[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen)

Eindtekst

Nummer: 2013D30030, datum: 2013-06-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z07616:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

27 juni 2013

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting
1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing
van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging
maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering
pensioengevend inkomen)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het fiscale
kader voor pensioenen zodanig aan te passen dat bij 40 dienstjaren ten
hoogste een ouderdomspensioen kan worden bereikt van 70% van het
gemiddelde pensioengevend inkomen, met overeenkomstige aanpassing van
het fiscale kader voor partner- en wezenpensioen, en voorts het
pensioengevend inkomen te maximeren op € 100 000 alsmede het fiscale
kader voor inkomensvoorzieningen in de inkomstenbelasting op
overeenkomstige wijze aan te passen en bijbehorende aanpassingen in de
Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings-
en aanpassingswet Pensioenwet door te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.18, eerste lid, wordt “18d en 18f van de Wet op de
loonbelasting 1964” vervangen door: 18d, 18f en 18ga van de Wet op de
loonbelasting 1964.

B

Artikel 3.68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “10,9%” vervangen door “8,9%” en
wordt “€ 9542” vervangen door: € 7847.

2. In het vierde lid wordt “0,4%-punt” vervangen door: 0,32%-punt.

C

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “15,5%” vervangen door: 12,7%.

2. Het derde lid komt te luiden:  

3. De premiegrondslag bestaat uit het gezamenlijke bedrag in het
voorafgaande kalenderjaar van:

a. de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de
oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek;

b. het belastbare loon;

c. het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden;

d. de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen;

van de belastingplichtige waarvan ten hoogste € 100 000 in aanmerking
wordt genomen, verminderd met een bedrag van € 11 829.

3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt “7,2” vervangen door: 6,4.

4. In het zesde lid wordt “0,6%-punt” vervangen door: 0,5%-punt.

5. In het zevende lid wordt “0,3” vervangen door: 0,25.

D

In artikel 10.1, eerste lid, wordt “3.47, 3.68, 3.77” vervangen door
“3.47, 3.77”. Voorts wordt “3.126a, 3.127, 3.129” vervangen door
“3.126a, 3.127, tweede lid, 3.129”. Ten slotte wordt “de in
artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c,
laatstvermelde bedragen” vervangen door: de in de artikelen 3.127,
derde lid, en 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c,
laatstvermelde bedragen.

ARTIKEL II

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2016 na
artikel 10.2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.2a Contractloonontwikkelingscorrectie

1. Het bedrag, genoemd in artikel 3.68, eerste lid, wordt bij het begin
van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander
bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het na toepassing van het tweede
lid in artikel 3.127, derde lid, eerstvermelde bedrag, verminderd met
het na toepassing van artikel 10.1 in artikel 3.127, derde lid,
laatstvermelde bedrag, te vermenigvuldigen met het na toepassing van
artikel 3.68, vierde lid, in artikel 3.68, eerste lid, genoemde
percentage en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen.

2. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.127, derde
lid, eerstvermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een
ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te
vermenigvuldigen met de contractloonontwikkelingsfactor en vervolgens de
nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar
een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden
uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

3. De contractloonontwikkelingsfactor is de verhouding van het bedrag,
genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag, bij het begin van het kalenderjaar tot het
bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag, bij het begin van het
voorafgaande kalenderjaar. 

ARTIKEL III

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2015 als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “artikel 32ba, artikel 32bb of artikel 32bc”
vervangen door: artikel 32ba of artikel 32bb.

2. Onderdeel e vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel d door een punt.

B

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “1,9 percent” vervangen door: 1,55
percent.

2. In het tweede lid wordt “2,15 percent” vervangen door: 1,75
percent.

3. In het derde lid wordt “37 jaren” vervangen door “40 jaren”
en wordt “pensioengevend loon op dat tijdstip” vervangen door:
gemiddelde pensioengevend loon tot dat tijdstip. 

C

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “1,33 percent” vervangen door: 1,09
percent.

2. In het tweede lid wordt “1,51 percent” vervangen door: 1,23
percent.

D

Artikel 18c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “0,27 percent” vervangen door: 0,22
percent.

