[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag ministerie Buitenlandse Zaken over 2012

Stenogram

Nummer: 2013D25653, datum: 2013-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken<1>  en de algemene commissie
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking<2> hebben op 13
juni 2013 overleg gevoerd met minister Timmermans Buitenlandse Zaken en
minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over het Jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over
2012.

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag
uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Eijsink

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,

De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Jasper van
Dijk, Eijsink, Maij en Sjoerdsma, 

en minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en minister Ploumen voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 20.00 uur.

Aan de orde is de behandeling van:

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 mei 2013
inzake het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2012  (33605-V,
nr. 1);

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 juni 2013 met
de lijst van vragen en antwoorden Jaarverslag ministerie Buitenlandse
Zaken over 2012 (33605-V, nr. 5);

- Slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2012 d.d. 15 mei 2013
(33605-V);

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 juni 2013 met
de lijst van vragen en antwoorden inzake Slotwet ministerie Buitenlandse
Zaken over 2012 (33605-V, nr. 7);

- het rapport en de brief van de president van de Algemene Rekenkamer
d.d. 15 mei 2013 bij het jaarverslag over het Ministerie van
Buitenlandse Zaken 2012 (33605-V, nr. 2);

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 juni 2013 met
de lijst van vragen en antwoorden rapport Algemene Rekenkamer bij
Jaarverslag ministerie Buitenlandse Zaken over 2012 (33605-V, nr. 6);

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 mei 2013
inzake de aanbieding HGIS-jaarverslag 2012 (33002, nr. 6);

- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 april 2013 inzake de opvolging
algemeen overleg (Kamerstuk 31274, nr. 9) over Evaluaties
Ontwikkelingssamenwerking over de mogelijkheden om beleid op het niveau
van begrotingsartikelen en/of sub-artikelen te evalueren (31271, nr.
10);

- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 juni 2013
inzake de jaarlijkse rapportage over Nederlandse gedetineerden in het
buitenland (motie Pechtold 32500-V, nr. 137) – peildatum 1 april 2013
(2013Z11127).

 

De voorzitter: Ik open dit wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
welkom, evenals de leden en degenen die meeluisteren op de publieke
tribune en thuis. Dat zullen er velen zijn! Ik wil u graag
enthousiasmeren.

Voordat we met de vergadering beginnen merk ik op, omdat de leden daar
prijs op stellen, dat een lid van de commissie voor Buitenlandse Zaken,
mevrouw Bonis, haar lidmaatschap van de Tweede Kamer heeft beëindigd.
Dat wil zeggen dat zij de politiek en deze commissie -- niet de PvdA --
verlaten heeft. Ik denk dat ik namens de leden spreek als ik zeg dat wij
dat heel spijtig vinden. Ik wilde hier in ieder geval een opmerking over
hebben gemaakt. Het nieuws is voor ons allemaal nog heel vers en het zal
ons nog zeker even bezighouden. Het lijkt mij goed om haar dit vanaf
deze plek duidelijk te maken.

De griffier heeft de leden de procedure toegestuurd en die is vanmiddag
nog besproken in de procedurevergadering. Ik geef daarop een korte
toelichting. In dit wetgevingsoverleg zal de rapporteur van de commissie
eerst een inbreng geven namens de commissie. In dit geval is die
rapporteur de heer Sjoerdsma van de D66-fractie. Zijn inbreng zal
plaatsvinden namens de gehele commissie. De commissie heeft daarmee
ingestemd. De heer Sjoerdsma zal zo meteen als eerste spreken. Hij heeft
een spreektijd van zeven minuten. Op deze inbreng namens de commissie
zullen beide ministers vervolgens reageren. Als dat deel van het overleg
voorbij is, zal wederom de heer Sjoerdsma het woord nemen, net als de
andere collega's, maar dan zal hij spreken namens de D66-fractie. Alle
leden krijgen dan zeven minuten spreektijd. In dit geval is de heer
Sjoerdsma dus "double-hatted", maar wel met toestemming van de gehele
commissie. Ik denk dat de commissie de heer Sjoerdsma na zal volgen
wanneer hij dat hoofddeksel weer af zal doen, want daarmee begint het
natuurlijk. Dit debat staat gepland tot 23.00 uur.

Ik geef nu het woord aan de heer Sjoerdsma als rapporteur van deze
commissie over het jaarverslag. Succes.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Hartelijk dank voor uw inleidende
woorden, ook over onze collega Bonis, die helaas is vertrokken.

Het einde van het parlementaire jaar komt dichterbij. Traditiegetrouw
blikken we als Kamer samen met de bewindspersonen terug op de
begrotingscyclus van het jaar dat achter ons ligt. Het budgetrecht dat
we als Kamer daarbij kunnen, mogen en moeten uitoefenen, is een
fundamenteel recht van de Kamer. Ik vind het een eer om dit jaar als
rapporteur te mogen optreden voor de commissie voor Buitenlandse Zaken.
Graag wil ik de staf van het BOR bedanken voor zijn uitmuntende
voorbereidingswerk. Het begrotingsjaar 2012 was een bijzonder jaar, want
in de jaarverslagen wordt verantwoording afgelegd over niet minder dan
drie kabinetsperiodes: het kabinet-Rutte/Verhagen, het kabinet-Rutte II
en een demissionaire kabinetsperiode ertussenin.

De Algemene Rekenkamer was positief in zijn rapportage over het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Het had complimenten, en die deel ik
graag, voor het wegwerken van alle onvolkomenheden. Toch liggen er nog
enkele onderwerpen op de plank, waarop ik vanavond mede namens mijn
collega's zal ingaan. Allereerst is dat het postennetwerk. Ten tweede is
dat de wijze waarop de Kamer wordt geïnformeerd over malversaties en
het sanctiebeleid. Hierbij zal ik ook spreken over de beheercapaciteit
op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking. Ten derde zijn er de
slotwetmutaties. Ten vierde zal ik ingaan op de wijze waarop de geheime
uitgaven onder artikel 9 worden gecontroleerd. Ten slotte komen de
beleidsdoorlichting en de vertrouwensfuncties aan bod.

Laat ik beginnen bij het begin, namelijk met het postennetwerk. Een
slanker postennetwerk wordt mede mogelijk gemaakt door de
regionalisering van de backofficetaken door de regionale
serviceorganisaties, zo valt te lezen in het jaarverslag. De Algemene
Rekenkamer stipte aan dat een hybride constructie, waarbij de leden van
de Regioraad opdrachtgever én opdrachtnemer zijn en daarnaast zowel
toezichthouder als onderwerp van toezicht, in de praktijk kan wringen.
Welke maatregelen neemt de minister om te voorkomen dat de hybride
situatie ontstaat waarbij chefs de poste naast opdrachtgever ook
opdrachtnemer zijn, en een taak hebben in het toezicht houden op het RSO
(Regional Support Office) maar ook zelf onderwerp van toezicht zijn? Op
welke wijze neemt de minister de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer
inzake de interne controle van de RSO's? Een andere zorg geldt de
werkdruk en het algemene takenpakket van de RSO's. Kan de minister
toelichten hoe hij zal zorgen voor voldoende ondersteuning voor de
RSO's? Hoe controleert hij die activiteit? Tot slot vraag ik de minister
wanneer de Kamer de evaluatie van de regionalisering kan verwachten.

Ik kom op het tweede punt, namelijk de malversaties en het
sanctiebeleid. In 2012 waren er 31 gemelde gevallen van malversaties.
Eind 2012 waren vijftien gevallen in onderzoek. Over vijf daarvan is de
Kamer op vertrouwelijke wijze geïnformeerd. Het vervolg van die
onderzoeken is voor de Kamer echter niet in alle gevallen duidelijk,
want uitkomsten worden niet altijd gedeeld. Dat geldt ook voor het delen
met de Algemene Rekenkamer. In welk stadium wordt de Algemene Rekenkamer
geïnformeerd over vermoedens van malversaties? Ook voor de Kamer moet
de cirkel van informatie rond zijn. Kan de minister van de in
vertrouwelijke brieven aan de Kamer gemelde onderzoeken naar mogelijke
malversaties ook de uitkomst van die onderzoeken meedelen, ook wanneer
geen bewijs is gevonden voor malversatie? Ik vraag de ministers of zij
in de volgende jaarverslagen een overzicht kunnen opnemen met daarin in
ieder geval de volgende punten: de onderzochte gevallen van malversatie,
die wijze waarop de Kamer is geïnformeerd, de uitkomst van het
onderzoek en het effect van eventuele sancties. Zo heeft de Kamer in elk
geval voor alle gevallen een volledig beeld van de malversaties.

Ik vraag dit met een reden, want malversaties kunnen we natuurlijk niet
gebruiken. Nu er behoorlijk bezuinigd is, en nog bezuinigd wordt, op het
personeelsapparaat van Buitenlandse Zaken, neemt het risico op
malversaties en fraudegevallen toe. De beheercapaciteit kan in gevaar
komen door een gebrek aan financiële middelen, en die beheercapaciteit
moet juist gewaarborgd zijn. Ik vraag de minister dan ook of hij bereid
is om de Kamer een internationale vergelijking te sturen waaruit blijkt
hoe efficiënt de Nederlandse overheid ten opzichte van andere landen
omgaat met de beheercapaciteit op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking. Dat is misschien aardig, om een en ander in
perspectief te plaatsen. Zo kunnen wij zien hoe dun of dik bemand de
minister is en in hoeverre er risico's bestaan met betrekking tot de
beheercapaciteit als er verder wordt gesneden in het personeelsapparaat.

Ten derde kom ik te spreken over slotwetmutaties. Hierover is vorig jaar
ook gesproken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken informeert de Kamer
jaarlijks in de decemberbrief over kasmutaties. Dat is waardevolle
informatie, die de Kamer op prijs stelt. De toelichting bij de
slotwetmutaties is echter niet op elk punt compleet. De president van de
Algemene Rekenkamer, mevrouw Stuiveling, zei tijdens haar
aanbiedingstoespraak: wij achten extra aandacht van de Kamer voor die
slotwetten dit jaar geen overbodige luxe; het gaat vaak om substantiële
bedragen die in onze ogen de Kamer eerder, en beter toegelicht,
voorgelegd hadden kunnen worden.

