[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief Regeldruk

Bijlage

Nummer: 2013D35342, datum: 2013-09-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verzamelbrief Regeldruk September 2013 (2013D35341)

Preview document (🔗 origineel)


Verzamelbrief Regeldruk 

1. Inleiding

Het kabinet wil meer ruimte creëren voor bedrijven, burgers en
professionals om samen te leven, te ondernemen, kansen te pakken en
problemen op te lossen. Vermindering van regeldruk draagt bij aan de
groei van onze economie en de versterking van de  samenleving. Door
regeldrukkosten voor bedrijven te verlagen wordt het ondernemersklimaat
versterkt, de concurrentiepositie verbeterd en de economische groei
gestimuleerd. De aanpak van regeldruk dient vooral ook merkbaar te zijn
voor de samenleving. Minder regeldruk en meer ruimte voor professionals
leiden niet alleen tot meer tijd voor het echte werk van professionals,
maar ook tot een betere dienstverlening aan burgers en bedrijven en
daarmee tot  merkbaar minder regeldruk voor de samenleving. De uitdaging
is de regeldrukeffecten van wetten en regels te optimaliseren zodat
enerzijds doelen van regels in tact blijven en anderzijds negatieve
effecten van regels worden beperkt en niet als belemmerend worden
ervaren. Het beleid ter vermindering van regeldruk bevat een op
doelgroepen gerichte maatwerkaanpak, waarin gericht belemmeringen worden
weggenomen die in de beleving van de doelgroep het meest gevoeld worden.
Met daarnaast een generieke aanpak, bedoeld om de regeldruk voor alle
doelgroepen in Nederland te verlagen. 

In deze brief geeft het kabinet, conform het verzoek van uw Kamer, een
nadere uitwerking en toelichting op een aantal onderdelen uit het
programma regeldruk. In deze brief reageert het kabinet op de relevante
adviezen van Actal over het programma vermindering regeldruk, over
merkbaarheid en over digitale formulieren. Omdat Actal in haar adviezen
op verschillende momenten aandacht voor de wetgevingsinstrumenten
vraagt, wordt hier ook nader op ingegaan. De brief bevat ook een reactie
op het advies van de commissie vertrouwensbenadering en het onderzoek
‘lastenluwe implementatie van EU-regelgeving’ . 

In hoofdstuk twee worden de verbeteringen van het wetgevingsproces in
relatie tot de regeldrukaanpak besproken, in hoofdstuk drie de
maatwerkaanpak, vertrouwensbenadering en dienstverlening en in hoofdstuk
vier Europese Unie. Voor het kerstreces ontvangt u een eerste
voortgangsrapportage regeldruk met daarin het toegezegde overzicht van
alle maatregelen die de kwantitatieve doelstelling onderbouwen en een
nadere invulling van de maatwerkaanpak.  

Belangrijke punten in deze brief zijn:  

Betrokkenen krijgen vaker de gelegenheid om mee te denken bij
voorgenomen regelgeving. De gedachte hierachter is dat inbreng en
betrokkenheid helpt om regeldruk te beheersen dan wel te aanvaarden. Het
kabinet stimuleert daarom de inzet van internetconsultatie. Bij
voorgenomen wet- en regelgeving die een significante verandering
betekent voor bedrijven en burgers of die grote gevolgen heeft voor de
uitvoeringspraktijk, wordt internetconsultatie het uitgangspunt. Er
kunnen gronden zijn om hier van af te zien. Het kabinet streeft naar een
structurele afweging door de verantwoordelijke departementen ten aanzien
van de inzet van internetconsultatie als middel om doelgroepen te
bereiken.

Betrokkenen krijgen beter inzicht in gemaakte afwegingen van een
wetsvoorstel. Bij voorstellen die voor internetconsultatie worden
aangeboden, wordt waar mogelijk inzage gegeven in de antwoorden op de
hoofdvragen van het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving.
Tevens publiceert het verantwoordelijke beleidsdepartement daarbij de
beschikbare effecttoetsen, voor zover deze op grond van de Wet
openbaarheid van bestuur, nu ook al op verzoek openbaar gemaakt kunnen
worden. Zoals bijvoorbeeld de bedrijfseffectentoets. 

De in deze brief toegelichte acties komen overeen met de hoofdlijnen van
de Actal adviezen. Het kabinet deelt de lijn van Actal om in te zetten
op een kwantitatieve aanpak aangevuld met specifieke maatregelen om een
merkbaar effect te behalen. 

