[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlage bij de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016

Bijlage

Nummer: 2013D18875, datum: 2013-05-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016 (2013D18874)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage bij Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016

Beleidsmaatregelen 

In deze bijlage vindt u de maatregelen in het emancipatiebeleid voor de
komende jaren. De maatregelen zijn gekoppeld aan de speerpunten van dit
kabinet ten aanzien van emancipatie. 

A. Participatie in het licht van de gevolgen van de economische crisis

Het versterken van de economische zelfstandigheid en financiële
zelfredzaamheid van vrouwen blijven cruciale doelen in het
emancipatiebeleid, juist in deze economisch moeilijke tijd. Ook wil het
kabinet mannen en vrouwen, meisjes en jongens aansporen hun talenten te
benutten. Daarnaast kan niet vaak genoeg gezegd worden dat diversiteit
in bedrijven, instellingen en in de samenleving belangrijk is. Het
draagt immers bij aan meer flexibiliteit en creativiteit en daarmee ook
aan weerbaarheid; allemaal belangrijke facetten in crisistijd. In haar
rapport Closing the Gender Gap (december 2012) spreekt de OECD van een
aanzienlijke onderbenutting van het menselijk kapitaal in de Nederlandse
economie door de veel voorkomende deeltijdarbeid van vrouwen. De OECD
noemt als mogelijke oplossing het verder verruimen van de mogelijkheden
om een toekomstige uitbreiding van het personeelsbestand te combineren
met uitbreiding van deeltijduren en voltijdbanen voor vrouwen: op alle
niveaus en in alle segmenten van de arbeidsmarkt.  

Samen met de Minister van SZW wil ik inzetten op het verder versterken
van de economische zelfstandigheid van vrouwen en het verhogen van de
arbeidsparticipatie. Dit kan op de eerste plaats worden bereikt door het
meer gelijk verdelen van onbetaalde arbeid. Uit onderzoek van het SCP
blijkt dat het denken over traditionele rolverdelingen is veranderd:
slechts een op de tien mannen en vrouwen heeft bij navraag voorkeur voor
het traditionele kostwinnersmodel en een duidelijke meerderheid geeft de
voorkeur aan een gelijke verdeling van onbetaalde arbeid (zorg- en
huishoudelijke taken). Mannen en vrouwen willen dus gelijk delen, maar
houden in de praktijk vast aan een traditionele rolverdeling. Hier is
nog veel winst te behalen, bijvoorbeeld door in te zetten op een betere
combineerbaarheid van arbeid en zorg voor zowel mannen als vrouwen en
cultuurverandering te bewerkstelligen ten aanzien van de rol van vaders
na de geboorte van hun kinderen en bij de zorg voor jonge kinderen.

Op de tweede plaats zijn ook de mogelijkheden van belang die vrouwen
zelf hebben om werk en privé met elkaar in balans te brengen. Daarbij
gaat het om zaken als flexibel werken en goede en betaalbare
kinderopvang. Kinderopvang is daarbij niet alleen van belang voor de
arbeidsparticipatie van ouders, maar ook voor de ontwikkeling van
kinderen. Dit wordt onderschreven door de sector. Daarom is er een
gezamenlijke kwaliteitsagenda voor de kinderopvangsector opgesteld,
waarover uw Kamer in maart 2012 is geĂŻnformeerd. De Minister van SZW
wil in de toekomst verder inzetten op een versterking van de
pedagogische kwaliteit van de kinderopvang en de inhoudelijke
samenwerking tussen het onderwijs en de opvang. Hierbij zal specifiek
aandacht worden besteed aan het leren van de Nederlandse taal door jonge
kinderen en de eisen die dit stelt aan de beroepskrachten.

Door de Task Force deeltijdplus en door de SER zijn in de afgelopen
jaren adviezen uitgebracht aan de overheid, bedrijven en andere
instellingen over de mogelijkheden om arbeid en zorg beter te kunnen
combineren. De belangrijkste adviezen betroffen mogelijkheden voor
sluitende dagarrangementen, meer flexibele arbeidstijden en het voeren
van een (regionaal) tijdenbeleid, dat wil zeggen het afstemmen van de
(openings)tijden van allerlei maatschappelijke diensten op de
omstandigheid dat tegenwoordig vaak beide partners in een gezin werken.
Daarbij is van belang dat de combineerbaarheid van arbeid en zorg niet
uitsluitend een zaak is van de overheid, maar ook (en juist vooral) van
werkgevers en werknemers, aan de cao-tafel en op de werkvloer. De
Minister van SZW is met de sociale partners in gesprek over de
combinatie van arbeid en zorg.

Later dit voorjaar ontvangt de Kamer van de Minister van SZW een brief
waarin nader wordt ingegaan op de mogelijkheden om de combineerbaarheid
van arbeid en zorg verder te verbeteren. 

Als coördinerend Minister voor Emancipatie blijf ik mij richten op het
activeren van laagopgeleide en laaggeletterde vrouwen. Ook blijft de
doorstroom van vrouwen naar hogere functies voor mij een punt van
aandacht. Daarnaast zijn economische zelfstandigheid en gelijke beloning
vanuit emancipatoir perspectief prioriteiten. Ik zet de volgende
maatregelen in:

Eigen Kracht en de Tafel van Ă©Ă©n

Het project Eigen Kracht, waarvoor ik met 22 grote en middelgrote
gemeenten afspraken heb gemaakt, is gericht op het activeren van
laagopgeleide vrouwen. De financiering van dit project loopt door tot
begin 2014. In het kader van het project is door WOMEN Inc. ‘De Tafel
van Ă©Ă©n’ ontwikkeld, een methodiek die gericht is op communicatie,
werving, begeleiding en activering van laagopgeleide vrouwen zonder werk
en uitkering. Gemeenten kunnen dit aanbod indien gewenst afnemen. In
2012 zijn 9 gemeenten met ‘De Tafel van Ă©Ă©n’ gestart en 5
gemeenten starten dit jaar. In 2012 hebben circa 1000 vrouwen
deelgenomen aan de ‘Tafel van Ă©Ă©n’, of een ander aanbod van de
gemeente. Circa 5000 vrouwen bezochten de diverse Tafel van Ă©Ă©n
evenementen. Het ministerie van OCW monitort de effecten en de
uitvoering van het project Eigen Kracht in alle 22 gemeenten. Met de
deelnemende gemeenten is afgesproken dat de nu ontwikkelde aanpak
structureel deel gaat uitmaken van het gemeentelijk participatiebeleid.
Begin 2014 zal een eindevaluatie plaatsvinden. De lessons learned vanuit
het programma Eigen Kracht zullen aan de gemeenten ter beschikking
worden gesteld. Daarbij wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden die
er zijn voor laagopgeleide vrouwen om een verdere opleiding te volgen.
Een diploma is belangrijk om meer kans te maken op een baan en om
voorbereid te zijn op een aantrekkende arbeidsmarkt. Veel
niet-uitkeringsgerechtigde vrouwen hebben geen idee hoe zij - als ze dat
al zouden willen - een overstap naar de arbeidsmarkt kunnen maken. Deze
vrouwen lijken terughoudend om (nog) in zichzelf te investeren. Dat is
echter wel belangrijk omdat er in bijvoorbeeld de zorg - van oudsher een
aantrekkelijke werkgever voor vrouwen – een verschuiving in de
werkgelegenheid lijkt op te treden naar hogere mbo niveaus. Ook voor
instroom in de technische sector is veelal een opleiding nodig. De
Staatssecretaris van SZW wil in de nieuwe programmaperiode 2014-2020 van
het Europees Sociaal Fonds (ESF) gemeenten in staat stellen subsidie te
benutten voor arbeidsmarkttoeleiding van laagopgeleide vrouwen zonder
werk of uitkering. 

