De uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Dijsselbloem te evalueren
Bijlage
Nummer: 2013D24912, datum: 2013-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.M. Jadnanansing, Tweede Kamerlid (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: De uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Dijsselbloem te evalueren (2013D24910)
Preview document (🔗 origineel)
“s-Gravenhage, 13 juni 2013 Aan de voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Betreft: voorstel evaluatie uitvoering aanbevelingen commissie Dijsselbloem Geachte mevrouw Wolbert, Op 13 februari 2008 verscheen het rapport Tijd voor onderwijs van de parlementaire onderzoekscommissie onder voorzitterschap van Jeroen Dijsselbloem, die de onderwijsvernieuwingen tegen het licht had gehouden. In zijn analyse en conclusies benoemde het rapport 30 punten waarop het bij de onderwijsvernieuwingen vooral was misgelopen en op basis daarvan deed de commissie 15 aanbevelingen voor de toekomst: De overheid gaat over ‘het wat’; het onderwijs gaat over ‘het hoe’. De commissie bepleitte het opnieuw vaststellen van de verantwoordelijkheid van de overheid enerzijds en de scholen anderzijds. De overheid wordt dan verantwoordelijk voor het “wat”, de onderwijsinhoud en stuurt daarop in de vorm van het kerncurriculum, examens en toezicht. De scholen gaan nadrukkelijk over het “hoe”, dat wil zeggen de inrichting van het onderwijs, het pedagogisch-didactisch klimaat. Als extra waarborgen voor de kwaliteit van het onderwijsproces onderkende de commissie het belang van onderwijstijd en de kwaliteit van docenten. Ook op deze punten is het nodige herstel te verrichten. Overheid en onderwijs moeten de onderlinge verhouding verbeteren door erkenning van elkaars verantwoordelijkheden. De politiek moet zelfbeheersing tonen en focus aanbrengen in het beleid. Heldere omschrijving onderwijsdoelen via leerstandaarden en canonisering In het verleden heeft de wijze waarop de overheid onderwijsdoelen formuleerde onvoldoende houvast gegeven aan scholen, leerlingen en ouders. In de toekomst zou door middel van het ontwikkelen van leerstandaarden en canonisering van onderwijsinhoud voor iedereen helder moeten zijn wat de leerlingen aan het einde van hun schoolperiode moeten kennen en kunnen. Met de voorgestelde herwaardering van onderwijsinhoud zou, zo verwachtte de commissie, ook de positie en de waardering voor de vakdocent weer worden versterkt. Verplichte begin- en eindtoets In het basisonderwijs dient hernieuwde aandacht voor beheersing van basiskennis en basisvaardigheden te zijn. Ten behoeve van de kwaliteitsbewaking en het tijdig onderkennen van achterstanden moet daarom een begin- en een eindtoets worden afgenomen. Schoolexamen en centraal examen beide met goed gevolg afleggen. In het voortgezet onderwijs moest de verhouding tussen het schoolexamen en het eindexamen worden gewijzigd: beide moeten met voldoende resultaat worden afgelegd. Nationale Monitor van het onderwijs Er moest een nationale monitor komen. Scholen die voor een internationaal vergelijkend onderzoek zouden worden geselecteerd via een steekproef, zouden verplicht moeten worden hieraan deel te nemen. Gedegen kennis over het niveau van het onderwijs in Nederland moet bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in het onderwijs. Meer dwarsverbanden in gedifferentieerd stelsel en mogelijkheid tot stapelen Een versterking van het onderwijs moest tevens plaatsvinden door het aanbrengen van meer dwarsverbanden binnen het gedifferentieerde stelsel van voortgezet onderwijs. Herstel van verkeerde studie- of beroepskeuze kan in verschillende fasen van de schoolcarrière nodig zijn. Versterking van de mogelijkheden tot opstroom, afstroom of doorstroom maken het mogelijk talenten beter te benutten en schooluitval te voorkomen. Met name voor leerlingen die een achterstand moeten overwinnen zijn mogelijkheden tot stapelen in het onderwijs van groot belang. Een aparte reguliere arbeidsmarktgerichte leerweg met vakdiploma Daarnaast beval de commissie aan dat er in het beleid erkenning en waardering komt voor die leerlingen wier talenten niet zozeer op het cognitieve vlak liggen maar veleer op het praktische vlak. Zij zullen het niveau van de startkwalificatie, die zozeer centraal in het beleid staat, niet kunnen halen. Bij deze erkenning hoort ook een adequaat onderwijsaanbod in de vorm van een volwaardige, met een vakdiploma af te sluiten, arbeidsmarktgerichte leerweg. Toetsingskader en uitvoeringstoets Ook in de toekomst zou onderwijsvernieuwing nodig blijven. Ten behoeve van de door de overheid geïnitieerde toekomstige vernieuwingen van het onderwijsbeleid, heeft de commissie een toetsingkader geformuleerd. Belangrijke onderdelen