Ik zal dit verduidelijken met een voorbeeld. Onder beleidsartikel 3 over
Europese samenwerking is sprake van een mutatie van ruim 180 miljoen
euro. De Kamer heeft hierover echter niets kunnen teruglezen in de
decemberbrief. Ook is onduidelijk waarom zo veel beleidsartikelen lager
zijn uitgevallen dan begroot. Ik benadruk graag dat volledige informatie
op dit gebied goed is voor de Kamer. De vraag is dan ook waarom de
minister niet alle naar verhouding grote mutaties in de slotwet aan de
Kamer heeft voorgelegd. Zijn beide ministers bereid om in de komende
slotwetten te verwijzen naar eerdere Kamerstukken, naast de
decemberbrief, zodat de Kamer kan zien of zij al eerder is geïnformeerd
over mutaties?

Ten vierde ga ik in op de controle op geheime mutaties. Geheime uitgaven
zijn bij een ministerie als Buitenlandse Zaken haast onvermijdelijk. Ook
op dit onderdeel moet echter zorgvuldige controle plaatsvinden. Toch
valt op dat er in de ontwerpbegroting van het ministerie van
Buitenlandse Zaken geen ramingen zijn voor artikel 9, het artikel over
geheimen; dit in tegenstelling tot de situatie bij bijvoorbeeld het
ministerie van Defensie. Kan de minister toelichten waarom in de
begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken geen ramingen worden
opgenomen? Zijn beide ministers bereid om dit voor de begroting van 2014
wel te doen?

Ik kom te spreken over de beleidsdoorlichting. In de brief van minister
Ploumen, toegezegd tijdens het algemeen overleg over evaluaties van
ontwikkelingssamenwerking, schrijft zij het volgende: "Ik hecht aan
tijdig en goed evalueren op het niveau van beleidsartikelen waar
mogelijk of substantiële en samenhangende delen van een beleidsartikel
wanneer dat niet mogelijk is". Kan de minister toelichten hoe zij dit in
de praktijk concreet voor zich ziet? Welke artikelen worden geclusterd
en welke niet? Minister Ploumen beloofde namelijk hetzelfde resultaat
met minder geld en die belofte maakt effectiviteitsmetingen belangrijker
dan ooit. Kunnen beide ministers ook toelichten hoe zij de
beleidsdoorlichtingen meer op het niveau van een begrotingsartikel gaan
uitvoeren? Zijn zij bereid om in samenwerking met de Kamer een
prioriteitenlijst op te stellen van artikelen waarbij een
beleidsdoorlichting gewenst is?

Al enkele jaren komen de onderwerpen informatiebeveiliging en beheer van
vertrouwensfuncties terug in het wetgevingsoverleg. De Algemene
Rekenkamer stelde dat het ministerie bij de uitbesteding van
ICT-diensten de verantwoordelijkheid niet goed heeft geregeld.
Kwetsbaarheden kunnen leiden tot lekken, spionage en oneigenlijk gebruik
van gegevens. Hoe gaat de minister de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer vormgeven om de regie op informatiebeveiliging bij
uitbesteding te verbeteren? Documenten van het ministerie moeten
namelijk goed beveiligd zijn. Op verschillende ministeries werken
ambtenaren met vertrouwelijke documenten zonder dat zij beschikken over
een geldige verklaring van geen bezwaar. Kan de minister toelichten of
het ministerie van Buitenlandse Zaken samenwerkt met andere ministeries
aan een adequate oplossing voor dit probleem?

Voorzitter, hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn betoog.

De voorzitter: Veel dank voor uw inbreng als rapporteur namens de
commissie, mijnheer Sjoerdsma. De minister van Buitenlandse Zaken kan
direct antwoorden.

Minister Timmermans: Voorzitter. Ik vind het heel leuk dat ik de
complimenten van de kant van de Kamer voor mijn rekening kan nemen
zonder dat ik mijzelf daarmee complimenteer. Minister Ploumen en ik zijn
namelijk slechts gedurende twee maanden verantwoordelijk geweest voor
het ministerie in het te rapporteren jaar. De complimenten van de
Rekenkamer gaan natuurlijk allereerst over de voorbereiding op 2012 en
daarnaast over de uitvoering van 2012. De complimenten zijn dus in
politieke zin vooral gericht aan onze voorgangers, en wat betreft de
uitvoering aan de heer Arnoldus, hier naast mij, en zijn collega's op
het ministerie. Zij dragen hiervoor verantwoordelijkheid en zij hebben
niet voor niets een heel grote taart gekregen van de Algemene
Rekenkamer, als enige ministerie zonder tekortkomingen! Dat is een heel
mooi compliment, en zo'n compliment maak je niet makkelijk als je zelf
ook onderdeel bent van de gecomplimenteerden. En dat zijn mevrouw
Ploumen en ik niet, dus wij kunnen dat nu makkelijk doen.

Ik zal nu ingaan op de vragen en de opmerkingen van de rapporteur. De
eerste vraag ging over het postennetwerk. Welke maatregelen nemen we om
te voorkomen dat er een hybride situatie ontstaat waarin de
ambassadeurs, dus de chefs de poste, behalve dat zij opdrachtgever en
opdrachtnemer zijn, ook een taak hebben in het toezicht op het RSO en
zelf onderwerp van toezicht zijn? Dat is vastgelegd in het Besluit
Orgaanbeschrijving Regionale Serviceorganisaties, het BOR. Ik kan er ook
niets aan doen; zo heet het nu eenmaal. De Regioraad, die bestaat uit de
chefs de poste in de regio waarvoor het RSO geldt, houdt toezicht op het
RSO. Het RSO rapporteert aan de Regioraad. Vanuit het ministerie is daar
dan weer toezicht op door de mensen van de heer Arnoldus en de
secretaris-generaal, onder eindverantwoordelijkheid van ons als politiek
leidinggevenden. Daarnaast hebben we de ISB, de Inspectie en Signalering
Bedrijfsvoering, die ook de RSO's bezoekt en daarover rapporteert.

Hoe kunnen we de regie behouden over de verdere implementatie van de
RSO's? Bij de regionalisering is ook een regiemodel opgesteld door de
opdrachtgevers. Op strategisch niveau ligt de regie bij de stuurgroep
onder leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal. Daarin hebben
verder zitting de directeuren van FEZ (Financieel Economische Zaken),
DCM (Dienst Consulaire Zaken en Migratiebeleid) en de personeelsdienst,
en de kwartiermaker van de directie bedrijfsvoering. Op operationeel
niveau opereert een regiegroep, met een vrijgemaakte secretaris, waarin
vertegenwoordigers van de belanghebbende directies zitting hebben.

Wanneer gaan we dit evalueren? Dat laten we doen door een onafhankelijke
partij in de tweede helft van dit jaar. Eind dit jaar hopen wij de Kamer
het rapport te kunnen aanbieden. Althans, het wordt aan ons aangeboden
en vervolgens hoop ik het de Kamer te kunnen aanbieden.

Ik neem aan dat mevrouw Ploumen de vragen over het malversatie- en
sanctiebeleid wil beantwoorden.

Er was nog een vraag aan mij over de mutaties en de slotwet. Ben ik
bereid om in de komende slotwetten per mutatie beter toe te lichten
waarom de Kamer over de mutaties pas in de slotwet en niet in de
suppletoire wetten wordt geïnformeerd? Ja, daar kan ik in de
toelichting op de slotwet rekening mee houden. De in die slotwet
opgenomen mutaties waren pas na afloop van het begrotingsjaar bekend.
Wel is de Kamer natuurlijk al eerder via de decemberbrief geïnformeerd
over de mutaties die na de indiening van de tweede suppletoire begroting
hebben plaatsgevonden. De decemberbrief is het extra instrument van
Buitenlandse Zaken om de Kamer te informeren.

De heer Sjoerdsma (D66): Veel van die informatie staat, zoals de
minister terecht opmerkt, in de decemberbrief. Ik noemde echter het
voorbeeld van beleidsartikel 3, over Europese samenwerking, om aan te
geven dat dit niet altijd zo is. Dat artikel gaat over 180 miljoen euro
die niet is opgenomen in de decemberbrief. In dat geval is de Kamer dus
niet geïnformeerd. Waarom is dat zo gegaan? De minister zegt toe om
hier in de toekomst meer aandacht aan te besteden. Heel graag. Er hoorde
nog één andere vraag bij, namelijk de vraag waarom zo veel
beleidsartikelen zo veel lager zijn uitgevallen dan begroot.

Minister Timmermans: Ik ga eerst in op het punt van die 180 miljoen voor
de EU-begroting. Dat heb ik gemeld bij de begrotingsbehandeling in de
Kamer, en ik wil er alles aan doen om te voorkomen dat het nog een keer
op die manier moet.

Waarom zijn de uitgaven op de beleidsartikelen lager uitgevallen? Mijn
vermoeden is dat dit voor sommige beleidsartikelen te maken heeft met
het feit dat voor een groot deel van het jaar het kabinet demissionair
was en er waarschijnlijk ook minder beleid is gemaakt. Wat betreft de
osOS-uitgaven heeft het te maken met de tegenvallende groei van het
bruto nationaal product, sterker nog: met een ten opzichte van de
ramingen gedaald bruto nationaal product, waardoor ook automatisch de
begrotingsmiddelen voor ontwikkelingssamenwerking dalen.

Ik ga nog in op de vraag over de ramingen op het begrotingsartikel
Geheim. Ik vind dat een goede vraag. Daar wil ik nog eens goed over
nadenken. Waarom kan Defensie het wel begroten en kunnen wij alleen
melden wat de uitgaven zijn? Ik vermoed dat het ermee te maken heeft dat
uit dat budget bij Defensie ook meer structurele uitgaven gefinancierd
worden, terwijl het bij Buitenlandse Zaken eigenlijk alleen incidentele
uitgaven betreft, die opkomen op het moment dat ergens een probleem is
dat je niet zonder het predicaat "geheim" kunt oplossen. Ik wil echter
nog eens goed bekijken of we daar een scherper onderscheid in zouden
kunnen maken.

Ik geloof dat ik er ben, voorzitter.

De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan de minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de rapporteur van deze commissie.
Ik zal kort spreken over drie onderwerpen: 1. sanctiebeleid en
malversaties, 2. beheercapaciteit op of voor Ontwikkelingssamenwerking
en 3. beleidsdoorlichtingen.