In veertien regeldichte sectoren is er gestart met de maatwerkaanpak. In
deze regeldichte sectoren wordt samen met de doelgroepen gewerkt aan
merkbare vermindering van regeldruk en verbetering van dienstverlening.

Met de vertrouwensbenadering kan bij goed nalevende bedrijven die hun
verantwoordelijkheid nemen en het proces van risicobeheersing zelf goed
organiseren het toezicht worden beperkt tot reality-check’s  en een
meldings/informatieplicht voor het bedrijf. Hierdoor hebben inspecties
meer tijd om zich te richten op risicovolle en slecht presterende
bedrijven. 

Burgers en bedrijven kunnen makkelijker in te vullen formulieren
gebruiken door de inzet op meer en betere elektronische formulieren bij
digitale dienstverlening in alle lagen van de overheid.

Om het standpunt van Nederland in de Europese Unie kracht bij te zetten,
zijn diverse (vergelijkende) regeldrukonderzoeken gedaan. De resultaten
hebben geleid tot concrete voorstellen aan de Commissie voor
vermindering van regeldruk voor mkb-bedrijven en nalevingskosten. Vier
van de tien voorstellen zijn al overgenomen in de regeldrukaanpak van de
EU. 

Daarbij wordt er door Nederland met de concrete uitkomsten en
voorstellen uit enkele onderzoeken op ingezet om de regeldruk uit de EU
nog verder te verlagen. Zo is in de subsidiariteitsexercitie de aandacht
gevraagd voor enkele dossiers waarbij de regeldruk kan worden verlaagd.
Als verdieping van die subsidiariteitsexercitie is een aanvullende
inventarisatie gemaakt, dit betreft onder andere de richtlijn
gegevensbescherming en etikettering van producten. Ook stelt Nederland
voor om specifiek het mkb te ontzien bij nieuwe en/of bestaande
regelgeving. 

Het kabinet blijft bij de implementatie van EU-regelgeving inzetten op
‘lastenluw, tenzij’. In het reguliere wetgevingsproces blijft dit
voortdurend aandacht vragen. Het onderzoek naar lastenluwe implementatie
van EU-regelgeving wijst uit dat Nederland over het algemeen lastenluw
implementeert en daar alleen om gegronde redenen van afwijkt. Leerpunt
is de bij de implementatie gemaakte keuzes helder in beeld te brengen.

2. Verbetering wetgevingskwaliteit en regeldrukaanpak

In dit hoofdstuk wordt een aantal maatregelen toegelicht om de kwaliteit
van het wetgevingsproces verder te verbeteren. Deze zijn zowel in lijn
met het kabinetsbeleid als met de Actal-adviezen om de afwegingen bij
nieuwe regelgeving openbaar te maken en het instrument
internetconsultatie vaker te benutten. Daarbij wordt op het einde van
dit hoofdstuk ook ingegaan op de hoofdlijnen van de adviezen van Actal
over het merkbaar verminderen van regeldruk en het programma regeldruk.
De maatregelen in dit hoofdstuk dragen ook bij aan het streven van het
kabinet naar een meer open overheid, dat onder meer tot uitdrukking komt
in de Open Government Partnership visie en het actieplan dat in
september 2013 verschijnt. 

