[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 11-12 juli 2013

Bijlage

Nummer: 2013D32188, datum: 2013-08-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 11-12 juli 2013 (2013D32187)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verslag informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Vilnius, 11 en
12 juli 2013

Deze informele Raad onder Litouws voorzitterschap stond in het teken van
sociaal Europa. Op de eerste dag vonden drie parallelle werkgroepen
plaats en op de tweede dag werd gediscussieerd over de sociale dimensie
van de EMU. Nederland nam op de eerste dag deel aan de workshop over
loonvormingsmechanismen en economische groei. 

De andere twee workshops hadden als onderwerp: ā€˜efficiency en
effectiviteit van sociale investeringenā€™ en ā€˜implementatie van de
Europese alliantie voor het leerlingwezenā€™. Een korte terugkoppeling
van deze twee workshops wees uit dat de werkgroep over sociale
investeringen had geconstateerd dat inmiddels methoden zijn ontwikkeld
om de effectiviteit van sociaal beleid te meten, maar dat dit nog moet
doorwerken in de ā€˜Annual Growth Surveyā€™. De werkgroep over het
leerlingwezen had geconstateerd dat scholing op het werk centraler moet
komen te staan in de onderwijsstelsels van de lidstaten. 

Loonvormingsmechanismen en economische groei (werkgroep)

De Commissie beet bij deze workshop het spits af. Commissaris Andor
stelde allereerst dat de EU bij de loonvorming geen expliciete rol
heeft. Wel kijkt de Commissie naar de invloed van loonvorming op de
economische stabiliteit. Die invloed is tweeledig: lonen vormen een
kostenpost, maar zijn ook een bron van binnenlandse vraag. Andor
constateerde grote verschillen in de loonvorming tussen landen als
Duitsland enerzijds en Zuid-Europa anderzijds, die geleid hebben tot
divergerende kosten per eenheid product. In slecht lopende economieƫn
moeten lonen de vraag ondersteunen. Interne devaluatie kan niet de
oplossing zijn. Minimumlonen kunnen volgens de Commissaris een stimulans
zijn voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt om te gaan werken.
Voorts stelde Andor dat indexatie van lonen de koopkracht beschermt,
maar dat geheel automatische indexatie aanpassing aan economische
schokken belemmert. Deze gebrekkige aanpassing van lonen aan de
economische situatie is in zijn ogen een belangrijke oorzaak van de
huidige economische onbalans. Andor riep de Europese sociale partners op
om voorzichtig te gaan praten over ā€œzachteā€ vormen van
grensoverschrijdende looncoƶrdinatie. 

De Secretaris-Generaal van EUROFOUND presenteerde de voorlopige
resultaten van een onderzoek naar vormen van looncoƶrdinatie in
EU-landen. Conclusie was dat de mate van centralisatie van de
loonvorming weinig of geen voorspellende waarde heeft over de mate
waarin de loonvorming in overeenstemming is met de ontwikkeling van de
arbeidsproductiviteit. De voorzitter van het werkgelegenheidscomitƩ
riep op om in het oog te blijven houden dat lonen de
arbeidsproductiviteit volgen. Minimumlonen mogen niet leiden tot
uitsluiting van groepen op de arbeidsmarkt. 

Het debat tussen de lidstaten gaf een zeer divers beeld. Een aantal
lidstaten gaf aan geen behoefte te hebben om in hun bestaande systeem
van loonvorming in te grijpen en ook geen expliciete rol te zien voor de
EU. EĆ©n lidstaat voegde hier nog aan toe niet terug te willen naar een
planeconomie. Een aantal keer werd expliciet gerefereerd aan de
autonomie van sociale partners op het terrein van loonvorming.

Andere lidstaten stelden juist voorstander te zijn van een
gecoƶrdineerd minimumloon op EU-niveau. Zij zagen dit als middel om
concurrentievervalsing binnen de EU tegen te gaan. EĆ©n lidstaat
constateerde hierbij dat er moeilijk gedaan wordt over looncoƶrdinatie
maar dat inmiddels negen lidstaten een landenspecifieke aanbeveling
hebben over loonvorming. Ook met de programmalanden zijn hierover
afspraken gemaakt.

Nederland gaf aan dat het van belang is dat elke lidstaat zorg draagt
voor een adequaat loon voor zijn werknemers. Een minimumloon kan daarbij
behulpzaam zijn. De economische verschillen tussen de lidstaten zijn
echter te groot voor een strikte standaardisatie. Lidstaten kunnen
daarom het beste zelf de afweging maken over de hoogte van een eventueel
in te stellen minimumloon. Wel heeft de EU een rol in het voorkomen van
een ā€˜race to the bottomā€™ en het tegengaan van uitbuiting van
EU-migranten. 

Commissaris Andor concludeerde dat de EMU de situatie heeft veranderd.
Verschillen tussen loon- en productiviteitsontwikkeling kunnen niet meer
worden opvangen door wisselkoersen aan te passen. Hierover moet volgens
hem verder worden nagedacht.

Sociale dimensie van de EMU 

De plenaire bespreking op de tweede dag was gewijd aan de sociale
dimensie van de EMU. De voorzitter trapte af door te stellen dat in de
crisis de meeste belangstelling uitging naar economische doelstellingen.
Sociale doelen hadden onvoldoende aandacht gekregen, hetgeen de
voorzitter van de Europese Raad ertoe had gebracht om een bijdrage over
de sociale dimensie aan te kondigen. Deze wordt nu dit najaar verwacht.
De voorzitter opende de discussie door te stellen dat ex ante
coƶrdinatie van sociaal beleid een goede zaak is. 