Ik ga eerst in op de malversaties. Gelet op onze politieke
verantwoordelijkheid doen wij er alles aan om vermoedens van
malversaties zo snel mogelijk en zo grondig mogelijk te onderzoeken. Wij
hopen dat het weinig voorkomt, maar als er een vermoeden van malversatie
is, zullen wij de Kamer hierover vertrouwelijk informeren. Over de
afwikkeling daarvan zullen wij de Kamer via het jaarverslag informeren.
Daarbij wordt specifiek ingegaan op de bewezen gevallen. Bij de overige
gevallen worden alleen de aantallen genoemd. Omdat deze een onderdeel
zijn van het jaarverslag, worden zij gecontroleerd door de auditdienst
van het Rijk en door de Rekenkamer. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer
graag een compleet beeld wil krijgen, ook van de niet-bewezen
malversaties. Ik stel dan ook graag voor, de Kamer eenmaal per jaar
vertrouwelijk per brief te informeren over de uitkomsten. Dat is dan
brief nr. 21. Ik zal dat ook doen bij de gevallen waarin geen bewijs is
gevonden. Ik moet dat vertrouwelijk doen omdat ik organisaties niet in
diskrediet wil brengen. Tegelijkertijd wil ik wel alle vermoedens
nauwgezet controleren. Alle informatie over malversaties, vermoed,
bewezen of van welke aard dan ook, staat altijd ter beschikking van de
Rekenkamer.

Mij is gevraagd naar het waarborgen van de beheercapaciteit, ook in
tijden van bezuiniging.

De voorzitter: De heer Sjoerdsma wil u interrumperen.

De heer Sjoerdsma (D66): Voordat de minister over de beheercapaciteit
gaat spreken, wil ik haar nog een vraag stellen over de malversaties. Ik
dank de minister voor het toezeggen van brief nr. 21. Misschien is het
niet de laatste belangrijke brief, maar het is wel goed om die brief te
krijgen. Als wij die brief jaarlijks krijgen, kunnen we de
informatiecirkel rondmaken. Wij krijgen immers ook de brieven over
mogelijke malversaties.

Mij is geworden dat de Rekenkamer niet altijd in een vroegtijdig stadium
wordt geïnformeerd, terwijl dat wel wordt gewenst. Ik maak dat bij
dezen aan de minister kenbaar.

Informatie over het effect van eventuele sancties en het terugvorderen
van geld lijkt mij belangrijk. Ik weet niet of de minister deze
informatie vertrouwelijk of in het openbaar met de Kamer wil delen. Ik
kan mij voorstellen dat Nederlanders het belangrijk vinden om te weten
dat, als er malversaties zijn, alles wordt gedaan om het verkeerde
ongedaan te maken. Ik kan mij ook voorstellen dat de minister wil laten
zien dat dit lukt.

Minister Ploumen: Op het laatste punt dat de heer Sjoerdsma noemt, kan
ik zeggen dat dit in veel gevallen ook lukt. Ik voel zeer met de heer
Sjoerdsma mee als hij zegt dat het goed is om te laten zien dat het
sanctiebeleid uiteindelijk ook tot resultaten leidt. Ik wil nog wel even
bekijken in welke vorm dat gerealiseerd kan worden. Als wij laten zien
wat wij terugvorderen, levert dat natuurlijk extra informatie op over de
relatie tussen vermoede malversaties en bewezen malversaties. Ik begrijp
heel goed wat de heer Sjoerdsma wil en het lijkt mij zowel voor de Kamer
als voor ons goed om deze informatie te delen.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik kan mij die gevoelens van de minister
voorstellen. Ik kan mij ook voorstellen dat wij niet worden ingelicht
over wat er wordt teruggevorderd en dat ons enkel wordt meegedeeld dat
er teruggevorderd is en wat er terug is gekomen. Dan zien wij welk
resultaat het heeft gehad zonder dat daarbij wordt ingegaan op
vermoedens en dan blijft het buiten het terrein van vertrouwelijkheid.

Minister Ploumen: Dat zeg ik de heer Sjoerdsma graag toe. Mij lijkt dat
wij dit zodanig in het jaarverslag kunnen opnemen dat hiermee tegemoet
wordt gekomen aan deze behoefte aan informatie. 

Er is gevraagd of het mogelijk is om inzake het waarborgen van de
beheercapaciteit een internationale vergelijking te maken. Wij spreken
natuurlijk met onze buitenlandse collega's over de manier waarop zij dat
ordenen en organiseren. De context, de organisatievorm of het feit dat
het onder een ander ministerie is gebracht, kan er overigens toe leiden
dat een vergelijking moeilijk te maken is.

De heer Sjoerdsma (D66): Ook in dezen voel ik met de minister mee. Ik
wil mijn verzoek toelichten. Als ik de Nederlandse overheid vergelijk
met de overheden van andere landen, zie ik dat de Nederlandse overheid
behoorlijk efficiënt en relatief "dun" is. Natuurlijk, overal valt nog
wel een efficiëntieslag te maken, maar het lijkt er niet op dat het vet
op de botten zit. Ik zal de minister dan ook zeker niet vragen om op elk
mogelijk punt een veel omvattend internationaal onderzoek te starten.
Voor ons is het echter wel interessant om te weten hoe de Nederlandse
beheercapaciteit in haar jasje zit. De minister ziet zich immers
geconfronteerd met een behoorlijke taakstelling uit het vorige kabinet
en dit kabinet doet daar nog een slagje bovenop. Ik ben benieuwd hoe dat
uitpakt.

Minister Ploumen: Dat zeg ik graag toe. Ik kan me voorstellen dat we nog
een nader gesprek hebben over de vraag welke variabelen daarbij relevant
zijn. Ik teken aan: brief nr. 22.

De beleidsdoorlichtingen zijn buitengewoon belangrijk omdat zij
informatie geven over de effectiviteit en de impact. Dat moeten we op
het goede niveau doen; daar wil ik geen enkel misverstand over laten
bestaan. Hierover heb ik al eerder een toezegging gedaan. Sindsdien heb
ik mij hierin verdiept. Die toezegging wil ik gestand doen, maar soms is
het heel lastig om een algemene doelstelling te evalueren. Ik geef een
voorbeeld. Onder het huidige artikel 5 vallen zowel de doelstellingen
voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten als de
doelstellingen voor onderwijs en het medefinancieringsstelsel (MFS).
Daartussen zit natuurlijk een zekere beleidsmatige samenhang, maar het
zijn ook verschillende grootheden die je binnen hun eigen context zou
willen evalueren. Conform de nieuwe regeling, RPE 2012, zal in de
gevallen waarin bij een beleidsdoorlichting niet een geheel
beleidsartikel wordt doorgelicht, worden vermeld op welk samenhangend en
substantieel deel van het beleidsartikel de doorlichting wel betrekking
heeft. Wij zullen daarbij ook vermelden wanneer de andere onderdelen van
dat artikel worden doorgelicht.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik onderdruk een onweerstaanbare neiging om het
document RPE 2012 op te vragen, maar ik zal het niet doen. Ik heb wel
een vraag over de artikelsgewijze evaluatie die de minister beschrijft.
De minister zegt dat onder artikel 5 niet alleen seksuele gezondheid
valt, maar ook onderwijs en het MFS. Als dat in één geheel moet worden
geëvalueerd, zo zegt de minister, dan worden appels met peren
vergeleken; de samenhang klopt dan niet en de proporties zijn niet
helemaal juist. Dat wil ik wel geloven. Als ik de andere kant van de
medaille bekijk, stel ik mij de vraag of de beleidsartikelen dan wel op
de juiste manier zijn geformuleerd. Zijn de doelstellingen wel scherp en
in de juiste proporties geformuleerd? Nu zijn er twee nieuwe ministers
en er is een nieuw beleid. Is het dan niet interessant om daar nog eens
grondig naar te kijken, opdat beleidsdoorlichting op het niveau van de
artikelen bij een nieuwe begroting wel mogelijk wordt?

Minister Ploumen: Volgende week stuur ik met veel genoegen een brief
naar de Kamer. Dat doel ik overigens samen met mijn collega Timmermans.
In deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de twee
begrotingshoofdstukken die vanaf 2014 op het departement worden
gehanteerd. Daarin staan natuurlijk ook de beleidsartikelen. Gelet op
hetgeen wij vanavond hebben gewisseld, kan ik mij goed voorstellen dat
het voor de Kamer interessant is om naar deze nieuwe
begrotingshoofdstukken en de beleidsartikelen te kijken. Als de Kamer
dat graag wil, kunnen wij daar wellicht op een later moment nog over
spreken.

De planning van de beleidsdoorlichtingen is opgenomen in de begroting
voor 2013. Die informatie is nog steeds actueel. Wij werken eraan om een
en ander netjes af te ronden en om die informatie "lerend" aan te
wenden. De opstelling van de begroting voor 2014 wordt op dit moment
voorbereid. In de memorie van toelichting op die begroting wordt de
planning voor 2014 opgenomen. 

Naar ik meen, heb ik hiermee de vragen beantwoord. 

De voorzitter: De rapporteur wil nog enkele opmerkingen maken.

De heer Sjoerdsma (D66): Een aantal vragen uit mijn inbreng is inderdaad
nog niet beantwoord. Een vraag ging over de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer om de regie over de informatiebeveiliging bij uitbesteding te
verbeteren. Hoe gaan de ministers deze regie vormgeven? Mijn andere
vraag ging over de verklaringen van geen bezwaar. In het jaarverslag en
in het rapport van de Algemene Rekenkamer staat dat enkele ambtenaren op
het ministerie van Buitenlandse Zaken een vertrouwensfunctie vervullen
waarvoor een verklaring van geen bezwaar nodig is, terwijl zij niet over
deze verklaring beschikken. Daar is wel een uitleg voor, maar de vraag
is hoe de ministers dat willen verbeteren.