2. In het tweede lid wordt “0,3 percent” vervangen door: 0,25
percent.

E

In artikel 18e, eerste lid, onderdeel b, wordt “pensioengevend loon”
vervangen door: gemiddelde pensioengevend loon.

F

In artikel 18g, tweede lid, wordt na onderdeel b, onder verlettering van
de onderdelen c en d tot onderdelen d en e, een onderdeel ingevoegd,
luidende:

c. de bepaling van het gemiddelde pensioengevend loon;.

G

Na artikel 18g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18ga

Als pensioengevend loon als bedoeld in de artikelen 18a, 18b, 18c, 18d
en 18e wordt ten hoogste een bedrag van € 100 000 in aanmerking
genomen. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd
overeenkomstig de deeltijdfactor.

H

In artikel 18h, eerste lid, wordt “de artikelen 18 tot en met 18g”
vervangen door: de artikelen 18 tot en met 18ga. 

I

Artikel 32bc vervalt.

J

Na artikel 38l wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38m

In afwijking in zoverre van de artikelen 18a, 18b, 18c en 18e kunnen een
ouderdomspensioen, een partnerpensioen, een wezenpensioen en een
deelnemingsjarenpensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima
voor zover zulks het gevolg is van de omstandigheid dat artikel 18ga tot
1 januari 2015 niet van toepassing was.

K

Na artikel 39e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39f

Artikel 10, vijfde lid, zoals dat luidde op 31 december 2014, blijft van
toepassing op uitkeringen en verstrekkingen uit een voordien niet tot
het loon gerekende aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld
in artikel 32bc, zoals dat luidde op 31 december 2014.

ARTIKEL IV

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt artikel 18ga met ingang van 1
januari 2016 als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt bij het begin van het
kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag.
Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te
vermenigvuldigen met de contractloonontwikkelingsfactor, bedoeld in
artikel 10.2a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en
vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het
voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij
vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

ARTIKEL V

Het in artikel I, onderdeel B, onder 1, eerstgenoemde bedrag en het in
artikel I, onderdeel C, onder 2, laatstgenoemde bedrag worden per 1
januari 2014 bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen.
Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te
vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2
van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte
afronding aan te brengen.

ARTIKEL VI

Het in artikel I, onderdeel B, onder 1, laatstgenoemde bedrag wordt per
1 januari 2015 bij ministeriële regeling vervangen door een ander
bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het per 1 januari 2015 in artikel
3.127, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 eerstgenoemde
bedrag, verminderd met het na toepassing van artikel 10.1 van die wet
per 1 januari 2015 in artikel 3.127, derde lid, van die wet
laatstgenoemde bedrag, te vermenigvuldigen met het na toepassing van
artikel 3.68, vierde lid, van die wet per 1 januari 2015 in artikel
3.68, eerste lid, van die wet genoemde percentage en vervolgens de nodig
geachte afronding aan te brengen.

ARTIKEL VII

Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Pensioenwet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 69. Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “artikel 18d, eerste lid,
onderdelen a, b en d,” vervangen door: de artikelen 18d, eerste lid,
onderdelen a, b, d en e, 38i, 38l en 38m.

3. Het vierde, vijfde en zesde lid worden vernummerd tot zevende,
achtste en negende lid en het tweede en derde lid worden vernummerd tot
vierde en vijfde lid.

4. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Een pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de gerechtigde
tot een pensioen over te gaan tot afkoop van het deel van de
pensioenaanspraken dat uitgaat boven de begrenzingen die zijn opgenomen
in de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964. 

3. Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 3.18, vierde en
vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing voor zover aan de
pensioenregeling wordt deelgenomen door deelnemers die niet worden
aangemerkt als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Voor zover het de toepassing van het eerste lid betreft heeft het
vijfde lid betrekking op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd vanaf 1
januari 2007 en voor zover het de toepassing van het tweede lid betreft
heeft het vijfde lid betrekking op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd
vanaf 1 januari 2015, tenzij in de pensioenovereenkomst is
overeengekomen dat het vijfde lid tevens betrekking heeft op
pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007,
respectievelijk 1 januari 2015.

