[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

cofinanciering van maatregelen in sectorplannen

Bijlage

Nummer: 2013D26127, datum: 2013-06-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Sociaal Akkoord: cofinanciering Sectorplannen (2013D26126)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: cofinanciering van maatregelen in sectorplannen

Doel

Doel van de regeling is het stimuleren en behouden van werkgelegenheid
door middel van (inter)sectoraal maatwerk.

Dit doel kan in beginsel met een groot aantal verschillende inspanningen
worden gediend. Het kan bijvoorbeeld gaan om inspanningen om mensen die
hun baan dreigen kwijt te raken via (inter)regionale of (inter)sectorale
mobiliteit en scholing aan de slag te houden, het bieden van kansen aan
mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het bieden van kansen voor
jongeren om werkervaring op te doen, het bieden van mogelijkheden om
vakkrachten om te scholen naar andere sectoren, het inzetten van
vakkrachten bij het opleiden van nieuwe werknemers etc.

Door te cofinancieren stimuleert de regeling dat er sectoraal, regionaal
en intersectoraal analyse, gedachtevorming, planvorming en, zoals
beoogd, gecoördineerde inspanningen zullen worden gepleegd. Vanuit een
sector kunnen meerdere plannen worden ingediend.

Plan en aanvraag

Overeenkomstig het doel van de regeling zal een sectorplan een analyse
van de sectorale, regionale of intersectorale situatie en problematiek
bevatten met een daaruit logischerwijs voortvloeiende
cofinancieringsaanvraag. Deze aanvraag wordt onderschreven door de
betrokken partijen. Ook de uitvoering van het plan zal duidelijk moet
worden beschreven. Voorts is van belang dat bij het indienen van het
sectorplan al een realistisch beeld van de te verwachten resultaten
wordt gegeven. Onderstaand worden deze elementen nader toegelicht.

Een analyse van de sectorspecifieke situatie 

In het sociaal akkoord is, gelet op zowel de langjarige ontwikkelingen
op de Nederlandse arbeidsmarkt als de Nederlandse conjunctuur een
zevental thema’s geïdentificeerd die bijdragen aan een betere
structurele werking van de arbeidsmarkt en ook op korte termijn een
positief effect hebben. Ieder sectorplan en de daarin vervatte aanvraag
dient ten minste twee van de thema’s te adresseren.

Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren

Behoud oudere vakkrachten

Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid

Scholing

Van-werk-naar-werk van met ontslag bedreigden (sectoraal en
intersectoraal)

Goed werkgeverschap en goed werknemerschap

Het is noodzakelijk dat er een gedegen analyse is van ontwikkelingen en
problemen. Niet elke sector heeft te maken met knelpunten en zeker niet
met dezelfde knelpunten, waardoor ook prioriteiten en inspanningen per
sector zullen verschillen. Er is voor veel sectoren al veel informatie
voorhanden of al een gedeeld beeld over knelpunten en
oplossingsrichtingen. Daarom wordt gevraagd in het plan een overzicht op
te nemen van knelpunten op de arbeidsmarkt in de sector, regio of tussen
sectoren. Naast knelpunten op de korte termijn dient naar de toekomst te
worden gekeken en een inschatting te worden gemaakt van de sectorale
arbeidsbehoefte. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld aangegeven worden hoe
verlies van sectorspecifiek menselijk kapitaal te voorkomen, of dat
afbouw juist wenselijk is en dat dit kapitaal elders ingezet moet
worden, hoe sectoren aantrekkelijk te houden voor nieuwe werknemers, of
juist overtollige werknemers naar werk in andere sectoren te begeleiden.
Analyse helpt sectoren om een reëel perspectief te vormen van de
arbeidsbehoefte en arbeidsoverschot en voorkomt dat cofinanciering van
maatregelen wordt ingezet voor overtollige arbeidsplaatsen, terwijl
bijvoorbeeld structurele hervormingen in een sector nodig zijn. Bij de
analyse van ontwikkelingen, knelpunten en de sectorale arbeidsbehoefte
kan gebruik worden gemaakt van de sectoranalyses van het UWV.

De aanvraag: concrete doelstellingen 

Op de voor de sector(en) en/of regio(‘s) relevante thema’s worden
concrete doelstellingen geformuleerd  die aansluiten bij de analyse en
wordt duidelijk gemaakt in welke mate de cofinanciering van maatregelen
door de overheid bijdraagt aan het realiseren van deze doelstellingen.
De keuze van de maatregelen is aan de partijen (voor zover de
maatregelen voor bedrijven binnen de kaders van de
groepsvrijstellingsverordening passen). 