De voorzitter: Deze vraag lijkt mij bestemd voor de minister van
Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Ja, dat lijkt mij ook, mevrouw de voorzitter. De
Rekenkamer heeft mij inderdaad gevraagd om de regie over de
informatiebeveiliging te verbeteren. Wij hebben deze beveiliging deels
uitbesteed aan externe partijen. Die partijen moeten voldoen aan de
gestelde eisen voor de beveiliging van de informatie. Het toezicht op
het voldoen aan die eisen wordt op het ministerie door meer diensten
uitgeoefend. Hierin schuilt een coördinatierisico. Als deze taak door
meer diensten wordt uitgevoerd, bestaat altijd het risico dat de ene
dienst denkt dat de andere dienst het heeft gedaan, terwijl geen van
beide het heeft gedaan. Wij willen ervoor zorgen dat dit soort
misverstanden niet kan ontstaan. Er is nu een georganiseerd risico- en
compliancyoverleg, dat ervoor moet zorgen dat we ieder risico uit het
systeem halen. Daar werken we nu aan. Op het moment dat wij dit
waterdicht hebben geregeld, zullen wij de Kamer daarover rapporteren.   

De Rekenkamer heeft mij inderdaad aanbevolen om het aantal medewerkers
dat een vertrouwensfunctie vervult zonder te beschikken over een geldige
verklaring van geen bezwaar, actief terug te dringen en te bewaken. Om
hier invulling aan te geven, hebben wij een aantal projecten
herwaardering vertrouwensfuncties en clustering vertrouwensfuncties
gestart. Alle vertrouwensfuncties worden nu tegen het licht gehouden. Er
zijn dan twee mogelijkheden: ervoor zorgen dat de functie wordt vervuld
door iemand die wel een verklaring van geen bezwaar heeft of goed
bekijken of het wel nodig is dat deze functies vertrouwensfuncties zijn.
Het lijkt mij niet nodig om dit zo te laten zijn als dat niet hoeft. Nu
geldt dat bij elke functiewisseling opnieuw een veiligheidsonderzoek
moet worden uitgevoerd. Ik hoop dat wij dat kunnen rationaliseren, zodat
alleen een veiligheidsonderzoek vereist is als iemand uit een
functiegroep stapt en echt iets anders gaat doen en dus niet als hij
alleen maar van stoel wisselt.  

De voorzitter: Ik dank beide bewindslieden voor de beantwoording van de
vragen van de rapporteur.

Mijnheer Sjoerdsma, mag ik u vragen om een andere pet op te zetten zodat
ik u als woordvoerder van D66 het woord kan geven over de stukken die
voorliggen? Uw zeven minuten gaan nu in.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik hoop ze niet allemaal vol te
maken. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording van mijn vragen
in eerste termijn. De Algemene Rekenkamer was positief over de prestatie
van het ministerie. Als woordvoerder van D66 deel ik deze complimenten
graag opnieuw uit.

In mijn eerste termijn als lid van de commissie wil ik graag ingaan op
de volgende onderwerpen: het postennetwerk, het archiefbeheer, de
gedetineerdenrapportage en de beleidsprioriteiten.

Het postennetwerk is een terugkerend onderwerp in het wetgevingsoverleg
met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze minister stelt zichzelf
ten doel om de beste diplomatieke dienst ter wereld te realiseren en dat
steun ik van harte. In het jaarverslag staat dat het doel van
regionalisering is: het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de
kwaliteit van de dienstverlening door schaalvergroting van de uit te
voeren taak. Over dit postennetwerk wil ik toch iets oppakken wat niet
per se in het jaarverslag staat, maar wat de Ombudsman wel heeft gemeld.
De Ombudsman ontvangt af en toe klachten over het ministerie van
Buitenlandse Zaken. Het valt mij op dat die klachten voornamelijk
voortvloeien uit problemen die worden veroorzaakt door de bezuiniging op
het postennetwerk. Ik geef twee voorbeelden. De Ombudsman zegt dat er
sprake is van een verschraling van het dienstenaanbod. Burgers moeten
voor dezelfde diensten naar posten in naburige landen. De wachttijden
voor afspraken lopen behoorlijk op, soms zelfs tot een halfjaar.
Daarnaast ervaren veel burgers problemen bij de informatievoorziening en
het aanvragen van visa en paspoorten, aldus de Ombudsman. Ik hoor graag
van de minister hoe hij tegen deze twee observaties van de Ombudsman
aankijkt.

Het was al bekend, maar vandaag werd opnieuw aangekondigd dat deze maand
nog twee posten hun deuren zullen sluiten: de posten in Zambia en
Burkina Faso. In 2012 zijn al vijf posten gesloten. Kan de minister
toelichten welke gevolgen deze sluitingen hebben gehad?

Vorig jaar heeft mijn collega Wassila Hachchi uitgebreid gesproken over
het archiefbeheer. In 2011 was het archiefbeheer nog een onvolkomenheid.
Anno 2012 is dat gelukkig opgelost. Uiteraard is mijn fractie verheugd
dat te horen. Wij zijn net als het ministerie van mening dat het werk
nog niet af is. Hoe zorgt de minister ervoor dat de overgang van een
papieren archief naar een digitaal archief succesvol verloopt en ook
daadwerkelijk in het eerste kwartaal van 2014 wordt afgerond?

Er is nog een andere positieve noot die ik graag wil plaatsen en die
betreft de jaarlijkse rapportage over Nederlandse gedetineerden in het
buitenland, die wij afgelopen week hebben mogen ontvangen. Deze
rapportage wordt ons mede als gevolg van de motie-Pechtold toegestuurd.
Zij draagt sterk bij aan het inzichtelijk maken van trends en van de
landen waarin landgenoten vastzitten. Ik complimenteer de regering graag
met haar financiering van de juridische bijstand voor de drie
terdoodveroordeelden. De ondersteuning door het ministerie van deze
mensen is van onschatbare waarde. Kan de minister uitsluitsel geven over
het land en de plaats waar de drie terdoodveroordeelden zich bevinden?
Kan de minister deze informatie standaard toevoegen aan een volgende
rapportage over gedetineerden in het buitenland?

Ik ga in op de beleidsprioriteiten. Termen zoals "integraal onderdeel",
"prioriteit", "posterioriteit", "focus" en "speerpunt" komen behoorlijk
vaak terug in het jaarverslag. Ik heb het er een aantal keren op
doorzocht: op elke pagina worden ze meermalen genoemd. Dat suggereert
dat het buitenlandbeleid veel prioriteiten kent en misschien zelfs een
beetje versnipperd is. Ik vraag beide bewindslieden dan ook of zij,
terugkijkend op 2012, niet vinden dat het ministerie te veel
prioriteiten heeft gesteld. 

Tot slot. Volgend jaar rond deze tijd zal deze commissie opnieuw
samenkomen om de begrotingscyclus van 2013 te bespreken. Ik kijk uit
naar dat overleg, waarin wij met deze twee ministers kunnen spreken over
een jaar dat zij helemaal hebben volgemaakt. Dan kunnen zij de
complimenten, die dan ongetwijfeld zullen volgen, ook aan zichzelf
toerekenen. Ik hoop dat wij dan voortgang hebben geboekt op het gebied
van het postennetwerk, het archiefbeheer, de rapportage over
gedetineerden en de prioritering in het beleid.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik mij graag
aansluiten bij de woorden die u, mevrouw de voorzitter, hebt gesproken
aan het adres van mevrouw Bonis. Zij heeft vandaag een moeilijk besluit
genomen. Namens de VVD wil ik haar veel succes wensen.

Ik dank ook de rapporteur voor zijn verslag en ik dank het BOR en de
Algemene Rekenkamer voor hun inbreng bij het analyseren van de
verslagen.

De verantwoording over 2012 ziet er goed uit. Ik zal niet al te veel
veren gaan uitdelen, anders gaan er mensen blozen en moet er veel te
veel taart worden gegeten. De VVD ziet met tevredenheid in het
jaarverslag dat de hervormingen van het kabinet-Rutte I in 2012 op koers
liggen. De onvolkomenheden die nog wel in het jaarverslag van 2011
zaten, zijn verholpen. De Algemene Rekenkamer concludeerde toen nog dat
het archief van het ministerie niet goed functioneerde. Er is wel iets
wat bij het openen van het jaarverslag meteen opvalt. Het begint met een
hippe wordcloud, met termen zoals "veiligheid", "Syrië",
"mensenrechten" en "Mali", met de klemtoon op de eerste lettergreep, of,
voor de Franstalig georiënteerden in dit gezelschap, met de klemtoon op
de tweede lettergreep. Verder zijn er de namen te vinden van de
bewindslieden Ploumen en Timmermans. De VVD vindt het positief dat de
PvdA-bewindslieden hun naam willen verbinden aan de hervormingen van het
kabinet-Rutte I. De minister van Buitenlandse Zaken heeft al
complimenten uitgedeeld aan zijn staf en zijn voorgangers. Zijn de
bewindspersonen het met de VVD-fractie eens dat de namen Rosenthal en
Knapen niet hadden misstaan in deze wordcloud?

De rapporteur heeft al een aantal wezenlijke punten van het jaarverslag
en de slotwet behandeld. Ik zal vooral ingaan op een aantal specifieke
uitgaven en beleidsartikelen. Een aantal posten viel budgettair ruim
hoger uit dan begroot. Sommige partnerlanden bijvoorbeeld, hebben veel
meer ontwikkelingssamenwerkingsgeld ontvangen dan begroot. Ethiopië
ontving 23 miljoen euro extra, Uganda 13 miljoen en Bangladesh 4
miljoen. Op de feitelijke vragen antwoordt de minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat de Meerjarige Strategische
Plannen (MJSP's) nog niet waren opgesteld. Ik hoor heel graag van de
minister of het ontbreken van de MJSP's het maken van een globale
begroting voor de partnerlanden in de weg staat. Worden bij het maken
van de begroting geen bedragen bij benadering vastgelegd? Hoe wordt het
geld dat nodig is voor de MJSP's dan gereserveerd? Hoe wordt daar
rekening mee gehouden?

Een groot verschil komt ook voor bij het programma voor
voedselzekerheid. Daarvoor is 58 miljoen euro meer uitgegeven dan
oorspronkelijk begroot. In totaal ging het bij dit programma om 277
miljoen euro. Ik hoor graag waardoor dit grote verschil is veroorzaakt.

Bij sommige budgetten is in 2012 juist sprake van onderuitputting. Deze
budgetten werden voor een deel gebruikt om de contributies aan
internationale organisaties voor 2013 te financieren. Waarom is daarvoor
gekozen? Wat is er gebeurd met de overige budgetten waarbij zich een
onderuitputting heeft voorgedaan?

