[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2013D22339, datum: 2013-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk; Washington, 19 oktober 2012 (2013D22336)

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W07.13.0013/II/K	's-Gravenhage, 5 april 2013

Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2013, no.13.000109, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad
van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde
Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk; Washington, 19 oktober
2012 (Trb. 2012, 226), met toelichtende nota.

Sinds 3 mei 2005 geldt tussen de Verenigde Staten en het Koninkrijk een
tijdelijk verdrag inzake de status van militair- en burgerpersoneel van
de Amerikaanse Strijdkrachten tijdens militaire training en oefeningen
in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het verdrag had een
geldingsduur van een jaar en is sindsdien telkens voor eenzelfde periode
verlengd. 

De onderhavige overeenkomst biedt voor dit onderwerp een regeling voor
de duur van 5 jaar die stilzwijgend zal worden verlengd. In de
overeenkomst is onder meer een regeling opgenomen van de rechtsmacht
over het personeel van de Verenigde Staten en een regeling van het recht
waaronder en de wijze waarop vorderingen wegens schade of verlies zullen
worden afgehandeld. Voor ieder bezoek zal toestemming moeten worden
verleend door de betreffende (lokale) autoriteiten. Voorts omvat de
overeenkomst een vrijstelling van belastingen en een recht van
onbelemmerde in- en uitvoer van materiaal voor het ministerie van
Defensie en het personeel van de Verenigde Staten alsmede contractanten
van de Verenigde Staten.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
onderschrijft de goedkeuring van de overeenkomst. De Afdeling merkt
daarbij op dat blijkens de toelichtende nota het belang van het
Koninkrijk bij de totstandkoming van deze overeenkomst is gelegen in
samenwerking met de Verenigde Staten in de regio. Aan het belang hiervan
zou, mede gelet op de aard van de regio, naar het oordeel van de
Afdeling in de toelichtende nota nader aandacht besteed kunnen worden. 

De Afdeling plaatst voorts de volgende kanttekeningen bij de
toelichtende nota.

1.	De verdeling van rechtsmacht ingevolge de overeenkomst

De onderhavige overeenkomst kent een rechtsmachtverdeling waarbij, zoals
de toelichtende nota ook stelt, zo veel mogelijk aansluiting is gezocht
bij het NAVO-statusverdrag. Daarmee vormt de overeenkomst in grote
lijnen een voortzetting van de praktijk van de afgelopen jaren, waarin
het NAVO-statusverdrag overeenkomstig werd toegepast. 

De Afdeling merkt op dat ter zake van de rechtsmachtverdeling een balans
is gezocht tussen het gerechtvaardigde belang van de Verenigde Staten
bij het behoud van soevereiniteit en daarmee rechtsmacht over de eigen
strijdkrachten en het evenzeer gerechtvaardigde belang van het
Koninkrijk bij het behoud van zijn rechtsmacht en van elk van de landen
van het Koninkrijk bij de toepassing van de eigen rechtsmacht over het
geheel van het eigen grondgebied. De in de overeenkomst getroffen
balans, geƫnt op de regeling van rechtsmacht in het NAVO-statusverdrag,
is in internationaal perspectief niet ongebruikelijk.

Anders dan het NAVO-statusverdrag omvat de overeenkomst evenwel geen
bepaling waaruit blijkt dat de strijdmacht en de personen die daar
onderdeel van uitmaken of mee verbonden zijn het recht dienen te
respecteren van de ontvangende staat. Evenmin omvat de overeenkomst
anderszins een bepaling waarin het uitgangspunt van respect voor de
plaatselijke rechtsorde tot uitdrukking wordt gebracht. Dit uitgangspunt
volgt impliciet uit de bepaling dat de autoriteiten van het Koninkrijk
exclusieve rechtsmacht uitoefenen ten aanzien van vergrijpen die op
grond van de wetgeving van het Koninkrijk strafbaar zijn, maar niet op
grond van de wetgeving van de Verenigde Staten. Naar het oordeel van de
Afdeling zou in de toelichting alsnog op het ontbreken van een erkenning
van het algemene uitgangspunt van naleving van de plaatselijke
strafwetgeving moeten worden ingegaan in relatie tot het
gerechtvaardigde belang van elk van de landen van het Koninkrijk bij de
bescherming van de eigen rechtsorde.