daarin zijn: een breed gedragen en goed onderbouwde probleemanalyse, evaluatie van voorgaand beleid, verantwoorde afweging van beleidsalternatieven, voldoende tijd en financiële middelen voor de invoering, een helder gepositioneerde uitvoeringsorganisatie en (tussentijdse) evaluatie voordat het ingezette beleid eventueel wordt aangepast. Wanneer het gaat om onderwijsinhoudelijke vernieuwingen dienen deze wetenschappelijk gevalideerd te zijn. Zoniet, dan moet de beleidsvernieuwing eerst kleinschalig en wetenschappelijk begeleid worden uitgeprobeerd en geëvalueerd. De commissie bepleit verder dat de Tweede Kamer uit een oogpunt van zorgvuldigheid bij grote beleidsveranderingen zelf een onafhankelijke uitvoeringstoets laat verrichten. Structurele middelen voor geleidelijke vernieuwing van (kern)curricula Voor wat vernieuwingen van de onderwijsinhoud (examenprogramma’s e.d.) betreft, bepleitte de commissie een continu en geleidelijk proces waarvoor ook zichtbaar en structureel middelen op de begroting moeten worden vrijgemaakt. Vakdocenten moeten betrokken worden bij de inhoudelijke uitwerking van deze nieuwe onderwijsprogramma’s. Herijking definitie onderwijstijd en bekostiging Als extra waarborg voor de kwaliteit van het onderwijs onderstreepte de commissie de noodzaak van een wettelijke norm voor onderwijstijd. De commissie adviseert daarbij te komen tot een heldere definitie van lestijd door bevoegde docenten, veel andere schoolactiviteiten daar niet langer onder te vatten en de bekostiging door onafhankelijke derden opnieuw tegen het licht te laten houden. De nieuwe norm die ook adequaat wordt bekostigd, dient vervolgens consequent te worden gehandhaafd. Curricula en examens hbo-lerarenopleidingen vaststellen Voor de kwaliteit van het onderwijs in het voorgezet onderwijs is de kwaliteit van de lerarenopleidingen cruciaal. De commissie beval daarom aan dat de overheid heldere onderwijsdoelen (vakinhoud en didactiek) en centrale examinering op lerarenopleidingen invoert. Rol van inspectie opnieuw bezien De inspectie moest zich primair richten op controle van wettelijk vastgelegd deugdelijkheidseisen en de scholen in hoge mate vrij laten van aanvullende kwaliteitseisen. De wet moest op dit punt worden aangescherpt. Kritischer omgang scholen met didactische vernieuwingen Onder nadrukkelijke erkenning van de pedagogisch-didactische vrijheid van de scholen, heeft de commissie ook een reeks ‘controlevragen’ geformuleerd voor scholen aan de hand waarvan zij pedagogische vernieuwingen verantwoord kunnen afwegen. Belangrijke vraag daarbij is welke methode voor welke onderwijsinhoud en voor welke leerlingen geschikt is. Wetenschappelijke kennis moet daarbij worden benut of worden verkregen door kleinschalige vernieuwingen in de scholen. Samenwerking met de wetenschap kan een waarborg vormen voor zorgvuldigheid. Basisvoorwaarde is dat de vernieuwing onder de docenten gedragen wordt en dat aan de noodzakelijke voorwaarden verbonden aan nieuwe methode, kan worden voldaan. Oormerking van middelen voor zorgleerlingen De commissie steunde in hoofdlijnen de grotere autonomie van scholen. Echter, op een aantal punten ontbreekt de transparantie. Daarom beval de commissie aan dat middelen voor zorgleerlingen voortaan geoormerkt worden, zodat zeker is dat zij ook daadwerkelijk aan hen ten goede komen. Transparantie bieden over toedeling budget aan primaire onderwijsproces Ten tweede beveelt de commissie aan dat voortaan inzichtelijk moet worden gemaakt, aan de hand van gestandaardiseerde definities, welk deel van het budget naar het primaire onderwijsproces gaat en waar de overige middelen aan worden besteed (management, reserves e.d.). Bij een vergrote autonomie van het onderwijs hoort zowel verantwoording naar de overheid over de onderwijsresultaten als naar de directe omgeving van de school, de zogenaamde horizontale verantwoording, over resultaten, het schoolklimaat, de inzet van middelen enzovoorts. Wanneer de overheid helderheid biedt over de onderwijsdoelen, effectief toeziet op resultaten en zekerheid biedt over adequate faciliteiten, wordt de scholen een duidelijk kader geboden waarbinnen zij het onderwijs in grote vrijheid verder vorm kunnen geven. Voorstel Inmiddels is het ruim vijf jaar geleden dat het rapport Dijsselbloem is verschenen. Graag zou ik zien dat er in de Kamer een evaluatie van de uitvoering van de aanbevelingen wordt geagendeerd. Ik stel mij daarbij voor dat we het BOR verzoeken om gedurende het zomerreces een notitie te schrijven over de bereikte resultaten en de zaken die zijn blijven liggen. Na het zomerreces zouden we vervolgens een debat kunnen plannen. Kan de commissie daarmee instemmen? Met vriendelijke groeten, Jadnanansing PAGE \* MERGEFORMAT 1