Geannoteerde agenda formele EU bijeenkomst van ministers van volksgezondheid van 21 juni 2013 te Luxemburg
Bijlage
Nummer: 2013D24520, datum: 2013-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag informele Raad Dublin 4-5 maart 2013 & Geannoteerde agenda formele raad Luxemburg 21 juni 2013 (2013D24518)
Preview document (🔗 origineel)
Geannoteerde agenda formele EU bijeenkomst van ministers van volksgezondheid van 21 juni 2013 te Luxemburg Op 21 juni 2013 vindt in Luxemburg de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken plaats. Voor het volksgezondheidsgedeelte staan de volgende punten op de agenda: Voorstel voor een herziening van de Tabaksproductenrichtlijn (‘general approach’); Voorstel voor een verordening inzake klinisch geneesmiddelenonderzoek (‘progress report’); Voorstel voor een verordening voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica (‘progress report’); AOB-informatiepunten. 1. Voorstel voor een herziening van de Tabaksproductenrichtlijn Het voorstel tot herziening van de Europese Tabaksproductenrichtlijn is op 19 december 2012 gepubliceerd. Het Ierse Voorzitterschap heeft het voorstel tot één van haar prioriteiten gemaakt met als doel tot een algemene oriëntatie (‘general approach’) te komen tijdens de Gezondheidsraad. Het voorstel heeft betrekking op bepalingen inzake productie, presentatie en verkoop van tabaks- en aanverwante producten. Het primaire doel van het voorstel is het willen verbeteren van de werking van de interne markt, daarbij uitgaande van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid. De voorgestelde maatregelen zijn in het bijzonder toegespitst op het ontmoedigen van jeugdroken, in aanmerking genomen dat 70% van de rokers voor zijn of haar 18e begint. De meest bepalende maatregelen zijn de verplichte afbeeldingen op sigarettenverpakkingen, het verbieden van tabaksproducten met kenmerkende aroma’s en een tracking- & tracingsysteem op het niveau van het pakje. De Nederlandse positie ten opzichte van het voorstel is overwegend positief. Nederland is voorstander van het op EU-niveau nemen van maatregelen die jeugdroken (verder) ontmoedigen. Het beschermen van jongeren tegen de gevaren van roken sluit goed aan bij het beleid dat het kabinet voorstaat. Nederland hecht er wel aan dat maatregelen evidence-based en effectief zijn. Nederland is vooralsnog positief over het verloop van de onderhandelingen. Voorafgaand aan en tijdens de Raad zet Nederland met name in op de volgende twee punten: 1) een oplossing op EU-niveau voor het verbod op tabaksproducten met een kenmerkend aroma; 2) dat de bepaling over traceerbaarheid en veiligheidskenmerken niet verder gaat dan hetgeen is overeengekomen in het kader van de onderhandelingen over het ‘Protocol inzake illegale handel in Tabaksproducten’, onder de auspiciën van de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC-verdrag). Tijdens het AO over de Tabaksproductenrichtlijn op 28 februari 2013 zijn afspraken met uw Kamer gemaakt over de informatievoorziening rondom dit voorstel. Zoals toegezegd tijdens het AO en gemeld in de standvanzakenbrief van 28 mei 2013, zal uw Kamer voorafgaand aan de Raad een reactie op de tekst van het voorzitterschap inzake de algemene oriëntatie tegemoet zien. Ten tijde van verzending van de geannoteerde agenda was de tekst van de algemene oriëntatie nog niet beschikbaar. 2. Voorstel voor een verordening inzake klinisch geneesmiddelenonderzoek Het Iers voorzitterschap is voornemens te spreken over de voortgang (‘progress report’) inzake het voorstel voor een verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek sinds de publicatie door de Europese Commissie in de zomer van 2012. Het voorstel wordt momenteel zowel in de Raadswerkgroepen als in het Europees Parlement besproken. De verordening beoogt met een meer centrale aanpak de indiening en beoordeling van onderzoeksvoorstellen op het terrein van klinisch geneesmiddelenonderzoek in Europa te vereenvoudigen en versnellen. De veranderde aanpak is met name bedoeld om de concurrentiepositie van de EU voor klinisch onderzoek te verbeteren. De verordening zal Richtlijn 2001/20/EG (de ‘clinical trial directive’) op termijn geheel vervangen. Het belangrijkste verschil is dat waar de richtlijn uitgaat van beoordeling door elke lidstaat waar het onderzoek wordt uitgevoerd, de verordening een gecentraliseerde toetsing door één lidstaat voorstelt. Daarbij is van belang dat de verordening tegelijk lidstaten meer vrij laat in de organisatie van de toetsing. Nu wordt die nog dwingend door de richtlijn voorgeschreven. Nederland kan het voorstel op hoofdlijnen steunen, evenals de keuze voor een verordening. Nederland onderschrijft de ambitie van het voorstel en daarom ook het streven naar hogere efficiëntie van de toetsing van een klinische proef en het verminderen van de bureaucratie hierbij. Daarnaast biedt het voorstel goede aanknopingspunten om de kwaliteit van het klinisch geneesmiddelenonderzoek te verhogen. Nederland vraagt hierbij wel aandacht voor het feit dat ook in de toekomst veel klinische studies nationaal blijven en dat het systeem hiervoor ook geëigend moet zijn. Nederland zet zich er voor in