Laaggeletterdheid

In verschillende regio’s richt de Stichting Lezen & Schrijven/Taal
voor het Leven een deel van haar programma specifiek op laaggeletterde
moeders. Dit programma sluit onder meer aan bij bestaande
VVE-programma's voor kinderen met een taalachterstand. Wanneer zowel
moeder als kind (en vader) gelijktijdig hun taalvaardigheid verbeteren,
leidt dit tot een zichzelf versterkende, positieve spiraal richting
participatie (bijvoorbeeld ouderbetrokkenheid) en uiteindelijk
economische zelfstandigheid. Het programma biedt een opstap om in te
stromen in het reguliere taal- en rekenaanbod van de volwasseneneducatie
bij roc’s en eventueel door te stromen in een mbo 2-opleiding. De
interventies van Taal voor het Leven worden op effect gemonitord. De
resultaten hiervan komen in 2016 beschikbaar. 

Echtscheiding en economische afhankelijkheid

Jonge vrouwen zijn inmiddels gemiddeld hoger opgeleid dan jonge mannen.
Toch geven vrouwen relatief vaak bij gezinsvorming hun economische
zelfstandigheid (gedeeltelijk) op, terwijl dit zelden voorkomt bij
mannen. Deze de facto ongelijkheid leidt tot vragen over emancipatie.
Het (gedeeltelijk) opgeven van de economische zelfstandigheid bij
gezinsvorming tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap kan bij het
beëindigen daarvan voor vrouwen leiden tot financiële afhankelijkheid
van de ex-partner en onder omstandigheden tot armoede en
bijstandsafhankelijkheid. Voor de man kan deze keuze, afhankelijk van
zijn draagkracht, leiden tot langdurige financiële verplichtingen in de
vorm van partneralimentatie. Kostwinnerschap kan dus deze onbedoelde
gevolgen hebben. Zowel mannen als vrouwen zijn zich hiervan onvoldoende
bewust op het moment dat zij kiezen voor een traditionele taakverdeling.
Met het oog hierop heb ik de opdracht gegeven voor een wetenschappelijk
position paper over de facto ongelijkheid tussen mannen en vrouwen ten
aanzien van arbeid en zorg, mede in relatie tot het alimentatierecht. De
uitkomsten van dit paper bespreek ik met de collega’s van SZW en VenJ
en zullen worden gedeeld met actoren in het veld, waaronder de
kennisinstellingen voor emancipatie.

Gelijk loon

Recent onderzoek van het CBS toont aan dat in Nederland nog sprake is
van een beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, dat niet toegerekend
kan worden aan baan- en persoonskenmerken. Vrouwen verdienen, na
correctie, bij de overheid 7 procent en bij het bedrijfsleven 8 procent
minder dan mannen. Deze gecorrigeerde beloningsverschillen kunnen niet
worden verklaard, omdat niet exact meetbaar is wat arbeid van gelijke
waarde en wat gelijke beloning is. Uit het onderzoek blijkt dat het
ongecorrigeerde beloningsverschil onder de jonge generatie
(leeftijdscategorie 23-35 jaar) veel kleiner is (5,9%) en in de
overheidsector zelfs licht in het voordeel van vrouwen uitvalt (0,7%).
Dit lijkt erop te duiden dat de huidige generatie jonge vrouwen dezelfde
loopbaanmogelijkheden heeft als mannen. Beloningsverschillen tussen
mannen en vrouwen moeten dus met de nodige zorgvuldigheid worden
geĂŻnterpreteerd en duiden niet zonder meer op beloningsdiscriminatie.
Tegelijkertijd is het van belang dat de loopbaanmogelijkheden van
vrouwen ook daadwerkelijk benut worden en de jongere generatie niet
alsnog een achterstand oploopt. Er bestaan instrumenten (loonwijzer,
managementtools) voor werknemers en werkgevers om beloningsverschillen
te achterhalen.

Met de Minister van SZW heb ik de mogelijkheid besproken om binnen
bedrijven onderzoek te laten doen naar het voorbeeld van onderzoek van
het College voor de Rechten van de Mens (destijds Commissie Gelijke
Behandeling) naar gelijke beloning in de ziekenhuissector in 2011.  Het
onderzoek heeft in beeld gebracht dat beloningsverschillen tussen mannen
en vrouwen ontstaan door de toepassing van beloningsmaatstaven die geen
verband hebben met de waarde van de arbeid. Door deze
beloningsmaatstaven, zoals aansluiten bij het laatstverdiende salaris,
onderhandelingen en garantiesalarissen of willekeurige
beloningsvormen, te identificeren, kan een ziekenhuis eerlijker
belonen, waardoor niet langer wordt gediscrimineerd. De Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuizen heeft het onderzoek omarmd en de
ziekenhuizen die niet bij het onderzoek waren betrokken, geadviseerd
audits te laten verrichten met behulp van de onderzoeksmethode van het
College. FWG-advies, de eigenaar van het functiewaarderingssysteem in de
gezondheidszorg, adviseert zorginstellingen bij het opzetten en
uitvoeren van strategisch HR-beleid. 

Ik ben voornemens om deze audit en de bijbehorende
deskundigheidsbevordering aan te bieden aan een aantal bedrijven. Het
College kan deze deskundigheid leveren, onder andere door het aanbieden
van trainingen. Hierbij streef ik naar een brede vertegenwoordiging van
sectoren. 

Aan de Sociaal Economische Raad (SER) is bovendien door de
Staatssecretaris van SZW onlangs een advies gevraagd over discriminatie
op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt uitdrukkelijk gevraagd ook aan te
geven welke aanvullende acties van sociale partners kunnen bijdragen aan
het wegnemen van het loonverschil tussen mannen en vrouwen bij gelijke
arbeid. 

Vrouwen naar de top

Vrouwen zijn beperkt vertegenwoordigd in de top van bedrijven. Hiermee
doen bedrijven zichzelf en vrouwen tekort. Uit onderzoek onder
vijfhonderd bedrijven in het mkb blijkt bijvoorbeeld dat bedrijven beter
af zijn als ze geleid worden door gemengde teams. Zo zijn mannen beter
in het laten (door)groeien van bedrijven, terwijl vrouwen makkelijker
terugschakelen in een crisis, iets wat vooral in de huidige
omstandigheden goed van pas komt. 

Twee initiatieven zijn voor wat betreft dit thema van belang, te weten
het vervolg van het Charter Talent naar de Top en de inwerkingtreding
van het amendement Kalma c.s. 