B

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Een pensioenfonds kan een fiscaal bovenmatige pensioenregeling
uitsluitend uitvoeren als vrijwillige pensioenregeling.

3. Onder een fiscaal bovenmatige pensioenregeling als bedoeld in het
tweede lid wordt verstaan: een pensioenregeling die niet blijft binnen
de begrenzingen die zijn opgenomen in de hoofdstukken IIB en VIII van de
Wet op de loonbelasting 1964.

4. Voor de toepassing van het derde lid zijn de artikelen 3.18, vierde
en vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing voor zover aan de
pensioenregeling wordt deelgenomen door deelnemers die niet worden
aangemerkt als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

In artikel 176, eerste lid, wordt “artikel 69, tweede, derde en zesde
lid” vervangen door: 69, vierde, vijfde en negende lid.

ARTIKEL VIII

Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wet verplichte
beroepspensioenregeling als volgt gewijzigd:

A

In artikel 77, eerste lid, wordt “bij of krachtens de artikelen 78 tot
en met 80” vervangen door: bij of krachtens de artikelen 78 tot en met
80a.

B

Na artikel 80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80a. Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

1. De pensioenuitvoerder is bevoegd om over te gaan tot afkoop van het
deel van de pensioenaanspraken:

a. dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van
ingang van het pensioen uitgaat boven de begrenzingen, bedoeld in de
artikelen 18a, zevende lid, 18b, zevende lid, 18c, vijfde en zesde lid,
en 18e, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, met
inachtneming van de artikelen 18d, eerste lid, onderdelen a, b, d en e,
38i, 38l en 38m van die wet; of

b. dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop
de deelnemer of de gewezen deelnemer ophoudt binnenlands
belastingplichtige te zijn uitgaat boven de begrenzingen, bedoeld in
onderdeel a.

2. Een pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de gerechtigde
tot een pensioen over te gaan tot afkoop van het deel van de
pensioenaanspraken dat uitgaat boven de begrenzingen die zijn opgenomen
in de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964. 

3. Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 3.18, vierde en
vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing voor zover aan de
beroepspensioenregeling wordt deelgenomen door deelnemers die niet
worden aangemerkt als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting
1964.

4. De afkoopwaarde wordt door de pensioenuitvoerder aan de deelnemer of
gewezen deelnemer ter beschikking gesteld, met uitzondering van de
afkoopwaarde voor een bijzonder partnerpensioen die ter beschikking
wordt gesteld aan de gewezen partner.

5. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de
afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid
gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het
vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

6. Het vijfde lid heeft betrekking op pensioenaanspraken die zijn
opgebouwd vanaf 1 januari 2015, tenzij in de beroepspensioenregeling is
overeengekomen dat het vijfde lid tevens betrekking heeft op
pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor die datum.

7. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op
pensioenaanspraken als bedoeld in de artikelen 38d, 38e en 38f van de
Wet op de loonbelasting 1964.

8. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er regels
worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde.

C

Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Een beroepspensioenfonds kan een fiscaal bovenmatige
beroepspensioenregeling uitsluitend uitvoeren als vrijwillige
pensioenregeling.

3. Onder een fiscaal bovenmatige beroepspensioenregeling als bedoeld in
het tweede lid wordt verstaan: een pensioenregeling die niet blijft
binnen de begrenzingen die zijn opgenomen in de hoofdstukken IIB en VIII
van de Wet op de loonbelasting 1964.

4. Voor de toepassing van het derde lid zijn de artikelen 3.18, vierde
en vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing voor zover aan de
beroepspensioenregeling wordt deelgenomen door deelnemers die niet
worden aangemerkt als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting
1964.

D

In artikel 171, eerste lid, wordt “80, tweede lid, 82” vervangen
door: 80, tweede lid, 80a, vierde, vijfde en negende lid, 82.

ARTIKEL IX

Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Invoerings- en aanpassingswet
Pensioenwet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt “30, eerste en tweede lid, 31, 32”
vervangen door: 30, eerste en tweede lid, 32.

B

Artikel 31 vervalt.

ARTIKEL X

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

ARTIKEL XI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verlaging maximumopbouw- en
premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   1