In antwoord op de feitelijke vragen wordt gesteld dat de ODA-middelen
automatisch doorschuiven naar het volgende jaar. Aan de minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vraag ik hoe groot het
totaal aan doorgeschoven ODA-middelen is en wat daarmee gebeurt.

Dat brengt mij bij de slotwet. De Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt
dat er een flink aantal mutaties was en dat enkele mutaties eerder
genoemd hadden kunnen worden. De minister van Buitenlandse Zaken heeft
al gezegd dat een aantal mutaties wel degelijk in de decemberbrief is
genoemd, maar ik krijg de indruk dat de Algemene Rekenkamer bedoelde dat
deze ook al in eerdere suppletoire begrotingen vermeld hadden kunnen
worden. Wat gaan de ministers met deze suggestie doen?

De rapporteur heeft al gesproken over de malversaties. Op de lijst van
de procedurevergadering van vandaag stonden er alweer twee. Het lijkt
erop dat het aantal toeneemt. Ook blijkt dat niet alle onderzoeken aan
de Kamer worden gemeld. Vorig jaar werden er bijvoorbeeld vijf van de
vijftien gemeld. Op basis van welke criteria wordt besloten om dit wel
of niet vertrouwelijk aan de Kamerleden te melden?

Ik ben blij met de toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking die volgde na de inbreng van de rapporteur,
namelijk dat zij de Kamer vertrouwelijk per brief nr. 21 over de
uitkomsten zal informeren. Hartelijk dank daarvoor. Wij hebben trouwens
begrepen dat dit brief nr. 26 zou moeten zijn, maar we zullen verder
doortellen.

Dan wil ik graag nog iets zeggen over multilaterale organisaties. Bij de
feitelijke vragen heeft de VVD aandacht gevraagd voor de vrijwillige
afdrachten door Nederland aan internationale organisaties. De minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt op korte
termijn nog met een evaluatie van die organisaties, maar ik doe toch al
twee constateringen. Een aantal organisaties heeft in 2011 voor 2012
geld ontvangen en in 2012 al voor 2013. Dat leidt tot onoverzichtelijke
situaties. Heeft dit een puur begrotingstechnische reden of is hier een
andere reden voor? Bovendien constateert de VVD dat de Wereldbank voor
de top meer dan 5 miljoen netto aan salarissen en premies opstrijkt. Dat
zijn enorm hoge bedragen. En dat voor een bank die op subsidies draait.
Wat is de appreciatie van de minister?

Ik kom op de RSO's, waar de rapporteur al veel over heeft gezegd. De
regionale samenwerkingsverbanden van de Nederlandse posten voor China en
Azië zijn samengevoegd. Gezien de grote waarde die wij hechten aan onze
relatie met China, vragen wij ons af of hiermee de aandacht voor
specifieke groeiregio's als China niet verwatert. De Rekenkamer heeft
gewaarschuwd voor mogelijk onvoldoende controle op de RSO's. Daarop
heeft de minister van Buitenlandse Zaken inmiddels antwoord gegeven met
een toelichting op het regiemodel. Ik ben blij dat de minister in de
tweede helft van dit jaar met een evaluatie door een onafhankelijk
bureau komt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Het wordt een beetje saai,
maar ik ben ook in hoofdzaak positief. Ten eerste dank aan onze
voortreffelijke rapporteur, die het heel mooi heeft verwoord. Ik heb het
verslag van het debat van vorig jaar bekeken. Toen ging het over de
bedrijfsvoering. Het rapport van de Rekenkamer bekijkend, kun je niet
anders dan je pet ervoor afnemen. Eerdere problemen zijn opgelost en de
bedrijfsvoering is sterk verbeterd. Dat is dus goed nieuws. De regering
moet er natuurlijk wel voor oppassen dat nieuwe ontwikkelingen rond
bezuinigingen het huidige niveau van bedrijfsvoering niet aantasten.
Daarom de vraag of het departement in staat is om deze onvolkomenheden
structureel te voorkomen.

Het viel mijn fractie op dat er het nodige geschreven wordt over landen
als Iran en Egypte, maar niet over Saudi-Arabië. Ik ben ervan overtuigd
dat ook daar veel over te zeggen valt, bijvoorbeeld rond
mensenrechtenschendingen en de rol die het land in de regio speelt. Kan
de regering een toelichting geven op de manier waarop een keuze wordt
gemaakt voor bepaalde landen?

Ik maak een enkele opmerking over ontwikkelingssamenwerking. Wij missen
een helder verband met de millenniumdoelen. Die worden één keer
genoemd. Het feit dat het bereiken van deze doelen een internationale
inspanning vereist, ontslaat dat Nederland natuurlijk niet van de plicht
om inzichtelijk te maken of en zo ja, hoe het daaraan bijdraagt. Wat
zeggen de cijfers over het aantal mensen dat dankzij onze bijdrage meer
toegang tot drinkwater heeft als wij niet weten of die toegang tot
drinkwater in zijn geheel toe- of afneemt? Wordt ons geld zinvol
besteed? Dat is natuurlijk een cruciale vraag in het hele debat over
ontwikkelingssamenwerking.

Het kabinet richt zich meer op armoedebestrijding via handel en er gaat
meer aandacht uit naar opkomende markten. Wij zien veel vooruitgang bij
het behalen van de millenniumdoelen, maar het is wel ongelijk verdeeld.
Het verschilt per land per inkomensgroep. Vooral in India, China en
andere opkomende markten is de vooruitgang groot, maar andere delen van
Azië en met name Sub-Sahara Afrika blijven achter. Wil het kabinet de
vooruitgang in de verantwoording van volgend jaar goed per regio
specificeren?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik vrees dat mijn bijdrage een beetje
in lijn is met de bijdrage van voorgaande sprekers. Complimenten aan het
ministerie voor het verslag. Na de jaren waarin het ministerie van
Buitenlandse Zaken op de verschillende onderdelen van het postennetwerk
en de nieuwe begrotingssystematiek in transitie verkeerde, heb ik er
grote waardering voor dat de Rekenkamer deze keer geen grote
onvolkomenheden heeft geconstateerd. Ik geloof dat dat een unicum is. De
complimenten zijn al eerder uitgedeeld, maar ik herhaal ze hier.

Er zijn ook puntjes die beter kunnen. De rapporteur heeft er namens ons
al een aantal benoemd, waarvoor ik hem dank. De president van de
Algemene Rekenkamer zegt: wij achten extra aandacht voor de slotwetten
geen overbodige luxe. Hij attendeert de Kamer op substantiële bedragen
die eerder en beter toegelicht hadden kunnen worden. Ook voorgaande
sprekers hadden het daar al over. Is de minister bereid om dat ook op
andere momenten dan met de decemberbrief te doen?

Ook de regionalisering van het postennetwerk is aan de orde geweest. Het
is een punt van aandacht. Zijn er stappen gezet in de samenwerking in
Benelux-verband en de overdracht van consulaire taken aan EDEO? Is er al
meer helderheid over de manier waarop deze samenwerkingsverbanden vorm
krijgen in Benelux-verband of misschien met andere Europese lidstaten?
Hoe verhoudt dit zich tot de RSO's?

De PvdA is over het algemeen ook tevreden over de kwaliteit en
onafhankelijkheid van de evaluaties van de IOB en andere instituties,
zoals de Algemene Rekenkamer. Wij zijn ook tevreden met de conclusies,
die meestal aangeven dat het Nederlandse beleid goed is en dat er veel
beoogde resultaten worden bereikt. In een eerder algemeen overleg over
evaluaties spraken wij er al over dat ze kwalitatiever kunnen worden
gemaakt. Naast de kwantitatieve analyse krijgen wij zo ook wat meer
kwalitatieve inhoud en analyse. Ook hecht mijn fractie eraan om in een
aantal gevallen de horizon wat verder weg te leggen met evaluaties over
een wat langere termijn. Wij moeten de langetermijneffecten beter kunnen
monitoren en evalueren. Daar kunnen wij van leren en het helpt ons om
het effectieve beleid op een hoger niveau te brengen en een maximaal
rendement van onze euro's te krijgen, zoals de heer Van Dijk ook al
aangaf.

Ondanks de aandachtspunten kunnen wij niet anders dan constateren dat
het ministerie van Buitenlandse Zaken een goed product heeft afgeleverd.
Wij vragen de bewindslieden of er nog andere beleidsconclusies zijn die
zij meenemen naar het lopende en komende jaar.

De voorzitter: Het lijkt wel complimentendag. Het komt niet zo heel vaak
voor dat alle fracties, inclusief de rapporteur namens de commissie, zo
veel complimenten uitdelen. Dat geeft een prettig gevoel.

Minister Timmermans: Voorzitter. Laat ik beginnen mijn instemming te
betuigen met hetgeen mevrouw De Caluwé zei. Het was een stuk netter
geweest als bij die woordwolk de namen van Rosenthal en Knapen hadden
gestaan. Zij hebben er, gelet op de tijd dat zij er verantwoordelijk
voor waren, meer recht op dan Ploumen en Timmermans. Het is te veel eer
voor ons. Voor tien van de twaalf maanden was het de
verantwoordelijkheid van onze voorgangers.

De heer Sjoerdsma refereert terecht aan de opmerkingen van de Ombudsman
over het postennet. Ik heb er zelf uitvoerig met hem over gesproken. Ik
heb twee dingen tegen hem gezegd. Wat de communicatie betreft wil ik
heel eerlijk tegen de Kamer en tegen de Nederlandse bevolking zeggen:
als wij minder geld krijgen, kunnen wij minder doen. Je kunt dingen
beter doen, maar met minder geld kun je niet altijd alles beter doen met
een andere organisatie. Wij moeten daarover eerlijk zijn. Ook
Buitenlandse Zaken zal in zijn serviceverlening keuzes moeten maken. Dat
betekent dat je niet meer overal visumverlening kunt doen. In
Zuid-Frankrijk wonende mensen waren het gewend dat zij hun visum in
Toulouse konden afhalen. Dat gaat nu niet meer en dat leidt tot meer
kosten. De Ombudsman was het met mij eens dat je dat gewoon inzichtelijk
moet maken. Dan weet de bevolking waarom er minder service is. Er is
gewoon minder geld voor. De keuzes die wij maken zijn ter beoordeling
aan de Kamer. Ik geloof dat de Ombudsman het hierover met mij eens was.