De financiële ondersteuning door de Rijksoverheid van de Stichting
Talent naar de Top loopt door tot eind 2014. Inmiddels hebben ruim 200
bedrijven het Charter Talent naar de Top getekend. De Stichting streeft
naar een verdere uitbreiding van het aantal bedrijven en blijft
bedrijven voorzien van relevante informatie. Ook zet de Stichting de
monitoring van de resultaten voort. 

Vanaf 1 januari 2013 geldt door inwerkingtreding van het amendement
Kalma voor grote bedrijven een streefcijfer van ten minste 30% vrouwen
en ten minste 30% mannen voor de raden van bestuur en de raden van
commissarissen. Ik zal de voortgang monitoren door panelonderzoek te
laten doen bij 600 van deze grote vennootschappen. De uitkomsten hiervan
zal ik eind 2015 naar uw Kamer sturen. In samenwerking met de Stichting
Talent naar de Top zal ik goede voorbeelden in de uitvoering van het
amendement Kalma breder bekendmaken.

Het kabinet streeft naar meer vrouwen in hogere (management)functies bij
de rijksoverheid en heeft zich tot doel gesteld dat ten minste 30% van
de Algemene Bestuursdienst in 2017 uit vrouwen bestaat. De Algemene
Bestuursdienst ontwikkelt hiervoor een plan van aanpak. In dit plan van
aanpak zal worden benadrukt dat het gaat om een Rijksbrede opdracht,
met daarin zowel een verantwoordelijkheid voor de Minister voor Wonen en
Rijksdienst als voor de overige leden van het kabinet. Ook de kern van
de concern-aanpak zal in het plan van aanpak terugkomen en er zal
ruimte zijn voor maatwerk per departement. Dit in aansluiting op
departementale Management Development-activiteiten en passend bij de
huidige stand van zaken ten aanzien van diversiteit per departement. De
Stichting Talent naar de Top wordt bij dit vraagstuk betrokken.

De onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de EU lidstaten over
een nieuwe richtlijn omtrent gendergelijkheid bij beursgenoteerde
bedrijven zijn inmiddels gestart. Over de inzet van de Nederlandse
overheid heb ik met u van gedachten gewisseld tijdens het Algemeen
Overleg op

 24 januari jongstleden. Ik heb toegezegd u te informeren wanneer
belangrijke wijzigingen optreden in het voorstel van de Europese
Commissie. Uw Kamer wordt in mei 2013 over de voortgang geĂŻnformeerd.

Arbeidsparticipatie transgenders 

In de adviesaanvraag aan de SER over discriminatie zijn ook seksuele
diversiteit en genderidentiteit meegenomen. In mijn brief aan uw Kamer
van 22 januari 2013 heb ik mijn zorgen geuit over de positie van
transgenders in Nederland. Transgenders ervaren ernstige problemen op
het terrein van arbeidsmarkt, zorg, veiligheid, gelijke behandeling en
wetgeving. Ondanks een hogere opleiding is 20% van de transgenders
bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt. Het percentage transgenders
dat een uitkering voor werkloosheid, bijstand of arbeidsongeschiktheid
ontvangt, ligt respectievelijk twee-, drie- en viermaal hoger dan bij de
algemene beroepsbevolking. Ik wacht het advies van de SER af met
betrekking tot de mogelijkheden om de arbeidsparticipatie van
transgenders te verhogen. 

B. Sociale veiligheid van vrouwen, meisjes en LHBT’s

Vrouwen en meisjes

In India overleed in december 2012 een 23-jarige studente aan haar
verwondingen na een groepsverkrachting. Dit veroorzaakte een golf van
verontwaardiging en leidde tot grootschalige demonstraties tegen het
seksuele geweld waarmee vrouwen in dat deel van de wereld dagelijks
worden geconfronteerd. Maar ook in ons land is veiligheid van meisjes en
vrouwen een punt van zorg. Op 14 november 2012 heeft Nederland daarom
het Verdrag ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
(CAHVIO-Verdrag) van de Raad van Europa ondertekend. Het
wetgevingstraject voor een spoedige ratificatie (2014) is in gang gezet.

Belangrijke oorzaken van huiselijk en seksueel geweld liggen in
(economische) ongelijkheid en machtsverschillen tussen mannen en vrouwen
en stereotiepe beelden over de rol van mannen en vrouwen. De oplossingen
moeten daarom worden gezocht in een gezonde en gelijkwaardige verhouding
tussen mannen en vrouwen. Ik wil hierop stevig inzetten en een bijdrage
leveren aan de (structurele) preventie van geweld in
afhankelijkheidsrelaties, in samenwerking met mijn collega’s van VWS,
VenJ en SZW. Ik richt mij op het vergroten van de relationele en
seksuele weerbaarheid van jongeren en op deskundigheidsbevordering in
het onderwijs. Ook zal ik verdere mogelijkheden voor preventie van
huiselijk geweld en begeleiding van slachtoffers verkennen.

Als coördinerend Minister voor Emancipatie zet ik de volgende
maatregelen in: 

WE CAN Young en jongerenaanpak social media

Door het vergroten van de relationele en seksuele weerbaarheid van
jongeren met de WE CAN Young campagne in 15 grote gemeenten zet ik in op
preventie van huiselijk en seksueel geweld. Het doel is de WE CAN Young
aanpak door gemeenten te laten inbedden in het lokale beleid. Deze
campagne biedt jongeren de kans om zelf acties te bedenken en uit te
voeren, om zo te werken aan het eigen bewustzijn en de weerbaarheid
tegen seksueel overschrijdend gedrag en geweld: van graffiti-wall tot
een debatmiddag. WE CAN Young biedt jongeren de kans om anderen te
inspireren. Ik verken op dit moment of WE CAN Young ook een goede aanpak
is voor het Caribische deel van het Koninkrijk.

Daarnaast hebben de Minister van VWS en ik Rutgers WPF en SOA AIDS
Nederland opdracht gegeven om de seksuele gezondheid en weerbaarheid van
jongeren te vergroten met de inzet van sociale media. Hierbij wordt
voortgebouwd op de campagne ‘Maak seks lekker duidelijk’ van de
afgelopen jaren. Onderdeel van de aanpak is de ontwikkeling van een
‘weerbaarheidstool’ voor sociale media die jongeren inzicht geeft in
hun weerbaarheidsprofiel en individueel advies geeft, de inzet van een
online educatieve game ‘Can you fix it’ en ouderondersteuning op het
gebied van seksuele weerbaarheid. Daarbij wordt een koppeling gemaakt
met bestaande structuren zoals de inzet van GGD’en op dit terrein en
www.sense.info. Dit beleid wordt voortgezet tot en met 2014 en dan
geëvalueerd. 