Vermindering van regeldruk is sinds de jaren tachtig een punt van
aandacht. Vaak wordt naar de overheid gekeken als veroorzaker en
probleemeigenaar van regeldruk. Regels zijn evenwel altijd de uitkomst
van een belangenafweging, waarbij de belangen van diverse groeperingen
in de samenleving tegen elkaar worden afgewogen. Dat verklaart ook
waarom iedereen voor vermindering van regeldruk is, maar zodra het om
concrete dossiers en gevestigde belangen gaat, die bereidheid vaak
afneemt. Regelmatig dringt men vanuit de samenleving of in publieke
discussies aan op regelgeving. Een ieder aanvaardt dat regels nodig zijn
en dat regels beperkingen kunnen opleggen aan de handelingsvrijheid.
Regeldruk op zichzelf hoeft niet verkeerd te zijn, maar te veel en
onnodige druk moet worden vermeden. Beheersing van regeldruk vereist een
samenhangende aanpak. Het aantal regelingen alleen zegt niet alles over
de (gevoelde) regeldruk die regelingen veroorzaken. Voor het verminderen
van de feitelijke regeldruk is het noodzakelijk dat alleen regelgeving
tot stand komt die nodig en proportioneel is; dat geldt zowel op
nationaal als op Europees niveau. Naast terughoudendheid bij het tot
stand brengen van nieuwe regelingen moet vaststaan dat op geen andere
wijze een oplossing voor een probleem kan worden gevonden dan door
nieuwe regelgeving. Voortdurende aandacht voor de noodzaak van wetgeving
bij de voorbereiding daarvan en een transparant wetgevingsproces zijn
essentieel voor het beperken van de feitelijke regeldruk. Daar hoort ook
bij dat er oog is voor de verwachtingen die gewekt worden van de
effecten van de regeling als zodanig en in hoeverre er mogelijkheden
zijn om de regeldruk terug te dringen. Samenvoeging van verschillende
wetten, algemene maatregelen van bestuur of ministeriële regelingen in
Ă©Ă©n regeling zal weliswaar leiden tot afname in het aantal regelingen,
maar leidt niet noodzakelijk tot minder regeldruk. Van een afname is pas
sprake indien samenvoeging gepaard gaat met stroomlijning en
vereenvoudiging en aldus leidt tot een meer coherent en begrijpelijk
stelsel. Daarom hanteert het kabinet een kwantitatieve
reductiedoelstelling in euro’s, aangevuld met een maatwerkaanpak om de
merkbaarheid te bevorderen (zie hoofdstuk 3). 

2.1. Regelgevingsmonitor: het aantal nieuwe regelingen neemt af in de
eerste helft van 2013 

Sinds 2009 houdt het kabinet met de regelgevingsmonitor de stand van het
aantal geldende regelingen bij. Hierover wordt jaarlijks in het
Rijksjaarverslag gerapporteerd. Uit het meest recente overzicht van
aantal geldende regelingen 2004-2013 (zie onderstaande grafieken) blijkt
het volgende beeld:

Sinds 2004 is er een afname van het aantal nieuwe wetten, algemene
maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen dat er jaarlijks
bijkomt. 

Ondanks deze afname van het aantal nieuwe regelingen kan er door een
geringer aantal ingetrokken regelingen sprake zijn van een toename in
het totaal aantal geldende regelingen.

Over de periode 2005 tot 2013 is het totaal van wetten, algemene
maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen ongeveer op
hetzelfde niveau gebleven.  

De bestendigheid (de gemiddelde leeftijd) van regelingen neemt toe.

In de eerste helft van 2013 is het aantal geldende regelingen gedaald
van 9547 naar 9502.

 Grafiek 1: aantal geldende regelingen periode 2004-2013

M: Ministeriele regeling; A: Algemene maatregel van bestuur/ Koninklijke
besluiten; W: Wetten. 

Grafiek 2: aantallen in werking en/of uit werking getreden regelingen. 

Donkerblauw: in werking getreden; lichtblauw: uit werking getreden.

2.2.  Versterking internetconsultatie  

Uit een door Actal opgestelde rangorde van regeldrukaspecten blijkt dat
bedrijven en burgers minder regeldruk ervaren als het doel van de
wet/regel begrijpelijk en voldoende duidelijk is. Burgers, bedrijven en
instellingen krijgen door internetconsultatie informatie over
voorgenomen wetgeving en zij kunnen suggesties doen om de kwaliteit en
uitvoerbaarheid van deze voorstellen te verbeteren. De uitvoering van
internetconsultaties vindt plaats via   HYPERLINK
"http://www.internetconsultaie.nl" \o
"http://www.internetconsultaie.nl/"  www.internetconsultatie.nl .  

Op deze wijze vergroot het kabinet de transparantie van het
wetgevingsproces, verbetert het de mogelijkheden voor publieke
participatie en levert het een bijdrage aan de kwaliteit van voorstellen
voor wet- en regelgeving. 

