[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33683 Adv RvSt inzake Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen)

Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D28289, datum: 2013-06-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z13786:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W13.13.0074/III	's-Gravenhage, 17 mei 2013

Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2013, no.13.000589, heeft Hare
Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de
Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot
wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de
maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke
premie en enkele andere wijzigingen (verbetering
wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.

Het ontwerp strekt ertoe de wanbetalersregeling in de Zorgverzekeringwet
te verbeteren.

 

Het voorstel beoogt de preventiefase te verbeteren door maatregelen te
nemen om wanbetaling van zorgpremies te voorkomen. Deze maatregelen
betreffen verbetering van het premieregime – bestaande uit wijzigingen
in de bronheffing en verbetering van de kwaliteit van het adresgegeven
– en bevordering van de uitstroom van wanbetalers. Daarmee wordt
gevolg gegeven aan de Eindrapportage Evaluatie van de
wanbetalersregeling ‘Kort op de bal’ van 2011: voorkómen dat mensen
wanbetaler worden, zorgen dat wanbetalers toch premie betalen en
bewerkstelligen dat mensen terugkeren naar een normaal patroon van
premiebetaling.

De Zorgverzekeringwet (hierna: Zvw) is in 2009 gewijzigd op het punt van
de (structurele maatregelen) wanbetalers zorgverzekering. Samengevat en
kort weergegeven houden deze maatregelen in dat verzekeringnemers die
een betalingsachterstand hebben van twee maanden van hun zorgverzekeraar
een waarschuwing krijgen (een zogenoemde ‘tweemaandenbrief’), waarin
wordt gewezen op de betalingsachterstand. Wanneer na vier maanden nog
steeds sprake is van een betalingsachterstand ontvangen zij een
‘viermaandenbrief’ waarin opnieuw wordt gewezen op de
betalingsachterstand en de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Na zes
maanden betalingsachterstand gaat de vordering over op het College voor
Zorgverzekeringen (CVZ), dat een bestuursrechtelijke premie oplegt van
130%. Voor de invordering kan het CVZ een bronheffing toepassen, hetgeen
betekent dat het verschuldigde bedrag wordt ingehouden op het loon of op
de uitkering.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking
tot de voorgestelde samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars,
de verantwoordelijkheid voor zorg aan personen van wie geen adres bekend
is en de regeling van de differentiatie in de bestuursrechtelijke
premie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van
het voorstel wenselijk is.

1.	Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars 

De toelichting op het voorstel vermeldt dat de op 1 juli 2012 in werking
getreden Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een stevige basis beoogt
te bieden voor een effectieve en kwalitatief goede gemeentelijke
schuldhulpverlening. Voor de zorgverzekeraars geldt dat het voorstel een
stimulans inhoudt om wanbetaling te voorkomen, doordat de
compensatieregeling in de huidige wanbetalersregeling wordt genormeerd
naar mate van de inspanning van de zorgverzekeraar. 

De Afdeling onderkent dat van deze elementen een financiële prikkel
uitgaat, maar wijst er evenwel op dat in de adviezen waarop het voorstel
voortbouwt is opgemerkt dat er aanmerkelijke verschillen zijn in de
wijze waarop gemeenten en zorgverzekeraars ieder voor zich en
gezamenlijk maatregelen treffen om te voorkomen dat mensen wanbetaler
worden. Zo blijkt een actieve benadering van verzekeringnemers bij een
geconstateerde betalingsachterstand tot goede resultaten te leiden,
waardoor kan worden voorkomen dat zij tot wanbetaler worden. 

De Afdeling vraagt in dit verband aandacht voor het belang van een goede
afstemming tussen gemeenten, zorgverzekeraars en het CVZ. Uit de
genoemde onderzoeken blijkt dat die afstemming niet altijd vanzelf tot
stand komt, maar sterk afhankelijk is van lokale en incidentele
initiatieven van betrokken partijen als gemeenten, zorgverzekeraars en
het CVZ. Uit de toelichting blijkt niet hoe en op welke wijze de
onderlinge coördinatie van taken van de betrokken partijen wordt
bevorderd.    

De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.

2.	Adres onbekend

Het voorstel bevat de verplichting voor verzekeraars om bij de aanvraag
voor een verzekering een adrescontrole uit te voeren om vast te stellen
of het door de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar opgegeven adres
overeenkomt met het adres dat is geregistreerd in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens (‘GBA-adres’). Wanneer het
opgegeven adres niet overeenkomt met het GBA-adres, of daarin in het
geheel niet voorkomt, dan moet (behoudens enkele uitzonderingen) de
verzekering worden geweigerd. 