Commissaris Andor sloot zich hierbij aan en stelde dat er hiertoe
gewerkt moet worden aan de ontwikkeling van benchmarks en voorzichtige
vormen van autonome looncoƶrdinatie door sociale partners. Anders
blijft het risico van instabiliteit van de EMU te groot.

Andor kondigde vervolgens een mededeling aan voor het najaar over
monitoring van sociaal beleid. Hij zei ook dat een sociaal scorebord zal
worden toegevoegd aan het eerstvolgende concept ā€˜Joint Employment
Reportā€™. Hij vond verder dat eventuele sociale risicoā€™s beter
geĆÆntegreerd moeten worden in de macro-economische
onevenwichtighedenprocedure. Andor gaf vijf voorbeelden van
kernindicatoren die tot negatieve spillovers naar andere landen kunnen
leiden: 

Divergentie in werkloosheidscijfers

Divergentie in de aantal mensen die noch werken noch scholing volgen
(NEETs)

Divergentie van bruto huishoudinkomens

Divergentie van armoederisicoā€™s

Divergentie van inkomensongelijkheid

De voorzitter van de commissie SZW van het Europees Parlement (EP),
mevrouw BerĆØs, sprak van een disbalans tussen economische en sociale
coƶrdinatie die het EU-Verdrag geen recht doet. Zij pleitte (als enige)
voor een automatische stabilisator in de vorm van een
WW-functionaliteit. Het EP heeft hierover een studie gestart. Mevrouw
BerĆØs riep de Commissie op tot het maken van een Groenboek hierover.

De voorzitter van het werkgelegenheidscomitƩ (EMCO) bepleitte eveneens
een sterkere beleidscoƶrdinatie, zowel ex ante als ex post. Hij sprak
steun uit voor de voorstellen van de Commissie voor versterking van de
monitoring en integratie daarvan in het Europees Semester. De voorzitter
van het Sociaal BeschermingscomitƩ (SPC) kondigde aan dat het SPC een
voorstel zal doen voor ex ante coƶrdinatie, met gebruikmaking van de
open methode van coƶrdinatie. Het SPC wil graag met de Commissie werken
aan de keuze van indicatoren.

De discussie onder de lidstaten legde een duidelijk verschil bloot
tussen de lidstaten die deel uitmaken van de EMU en lidstaten die daar
geen deel van uitmaken. De EMU-lidstaten waren positiever over de
coƶrdinatie van sociaal beleid dan de niet EMU-lidstaten. Van de eerste
groep gaven veel lidstaten aan dat de coƶrdinatie van sociaal beleid
binnen de bestaande kaders moet plaatsvinden en zich moet concentreren
op (potentiƫle) spillovers naar andere landen. In dat kader werden
genoemd: het functioneren van de arbeidsmarkt, migratie, hervorming van
de sociale bescherming, de participatie van vrouwen, activerend beleid
en sociale integratie. 

Meermaals werd genoemd dat de sociale convergentie versterkt moet worden
en de solidariteit op sociaal gebied binnen de EU vergroot moet worden.
Een enkele lidstaat pleitte daarnaast voor het koppelen van contractuele
afspraken aan de beschikbaarstelling van financiƫle middelen. Ook was
de notie te horen dat te snelle budgettaire consolidatie het vertrouwen
en het sociaal kapitaal heeft geschaad. EĆ©n lidstaat stelde daarnaast
dat maatregelen moeten zijn gericht op versterking van de mobiliteit en
op behoud van eerlijke lonen. 

Vanuit de groep niet-EMU-landen viel te beluisteren dat de spillovers
minder groot zijn voor deze landen en dat sociaal beleid bij de
lidstaten berust. Monitoring en ex ante coƶrdinatie zijn wat hen
betreft voor niet-EMU-landen alleen mogelijk op basis van
vrijwilligheid. Men is bang dat coƶrdinatie de flexibiliteit van de
arbeidsmarkt en het belastingstelsel zal verminderen en vermoedt dat dit
het vertrouwen van de burger niet zal vergroten. Opgemerkt werd ook dat
coƶrdinatie van sociaal beleid beperkt moet blijven tot potentiƫle
negatieve spillovers. Voor niet-EMU-landen met gezonde
overheidsfinanciƫn is de huidige systematiek voldoende. 

Nederland heeft aangegeven een effectieve coƶrdinatie van groot belang
te vinden. Lidstaten moeten handelen, terwijl de EU voor- en achteraf
coƶrdineert. Benchmarking moet worden versterkt en doorklinken in de
landenspecifieke aanbevelingen. Eerlijke lonen vormen hier een onderdeel
van. Nederland benadrukte dat het vrij verkeer van werknemers geen
negatief effect mag hebben op migranten en de plaatselijke bevolking
doordat er druk komt te staan op de rechtens geldende lonen. Gelijk loon
voor gelijke arbeid op dezelfde plaats moet het devies zijn.

Aan het einde van de bespreking werden EMCO en SPC verzocht om
benchmarks op te stellen voor bespreking in de Raad Werkgelegenheid en
Sociaal Beleid van 15 oktober aanstaande. 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  1