Meer in het bijzonder wijst de Afdeling op de afbakening in de situatie
dat een vergrijp voortvloeit uit een handelen of nalaten tijdens de
uitoefening van officiƫle taken. In die gevallen ligt de rechtsmacht
ingevolge de overeenkomst primair bij de Verenigde Staten. Ingevolge de
overeenkomst stellen de Verenigde Staten vast of sprake is van een
handelen of nalaten in de uitoefening van een officiƫle taak. In het
NAVO-statusverdrag is dit laatste niet bepaald, en is deze vraag
uiteindelijk onderwerp van de algemene geschilbeslechtingsregeling in
het verdrag.

In civielrechtelijke aangelegenheden kent het NAVO-statusverdrag een
arbitrageregeling voor de vergelijkbare vraag of is gehandeld in de
uitoefening van een officiƫle taak en dus immuniteit moet worden
toegekend. In de onderhavige overeenkomst wordt ook in die gevallen door
de Verenigde Staten vastgesteld of sprake is van een handelen of nalaten
in de uitoefening van een officiƫle taak. Daarmee wordt de reikwijdte
van de rechtsmacht onder de overeenkomst, meer dan onder het
NAVO-statusverdrag, door de Verenigde Staten zelf vastgesteld.

De Afdeling adviseert in de toelichtende nota uiteen te zetten op welke
wijze in de onderhavige overeenkomst het respect voor de plaatselijke
rechtsorde van elk der landen wordt verzekerd.

2.	Geschilbeslechting

Artikel XV van de overeenkomst regelt de beslechting van geschillen. Het
geeft daarvoor slechts de weg aan van het overleg. In de toelichting
wordt niet ingegaan op de vraag waarom bij het uitblijven van resultaat
van dit overleg, niet is voorzien in de mogelijkheid van internationale
arbitrage en/of internationale rechtspraak,
geschillenbeslechtingsprocedures die tussen staten vaak worden
overeengekomen. 

De Afdeling adviseert hieraan in de toelichting aandacht te besteden.

3.	Positie CuraƧao

Uit de overeenkomst blijkt dat deze niet zal gelden voor CuraƧao. Wel
is voorzien in een specifieke regeling voor de uitbreiding van de
toepassing van de overeenkomst tot CuraƧao. De uitbreiding kan tot
stand komen door een schriftelijke kennisgeving door het Koninkrijk en
de schriftelijke aanvaarding door de Verenigde Staten. De toelichtende
nota gaat niet in op de vraag of Curacao betrokken is geweest bij de
totstandkoming van deze regeling. Voor zover dat niet het geval is, acht
de Afdeling het aangewezen de regering van Curacao alsnog over de
specifieke uitbreidingsregeling te consulteren en van deze consultatie
verslag te doen in de toelichtende nota.

De Afdeling adviseert de toelichtende nota in bovengenoemde zin aan te
vullen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U
in overweging goed te vinden dat bedoelde overeenkomst wordt overgelegd
aan de beide kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba en
aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn
geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

	Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van
militair- en burgerpersoneel van de Amerikaanse Strijdkrachten tijdens
militaire training en oefeningen op de Nederlandse Antillen en Aruba,
Trb. 2005, 176.

 	Toelichtende nota, slot §3 Het meerjarige Statusverdrag.

	Toelichtende nota, §4. De onderhandelingen.

	Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch
Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, Trb. 1951, 114.

	Op basis van het in noot 1 genoemde verdrag.

	J. Voetelink, Status of Forces, Strafrechtsmacht over militairen in het
buitenland, Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2012, blz. 88-98. 

	Artikel XIII, tweede lid, onder b, van de overeenkomst.

	Artikel XIII, derde lid, onder a, sub ii, jo. artikel XIII, negende lid
van de overeenkomst.

 	Ibidem.

	Artikel XVI NAVO-statusverdrag.

	Artikel VIII, achtste lid, NAVO-statusverdrag.

	Artikel XIII, negende lid van de overeenkomst.

 	Artikel II, derde lid, van de overeenkomst.

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........