De heer Sjoerdsma (D66): De minister zegt dat het belangrijk is om het
inzichtelijk te maken. Hoe gaat hij dat doen?

Minister Timmermans: De heer Sjoerdsma vraagt wel een beetje naar de
bekende weg. Hij weet dat wij bezig zijn met het voorbereiden van een
visie op de toekomst van het postennet. Daarbij zullen wij hierop
uitvoerig terugkomen. Als je minder geld hebt, heb je minder
mogelijkheden om dingen te doen, maar je kunt dingen wel beter doen. Als
wij eenmaal zover zijn dat de looptijd van paspoorten geen vijf jaar
maar tien jaar is, dan scheelt dat al enorm veel in de last van mensen
die in het buitenland wonen. Als je in het buitenland woont en op
Schiphol een paspoort kunt afhalen, is dat natuurlijk een
serviceverbetering. Dan kunnen wij met minder aanwezigheid in het
buitenland de service voor Nederlanders misschien toch verbeteren. Ik
kom er graag op terug.

De heer Sjoerdsma heeft ook verwezen naar de verbetering van het
archiefbeheer. Ik ben het op dat punt zeer met hem eens. Het
archiefbeheer bij Buitenlandse Zaken is heel lang heel traditioneel
geweest, omdat het op de posten geregeld was. Op heel veel posten hadden
wij kasten met papieren. Wij zijn wereldwijd het archiefwezen aan het
digitaliseren. Dat heeft grote consequenties, met name voor de
middencategorie van ons personeel. Als het werk er niet meer is, heeft
dat voor hen grote consequenties. Als goed werkgever heb je de
verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die mensen een kans wordt
geboden om iets anders te gaan doen, binnen of buiten de organisatie.
Tegelijkertijd heb je met zo'n digitaliseringsslag, zeker in een
omgeving waarin vertrouwelijkheid vaak een grote rol speelt, ook de
verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het op een veilige manier
gebeurt. Ik zie het punt dat de heer Sjoerdsma signaleert. Het heeft
onze bijzondere aandacht. Wij zullen er in de verslaglegging aan de
Kamer aandacht aan besteden, ook als er knelpunten zijn of wij tegen
problemen aanlopen.

De heer Sjoerdsma vroeg heel specifiek waar de terdoodveroordeelden
zitten. Ik weet het, maar als de Kamer het goed vindt, zeg ik het niet
vanuit het belang van de gedetineerden om wie het gaat en in het kader
van de inzet van de Nederlandse regering om te voorkomen dat
uitgesproken doodstraffen ook ten uitvoer worden gelegd. Vroeg of laat
zal de Kamer van mij, van mevrouw Ploumen of vanuit de publiciteit horen
om welke landen het gaat. In overleg met de speciaal daarvoor
aangestelde advocaten bekijken wij wat de best mogelijke manier is om te
bereiken dat er geen doodstraffen ten uitvoer worden gelegd. Ik weet het
dus wel, maar ik behandel het liever in vertrouwen, zolang mij dat in
overleg met de relevante advocaten nuttig lijkt.

Mevrouw De Caluwé vraagt terecht om het eerder aangeven van mutaties.
Dat is een punt van aandacht; wij gaan erop letten. Ik neem dit graag
samen met mevrouw Ploumen op mij.

Hoe zit het met de prioriteiten in het licht van de samenvoeging van de
posten voor China en Azië? Het toeval wil dat ik afgelopen dinsdag in
China was en daar onze ambassade heb bezocht. Eerlijk gezegd was ik zeer
onder de indruk van de professionaliteit van de mensen daar. In de
Nederlandse ambassade in Beijing werken 110 mensen, van wie 31
uitgezonden Nederlanders, dus 79 lokale krachten, Chinezen die heel
belangrijk werk doen voor ons. Wij vragen nu zo veel van onze mensen,
dat wij aan de grenzen komen. Als jong ambtenaar heb ik het indertijd
nog meegemaakt dat op bijna alle posten de ambassadeur als het ware
vrijgesteld was, boven de troepen stond en kon kiezen wat hij of zij
deed. Het was toen bijna altijd een hij. Maar goed, die tijd is echt
voorbij. Zelfs op de allergrootste posten, zoals Washington en Beijing,
heb je een meewerkende ambassadeur. Ik weet hoeveel wij van de mensen
vragen. De Kamer weet dat ook, want zij bezoekt de posten regelmatig.
Mijn Chinese collega Wang was vol complimenten over het recente bezoek
van de Kamerdelegatie. Ik wilde niet vergeten om dat nog even te melden.
Het houdt niet op met complimenten.

De voorzitter: Het werkt aanstekelijk.

Minister Timmermans: Ja, het werkt aanstekelijk. In China hebben wij
veel, soms heel kleine posten. Wij gaan een consulaat openen met één
uitgezonden persoon die door lokale mensen ondersteund wordt. Die moet
voor alle logistieke ondersteuning kunnen leunen op zo'n RSO. Anders
gaat dat niet werken, want dan zou hij de hele dag bezig zijn met
beheer. Dan kan hij geen bedrijven aanzoeken, problemen oplossen, etc.
Dat RSO voor China en Azië is dus van het grootste belang. Daar willen
wij dus graag de grootst mogelijke professionaliteit in garanderen. Wij
zullen dat in de evaluatie bekijken. Wat ik ook in Beijing heb gezien en
wat ook elders, bijvoorbeeld in Rusland de praktijk is, is dat de
visumverlening is uitbesteed. Mensen voor Frankrijk, Duitsland en vanaf
juli Nederland kunnen zich bij een commercieel bureau melden. Binnen een
kwartier kun je een aanvraag indienen. Op een ambassade kunnen wij dat
met het beperkte aantal mensen gewoon niet meer waarmaken. Nogmaals,
binnen een kwartier is de aanvraag binnen en verwerkt. Die kan
vervolgens naar de ambassades, waar er een oordeel over gegeven wordt.
Mensen kunnen ter plekke afrekenen en het visum heel snel afhalen. Dat
hebben wij nodig. Het is goed voor de intermenselijke contacten, het is
goed voor het zakenleven, enz. Wij zullen dit ook elders in China en
andere landen toepassen.

De heer Van Dijk vraagt terecht of wij het niveau van bedrijfsvoering
wel kunnen handhaven. Ik moet hem naar waarheid melden dat dat een hele
klus zal worden, mede gelet op de taakstelling waarvoor ons departement
staat. Ik wil daar niet omheen draaien. Wij zullen daar in de komende
tijd heel veel aandacht voor moeten hebben. In mijn ervaring van slechts
een halfjaar is mij duidelijk geworden dat de state of mind van de
mensen het belangrijkst is. Als je weet dat dit een belangrijk punt is,
als je weet dat je hierop wordt afgerekend, moet je het goed
organiseren. Als je het overorganiseert, kom je niet meer aan je beleid
toe. Dan ben je alleen nog maar met beheer bezig, en dat is natuurlijk
ook niet de bedoeling. Als wij het goed en gebalanceerd organiseren, dan
moeten wij deze megaprestatie kunnen herhalen. Ik geef geen garanties.
Het wordt een hele klus gezien de taakstelling die wij voor de kiezen
krijgen.

Waarom is er niets over Saudi-Arabië opgenomen? Het is voor ons een
heel belangrijk land, dat veel aandacht vraagt. Ik denk aan de
mensenrechten, maar ook aan de rol die het land in de regio speelt,
zeker in deze tijd van rivaliteit tussen sjiieten en soennieten.
Saudi-Arabië is daar bepaald geen kleine speler in. Over de
mensenrechten hebben wij de reguliere dialoog, bilateraal, maar ook in
EU-verband. De mensenrechtenambassadeur is in februari vorig jaar in
Saudi-Arabië geweest en gaat binnenkort weer. Dat doen wij dus ook
jaarlijks. Waarom staat dat niet in het jaarverslag? Dat vind ik een
goede vraag. Het had er best in kunnen staan. Er is gekozen voor
bepaalde prioriteiten, maar dit had zeker niet in het jaarverslag
misstaan.

Mevrouw Maij heeft gesproken over de samenwerking in Benelux-verband en
de RSO's. Wij komen nog met een analyse van de toekomst van het
postennet. Ik ben zelf niet meer zo optimistisch over de rol die EDEO
daarin kan spelen. Het gaat erg langzaam en moeizaam. Ik denk dat wij
veel meer bij consulaire taken naar dit soort kantoren kunnen gaan,
zoals wij nu in Beijing doen. De facto zitten wij met de Duitsers en de
Fransen in één kantoor, omdat wij hetzelfde bedrijf hebben aangezocht
om dit werk te doen. Naarmate meer landen het bij hetzelfde bedrijf
beleggen, is het ook relatief goedkoper. Dat lijkt mij meer resultaat op
te leveren dan EDEO. Wij hebben de afgelopen maanden een hele slag
gemaakt. Een aantal landen, met name de kleinere, krimpen op
verschillende plekken wat in, terwijl zij op andere plekken
intensiveren. Waar wij gebouwen en faciliteiten kunnen delen, zullen wij
die slag maken. Of wij dan ook het beheer gaan delen? Dat is weer een
heel andere slag, want dan kom je terecht in het synchroniseren van
verschillende systemen. Co-locatie en shared services bij bijvoorbeeld
dienstauto's of beveiliging is wel mogelijk, maar het hele financiële
beheer kunnen wij beter tussen Nederlandse posten in een RSO koppelen.
Dan werk je met één systeem, één controlemanier, etc. Wij moeten
niet proberen om dát in Benelux-verband of in een ander verband te
plaatsen, althans niet op korte termijn. Misschien is het in de toekomst
wel mogelijk.

Volgens mij heb ik hiermee de vragen aan mijn adres beantwoord.

Minister Ploumen: Voorzitter. Dank aan de commissie voor de vragen,
opmerkingen en de complimenten, die wij graag doorgeleiden naar de
mensen die meer aan het resultaat hebben bijgedragen dan wij.