De aanvraag: cofinanciering van maatregelen

Op grond van de knelpunten geven sectoren aan hoe zij deze willen
oplossen en welke concrete maatregelen zij daarbij willen inzetten.
Sectoren dienen aan te geven welke kwalitatieve en kwantitatieve
resultaten zij met de voorgestelde maatregelen denken te kunnen behalen.
 

Ter verduidelijking van de mogelijkheden in het kader van de
cofinanciering van sectorplannen ontwikkelt het kabinet in overleg met
de Stichting van de Arbeid een zogenoemde ‘menukaart’ met
maatregelen, subsidiabele kosten en bijbehorende voorwaarden. Bij
maatregelen die voor cofinanciering in aanmerking komen kan gedacht
worden aan scholing (inclusief loopbaanscan, EVC en betere beheersing
Nederlandse taal), arbeidsbemiddeling en outplacement,
werkervaringsplaatsen en stages en ondersteuning bij het in dienst nemen
van kwetsbare groepen.

In het kader van een goed plan voor een sector kan het op basis van
maatwerk mogelijk gemaakt worden om bijvoorbeeld oudere werknemers wat
minder productieve uren te laten maken, onder andere in ruil voor
begeleiding door hen van jongeren op werkervaringsplaatsen of om
werknemers een deel van hun productieve uren in te laten zetten voor het
volgen van scholing en/of het opdoen van werkervaring elders. Het moet
wel gaan om een evenwichtig plan, waarin van tevoren vaststaat dat het
ervaringsplaatsen en banen voor jongeren oplevert en vakkrachten langer
aan het werk houd.

Het kabinet heeft op 11 april jl. met de Stichting van de Arbeid
afgesproken dat generieke maatregelen als vervroegde uittreding en
werktijdverkorting niet voor tijdelijke cofinanciering van maatregelen
in aanmerking komen. Als sectorplannen duidelijk bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid en zorgen voor kansen voor jongeren, kan als
maatwerk in individuele gevallen de RVU belasting van 52% op vervroegd
uittreden door middel van cofinanciering van sectorplannen gedeeltelijk
worden gecompenseerd.

De aanvraag: Organisatie van de uitvoering  

Het plan dient aan te geven hoe uitvoering aan het plan binnen de sector
of sectoren wordt gegeven of en zo ja, op welke wijze de uitvoering
regionaal is verankerd in een of meerdere van de 35
arbeidsmarktregio’s. 

De aanvraag: Begroting, met inzicht in de eigen financiering en de
gevraagde cofinanciering. 

Sectoren geven aan hoeveel zij zelf investeren in plannen voor de
oplossing van knelpunten. Daarbij valt te denken aan middelen uit
O&O-fondsen en sociale plannen, en middelen in het kader van
cao-onderhandelingen. Wanneer ondersteuning van de overheid gewenst is,
wordt aangegeven voor welke maatregelen ondersteuning wordt verlangd.
Hierbij gaat het specifiek om het benoemen en operationaliseren van de
doelen zoals voorgaand benoemd.

Voor zover de subsidiëring via sectorplannen aan individuele bedrijven
plaatsvindt is er sprake van staatssteun. Voor zover deze subsidiëring
echter binnen de kaders van de algemene groepsvrijstellingsverordening
valt, hoeft deze steun niet van te voren door de Europese Commissie te
worden goedgekeurd. Deze groepsvrijstellingsverordening maakt steun aan
bedrijven mogelijk op verschillende terreinen. Indien de kaders van de
groepsvrijstellingsverordening echter worden overschreden kan de
Europese Commissie alsnog een onderzoek instellen. Wanneer de Commissie
dan tot de conclusie komt dat het toch om ongeoorloofde staatssteun
gaat, beslist zij dat de steun moet worden teruggevorderd. In de
‘menukaart’ wordt aangegeven welke maatregelen die ten goede komen
aan individuele bedrijven aan de algemene groepsvrijstellingsverordening
voor staatssteun aan bedrijven voldoen.

Wie kan een aanvraag indienen?

