

Niveau 3/4	ā‚¬7,6 miljoen	ā‚¬13,2 miljoen	ā‚¬16,4 miljoen	ā‚¬17,9
miljoen

Totaal	ā‚¬30,6 miljoen	ā‚¬53 miljoen 	ā‚¬66 miljoen  	ā‚¬72 miljoen



Kosten voor handhaving

De verlenging van de kwalificatieplicht betekent een intensivering van
de taken van de huidige RMC-functie en een uitbreiding van deze taken
voor de handhaving van de kwalificatieplicht tot 23 jaar. Gebaseerd op
de richtlijnen van Ingrado voor respectievelijk de RMC- en de
leerplichtfunctie is een berekening gemaakt van het extra benodigde
personeel. Uitgaande van het aantal vsvā€™ers zal 56 fte extra nodig
zijn aan personeel. Uitgaande van gemiddelde kosten van ā‚¬ 90.000 per
fte bedragen de totale extra investeringen dan circa ā‚¬ 5 miljoen per
jaar.

Tabel 9 geeft de richtlijn van Ingrado weer voor de gewenste formatie
voor de RMC-functie 

Tabel 9	Richtlijn gewenste formatie Leerplicht-functie

Gewenste formatie per functie	Op aantal jongeren 16-22 jaar bij
gemiddelde zwaarte van casuĆÆstiek 

1 FTE RMC coƶrdinatie 	Op 31.068 jongeren van 16 t/m 22 jaar

1 FTE RMC trajectbegeleiding 	Op 7.816 jongeren van 16 t/m 22 jaar

1 FTE RMC administratie 	Op 20.040 jongeren van 16 t/m 22 jaar

1 FTE RMC registratie automatisering	Op 94.630 jongeren van 16 t/m 22
jaar



De meest recente bevolkingsdata van CBS geeft aan dat er momenteel
1.333.695 jongeren zijn tussen de 16 en 23. Op basis van dit aantal kan
de benodigde landelijke formatie worden berekend voor de huidige
RMC-functie. Tabel 10 laat zien dat in totaal 295 fte worden begroot
voor de huidige RMC-functie.

Tabel 10	Benodigde formatie RMC

Gewenste formatie per functie landelijk

1.333.695/ 31.068	43 FTE RMC coƶrdinatie

1.333.695/ 7.816	171 FTE RMC trajectbegeleiding

1.333.695/ 20.040	67 FTE RMC administratie

1.333.695/ 94.630 	14 FTE RMC registratie-automatisering 

	295 FTE RMC totaal



Op basis van de richtlijn voor de leerplicht/kwalificatieplicht-functie
kan nu worden berekend hoeveel extra fte nodig is voor de intensivering
van de functie en uitbreiding van de functie met handhaving van de
kwalificatieplicht. Ingrado hanteert een richtlijn van 1 fte
leerplichtfunctie op 3.800 leerplichtigen. Op basis van het huidige
aantal jongeren tussen de 16 en 23 betekent dit landelijk een aantal van
351 fte (1.333.695 / 3.800). 

Dat betekent een toename van 56 extra fte als gevolg van de verlengde
kwalificatieplicht. Uitgaande van gemiddelde kosten van 90.000 per
leerplichtambtenaar bedraagt de extra kostenpost voor de handhaving dan
ā‚¬5.040.000 (56 x 90.000).

3.5	Conclusie kosten

In totaal kost de maatregel bij invoering ā‚¬185 miljoen. Als gevolg van
de opstapeling aan extra leerlingen in de opvolgende jaren lopen deze
kosten door extra bekostiging en studiefinanciering op naar structureel
ā‚¬439 miljoen. 

Tabel 11 		Kosten verhoging kwalificatieplichtige leeftijd

	bekostiging	studiefinanciering	handhaving	totaal

Eerste jaar	ā‚¬150 miljoen 	ā‚¬30 miljoen 	ā‚¬5 miljoen	ā‚¬185 miljoen

Tweede jaar	   ā‚¬265 miljoen	ā‚¬53 miljoen 	ā‚¬5 miljoen	ā‚¬323 miljoen

Derde jaar	   ā‚¬333 miljoen	ā‚¬66 miljoen  	ā‚¬5 miljoen	ā‚¬404 miljoen

Structureel	ā‚¬362 miljoen	ā‚¬72 miljoen	ā‚¬5 miljoen	ā‚¬439 miljoen



Een deel van deze kosten kunnen niet als extra kosten worden gerekend
aangezien we ook bij het huidige beleid een toename in het aantal
leerlingen zien als gevolg van terugkeerders en het succes van het
vsv-beleid. In de huidige bekostiging voor het mbo en de
studiefinanciering wordt hiervoor in de ramingen geen apart bedrag
berekend. Wanneer we het aantal extra inschrijvingen bij het huidige
beleid, op basis van de verwachte winst (500 leerlingen) en het aantal
terugkeerders (37%), vermenigvuldigen met de kosten per leerling dan
lopen de kosten voor studiefinanciering en bekostiging op tot ā‚¬148
miljoen. 