De heer Sjoerdsma had het over speerpunten, prioriteiten en nog wat van
die termen. Onder Rutte I is in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid de
focus gelegd bij zowel landen als thema's. Er zijn vier speerpunten
gekozen. In de keuzes die het kabinet Rutte II maakt, en ikzelf in de
nota "Wat de Wereld verdient", is een verdere aanscherping en
precisering van die speerpunten aangebracht, zoals de heer Sjoerdsma
weet. Ook is een precisering aangebracht in wat eerder
dwarsdoorsnijdende thema's waren. Deze hebben een accuratere en meer
robuuste plek gekregen binnen de speerpunten. Beleidsinhoudelijk vind ik
dat de beste keuze, ook in termen van effectiviteit en efficiency.

Ik voel zeer met de heer Sjoerdsma mee dat je een beetje moet oppassen
voor de inflatie van het begrip prioriteit. Het is niet zo dat, als je
het een andere naam geeft en het speerpunt noemt, een en ander daardoor
beter gecoördineerd is dan het lijkt. Ik zie dit als een welkome
ondersteuning door de heer Sjoerdsma van de verdere aanscherping die ik
heb aangebracht in de nota "Wat de wereld verdient".

Mevrouw De Caluwé had een aantal vragen over de bedragen die begroot
zijn en die uiteindelijk besteed zijn in het kader van de Meerjarige
Strategische Plannen, zowel voor drie landen als voor een thema. Het is
goed om te weten dat de reservering in de begroting indicatief is als
het niet anders kan. Het gaat om een inschatting van de bestedingen. De
gelden worden pas beschikbaar gesteld als er een plan aan ten grondslag
ligt. Dat plan is het Meerjaren Strategisch Plan. Dit loopt soms niet
helemaal gelijk met de begrotingscyclus, vandaar de afwijking.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik dank de minister voor dit antwoord. Ik
begrijp het punt van de indicatie. Je ziet dat dit per land een paar
miljoen kan verschillen. Ik kan mij voorstellen dat zich op een bedrag
van 40 miljoen euro een verschil van 5 miljoen voordoet, als de plannen
eenmaal worden uitgewerkt. Bij Ethiopië gaat het echter om 23 miljoen
en dat is toch wel substantieel, vandaar mijn vraag daarover. Ik begrijp
dat een bedrag van 4 miljoen in het geval van Bangladesh binnen de
marges valt, maar bij 23 miljoen is er niet echt meer een indicatie
gegeven.

Minister Ploumen: Ik ben het eens met mevrouw De Caluwé dat de omvang
van de afwijking in het geval van Ethiopië substantieel is. De
verklaring daarvoor is dat het budget voor voedselzekerheid is verhoogd.
Dat heeft te maken met de implementatie van programma's en de urgentie
van noden. Het budget voor veiligheid, rechtsorde en goed bestuur is
verlaagd. In het Meerjarig Strategisch Plan wordt een toelichting
gegeven op de vraag waarom de "andere allocatie" heeft plaatsgevonden.
Dit heeft alles te maken met de kwaliteit en de haalbaarheid van de
plannen en met de urgentie van de noden. Ik zeg ook tegen mevrouw De
Caluwé dat het mijn streven is om dit soort afwijkingen binnen de
perken te houden. Ik zal erop letten dat in een volgend jaarverslag iets
preciezer op afwijkingen wordt ingegaan, mochten deze zich voordoen, wat
wij niet hopen.

Aan het voedselzekerheidsprogramma is 58 miljoen euro meer uitgegeven
dan begroot. Dit heeft onder andere te maken met het versneld opstarten
van het Adaptation for Smallholder Agriculture Programme (ASAP). Ten
tijde van het opstellen van de begroting was nog niet bekend wanneer dit
zou worden opgestart, maar het paste uitstekend binnen
beleidsdoelstellingen van het desbetreffende thema. Sommige uitgaven,
bijvoorbeeld die voor het Global Agriculture and Food Security Program
(GAFSP) zijn versneld gedaan. Dat heeft soms te maken met de dynamiek
binnen zo'n programma. Ook op dit gebied zeg ik mevrouw De Caluwé graag
toe wat ik ten aanzien van de landen heb toegezegd.

Bij sommige budgetten is er sprake van onderuitputting. Waarom zijn de
budgetten gebruikt om de contributies van internationale organisaties
voor 2013 te financieren? In feite gebruiken wij dan een reservering
voor het ene jaar om te voldoen aan een te voorzien commitment voor het
andere jaar. In dit geval is dit gedaan om de voorziene budgettaire
krapte in 2013 enigszins te ontlasten. Mevrouw De Caluwé heeft gelijk
als zij zegt dat het dit jaar weer tijd is voor een kwalitatieve weging
van de multilaterale organisaties. Daaruit vloeit onze financiële inzet
op die instellingen voort. Wij schuiven niet door als wij maar het
geringste vermoeden hebben dat een organisatie niet meer aan de
standaarden voldoet die wij bij de oorspronkelijke committering hadden
voorzien.

Hoeveel ODA-middelen zijn er nu doorgeschoven in 2012? In 2012 was er
wat betreft de ODA-middelen sprake van een overschrijding van 49
miljoen. In dat jaar was er een onderuitputting op non-ODA-middelen,
waardoor een en ander weer werd rechtgetrokken. Net zoals een
onderuitputting wordt toegevoegd aan het volgende jaar, wordt een
overschrijding gekort op het volgende jaar. Het is dus geen voorschot op
de toekomst.

Waarom zijn niet alle vermoedens van fraude gemeld aan de Tweede Kamer?
Dat vroeg mevrouw De Caluwé in aansluiting op de vragen van de
rapporteur. Het uitgangspunt is dat wij alle vermoedens van fraude
vertrouwelijk aan de Kamer melden. Het moet wel voldoende serieus zijn
en dat willen wij natuurlijk eerst uitzoeken, voordat wij het melden.
Daarom is een deel van de gemelde gevallen die op het departement bekend
waren in 2012 pas in 2013 aan de Kamer gemeld. Pas toen waren het
voldoende serieuze en onderbouwde vermoedens.

Mevrouw De Caluwé vroeg ook naar mijn appreciatie van de salarissen bij
de Wereldbank. Nederland heeft zich de afgelopen jaren, telkens in de
vergaderingen waarin dit onderwerp aan de orde was, geschaard bij en
zelfs de leiding genomen van een groep landen die zich hebben
uitgesproken tegen verdere verhoging van de salarissen, sterker nog,
voor een verlaging daarvan. Om de redenen die mevrouw De Caluwé noemde,
vinden wij dat het geen pas geeft om die salarissen in deze tijd te
verhogen. Dit heeft onder andere te maken met het referentiekader van
die salarissen. Wij vinden dat het referentiekader veel meer de publieke
sector zou moeten zijn, in plaats van de private financiële sector. Ook
de komende vergaderingen zetten wij hierop in. Helaas moet ik meedelen
dat wij geen meerderheidspositie innemen samen met onze vrienden. Dit
laat onverlet dat wij hierop scherp blijven inzetten. Ook gaan wij het
gesprek aan met de niet-gelijkgezinde landen. Ik deel de zorg van
mevrouw De Caluwé zeker.

De heer Van Dijk vroeg naar de millenniumdoelen. Die komen maar één
keer voor in het jaarverslag. Dit is inderdaad wel een beetje
merkwaardig -- dat gevoel deel ik wel met de heer Van Dijk -- juist
omdat de millennium development goals zo'n aanstekelijk kader zijn om
commitment van burgers, bedrijven en overheden te creëren als het gaat
om armoedebestrijding. Er had best wel iets meer nadruk op kunnen
liggen, temeer daar de Nederlandse inzet op de vier speerpunten zich met
name richt op de doelen die het meest achterlopen. Hoe weten wij nu
welke doelen achterlopen en welke op peil zijn? Welnu, elk jaar
rapporteert de Wereldbank over de voortgang. NCDO geeft op zijn website
www.millenniumdoelenatlas.nl een prachtig overzicht van de voortgang per
millenniumdoel. Ik zou hierover wel een brief willen toezeggen, maar
volgens mij is het beter om dit te doen in het kader van de reguliere
verslaglegging. Ik nodig de heer Van Dijk uit om kennis te nemen van de
rapportages, als hij dat al niet deed. Nogmaals, ik zeg toe dat ik
volgend jaar in het jaarverslag wat scherper de resultaten zal aangeven.

Welke doelen lopen het meeste achter? Een daarvan is het halveren van de
honger. Bijna 1 miljard mensen lijden dagelijks honger. Verder noem ik
het terugdringen van moedersterfte. Dit is MDG 5. Dit sluit aan bij onze
inzet op SRGR (seksuele en reproductieve gezondheid en rechten) en
vrouwenrechten. MDG 7 betreft het verbeteren van de toegang tot
sanitaire voorzieningen. Er zijn nog 2,5 miljard mensen die geen
adequate toegang hebben tot deze voorzieningen. In fragiele staten
wordt, zoals bekend, vaak geen enkel doel gehaald. Een groot deel van de
landen die wij hebben aangemerkt als hulpland, wordt op zijn minst
gekenmerkt door de fragiele context.

Mevrouw Maij vroeg of bij de evaluatie van het beleid de horizon kan
worden opgerekt. Kunnen langetermijneffecten worden gemonitord en
geëvalueerd, zowel kwantitatief als kwalitatief? Ik heb al eerder
gezegd dat ik mij bij een dergelijke benadering zeer thuis voel. De
Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) heeft op
verschillende momenten laten zien dat zij daartoe in staat en bereid is.
Momenteel is de IOB een onderzoek gestart naar langetermijneffecten en
voert zij een ex-postanalyse uit van langetermijneffecten van bilaterale
OS-programma's op het gebied van voedselzekerheid. Het gaat om
programma's die inmiddels ruim tien jaar geleden zijn afgesloten. Het is
heel interessant om daarover specifiek voor Nederland wat meer
informatie te krijgen. De voorziene casestudy is uitgevoerd in Mali. Om
redenen die wij ons allemaal wel kunnen voorstellen, is die vertraagd.
De afronding van het rapport vindt daarom pas in 2014 plaats in plaats
van in 2013.