Deskundigheidsbevordering in het onderwijs

Met ingang van 1 december 2012 zijn de kerndoelen in primair onderwijs,
voortgezet en speciaal onderwijs die betrekking hebben op respectvolle
omgang met elkaar, aangevuld met een passage die aangeeft dat leerlingen
leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen
de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Deze aanpassing geeft
scholen een verdere stimulans om aandacht te besteden aan een gezonde
seksuele ontwikkeling en het bevorderen van de seksuele weerbaarheid. Ik
krijg signalen die erop wijzen, dat behoefte is aan
deskundigheidsbevordering van docenten. Om leraren beter in staat te
stellen om deze onderwerpen bespreekbaar te maken, wil ik 1)
inventariseren hoe lerarenopleidingen aandacht besteden aan seksualiteit
en seksuele diversiteit en 2) bij- en nascholing voor zittende en
aankomende docenten stimuleren. Ik ga de mogelijkheden verkennen om
hieraan invulling te geven. 

Ik heb jongeren horen pleiten voor de inzet van leeftijdsgenoten en
ervaringsdeskundigen die hooguit vijf jaar ouder zijn dan zijzelf. Ik
vind dit een interessante gedachte en wil de mogelijkheden onderzoeken
voor de inzet van bijvoorbeeld hbo-studenten die jongeren kunnen
voorlichten en de inzet van leerlingen zelf, bijvoorbeeld als het gaat
om het bespreken van de gevaren van sociale media. 

Daarnaast is onderwijs belangrijk bij de opvang van slachtoffers van
loverboys en eergerelateerd geweld, zoals Fier FryslĂąn verzorgt. Het is
van belang dat deze meiden, naast zorg en een veilige haven, de kans
wordt geboden een diploma te halen waarmee ze hun kansen op de
arbeidsmarkt vergroten. Dat biedt ze meer succes op een geslaagde
terugkeer in de samenleving. Er zijn knelpunten met betrekking tot het
kunnen volgen van onderwijs. Ik organiseer op korte termijn samen met de
ministeries van VWS, VenJ en SZW een bijeenkomst die inzicht oplevert in
ervaren belemmeringen op dit punt. 

Onderzoek naar preventie van intergenerationeel geweld

Bij huiselijk geweld is in 58% van de gevallen sprake van een
gezinssituatie met kinderen tot 18 jaar. Kinderen die getuige zijn van
huiselijk geweld hebben meer kans om als volwassene slachtoffer of
pleger te worden van huiselijk geweld. Er is dan sprake van
intergenerationele overdracht van geweld. Het kabinet wil een onderzoek
laten uitvoeren naar dĂ­e interventies die kunnen zorgen voor de
preventie van de intergenerationele overdracht van geweld. Daarbij is
ook nadrukkelijk aandacht voor de positieve rol die mannen kunnen spelen
bij het beëindigen van geweld. Vanuit het DAPHNE-programma stelt de
Europese Commissie middelen ter beschikking voor onderzoeken op het
terrein van geweld. Ik ben voornemens een aanvraag voor een
internationaal vergelijkend onderzoek bij de Europese Commissie in te
dienen. 

Scan naar gendersensitieve aanpak 

Ik heb samen met mijn collega’s van VenJ en VWS besloten om een scan
te laten uitvoeren naar de mate waarin rekening wordt gehouden met
genderaspecten bij de aanpak van geweld in huiselijke kring. Hiermee
komen we tegemoet aan de zorg die het CEDAW-comité heeft geuit over
genderneutraliteit in de aanpak van huiselijk geweld in Nederland. 

Lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders

In Nederland wonen bijna een miljoen lesbiennes, homoseksuelen,
biseksuelen en transgenders. Het verbeteren van de veiligheid van
LHBT’s en het verbeteren van de sociale acceptatie van
homoseksualiteit blijven hoofddoelen in het emancipatiebeleid. Juist nu
onder de bevolking de acceptatie in het algemeen hoog is en jongeren op
vroegere leeftijd uit de kast komen, ligt het gevaar van
zelfgenoegzaamheid op de loer. 

Er zijn nog altijd groepen binnen de Nederlandse samenleving die
homoseksualiteit afwijzen. Uit bevolkingsonderzoeken blijkt dat met name
orthodox-religieuze gemeenschappen nog vaak een negatieve houding
tegenover homoseksualiteit hebben. Daarnaast duiden gegevens uit
scholierenonderzoeken op een negatief beeld van homoseksualiteit onder
jongeren. Zo blijkt uit recent onderzoek van de GGD Amsterdam dat ruim
een vijfde van de Amsterdamse jongeren negatief denkt over
LHBT-schoolgenoten. Uit datzelfde onderzoek komt naar voren dat ruim
vier keer zoveel leerlingen van Turkse (45,9 procent) en Marokkaanse
(34,5 procent) afkomst als autochtone leerlingen (8,6 procent) een
afwijzende houding hebben ten opzichte van homoseksualiteit. Nederland
wordt nog regelmatig opgeschrikt door pestincidenten op scholen en in
buurten waarachter veel weerstand tegen homoseksualiteit schuilgaat. Ook
de suĂŻcidecijfers van LHBT-jongeren liegen er niet om: een op de zeven
lesbische of biseksuele meisjes en een op de acht homoseksuele of
biseksuele jongens hebben (heel) vaak last van depressieve klachten. 16%
van deze meisjes en 9% van deze jongens heeft ooit een daadwerkelijke
suĂŻcidepoging gedaan. Bij transgenderjongeren liggen deze cijfers nog
hoger. 

De sociale acceptatie moet beter en kwetsbare groepen moeten op de
overheid kunnen rekenen. Het LHBT-emancipatieproces is zeker niet
afgerond.

Het kabinet streeft op verschillende manieren naar het vergroten van de
veiligheid en sociale acceptatie. De bestrijding van homofoob geweld is
een prioriteit voor politie en Openbaar Ministerie. De Minister van VenJ
zet zich in om de aangiftebereidheid van discriminatie en geweld en het
effect daarvan te verbeteren. Het Openbaar Ministerie is
verantwoordelijk voor een actief opsporingsbeleid. Voor de bestrijding
van discriminatie, waaronder geweld tegen LHBT’s, zijn extra
maatregelen genomen. De strafeis bij commune delicten waarbij een
discriminatoir aspect een rol heeft gespeeld, is bijvoorbeeld met 50%
verhoogd. Als het gaat om een ingrijpend delict is de strafeis zelfs met
100% verhoogd. Ook zijn veiligheidsnetwerken met lokale COC-afdelingen
gestart om de signalering van homofoob geweld en de communicatie over
het verloop van zaken en onderzoeken te verbeteren en geeft Transgender
Netwerk Nederland op mijn verzoek voorlichting aan politie en
antidiscriminatiebureaus. Ook worden portefeuillehouders discriminatie
van het OM bijgeschoold via een jaarlijkse cursus van het Landelijk
Expertisecentrum Discriminatie (LECD). Het LECD-OM werkt bovendien aan
een nieuwe versie van het Handboek Discriminatie. Ook is er in elke
regio een regionaal discriminatieoverleg (RDO) en is in de Integrale
Veiligheid Monitor sinds 2012 een vraag opgenomen met betrekking tot de
seksuele gerichtheid. Hiermee kan in de toekomst een beter beeld worden
verkregen in welke mate LHBT’s meer of minder slachtoffer zijn of zich
(on)veiliger voelen. Daarnaast zet de Staatssecretaris van VenJ het
opvangbeleid voor LHBT-asielzoekers actief voort. In afstemming met het
COC worden bovendien de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek
ten aanzien van integriteitsschendingen in de opvang uitgevoerd.