Indien de betrokkene toch zorg behoeft, rijst de vraag op welke wijze de
zorgaanbieder de kosten die hij maakt vergoed krijgt. De Afdeling
adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan dit aspect.

3.	Differentiatie van de bestuursrechtelijke premie: niveau van de
regeling

Het voorstel voorziet in een mogelijke differentiatie van de
bestuursrechtelijke premie van 130% naar verschillende groepen van
wanbetalers . Deze differentiatie wordt vastgesteld bij ministeriële
regeling. 

De Afdeling wijst erop dat de omschrijving van groepen van wanbetalers
(bijvoorbeeld werkenden, uitkeringsgerechtigden) nauwkeurigheid vereist,
waarbij per categorie wordt gemotiveerd waarom de differentiatie is
gerechtvaardigd en welke groepskenmerken worden aangemerkt als relevante
onderscheidingsgrond. Dit om te voorkomen dat de regeling in haar opzet
of uitvoering leidt tot arbitrair onderscheid of handhavingsproblemen.
Gelet op de te omschrijven onderscheidingen en de daarmee samenhangende
verschillen in behandeling (de beoogde differentiatie) is de Afdeling
van oordeel dat met regelgeving op het niveau van een ministeriële
regeling niet kan worden volstaan. Ministeriële regelingen dienen te
worden beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking
van details van een regeling, voorschriften die vaak moeten worden
gewijzigd of die met grote spoed moeten worden vastgesteld. De Afdeling
is van oordeel dat deze situaties in het voorstel niet aan de orde zijn.


De Afdeling adviseert de differentiatie naar groepen wanbetalers vorm te
geven  op het niveau van een algemene maatregel van bestuur.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Eindrapportage Evaluatie van de wanbetalersregeling ‘Kort op de
bal’, Berenschot, 28 juli 2011, Bijlage 2 bij Kamerstukken II 2011/12,
33 077, nr. 1. 

	Wet van 16 juni 2005, Stb. 2005, 358, in werking getreden op 1 januari
2006.

	Stb. 2009, 356, zie Kamerstukken II/I 31 736. In zijn advies
betreffende structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering (Advies
van 24 juli 2008 over het wetsvoorstel tot wijziging van de
zorgverzekeringswet, de Wet op de zorgtoeslag en enige andere wetten,
houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te
laten betalen, (Kamerstukken II 2008/09, 31 736, nr. 4, zaak nr.
W13.08.0172/I) heeft de Raad van State gewezen op het belang van het
onderscheid tussen wanbetalers die wel willen, maar niet kunnen betalen
en diegenen die niet willen betalen. Met betrekking tot de
‘onmachtigen’ was de Raad van oordeel dat voor de voorgestelde
regeling van de bestuursrechtelijke premie van 130% een passende
afstemming ontbrak, hetgeen afbreuk zou doen aan de effectiviteit van
het voorstel. Het thans voorliggende voorstel wil daar verandering in
brengen door te differentiëren naar verschillende groepen wanbetalers.

	Wet van 9 februari 2012, Stb. 2012, 78.

	Toelichting, ‘Inhoud van het voorstel’, onder: ‘verbetering van
de preventiefase’.

	De genoemde Eindrapportage Evaluatie van de wanbetalersregeling ‘Kort
op de bal’, Berenschot, 28 juli 2011, en het door Social Force en BS&F
op 26 november 2012 uitgebrachte onderzoeksrapport ‘Wanbetaling
zorgkosten; voorkomen is beter dan genezen!’ (Kamerstukken II 2011/12,
33 077, nr. 5, met bijlage). 

	Artikel I, onder D (het nieuwe artikel 18d, eerste lid, van de Zvw) en
onder E (gewijzigd artikel 18e, tweede lid, van de Zvw).

	Advies van 24 juli 2008 over het wetsvoorstel tot wijziging van de
zorgverzekeringswet, de Wet op de zorgtoeslag en enige andere wetten,
houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te
laten betalen, (Kamerstukken II 2008/09, 31 736, nr. 4, zaak nr.
W13.08.0172/I), punt 7, zie ook Aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving.

  PAGE  2 

AAN DE KONING

........................................................................
...........