Lijst van vragen over de beleidsreactie op de ‘Museumbrief. Samen werken, samen sterker’ (Kamerstuk 2013Z11695)
Lijst van vragen
Nummer: 2013D24741, datum: 2013-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.G. Wolbert, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.C. Klapwijk, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2013Z11695:
- Indiener: M. Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-06-12 10:00: Aanbieding 'Museumbrief. Samen werken, samen sterker' (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-06-19 13:30: Cultuuronderwerpen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-06-20 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-06-25 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-07-04 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-09-03 15:01: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-24 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2013Z11695 Museumbrief. Samen werken, samen sterker nr. Verslag houdende lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn) De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de beleidsreactie op de ‘Museumbrief. Samen werken, samen sterker’ (Kamerstuk 2013Z11695). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van… De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt. Voorzitter van de commissie, Wolbert Adjunct-griffier van de commissie, Klapwijk Nr Vraag Blz van tot 1 Herkent u de door de Raad voor Cultuur gesignaleerde problematiek (versnippering, teveel in depot, teveel overheidslagen door elkaar) in relatie tot de door de Raad geformuleerde alternatieve maatregelen? 0 2 Blijft de autonomie van gemeenten ten aanzien van de door gemeenten gesubsidieerde musea gewaarborgd? In het specifiek ten aanzien van de LAMO? 0 3 Hoe verhouden uw voornemens in de Museumbrief zich tot de 18 musea die via andere departementen dan OCW subsidie ontvangen, mede in het licht van de recente ontwikkelingen omtrent het Geldmuseum en het Tropeninstituut? 1 4 Wat gaat er gebeuren met het Tropenmuseum? Is het uw insteek om dit museum te behouden, ten minste tot de nieuwe cultuurnota? 1 5 Op welke wijze wordt de bibliotheek van het tropenmuseum behouden? 1 6 Klopt het dat 59% van de Nederlanders geen of beperkte interesse heeft in het Nederlands erfgoed? Hoeveel van deze mensen hebben goedkoper toegang tot musea en erfgoed door lokale voordeelregelingen? Hoeveel van deze mensen zijn als kind wel naar het museum geweest? Kunt u aangeven wat dit zegt over de effectiviteit van dergelijke stimuleringsmaatregelen? 1 7 Hoe wordt de subsidie aan de rijksmusea afhankelijk gemaakt van de resultaten die musea boeken op samenwerking, educatie en het bereiken van het publiek? Hoe wordt gemeten of zij voldoende resultaten hebben behaald? In hoeverre worden zij gekort in subsidie wanneer zij geen voldoende resultaten hebben behaald? 1 8 Hoe verhoudt de rijkssubsidie die afhankelijk is van de resultaten geboekt op het thema samenwerken, zich tot de subsidie om samenwerking tussen de musea te stimuleren? Veroorzaakt deze nieuwe vorm van het toekennen van rijkssubsidies, waarbij eerst 2,5% wordt afgeroomd om die vervolgens weer te herverdelen, niet weer een nieuwe stroom aan regels en papierwerk? Gaat het bij de verstrekking van subsidie aan de rijksmusea met als voorwaarde samenwerking, over structurele en langdurige samenwerking of samenwerking op projectbasis? Is de subsidie beschikbaar voor samenwerking, zoals voorgesteld in de brief gericht op structurele en langdurige samenwerking of samenwerking op projectbasis? 1 2 9 Waarom is er niet gekozen voor het wijzigen van de onderliggende structuren, zoals de RvC voorstelt, maar voor het instellen van een beloningsstructuur voor musea? Hoe verhouden uw voornemens zich met de door de RvC beschreven constatering in zijn rapport op pagina 19: ‘Het huidige museale beleid richt zich vooral op voormalige rijksmusea en minder op het bestel …. Het beeld van een versnipperde sector domineert.’ 2 11 Wordt het jaarlijkse stimuleringsbedrag van twee miljoen euro per 1 januari 2014 vrijgemaakt? Hoe wordt dit gefinancierd? 2 10 Hoe wilt u het budget van twee miljoen euro verdelen? Hoe gaat u vaststellen welke musea een bijdrage krijgen en wat de hoogte van deze bedragen zullen zijn? 2 4 12 Kunt u aangeven waaruit blijkt dat musea wel vatbaar zijn voor samenwerkingssubsidies en niet voor verplichte samenwerking? Kunt u aangeven waarom ze niet van door de belastingbetaler betaalde instellingen samenwerking wil afdwingen? Kunt u dit afwegen tegen de maatregelen die bijvoorbeeld worden genomen bij de publieke omroep, waar samenwerking en fusies wel degelijk verplicht worden door de wetgever? 