Ik heb eerder in deze brief aangegeven dat voor LHBT’s nog aanpassing
van bepaalde wet- en regelgeving rest. De afgelopen jaren zijn stappen
gezet in het ongedaan maken van juridische ongelijkheid tussen LHBT’s
en heteroseksuelen. Dit heeft erin geresulteerd dat uw Kamer de
afgelopen periode verschillende wetsvoorstellen in behandeling heeft
genomen en dat in sommige gevallen de behandeling door uw Kamer reeds is
afgerond. Nederland staat binnen Europa op de zesde plaats als het gaat
om de juridische gelijke behandeling van LHBT’s. De ambitie is om in
2016 te zijn opgeklommen naar een tweede of mogelijk zelfs eerste
plaats. Het kabinet zet zich dan ook in voor een zo spoedig mogelijke
inwerkingtreding van het wetsvoorstel lesbisch ouderschap. Daardoor
verbetert de juridische positie van lesbische ouders en hun kinderen. De
sterilisatie-eis voor wijziging van de geslachtsaanduiding in de
geboorteakte zal worden geschrapt uit het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast
maakt het kabinet zich sterk voor:

Einde aan gewetensbezwaarde ambtenaar

Het kabinet zal, mede naar aanleiding van concrete (wets)voorstellen die
daartoe zijn gedaan, ervoor zorg dragen dat gemeenten geen nieuwe
gewetensbezwaarde trouwambtenaren aanstellen.

Vervanging enkele feit constructie in de AWGB

Het kabinet zal de enkele feit constructie uit de Algemene wet gelijke
behandeling (doen) schrappen.

Verkenning opnemen genderidentiteit en -expressie in AWGB

Het kabinet zal bezien of, en zo ja op welke wijze, het verbod op
discriminatie op grond van genderidentiteit en genderexpressie in de
Algemene wet gelijke behandeling kan worden opgenomen. Uit het rapport
van het SCP over transgenders blijkt dat dit van belang is om
transgenders adequaat te beschermen tegen discriminatie. 

Verkenning aanpassing vragenlijst bloeddonatie 

De Minister van VWS heeft bloedbank Sanquin gevraagd onderzoek te doen
naar de vraag of het als man hebben van seksueel contact met een andere
man, zonder meer dient te leiden tot levenslange uitsluiting van het
bloeddonorschap. Hierbij is van belang dat de veiligheid van de
ontvanger van bloedproducten vooropstaat. Sommige mannen, die bloed
willen doneren, voelen zich nu gekwetst door het selectiebeleid van
Sanquin. Sanquin zal daarom onder meer onderzoek doen naar het effect
van aanpassing van de donorvragenlijst op de betrouwbaarheid van de
gegeven antwoorden en de uitkomsten van dit onderzoek zullen worden
meegenomen bij het besluit tot eventuele aanpassing van het
selectiebeleid. Daarbij zal eveneens de resolutie over seksueel
risicogedrag van bloeddonoren van de Raad van Europa worden betrokken.

Gelijke behandeling in Caribisch Nederland

Aan het einde van deze kabinetsperiode is duidelijk op welk moment de
gelijke behandelingswetgeving (bijvoorbeeld Awgb) en gelijke
behandelingsinfrastructuur (anti-discriminatievoorzieningen en het
College van de Rechten van de Mens) in Caribisch Nederland worden
ingevoerd. Als coördinerend Minister voor Emancipatie steun ik het Pink
Orange Akkoord van de lokale LHBT-gemeenschap. Dit is gericht op het
bespreekbaar maken van homoseksualiteit door middel van
capaciteitsopbouw van de lokale LHBT-beweging, met ondersteuning van het
COC. De Nederlands regering zet hiermee in op het van onderop in gang
zetten van verandering. Daarnaast onderzoek ik, zoals eerder vermeld, of
WE CAN Young in het Caribische deel van het Koninkrijk kan worden
ingezet bij de versterking van weerbaarheid van en de bestrijding van
geweld tegen meisjes.

Als coördinerend Minister voor Emancipatie zet ik verder in op:

Koplopergemeenten homo-emancipatie

Voor emancipatie van LHBT’s op lokaal niveau werk ik samen met
41 koplopergemeenten. Onze gezamenlijke doelstelling is het bevorderen
van de veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBT’s in
Nederland en indien mogelijk ook internationaal. De samenwerking met
koplopergemeenten loopt tot en met 2014. Afhankelijk van de evaluatie in
2014 wordt bezien of nieuwe gemeenten erbij worden betrokken. Ook wordt
het Nederlandse initiatief van koplopergemeenten in het Europese netwerk
van Rainbow Cities voortgezet. 

Gay-Straight Allianties (GSA’s) en Roze netwerken

Het kabinet steunt tot en met 2014 vier landelijke GSA’s: de
onderwijsalliantie, de ouderenalliantie, de sportalliantie en de
wijkenalliantie. Deze allianties zijn samenwerkingsverbanden tussen
homo- en hetero organisaties en hebben tot doel ieder op hun eigen
terrein de sociale acceptatie, participatie en veiligheid van LHBT’s
te bevorderen. De werking van dit instrument zal nauwgezet op
effectiviteit worden gevolgd. Daarnaast steun ik samen met mijn
collega’s van VenJ en van Defensie de roze netwerken in de
overheidssectoren (politie (Roze in Blauw) en krijgsmacht) vanwege hun
rol in de ontwikkeling en uitvoering van nationaal en internationaal
diversiteitsbeleid. 

Deskundigheidsbevordering en sociale veiligheid van LHBT jongeren in
po/vo 

Zoals eerder aangegeven zijn met ingang van 1 december 2012 de
kerndoelen in primair onderwijs, voortgezet en speciaal onderwijs die
betrekking hebben op respectvolle omgang met elkaar, aangevuld met een
passage die aangeeft dat leerlingen leren respectvol om te gaan met
seksualiteit en seksuele diversiteit. De komende periode ligt de focus
verder op deskundigheidsbevordering en gebleken handelingsverlegenheid
onder docenten. Er wordt een scan uitgevoerd naar de mate waarin en de
wijze waarop seksuele diversiteit voorkomt in bestaande leermiddelen. Er
is een enorme diversiteit aan leermiddelen beschikbaar. Zo heeft het
reformatorisch onderwijs een lespakket (Wonderlijk gemaakt) ontwikkeld
om homoseksualiteit bespreekbaar te maken vanuit de eigen christelijke
visie. Een ander voorbeeld van een lespakket vanuit een christelijke
visie is ‘Homo voor de klas’ van de christelijke homo-organisaties
LKP, CHJC en ContrariO. Ik moedig elke stap in de richting van het
bespreekbaar maken van homoseksualiteit vanuit de eigen visie van de
school aan, waarbij ik ervan uitga dat de sociale veiligheid van
LHBT-leerlingen centraal staat. Ik ga over de resultaten van de scan in
gesprek met het onderwijsveld. Daarnaast zijn, met ondersteuning van OCW
en bij wijze van pilot, 130 po- en vo-scholen, zowel dit schooljaar als
aankomend schooljaar, aan de slag (gegaan) met een pakket aan
maatregelen gericht op sociale veiligheid van LHBT’s. Het SCP meet de
effectiviteit van de inzet van deze maatregelen. De uitkomsten van deze
pilot worden aan alle scholen ter beschikking gesteld. Deze inzet past
binnen het plan van aanpak dat pesten op scholen moet tegengaan. In dat
plan wordt immers ook ingezet op de rol en deskundigheid van docenten
bij het voorkomen, signaleren en aanpakken van pesten. Tot slot worden
de komende periode - in vervolg op de nulmeting Sociale onveiligheid van
LHB-schoolpersoneel en LHB-leerlingen - metingen gedaan om
ontwikkelingen op scholen nauwgezet te kunnen volgen. 