Dat betekent dat de extra kosten voor een verhoging van de
kwalificatieplichtige leeftijd tot 23 jaar structureel 291 miljoen euro
bedragen (ā‚¬439 miljoen - ā‚¬148 miljoen).

Bijlagen

Slagingskans startkwalificatie bij verhoging kwalificatieplichtige
leeftijd

Verblijfsduur tot een startkwalificatie

Extra inschrijvingen per jaar bij verhoging kwalificatieplichtige
leeftijd

Bijlage 1	Slagingskans startkwalificatie bij verhoging
kwalificatieplichtige leeftijd

Tabel I geeft de slagingskans aan voor het behalen van een
startkwalificatie bij verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd,
naar belangrijkste reden voor uitval nu er geen verplichting is. 

Op basis van expertgesprekken (scholen, gemeenten, leerlingen) is
gekeken bij welke oorzaken voor schooluitval, data van ROA, de
kwalificatieplicht kan werken als stok achter de deur en bij welke
redenen de jongeren ondanks de verplichting toch uit zullen vallen. Op
basis van de data van ROA over het percentage uitvallers per reden, kan
vervolgens een berekening worden gemaakt van het aantal uitvallers.

	Behaalt startkwalificatie

	Valt uit

	Helft behaalt startkwalificatie/ helft valt uit



Tabel I		Slagingskans startkwalificatie bij kwalificatieplicht, naar
oorzaak van uitval

Belangrijkste reden om met de opleiding te stoppen*	Behaalt
startkwalificatie	Typering

	BOL 1/2	BOL 3/4	BBL 1/2	BBL 3/4

	Opleiding voldeed niet aan de verwachtingen	16,7	30,0	21,3	24,9
Klassieke risicoleerling

Psychische problemen	13,2	7,8	4,0	18,7	Klassieke risicoleerling

Wilde liever gaan werken	15,8	9,1	13,3	18,7	Opstapper

Ziekte	5,3	9,1	6,7	12,5	Klassieke risicoleerling

Anders	6,1	6,1	8,0	6,3	Ā½ Opstapper/ Ā½ Klassieke risicoleerling

Wilde van opleiding wisselen	4,4	9,6	6,7	0,0	Klassieke risicoleerling

Problemen met leraren/schoolleiding	6,1	5,7	2,7	6,3	Klassieke
risicoleerling

Opleiding te moeilijk/gezakt voor eindexamen	1,8	3,9	5,3	0,0	Klassieke
risicoleerling

Had inkomen nodig en daarom gaan werken	6,1	5,7	9,3	6,3	Opstapper

Relatie-/gezinsproblemen	7,9	3,9	2,7	0,0	Klassieke risicoleerling

Problemen op leerwerk/stage	2,6	2,6	12,0	6,3	Klassieke risicoleerling

Zwangerschap	5,3	2,6	2,7	0,0	Klassieke risicoleerling

In aanraking komen met politie/justitie	3,5	0,0	1,3	0,0	Klassieke
risicoleerling

Problemen met andere leerlingen	0,9	0,9	0,0	0,0	Klassieke risicoleerling

Ging verhuizen	1,8	0,4	0,0	0,0	Klassieke risicoleerling

Verslavingsproblemen	2,6	0,4	2,7	0,0	Klassieke risicoleerling

Combinatie met zorg kinderen/familie te zwaar	0,0	2,2	1,3	0,0	Klassieke
risicoleerling

*Percentages per niveau en leerweg op basis van ROA pagina 35, tabel
B1.1

Bijlage 2	Verblijfsduur tot een startkwalificatie

Om een verwachting te kunnen formuleren over het aantal jaren dat de
jongeren nodig hebben om een  startkwalificatie te behalen, is van alle
deelnemers die in 2007 in het mbo stonden ingeschreven in kaart gebracht
wanneer zij een startkwalificatie hebben behaald. Reden om voor deze
analyse het cohort uit het jaar 2007/2008 te gebruiken, is dat we
hierdoor een zo recent mogelijk cohort kunnen gebruiken, waarvan
voldoende opeenvolgende jaren beschikbaar zijn. Hiermee hebben we de
beschikking over een periode van vier jaar waarin zij een
startkwalificatie behaald kunnen hebben. Deze deelnemers stonden in 2007
voor het eerst ingeschreven in het mbo, waren jonger dan 23 jaar en
hadden in voorgaande jaren nog geen startkwalificatie behaald. 

De onderwijstijd tot een startkwalificatie is vervolgens gekoppeld aan
de groep vsvā€™ers uit 2012-2011, die de basis vormen van de
kosten-batenanalyse. Op deze manier kan op basis van het niveau, de
leerweg, de leeftijd en het aantal verblijfsjaren op het mbo een
inschatting worden gemaakt van de verwachte verblijfsduur van de huidige
groep vsvā€™ers.