Ik geef nog een voorbeeld van de manier waarop de IOB kwalitatief en met
een langetermijnblik evalueert. Wij hebben het in een eerder overleg
gehad over de IOB-evaluatie van de inzet op water. Een van de conclusies
was dat de duurzaamheid van de voorzieningen waarin op dit speerpunt was
geïnvesteerd, iets zou moeten worden aangescherpt. Wij hebben ons dat
ter harte genomen. In iedere subsidiebeschikking op dat thema is nu een
duurzaamheidsclausule opgenomen. Meten is weten, maar je moet vervolgens
ook willen handelen naar de bevindingen, als je die bevindingen deelt.
Dit is een voorbeeld van een onderwerp waarbij wij dat hebben gedaan.

De voorzitter: Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording in
eerste termijn. De spreektijd in tweede termijn bedraagt drie minuten.

Het woord is aan de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik dank deze uitstekende voorzitter en ik dank
de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen. Er is nog één
vraag van mij overgebleven uit de eerste termijn, die ik bij dezen
herhaal. Welke lessen zijn getrokken uit het sluiten van vijf
ambassadeposten in 2012? Welke consequenties heeft dit gehad? Later dit
jaar zullen er meer volgen en daarna wellicht nog meer. Ik hoop van
niet, maar het zal uit de brief moeten blijken die de minister
binnenkort zal sturen.

Ik vroeg de minister hoe hij inzichtelijk gaat maken welke consequenties
er zijn voor het postennetwerk. Ik doel daarbij niet zozeer op de Kamer.
Ik ben op de hoogte van de brief die gaat komen. Ik doel eigenlijk op
een probleem dat de Ombudsman signaleert, namelijk dat veel burgers
aanlopen tegen problemen met de informatievoorziening over visa en
paspoorten. Als er consequenties zijn voor de dienstverlening door
bezuinigingen, hoe wil de minister die dan inzichtelijk maken voor de
Nederlandse burgers?

Tot slot nog één opmerking over de terdoodveroordeelden op de
gedetineerdenlijst. Ik heb alle begrip voor het standpunt van de
minister dat dit met het oog op hun zaak geheim moet worden gehouden. Ik
wil alleen toelichten dat er in het niet al te recente verleden een zaak
is geweest van een Nederlands-Iraanse vrouw, waarvan de Kamer het gevoel
had erbij betrokken te moeten zijn, om de energie en de activiteiten die
de minister daar destijds in wilde steken, wat te vergroten. De minister
moet het alleen zo zien; het gaat om betrokkenheid bij de zaak en om de
hoop dat beide ministers er zo veel mogelijk aan doen om een dergelijke
doodstraf te voorkomen.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor
de antwoorden in eerste termijn. De antwoorden duidelijk. Ik dank de
bewindslieden dat zij zozeer meedenken in de suggesties die wij doen en
dat zij bereid zijn om daarop in te spelen. Ik heb eigenlijk geen
verdere vragen meer.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik zal de drie minuten niet nodig
hebben. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording in eerste
termijn. Twee korte vragen kwamen bij mij op terwijl ik naar de
beantwoording luisterde. De eerste heeft betrekking op de
beleidsdoorlichting. Als ik mij goed herinner, is er een
beleidsdoorlichting gaande van de Private Sector Ontwikkeling. Wanneer
kunnen wij die verwachten? Mijn tweede vraag gaat over de brief over het
postennet: de co-locaties en de Regional Support Offices (RSO's). De
minister sprak met vuur over het RSO China en Azië. Daarmee voel ik mij
natuurlijk heel erg verbonden. Als wij verder gaan regionaliseren, hoe
veel RSO's komen er dan en is er een visie op centralisering?

De voorzitter: Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Het
woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Voorzitter. De heer Sjoerdsma vraagt naar de
consequenties van de sluiting. Een ding is duidelijk: als je een
ambassade sluit, dan vindt het land waar die ambassade zit, dat echt
niet leuk. Het heeft dus echt consequenties voor de bilaterale
betrekkingen met dat land. Daar moeten wij niet voor weglopen. Vaak is
het emotioneel, maar vaak ook gewoon zakelijk, en heeft het
consequenties voor de contacten. Soms maakt het ook je beleid lastiger.
In sommige landen waar ambassades dicht zijn gegaan, zie je ineens weer
nieuwe prioriteiten opkomen, waardoor je denkt: was het wel zo slim? Wij
hebben dat eerder gezien in het begin van de jaren negentig, toen onze
ambassade in Hanoi dicht ging, omdat een ambassade in Vietnam niet meer
nodig was. Nederland zat daar toen op een toplocatie, die is afgestoten.
Wij hebben daarmee een hele hoop geld verloren. Vier jaar later wilde
Nederland weer terug en toen is voor een veel mindere locatie veel meer
geld betaald. Dat was echt "penny wise, pound foolish". Je moet met
sluiting dus enorm voorzichtig omspringen. Tegelijkertijd moeten wij de
tering naar de nering zetten. Dat is een realiteit waarmee iedereen bij
de rijksoverheid in deze tijd van crisis te maken heeft.

Hoe maak je de gevolgen inzichtelijk voor de burgers? Wij doen dat via
de websites en via informatiebulletins. Via de andere ambassades melden
wij waar men terechtkan in plaats van bij de eerdere locaties. Wij doen
enorm ons best om het bekend te maken. Eerlijk gezegd is het niet zo dat
mensen het niet weten; zij vinden het alleen heel vervelend. Zij klagen
omdat voor hen het serviceniveau omlaag gaat, al was het maar omdat zij
langer moeten reizen of moelijker mensen kunnen bereiken. Ook kunnen zij
niet meer zomaar naar een loket lopen. Meestal is er geen sprake van een
gebrek aan inzicht, maar is het veel meer zo dat burgers in bepaalde
regio's een hekel hebben aan de consequenties. De heer Sjoerdsma heeft
wel gelijk dat tijdig, goed en volledig informeren nog meer
teleurstellingen voorkomt, zeker in heel grote landen met weinig
Nederlandse aanwezigheid.

Mijn betrokkenheid bij consulaire zaken is groot. Dat heeft een aantal
redenen. Het heeft te maken met mijn persoonlijke geschiedenis. Mijn
vader heeft dit werk heel lang gedaan en dus voel ik mij echt heel erg
verbonden met dit werk. Het heeft ook te maken met het feit dat ik mij
als jong ambtenaar bij Buitenlandse Zaken altijd vreselijk geërgerd heb
aan het feit dat deze heel belangrijke taak van serviceverlening aan
Nederlandse burgers het ondergeschoven kindje was bij Buitenlandse
Zaken. Als je nog een domme, luie of weinig nuttige medewerker had, liet
je die vroeger maar consulaire zaken doen. Het gaat echter om de kern
van het werk van Buitenlandse Zaken. Gelukkig is die tijd lang voorbij
en hebben wij nu heel toegewijde en professionele medewerkers die dit
doen. Maar ik wil het iedere dag weten. Ik wil iedere dag een bulletin
hebben: wat speelt er in de hele wereld? Ik wil dat de mensen bij de
directie die hierover gaan en de mensen bij de posten die dit doen,
weten dat hun minister er iedere dag over geïnformeerd wil worden. Ik
wil bovenop consulaire zaken zitten, die soms heel vervelende
consequenties voor mensen kunnen hebben. Het gaat niet alleen om de
kwestie-Bahrami; er zijn heel veel andere zaken van Nederlanders die,
soms door eigen stommiteit en eigen schuld, soms door platte pech in
heel grote problemen komen. Het maakt mij dan niet uit waarom zij in de
problemen zitten. Ik zie het als een taak van de overheid om
Nederlanders in het buitenland die in de problemen komen of vragen
hebben, zo goed mogelijk bij te staan. Er is bij mij sprake van een heel
grote, ik zou bijna zeggen emotionele, betrokkenheid, die ik heel goed
wil invullen. Er is ook een heel grote politieke gevoeligheid; de Kamer
wil graag dat wij de excellente dienstverlening aan Nederlandse burgers
buiten Nederland garanderen en zo goed mogelijk invullen. Daarover wil
ik graag verantwoording afleggen aan de Kamer.

Mevrouw Maij heeft vragen gesteld over de RSO's en over de schaal. Op
die vragen komen wij terug in de brief over het postennet. In algemene
zin kan ik zeggen dat je natuurlijk een optimum moet zoeken, zoals
mevrouw Maij als geen ander weet. Als je doorredeneert, krijg je
uiteindelijk één RSO voor de hele wereld. Dat zit hier in Den Haag. Er
zijn ook mensen die daarover nadenken. De vraag is, of je dan de service
snel, goedkoop en efficiënt genoeg kunt verlenen, omdat je over de hele
wereld zit -- "qua patet orbis" zeggen de mariniers -- en dus
tegelijkertijd in talloze tijdzones moet kunnen werken. Er is altijd wel
ergens een Nederlander die onze hulp nodig heeft. Er is altijd wel
ergens een ambassade of een andere vertegenwoordiging die open is. Wij
zoeken naar een evenwicht, maar ik kom er graag op terug in de brief
over het postennet.

Minister Ploumen: Voorzitter. Mevrouw Maij vroeg wanneer wij de
doorlichting en de evaluatie van de Private Sector Development tegemoet
kunnen zien. Dat zal later dit jaar zijn. Ik kijk uit naar het debat met
de Kamer daarover.

De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

1. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal
de Kamer eenmaal per jaar in een vertrouwelijke brief informeren over de
afwikkeling van mogelijke malversaties, met in het jaarverslag
informatie over resultaten van terugvorderingen.

2. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal
de Kamer in een brief informeren over beheer en capaciteit, in
vergelijking met andere landen.

3. Volgende week komt er een brief van beide ministers naar de Kamer
over de indeling van twee begrotingshoofdstukken.

4. De Kamer wordt geïnformeerd over het resultaat van het project
"Betere Informatiebeveiliging".

5. In het volgende jaarverslag komt er meer informatie over afwijkingen
van begrote uitgaven.

6. Volgend jaar komt er in het jaarverslag meer informatie over de
voortgang van de MDG's.

7. Later dit jaar komt er een beleidsdoorlichting van de Private Sector
Ontwikkeling.

Ik dank de bewindspersonen en de leden. Ik dank ook de griffier, want
dat mag ook op complimentendag. Ik dank iedereen die heeft
meegeluisterd. Ik dank ook de medewerkers voor hun aanwezigheid.

Sluiting 21.36 uur.