Mbo-sector

Op dit moment wordt bekeken hoe COC Nederland en de onderwijsalliantie
voor seksuele diversiteit kunnen bijdragen aan de acceptatie en
structurele aanpak van seksuele diversiteit binnen mbo-instellingen.
Daarbij wordt onder meer gedacht aan een vervolg op
theatervoorstellingen van Theater AanZ die in overleg met COC Nederland
in 2012 op zeven roc’s met in totaal 21 opleidingen zijn gegeven.
Daarnaast zal het Landelijk Expertisecentrum BeroepsOnderwijs ECBO de
veiligheid van zowel LHBT-medewerkers als LHBT-studenten in de monitor
Sociale veiligheid mbo opnemen (deze verschijnt in 2014).

Migranten- en levensbeschouwelijke gemeenschappen

Met de Minister van SZW, tevens verantwoordelijk voor het
integratiebeleid, draag ik bij aan een aanpak die de bespreekbaarheid en
sociale acceptatie van homoseksualiteit vergroot en de zelfacceptatie,
hulpverlening en veiligheid van LHBT’s uit migrantengemeenschappen
verbetert. Ik ondersteun een mede door het Europees integratiefonds
gefinancierd project van COC en vier migrantenorganisaties dat is
gericht op de verbetering van de bespreekbaarheid van homoseksualiteit
binnen gemeenschappen met een niet-westerse achtergrond. 

Daarnaast organiseer ik in het voorjaar van 2013 samen met mijn collega
van SZW een veldraadpleging om te verkennen hoe een verdere aanpak eruit
kan zien. Uitgangspunt hierbij is dat de emancipatie van LHBT’s in de
eigen gemeenschap essentieel is voor de noodzakelijke versterking van de
positie van LHBT’s met een niet-westerse achtergrond. 

Zelforganisaties van LHBT’s met een niet-westerse achtergrond zijn
momenteel zwak ontwikkeld, waardoor zij slecht zichtbaar zijn en
daardoor nog weinig bijdragen aan de emancipatie van de groep. Het
kabinet wil daarom bezien of bestaande lokale zelforganisaties kunnen
worden ondersteund door een landelijk ondersteuningsplatform. Een
platform kan ook bijdragen aan het beter informeren van hulpverleners
over de problematiek. Dit platform zou moeten voortkomen uit een brede
maatschappelijke samenwerking tussen verschillende relevante spelers,
waarvan de ministeries van OCW en van SZW deel uitmaken.

De familie en vriendenkring spelen een cruciale rol bij de sociale
acceptatie en de zelfacceptatie van LHBT’s. Allianties tussen
ouders/broers/zussen en LHBT’s kunnen bijdragen aan de acceptatie
binnen migrantengemeenschappen. Zeker als die ouders/broers/zussen het
binnen de bredere gemeenschap ook opnemen voor hun homoseksuele kind,
broer of zus. Het kabinet beziet daarom de mogelijkheden om deze
allianties op te zetten.

Verschillende levensbeschouwelijke zelforganisaties voeren reeds
projecten uit om de sociale acceptatie van homoseksualiteit in
christelijke kring te bevorderen. Deze inzet ondersteun ik en zet ik
voort tot en met 2014. Door middel van onderzoek zal ik de
ontwikkelingen in deze gemeenschappen nauwlettend volgen. 

SuĂŻcidepreventie LHBT-jongeren

In de afgelopen periode is ingezet op het vergroten van de weerbaarheid
van LHBT-jongeren via een project van MOVISIE en COC. Binnen dit project
is een site ontwikkeld met onder meer een zelftest, ervaringsverhalen en
verwijzing naar professionele hulpverlening (www.iedereenisanders.nl).
Daarnaast is een digitale brochure (‘Ik wou dat ik dood was’)
gemaakt en verspreid onder professionals die met jongeren werken. Ook is
er een training gegeven aan de professionals van Stichting 113online,
die online en telefonisch hulp biedt bij suĂŻcidepreventie en heeft de
Stichting 113online een training gegeven aan vrijwilligers van
LHBT-organisaties die zich richten op jongeren. Het project wordt in de
tweede helft van 2013 afgerond. De inzet op suĂŻcidepreventie van
LHBT-jongeren is complementair aan het plan van aanpak dat pesten op
scholen tegen moet gaan.

Ondersteuning veilige ontmoetingsplaatsen

Veilige online- en offline-ontmoetingsplaatsen ondersteunen
LHBT-jongeren die nog in de kast zitten of er al uit zijn. Ik geef
daarom steun aan www.jongenout.nl. Om landelijk de gewenste
olievlekwerking en weerbaarheid onder LHBT-jongeren te bevorderen steun
ik het initiatief ‘On the right track’ van Movisie, NJR (Nationale
Jeugdraad), COC en De Kringen tot en met 2015. Dit project is een
vervolg op de Open Up! campagne van de NJR die zich richtte op het
vergroten van de sociale acceptatie van homoseksualiteit onder jongeren,
onder meer via een tour langs VO-scholen (zie www.openup.nl). 

Goede zorg voor transgenders

Transgenders die een transitie achter de rug hebben, blijken vaker
gelukkig (SCP). Samen de Minister van VWS onderschrijf ik het belang van
een efficiënte keten van genderzorg. Daarvoor is nodig dat de betrokken
veldpartijen komen tot (regionale) afspraken en kennisdeling, om ook op
langere termijn toegankelijkheid en kwaliteit van zorg te garanderen
voor transgenders. Het ministerie van OCW steunt dit streven naar een
regionale aanpak. Het ministerie van VWS zal daarnaast een brochure
maken voor gemeenten met informatie over genderdysforie en de
mogelijkheden om binnen de Wmo ondersteuning aan transgenders te bieden.
Transgenders kunnen deze folder zelf onder de aandacht van gemeenten
brengen. Ook verken ik met Transgender Netwerk Nederland en Transvisie
de mogelijkheden voor het opzetten van een maatjesnetwerk om het sociaal
isolement te doorbreken.

C. Verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs

Jongens en meisjes verschillen van elkaar in hun onderwijsloopbanen.
Enerzijds betreft dit het opleidingsniveau en de route die wordt
doorlopen, anderzijds de opleidingsrichting die hardnekkig
genderstereotiep is. Zo zijn jongens en meisjes allebei beter gaan
presteren en komen ze beiden vaker op hogere onderwijsniveaus terecht,
maar blijven jongens in veel opzichten ‘achter’ ten opzichte van
meisjes. Wat betreft genderstereotypering in opleidingsrichting, valt op
dat in het havo en het vwo het percentage meisjes dat kiest voor bĂšta
en techniek de laatste jaren toeneemt. In het vmbo schommelt het
percentage meisjes dat kiest voor techniek al jaren rond de 5 procent. 

Daarnaast kiezen jongens in het vmbo en mbo nauwelijks voor
zorgopleidingen. Om in de nabije toekomst voldoende gekwalificeerd
personeel in de zorg te hebben en te zorgen voor meer
‘genderneutraliteit’ in zorgberoepen, worden in samenwerking met de
zorgwerkgevers en het ministerie van VWS jongens op scholen gestimuleerd
om vaker voor zorgopleidingen te kiezen. 

Studiekeuzes zijn niet alleen genderstereotiep, maar hangen ook samen
met etnische achtergrond en daarmee samenhangende vooroordelen over
bepaalde beroepssectoren. Zo kiezen jongens van niet-westerse afkomst
relatief weinig voor de sector techniek en relatief vaak voor economie &
handel. Ook is hun rendement (uitval en behalen diploma) relatief laag.
Zoals in de Agenda Integratie van het ministerie van SZW is aangegeven,
kan vroegtijdige kennismaking van migrantenjongeren en hun ouders met de
arbeidsmarkt helpen bij het maken van een goede studiekeuze. 
Ouderbetrokkenheid, zowel van de moeder, als van de vader, is van
wezenlijk belang om kinderen goed op weg te helpen. Als coördinerend
Minister voor Emancipatie wil ik mij de komende periode gaan richten op
het volgende:

Meisjes en bĂšta/techniek

Door onder andere specifieke voorlichtingsactiviteiten op scholen voor
meisjes (rolmodellenaanpak, keuzebegeleiding trajecten, Girlsday van
VHTO) wordt winst geboekt wat betreft de keuzes van meisjes voor bĂšta
en techniek. In het schooljaar 2010-2011 had 29% van de meisjes in
5-havo een N-profiel. In het vwo was dit bijna de helft (49%). In
schooljaar 2006-2007 lagen deze scores nog beduidend lager:
respectievelijk 20 en 41%. Deze stijging is in het vmbo niet zichtbaar.
Dit najaar wordt een onafhankelijke evaluatie van de lopende projecten
in het havo en vwo uitgevoerd, waarbij aandacht is voor de effecten en
borging van de ondernomen activiteiten. De resultaten hiervan worden
meegenomen in het Techniekpact. De lopende projecten in het po en vmbo
worden gecontinueerd tot medio 2014. Daarnaast werkt VHTO in opdracht
van OCW tot eind 2014 aan draagvlakversterking in het veld voor het
doorbreken van genderstereotypen over meisjes en techniek door middel
van expertmeetings en inhoudelijke conferenties.

 

Allochtone jongens en bĂšta/techniek

Verschillen tussen de onderwijsrendementen van jongens en meisjes zien
we ook terug bij minderheden, waarmee jongens van niet-westerse etnische
afkomst op de laagste rendementen uitkomen. Zoals vermeld lijkt dit
deels samen te hangen met verkeerde studiekeuzes: zo kiezen allochtone
jongens minder vaak techniek dan de autochtone jongens. Samen met de
Ministers van EZ en SZW wil ik hieraan extra aandacht besteden in het
Techniekpact.

D. Internationale polarisatie

In het internationale debat is sprake van polarisatie tussen landen die
opkomen voor erkenning van mensenrechten van LHBT’s en vrouwen en
landen die zich daartegen verzetten en zich hierbij beroepen op
orthodox-religieuze-, familie- en traditionele en culturele waarden.
Zoals gezegd was ik aanwezig bij de vergadering van de UN Commission on
the status of Women. Deze CSW-vergadering wordt georganiseerd door UN
Women, de VN-organisatie die zich inzet voor gendergelijkheid en
empowerment van vrouwen. Zowel het VN-vrouwenverdrag, als het Beijing
Platform for Action vormen de leidraad voor deze vergadering. Tijdens de
vergadering bleek het uitonderhandelen van de zogenaamde Agreed
Conclusions over het thema bestrijding van geweld tegen vrouwen en
meisjes een bijna onmogelijke opgave. Een aantal landen probeerde de
tekst te ontdoen van alles wat niet past in hun opvattingen over gezin,
vrouwenrechten en seksualiteit. Ook iedere verwijzing naar
homoseksualiteit bleek onmogelijk. En sommige landen stelden voor elk
land het soevereine recht te geven om de afspraken uit te voeren ‘met
volledig respect voor de eigen religieuze en ethische waarden en
culturele achtergronden, alsmede voor de nationale wetten en
ontwikkelingsprioriteiten’. Dit vind ik zeer zorgwekkende
ontwikkelingen die met kracht moeten worden bestreden. Ik heb in mijn
speech bij de VN aangegeven dat het niet te tolereren is dat
slachtoffers van geweld niet durven spreken over wat hen is aangedaan
uit angst voor stigmatisering, dat vrouwen geen aanspraak kunnen maken
op hun rechten en dat daders niet gestraft worden. Geen enkel land mag
op culturele, economische of religieuze gronden van dit probleem
wegkijken. Dit maakt gelukkig ook onderdeel uit van de Agreed
Conclusions die vrijdag 15 maart jongstleden zijn aangenomen.

 

Het kabinet heeft de ambitie om op deze nieuwe uitdaging in het
emancipatiebeleid met andere koploperlanden actief een weerwoord te
formuleren door op te komen voor de rechten van vrouwen en LHBT’s,
binnen en buiten de EU en in multilateraal verband. In de Staat van de
Europese Unie 2013 is het opkomen voor fundamentele waarden als
gelijkheid en respect voor mensenrechten in het algemeen en van LHBT’s
in het bijzonder tot speerpunt van het beleid gemaakt.

Bevordering van LHBT’s en de rechten van vrouwen zijn een speerpunt
van het mensenrechtenbeleid van de Minister van Buitenlandse Zaken.
De Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
investeert in rechten van vrouwen en Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten. Mijn actieve internationale bijdrage als
coördinerend Minister voor Emancipatie is daaraan complementair. Samen
zetten wij de volgende maatregelen in:

Capaciteitsversterking en samenwerking in Europa

Bij het nakomen van de afspraken die in Europa zijn gemaakt tegen
discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit is
een belangrijke rol weggelegd voor netwerken die zich actief inzetten
voor de emancipatie van LHBT’s. Het kabinet zet de steun aan deze
netwerken in Europa voort. Het European Forum of LGBT Christian Groups
krijgt mijn steun om emancipatie in levensbeschouwelijke kring te
verbeteren. Ons land zal zich met andere lidstaten blijven inzetten voor
de verankering van aandacht voor LHBT’s binnen de Raad van Europa. Met
de Minister van VenJ steun ik de verdere aanpak van en aandacht voor
geweld tegen LHBT’s in Europa en in het bijzonder de positieve
bijdrage van de politie daaraan.