dat er aanvullende kwaliteitseisen komen in de verordening wat betreft de beoogde geharmoniseerde regels rond de toetsing. De belangrijkste kanttekeningen die Nederland heeft gemaakt, betreffen enerzijds het toetsingsproces, en anderzijds de normen voor onderzoek met kwetsbare groepen. De inrichting van het gecentraliseerde toetsingsproces verdient nog aandacht op het punt van samenwerking tussen de lidstaten, om de kwaliteit van het proces en de uitkomst te versterken. Naast gecentraliseerde toetsing is nodig dat duidelijk is op welke wijze deelnemende lidstaten aan de toetsing kunnen bijdragen, en er voldoende gronden zijn om af te wijken van een centraal gegeven autorisatie. De normen voor onderzoek met kwetsbare groepen zijn opgenomen in hoofdstuk V van het voorstel. Nederland acht het van belang dat nu en in de toekomst er niet alleen voldoende bescherming is voor minderjarige en wilsonbekwame proefpersonen, maar tegelijk ook voldoende ruimte voor onderzoek. Nederland pleit ervoor de eisen voor onderzoek met minderjarigen en wilsonbekwame proefpersonen gelijk te trekken. Voor beide groepen is innovatie uitermate belangrijk. Daarnaast is van groot belang dat er ruimte is voor verschillende opvattingen per lidstaat ten aanzien van wat een gewenst beschermingsniveau is voor de groepen. Als de grenzen aan onderzoek met deze kwetsbare groepen worden geharmoniseerd naar een verplicht niveau, bestaat het risico dat daarin een norm wordt gekozen die strenger is dan sommige lidstaten zelf als noodzakelijk zien, en deze lidstaten daardoor in de mogelijkheden voor onderzoek worden beperkt. Het uitgangspunt zou dan ook moeten zijn dat de verordening een kader biedt voor de bescherming van kwetsbare groepen, en lidstaten de grenzen aan onderzoek met deze groepen en daaraan gekoppelde innovatiemogelijkheden zelf verder invullen. 3. Voorstel voor een verordening voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica Ten derde is het Iers voorzitterschap voornemens te spreken over de voortgang van de verordening voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica. De voorstellen voor deze verordeningen zijn in september 2012 door de Europese Commissie gepubliceerd. Deze worden momenteel zowel in de Raadswerkgroepen als in het Europees Parlement besproken. Eurocommissaris Borg zal naar verwachting tijdens de raad een toelichting geven op de vooruitgang die de afgelopen periode geboekt is bij de bespreking van deze verordeningen. De Commissie stelt in de verordeningen voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica diverse veranderingen voor die betrekking hebben op het toepassingsgebied van de wetgeving, de beoordeling van hulpmiddelen vóór het in de handel brengen, de controle als zij eenmaal in de handel zijn, de transparantie van de gegevens over in de handel gebrachte hulpmiddelen, en het beheer van het regelgevingsysteem door de autoriteiten (‘governance’). Nederland steunt ten algemene de voorgestelde verbeteringen in de verordeningen, die gerichte verbeteringen ten behoeve van de veiligheid van medische hulpmiddelen voor de patiënt met zich meebrengen en zorgen voor meer harmonisatie, met behoud van de huidige wetgevingsfilosofie. Waar de verordening neigt naar teveel belemmering van de markttoelating voor innovatieve producten neigt, maakt Nederland nadrukkelijk voorbehoud. Verbeteringen in het huidige systeem zijn zeker mogelijk en moeten gericht ingrijpen op de zwakke schakels. Incidenten laten zien dat de post-market fase essentieel is om daadwerkelijk grip te krijgen op de veiligheid van medische hulpmiddelen in de dagelijkse praktijk. Nederland heeft daarom een voorstel ingediend bij de andere lidstaten en de Commissie voor een betere verankering van post-market surveillance in de verordeningen. Dit omvat ondermeer dat de fabrikant vóór de markttoelating indicatoren en drempelwaardes moet vaststellen voor de prestaties van het hulpmiddel; deze geven aan op welk moment ervaringen, incidenten, meldingen etc. voor de fabrikant aanleiding geven om tot actie over te gaan. Met de gegevens uit goed opgezette post-market surveillance kan sneller opgetreden worden en er kunnen gericht verbeteringen plaatsvinden. Daarnaast pleit ik ook actief voor het verstevigen van de klinische evaluatie en de klinische expertise in het systeem en het verscherpen van de kwaliteitseisen aan de aangemelde instanties. Daarbij is van belang dat er naast de kwaliteitseisen die in de nieuwe verordening aan de aangemelde instanties worden gesteld, eisen aan de inhoudelijke werkzaamheden van de aangemelde instanties en de uitvoering daarvan worden geformuleerd. 4. AOB-informatiepunten Het voorzitterschap zal de Raad naar verwachting kort informeren over de stand van zaken van zowel het voorstel voor een besluit over serieuze grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, als het gewijzigde voorstel voor de ‘Transparatierichtlijn’. Tenslotte zal de Europese Commissie de Raad informeren over de invoervoorwaarden voor API’s (‘Active Pharmaceutical Ingredients’) in het kader van de Richtlijn vervalste geneesmiddelen. Nederland kan het Voorzitterschap en de Commissie aanhoren. PAGE 1 PAGE 3