In 2011 heeft het toenmalige kabinet op basis van de evaluatie van een
tweejarig rijksbreed experiment met internetconsultatie geconcludeerd
dat het instrument vooral effectief is bij wet- en regelgeving die
significante verandering brengt in de rechten en plichten van burgers,
bedrijven en instellingen of die grote gevolgen heeft voor de
uitvoeringspraktijk en om die reden vaker ingezet dient te worden. Sinds
de afronding van het experiment worden rijksbreed vaker
internetconsultaties uitgevoerd. Werden tijdens het rijksbrede
experiment gemiddeld 4 consultaties per maand uitgevoerd, twee jaar
later waren het er 5 per maand en sinds februari 2013 gaat het om 7
internetconsultaties per maand. In totaal zijn sinds het moment dat de
site operationeel is 250 internetconsultaties uitgevoerd. Deze hebben
22.383 reacties van burgers, bedrijven en instellingen opgeleverd. De
site ontvangt gemiddeld 800 tot 2000 bezoekers per dag. De ervaring
leert dat publiciteit een positief effect heeft op het aantal bezoekers.
Dat het aantal bezoekers hoger ligt dan het aantal reacties is te
verklaren uit het feit dat mensen de site ook bezoeken om alleen maar
informatie te verkrijgen over wetgeving in voorbereiding. 

Het kabinet wil deze stijgende lijn op het gebied van
internetconsultatie doortrekken en bevorderen dat, zoals in het genoemde
kabinetsstandpunt is aangegeven, door de departementen stelselmatig een
goede afweging wordt gemaakt of in het concrete geval
internetconsultatie nuttig en effectief is. Uitgangspunt daarbij is dat
voorstellen die significante verandering brengen in de rechten en
plichten van burgers, bedrijven en instellingen of die grote gevolgen
hebben voor de uitvoeringspraktijk via internet worden geconsulteerd,
behoudens goede gronden om daarvan af te zien. Bij laatstbedoelde
gronden kan o.a. worden gedacht aan spoedwetgeving, het voorkomen van
calculerend gedrag bij fiscale voorstellen of situaties waarin
consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het
voorstel bijvoorbeeld bij Ă©Ă©n-op-Ă©Ă©n-implementatie van
EU-regelgeving. 

2.3. Publicatie van afwegingsinformatie en (effect-)toetsen

In het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) is het
aantal kwaliteitseisen dat verplicht moet worden toegepast bij
voorbereiding en verantwoording van beleid en regelgeving fors
gereduceerd van 110 naar thans 18 eisen. Het IAK brengt alle
interdepartementale kwaliteitsaspecten die bij het maken van beleid en
regelgeving een rol kunnen spelen, in zeven hoofdvragen bij elkaar. Het
IAK vervult een belangrijke rol in het aantonen en inzichtelijk maken
van de noodzaak van nieuw beleid en van nieuwe wet- en regelgeving. Het
IAK geeft handvatten om op een gestructureerde manier inzicht te krijgen
en te bieden in aanleiding, doel, nut, noodzaak en gevolgen van een
voorstel, inclusief de regeldrukgevolgen voor de verschillende
doelgroepen. Het eindresultaat van de toepassing van het IAK wordt ook
weergegeven in de toelichtende stukken bij voorgenomen wet- en
regelgeving.

Het kabinet bevordert dat bij nieuwe internetconsultaties van
voorgenomen wet- en regelgeving, het dan beschikbare eindresultaat van
de toepassing van het IAK (de antwoorden op  de zeven centrale vragen
van het IAK) wordt gepubliceerd. In het bestaande consultatieformulier
geven de departementen nu al aan wat het doel, de betrokken doelgroepen
en de verwachte effecten van de voorgenomen regelgeving zijn. Dit
formulier wordt aangevuld met de terreinen waar de overige  IAK-vragen
op zien; wat is het beste instrument, de aanleiding, het probleem, en
rechtvaardiging voor de overheidsinterventie. De verantwoordelijke
departementen geven een beknopt antwoord op deze vragen waarbij ze -als
dat praktisch is- kunnen verwijzen naar de specifieke passages in de
toelichting van de regeling. Naast de antwoorden op de IAK-vragen
publiceert het verantwoordelijke departement bij de internetconsultatie
beschikbare effecttoetsen voor zover deze op grond van de Wet
openbaarheid van bestuur, nu ook al op verzoek openbaar gemaakt kunnen
worden (zoals de bedrijfseffectentoets). 

Wanneer bovengenoemde informatie in beeld is gebracht en gedeeld, kan
door betrokkenen adequaat worden gereageerd op
ontwerpregelgeving. Vroegtijdig betrekken en consulteren van
betrokkenen bij voorgenomen wet- en regelgeving, het actief publiceren
van informatie en het duidelijk maken waarom een bepaalde keuze is
gemaakt draagt ook bij aan een open en transparante overheid.