Samen met gelijkgestemde landen zet ik mij in voor de noodzakelijke
coherente en samenhangende aanpak van LHBT-rechten in de Europese Unie.
Zo ontbreekt het op dit moment aan wederzijdse erkenning van
geregistreerde partnerschappen en huwelijken van paren van hetzelfde
geslacht. Het initiatief van Nederland om binnen Europa nauwer samen te
werken op het terrein van LHBT-emancipatiebeleid wordt voortgezet. 

In mei 2013 zal Nederland, tijdens de International Day Against
Homophobia in Den Haag, samen met andere gelijkgestemde lidstaten, aan
de Europese Commissie vragen een toekomststrategie te ontwikkelen met
betrekking tot LHBT’s. De lidstaten zullen inhoudelijke suggesties
doen voor de inhoud van deze strategie.

Ook buiten Europa aandacht voor emancipatie en krachtenbundeling

Ook buiten Europa zet Nederland in op krachtenbundeling. Daarom wordt de
nauwe Europese samenwerking waar mogelijk uitgebreid naar informele
netwerken van gelijkgestemde landen in andere continenten. Bovendien wil
ik binnen de VN de samenwerking versterken tussen Rainbow Cities –
koplopergemeenten – in de aanpak van geweld en bevordering van sociale
acceptatie. De regering zal zich in de VN-mensenrechtenfora blijven
inzetten voor non-discriminatie en decriminalisering van LHBT’s. In
UNESCO-verband zal aandacht worden gevraagd voor het thema discriminatie
en onderwijs en de achterstelling van LHBT’s in het bijzonder. Mijn
steun aan de internationale LHBT-beweging op onderwijsterrein wordt
voortgezet. Binnen UNICEF zal Nederland zich inzetten voor de positie
van LHBT-jongeren. In OESO-verband werkt het kabinet samen met andere
lidstaten om beter zicht te krijgen op de economische voordelen van een
inclusief beleid en de economische nadelen van homofobie en transfobie.
Op deze manier kan ook economische argumentatie worden ontwikkeld om de
rechten en positie van LHBT’s te verbeteren. Het initiatief van de
Minister van Defensie om in NAVO-verband aandacht te vragen voor gelijke
behandeling op grond van seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit
krijgt een vervolg. In de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zal
Nederland zich actief inzetten voor een herformulering van de
International Classification of Deseases die meer recht doet aan
transgenders.

Na het succes van het MDG3 fonds investeert de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opnieuw € 80 miljoen
in Funding Leadership en Opportunities for Women (FLOW). Via FLOW steunt
Nederland wereldwijd het werk van duizenden vrouwenorganisaties bij
bestrijding van geweld tegen vrouwen, het bevorderen van politieke
participatie en economische redzaamheid. 

Nederland maakt zich internationaal sterk voor het tegengaan van
kindhuwelijken en huwelijksdwang. Kindhuwelijken mogen niet goedgepraat
worden met een beroep op cultuur, traditie of religie. Als het gaat om
gedwongen huwelijken is het een schending van het zelfbeschikkingsrecht.
Seksueel geweld tegen vrouwen wordt in conflictsituaties nog steeds
grootschalig gebruikt om gemeenschappen te ontwrichten. Dit zien we nu
weer in Syrië. Deze praktijk is onacceptabel. Daarom werkt Nederland
samen met partners als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
voor de uitvoering van bestaande resoluties die nog te veel een papieren
tijger zijn (zoals VNVR 1325). Met het Nationaal Actieplan 1325 wil het
kabinet nationale regeringen, maatschappelijke organisaties en lokale
gemeenschappen helpen om straffeloosheid tegen te gaan, daders te
berechten en het rechtssysteem te versterken. 

In de transitielanden van de Arabische regio dreigen de rechten van
vrouwen ernstig te worden ingeperkt. Nederland maakt zich bilateraal,
multilateraal en met het nieuwe fonds ‘Women in the Frontline’ hard
voor grotere politieke deelname van vrouwen. Het doel van het kabinet is
de capaciteit van vrouwen en hun organisaties te vergroten, zodat zij
betrokken worden bij opstellen van nieuwe wet- en regelgeving gebaseerd
op internationale afspraken en verdragen. 

 Kamerstukken, 2012-2013, 31322, nr.200

 SER (2011) Tijden van de samenleving

 Verwey Jonker (2013), Luxepositie of buitenspel, vrouwen zonder werk en
uitkering

 CBS (2010), Gelijk loon voor gelijk werk? 

 Beloningsverschillen waarbij is gecontroleerd voor achtergrondkenmerken
van werknemers en kenmerken van banen, worden gecorrigeerde
beloningsverschillen genoemd. 

 CGB (2011), Gelijke beloning van mannen en vrouwen bij de algemene
ziekenhuizen in Nederland

 Adviesbureau Perspexo (2013), M/V = Meerkracht & Veerkracht  

 Kamerstukken II, 2012/13, 27 017, nr.96

 SCP 2012 en CBS 2011

 Ferwerda, H. (2007) Met de deur in huis. Omvang, aard achtergronden en
aanpak van huiselijk geweld in 2006 op basis van landelijke
politiecijfers

 Had in 2006 85% van de Nederlandse een positieve houding tegenover

homoseksuelen, in 2010 is dat percentage gestegen naar 91 procent. Bron:
homo-emancipatiemonitor.

 Rutgers WPF, Soa Aids Nederland (2012) Seks onder je 25e, p.7

 SCP (2011) Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland 2011, p.32

 GGD (2012), Zo gezond zijn Amsterdamse jongeren 

 SCP (2010). Steeds gewoner, nooit gewoon; SCP (2012), Worden wie je
bent

 Bruggen slaan, p.27

 Voortgangsbrief discriminatie, 30 950, nr. 47, 18 december 2012

 ILGA-Europe Rainbow Index, May 2012.

 Bruggen slaan, p. 18.

 Rutgers WPF (2009), Een kwestie van persoonlijkheid?

 Kamerstukken II, 2012/13, 33 421, nr. 2

 LKP, CHJC, ContrariO, Holyfemales.nl en Netwerk Mirre

 Bron: CBS/Statline
(www.vhto.nl/cijfers-trends/voortgezet-onderwijs/vmbo.html)

 Kamerstuk 328 24, nr. 7, 2012/13

 VHTO is het expertisebureau in Nederland op het gebied van
meisjes/vrouwen en bĂštawetenschap, techniek en ICT. 

 Het Techniekpact is erop gericht de samenwerking tussen het onderwijs
en het bedrijfsleven te bevorderen, de kwaliteit van het
techniekonderwijs te verbeteren en meer jongeren te interesseren voor de
techniek. Namens het kabinet zullen de minister van Economische Zaken,
de minister van SZW, de staatssecretaris en de minister van OCW het
Techniekpact ondertekenen.

 Kabinetsbrief “Bruggen slaan in Europa”, 15 februari 2013

 PAGE   11 

 PAGE   1