We nemen hierbij aan dat de verdeling uit 2007 op de variabelen niveau,
leerweg, leeftijd en verblijfsjaren gelijk is gebleven in vergelijking
met de nieuwe vsvā€™ers in 2010-2011;

In grafiek I staat de verdeling van het aantal jaren per leerweg en
niveau. De deelnemers die op niveau 1 verblijven, behalen de
startkwalificatie in het merendeel van de gevallen na nog eens 3 jaar op
het mbo te hebben gezeten. De deelnemers op niveau 2 en 3 behalen in de
meeste gevallen het diploma na nog eens 1 jaar op het mbo te hebben
gezeten. Op niveau 4 zijn er relatief veel deelnemers die nog 2 jaar
nodig hebben om een diploma te behalen. 

Grafiek I. 	Verdeling van de tijdsduur tot een startkwalificatie per
niveau en leerweg.

Bijlage 3	Extra inschrijvingen per jaar bij verhoging
kwalificatieplichtige leeftijd

Tabel II geeft het aantal extra inschrijvingen weer per jaar bij een
verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd, zowel per cohort
leerlingen (nieuwe vsvā€™ers) als in totaal bij een structurele
invoering. Voor ieder cohort neemt het aantal inschrijvingen per jaar af
doordat een deel van de leerlingen een startkwalificatie (SK) behaalt en
doordat een deel uitvalt als gevolg van (privƩ)problemen. In de tabel
is per jaar en cohort aangegeven om hoeveel jongeren het gaat. 

Tabel II	Aantal in- en uitschrijvingen per jaar, per cohort en in totaal

Ā 	Ā 	Jaar 1	Jaar 2	Jaar 3	Jaar 4	Jaar 5	Jaar 6

Cohort 1:	Inschrijvingen:	23.239	16.618	10.133	4.423



	Uitschr. SK

2.718	2.610	1.990	961



Uitschr. vsv

3.903	3.875	3.720	3.462

	Cohort 2:	Inschrijvingen:

23.239	16.618	10.133	4.423



Uitschr. SK

	2.718	2.610	1.990	961

	Uitschr. vsv

	3.903	3.875	3.720	3.462

Cohort 3:	Inschrijvingen:

	23.239	16.618	10.133	4.423

	Uitschr. SK



2.718	2.610	1.990

	Uitschr. vsv



3.903	3.875	3.720

Cohort 4:	Inschrijvingen:



23.239	16.618	10.133

	Uitschr. SK



	2.718	2.610

	Uitschr. vsv



	3.903	3.875

Cohort 5:	Inschrijvingen:



	23.239	16.618

	Uitschr. SK





2.718

	Uitschr. vsv





3.903

Cohort 6:	Inschrijvingen:





23.239

	Uitschr. SK







	Uitschr. vsv







Totaal	Inschrijvingen:	23.239	39.857	49.990	54.413	54.413	54.413

	Uitschr. SK

2.718	5.328	7.318	8.279	8.279

	Uitschr. vsv

3.903	7.778	11.498	14.960	14.960



In het eerste jaar blijven 23.239 leerlingen die anders waren
uitgevallen door de maatregel ingeschreven. Van deze groep vallen er
3.903 leerlingen uit en 2.718 behalen in dat jaar een startkwalificatie.
16.618 van deze jongeren blijven nog een tweede (extra) jaar
ingeschreven.

Ook van deze 16.618 leerlingen valt een deel uit (3.875), behaalt een
deel een startkwalificatie (2.610) en blijft een deel ingeschreven voor
het volgende jaar (10.133). Dit geldt ook voor het derde jaar. In het
vierde jaar hoeven de leerlingen zich gezien hun leeftijd (23 jaar) niet
meer in te schrijven. De gevolgen van een verhoogde kwalificatieplicht
vervallen. Wel worden er in het vierde jaar nog 961 startkwalificaties
behaald. 

Dit principe geldt voor elk cohort, met dat verschil dat het aantal in-
en uitschrijvingen steeds een jaar opschuift. In de structurele situatie
zijn er per jaar 54.413 extra inschrijvingen, 8.279 startkwalificaties
en 14.960 vsvā€™ers. 

Omdat het huidige vsv-beleid ook zal worden doorgezet, zijn de 8.279
startkwalificaties niet allemaal toe te schrijven aan de maatregel. Bij
het huidige beleid behalen van de 32.033 vsvā€™ers uiteindelijk 6.426
alsnog een startkwalificatie. Het gaat hierbij volgens experts
grotendeels om dezelfde jongeren. Per saldo betekent dit dat er door een
verhoging van de kwalificatieplichtige leeftijd per jaar structureel
1.853 extra startkwalificaties worden behaald.

 ROA onderzoek schoolverlaters; WRR-rapport, Vertrouwen in de school,
over de uitval van ā€˜overbelaste jongerenā€™, 2009

Kosten en baten: verhoging kwalificatieplichtige leeftijd | 15 APRIL
2013





  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  14   
DOCPROPERTY _van  van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  14