3 13 Hoe ziet u de rol van de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging Rijksmusea binnen het samenwerkingsbeleid? Ziet u hierin ook een rol voor de RvC? 3 4 14 Is er (buiten de cultuurkaart) extra budget beschikbaar om scholen te faciliteren met betrekking tot de samenwerking met musea? 4 15 Op welke wijze wordt de bezuiniging van 2,5% vormgegeven? Om welk bedrag per jaar per museum gaat het? 4 16 Wilt u na 2017 een generieke korting van 2,5 % aftrekken van het totale museale budget van 10 miljoen euro? Zal na 2017 de stimuleringsmaatregel nog steeds een omvang hebben van twee miljoen euro? Betekent dit dan een algehele korting op het museale budget van 500 duizend euro? 4 17 Zal de generieke korting van 2,5 % na 2017 gevolgen hebben voor de toegangsprijzen van musea? 4 18 Hebben musea de kennis, tijd en financiële middelen om scholen te assisteren in cultuureducatie? 4 19 Hoe zal de prijs voor het beste samenwerkingsproject tussen scholen en musea eruit zien? Is hiermee een financiële prijs gemoeid? Hoe wordt dit gefinancierd? 4 20 Zal de samenwerking tussen musea ook leiden tot een meer samenhangend museaal bestel, zoals voorgesteld door de RvC? Waar in de brief komt dit tot uiting? 4 21 Wordt cultuureducatie in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs verplicht of blijft het een keuzevak? Wordt hier dan ook verplicht eindexamen in gedaan? 4 22 Kunt u bevestigen dat als subsidievoorwaarde wordt opgenomen dat musea moeten meewerken aan een ruimhartig bruikleenverkeer? Betreft dit nationaal of internationaal bruikleenverkeer? Wat wordt er verstaan onder ‘ruimhartig’? Hoe wordt dit bruikleenverkeer getoetst? Geschiedt dit aan de hand van het aantal stukken dat in bruikleen wordt gesteld of aan de hand van het aantal aanvragen dat wordt gehonoreerd of afgewezen? 5 23 Hoeveel geld is er beschikbaar voor convenanten, zoals het convenant met de ouderenvermogensfondsen, waarover wordt gesproken? Hoe wordt voorkomen dat het Rijk en gemeenten niet beide subsidie geven voor goedkope toegang tot musea? Wordt er bij het geven van toegankelijkheidssubsidies ook rekening gehouden met de vraag? 5 24 Op welke wijze worden de prestatieafspraken vormgegeven, bijvoorbeeld op het gebied van nieuw publieksbereik? Door welke organisatie worden de criteria vormgegeven en gecontroleerd? Hoe gaan deze criteria eruit zien? 5 25 Wanneer zal het convenant over actieve cultuurparticipatie door ouderen gesloten worden en wanneer zal de Kamer dit convenant ontvangen? 5 26 Hoe wilt u medewerking aan bruikleenverkeer als voorwaarde voor subsidie vormgeven? Hoe wordt deze bereidheid getoetst? Hoe wordt de hoogte van de korting op de subsidie bepaald wanneer musea niet voldoende meewerken aan bruikleenverkeer? 5 27 Met het oog op het belang dat u hecht aan een digitale collectie, op welke wijze gaat u aan de slag met het soepeler maken van de auteursrechten, waarover de directeur van het Rijksmuseum sprak tijdens een rondetafelgesprek in de Kamer? 6 28 Waarom wordt voor het digitaal toegankelijk maken van de collectie gekozen voor DimCon en niet voor Europeana? 6 29 Hoe wilt u de beurzen voor wetenschappelijk onderzoek financieren? 7 30 Welke wijzigingen in de Erfgoedwet wilt u concreet voorstellen? Welke problemen zijn er geïdentificeerd op basis waarvan deze wijzigingen zijn ingegeven? 8 31 Wat zal in grote lijnen de inhoud zijn van de Erfgoedwet? Wanneer kan de Kamer deze verwachten? 8 32 Hoe zal het Programma Veilig Erfgoed eruit zien? Wanneer kan de Kamer deze verwachten? 8 33 Worden de drie verschillende scenario’s voorgelegd aan het museale veld? 9 34 Wat zijn de criteria op basis waarvan u een keuze maakt voor één van de drie scenario's? Welke afwegingen maakt u daarbij? 9 35 Welke musea worden momenteel door andere overheden gesubsidieerd en wat is de hoogte van deze subsidies? 9 36 Gaan per 2017 alle subsidies bestemd voor musea via de landelijke overheid lopen? Welke wijziging van verantwoordelijkheidsverdeling hoort daarbij? 10 37 Op welke termijn wordt deze nieuwe subsidieregeling concreet vormgegeven en naar de Kamer gestuurd? 10 38 Zullen de verschillende ministeries ook meer samenwerken wanneer musea onder verschillende ministeries vallen? 18 LAMO: Leidraad Afstoting Museale Objecten OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RvC: Raad voor Cultuur FILENAME Verslag 2013Z11695 PAGE 1 / NUMPAGES 3