2.4. Een uitgebreidere wetgevingskalender 

Nederland heeft een toppositie in de wereld als het gaat om
transparantie in het wetgevingsproces. Ondanks het transparante systeem
moet het in Nederland nog makkelijker worden voor burgers en bedrijven
om op Ă©Ă©n website te zien welke regelingen eraan komen en ze ook te 
kunnen volgen. De (vernieuwde) wetgevingskalender biedt naast wetten ook
een overzicht van de  algemene maatregelen van bestuur en zal ook meer
informatie bevatten. Zo zal steeds inzicht worden geboden in de actuele
stand van zaken, alsmede in het (verdere) verloop van het
wetgevingsproces. Uiteraard wordt dan ook verwezen naar lopende en
afgeronde internetconsultaties en wordt toegang geboden tot beschikbare
documenten als kamerstukken en in consultatie gebrachte teksten. Omdat
de kalender ook zal worden aangeboden als ‘open data’,  kunnen
derden de aangeboden informatie eenvoudig overnemen en daarmee eigen
toepassingen ontwikkelen.

2.5. Vaste verandermomenten 

Op 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) van
kracht geworden. Er zijn sindsdien twee vaste inwerkingtredingdata voor
wetten en algemene maatregelen van bestuur en vier vaste
verandermomenten voor ministeriële regelingen. Verder is er een
minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en
inwerkingtreding en een stelsel van uitzonderingsgronden op deze
uitgangspunten geformuleerd. Doel is transparantie over de
inwerkingtredingdatum van nieuwe regelgeving en duidelijkheid over de
benodigde voorbereidingstijd voor burgers, bedrijven, publieke
professionals en medeoverheden. Uit de VVM-evaluatie blijkt dat in een
meerderheid van de gevallen, de VVM-systematiek wat betreft de
inwerkingtredingdatum en de gerechtvaardigde uitzonderingsgronden wordt
nageleefd.  

Naleving inwerkingtredingdata	Percentage regels waarbij sprake is van
naleving

Inwerkingtreding overeenkomstig de vaste inwerkingtredingdata	43%

Toepassing van een van de uitzonderingsgronden 	28%

VVM systematiek nageleefd	71%

Naleving invoertermijn

	Minimale invoertermijn van twee maanden gehanteerd	16%

Afgeweken van de invoertermijn op basis van een  uitzonderingsgrond	40%

VVM systematiek nageleefd 	56%



Departementen hebben bij voorgenomen regelgeving aandacht voor de vaste
verandermomenten.  

Belanghebbenden, zoals bedrijven, hechten aan tijdige betrokkenheid bij
de totstandkoming van regelgeving, onder andere omdat ze zich aldus
kunnen voorbereiden op de inwerkingtreding van die nieuwe regels.
Tijdens de consultaties kunnen zij suggesties doen over het meest
geschikte moment van inwerkingtreding van nieuwe regelgeving als gevolg
van benodigde voorbereidingstijd. Het VVM-beleid kan mede hierdoor op
veel draagvlak bij het bedrijfsleven rekenen.   

Voor veel regelgeving blijkt één januari een logische
inwerkingtredingdatum te zijn. Dit geldt met name voor sociale
zekerheidswetgeving en voor financiële en fiscale regelgeving. Voor
voorgenomen wet- en regelgeving op het terrein van onderwijs geldt deels
een andere logische inwerkingtredingsdatum. Het kabinet continueert het
beleid voor vaste verandermomenten. Uit de evaluatie blijkt dat
afwijkingen van de vaste verandermomenten niet in alle gevallen
expliciet worden gemotiveerd. Hier gaat het kabinet beter op toezien.
Voor de minimale invoertermijn geldt dat het uitgangspunt van twee
maanden een goed handvat biedt bij de voorbereiding van regelgeving.
Afwijking daarvan behoort tot de mogelijkheden mits dit nadrukkelijk
wordt gemotiveerd.

2.6. Actal adviezen en regeldrukaanpak

Het in dit hoofdstuk toegelichte beleid is in lijn met de Actal adviezen
om de afwegingen bij regelgeving openbaar te maken en het instrument
consultatie vaker te benutten. 

Actal adviseert verder de regeldruk met een brede kwantitatieve
oriëntatie aan te pakken met 

aandacht voor decentrale en EU-regelgeving om zo een merkbare reductie
van regeldruk te bewerkstelligen. Het kabinet zet in op een
kwantitatieve aanpak met een reductiedoelstelling van €2,5 miljard van
structurele regeldruklasten die samenhangen met rijksregelgeving en
uitvoering (lasten die dit kabinet ook daadwerkelijk kan beĂŻnvloeden),
aangevuld met specifieke kwalitatieve maatregelen om een merkbaar effect
te halen. Op andere terreinen zoals de EU en decentrale overheden zet
het kabinet zich maximaal in om ook deze bestuurslagen te stimuleren de
regeldruk te verminderen. EĂ©n van de maatregelen die het kabinet neemt
is het aanpassen van een aantal logboekverplichtingen. 