Het (inter)sectorale plan en de daarin vervatte aanvraag dient breed te
worden gedragen door een samenwerkingsverband van relevante organisaties
binnen de sector of sectoren en wordt daarom ingediend namens alle
deelnemende partijen. Het samenwerkingsverband namens welke de aanvraag
wordt gedaan, bestaat tenminste uit de sociale partners van de
betreffende sector of sectoren. Een sectorplan plan kan ook namens een
regionaal samenwerkingsverband van meerdere werkgevers met één of
meerdere vakbonden ingediend worden.

Het samenwerkingsverband beperkt zich niet tot werkgevers- en
werknemersorganisaties en waar aanwezig hun sectorale organisaties
(zoals O&O fondsen), maar betrekt ook – waar mogelijk – kenniscentra
voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, (centrum)gemeenten voor de
arbeidsmarktregio’s en UWV. Eén organisatie uit het
samenwerkingsverband treedt namens sociale partners en de andere
partijen uit het samenwerkingsverband op als aanvrager en budgethouder
van de subsidie. De betrokken partijen waarborgen dat de organisatie die
als aanvrager optreedt financieel solide is en aantoonbaar in staat is
om het (inter)sectorale plan uit te (laten) voeren en de aan de subsidie
verbonden verplichtingen na te komen.

Subsidieplafond en duur van de regeling

De totale omvang is 600 miljoen euro, waarvan 300 in 2014 en 300 in
2015. Hierbij is het voornemen dat een beperkt deel van de middelen van
2014 middels een kasschuif naar voren wordt gehaald voor plannen die in
2013 reeds starten en worden goedgekeurd. 

Er zullen meerdere aanvraagrondes worden opengesteld. Te beginnen met
een eerste aanvraagronde in 2013. Naar huidig inzicht zal eind 2014 de
laatste openstelling zijn voor de middelen voor 2015. Het gevraagde
budget voor cofinanciering moet in verhouding zijn met de grootte van de
sector (aantal werknemers) en de omvang van de problematiek.

Een (inter)sectoraal plan kent een duur van maximaal 2 jaar vanaf de
datum van toekenning.

Als de realisatie van de maatregelen lager is dan begroot, dan wordt de
subsidie evenredig lager vastgesteld. Het kabinet wil voorkomen dat de
regeling aanzet tot ‘overvragen’ (veel meer aanvragen dan
uiteindelijk uitgevoerd kan worden). Ervaringen met subsidieverstrekking
wijzen uit dat dit effect kan optreden als het niet actief wordt
tegengegaan. Overvraging is onwenselijk omdat middelen eerst onnodig
schaars lijken en uiteindelijk dreigen over te blijven. Naar analogie
met andere subsidieregelingen wordt daarom een ‘malus’ opgenomen.
Deze houdt in dat bij realisatie van minder dan 60% van de maatregelen
in het plan waarvoor cofinanciering is toegekend, nihilstelling van de
subsidie volgt. Dit bevordert een realistische omvang van de
aangevraagde middelen. Tijdens de looptijd kan een ‘malus’ leiden
tot bestedingsdwang, waardoor geld ook minder effectief zou worden
ingezet om de malus te vermijden. Het gekozen percentage (60 procent) en
het hanteren van een hardheidsclausule voor niet verwijtbare
onderrealisatie beperken dit risico, evenals voorwaarden dat zaken als
vut en inactiviteit niet subsidiabel zijn.

Overhead 

De overhead van de sectorplannen, zoals de beheer- en
administratiekosten, wordt berekend volgens een vast percentage van de
daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten (conform de definitieve
vaststelling van de subsidie, na afloop van het project): maximaal 15%
met een staffel aflopend naar omvang van de subsidie. Deze
uitvoeringskosten komen in aanmerking voor cofinanciering van maximaal
50%.

Bevoorschotting

Direct na de toekenning van de subsidie is een voorschot mogelijk van
10% van het toegekende budget. Verdere tussentijdse voorschotten kunnen
periodiek en na verzoek, worden toegekend op basis van de aantoonbaar
werkelijk gemaakte subsidiabele kosten tot een maximum van 80% van het
toegekende budget.

Verantwoording

De aanvrager van de toegekende subsidie is verantwoordelijk voor het
nakomen van de verplichtingen van de subsidie, waaronder de rechtmatige
toepassing van de subsidie, het administratieve beheer, de tussentijdse-
en eindverantwoording en het aanleveren van beleidsinformatie. Door SZW
worden afspraken gemaakt met de aanvrager en de samenwerkende partijen
over een actieve monitoring tijdens de looptijd van het project.