Het uitgangspunt van het kabinet is dat de decentralisaties gepaard gaan
met een beperking van regeldruk voor bedrijven en burgers, omdat de
regelgeving zo dicht mogelijk bij de burger en bedrijven wordt
ingevoerd. Het kabinet en de decentrale overheden hebben een gedeelde
ambitie om merkbaar de regeldruk te verminderen, ook bij
decentralisaties. Het kabinet vindt het vanwege de regeldrukreductie
belangrijk dat gemeentebesturen de vermindering van regeldruk monitoren
en hierover in de gemeenteraad het gesprek aangaan.

Ook eenmalige lasten worden in kaart gebracht en meegewogen in de
besluitvorming, maar tellen niet mee voor de structurele
reductiedoelstelling. Met de eerder in dit hoofdstuk aangekondigde
wijzigingen voor het vaker toepassen van internetconsultatie en het
daarbij publiceren van de hoofdvragen van het IAK en van onder meer de
bedrijfseffectentoets, wordt voor betrokkenen al in een vroeg stadium
meer transparant gemaakt wat de eenmalige lasten zijn en wat de gemaakte
afwegingen hierbij zijn.  

Actal wijst daarbij op het belang van lastenluwe implementatie van
EU-regelgeving. Het kabinet zal hierop blijven inzetten en meer aandacht
geven aan het beter in beeld brengen van de bij de implementatie
gemaakte keuzes en daarmee samenhangende lasten voor de samenleving. 
Zie hiervoor hoofdstuk vier Europese Unie.  

Actal stelt dat het kabinet meer zou moeten inzetten op het
zelfregulerend vermogen van de samenleving en meer aandacht zou moeten
schenken aan de evaluaties bij beleid. Het kabinet wil het
zelforganiserend vermogen van de samenleving stimuleren, voornamelijk
vanwege de intrinsieke waarde die gezamenlijke actie van burgers en
bedrijven in het publieke domein oplevert voor sociale innovatie en –
cohesie. Het kabinet constateert dat deze beweging naar meer zelf doen
(‘doe democratie’)  al volop gaande is, maar dat nu vooral overheden
en maatschappelijke instanties voorwaarden moeten scheppen om
aansluiting te vinden met maatschappelijk initiatief en sociaal
ondernemerschap. Daarom zal het  Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties starten met een interne interdepartementale dialoog
over de effecten van eigen regelgeving op de ‘doe democratie’. BZK
zal een handreiking ontwikkelen voor een check van nieuw rijksbeleid uit
een oogpunt van het bevorderen van een vitale samenleving. Deze
handreiking moet ertoe leiden dat het antwoord op vraag : wat
rechtvaardigt overheidsinterventie, onderdeel van het Integraal
Afwegingskader, beter kan worden onderbouwd. Vaak is de rechtvaardiging
van overheidsinterventie namelijk pas te geven als eerst is onderzocht
(bijvoorbeeld door middel van de ‘eigen-krachtconferenties’) wat en
hoe de samenleving wellicht zelf aan de oplossing van het probleem kan
bijdragen.

3. Maatwerkaanpak, vertrouwensbenadering en dienstverlening

In dit hoofdstuk wordt een nadere toelichting bij de ontwikkelingen van
de maatwerkaanpak gegeven, wordt een kabinetsreactie op het advies van
de commissie vertrouwensbenadering gegeven en wordt ingegaan op enkele
ontwikkelingen bij de e-overheid dienstverlening. 

3.1. Maatwerkaanpak

Burgers, professionals en bedrijven voelen nog onvoldoende effect van de
vermindering van regeldruk. Om nog merkbaardere resultaten te bereiken
is het kabinet in aanvulling op de generieke aanpak van regeldruk
gestart met de maatwerkaanpak. In een eerste tranche van 14 regeldichte
domeinen zijn publieke en private partijen aan het werk om knelpunten en
belemmeringen in (uitvoering van) wet en regelgeving in beeld te brengen
en te analyseren. 

Zoals in de programmabrief ‘Goed Geregeld’ is aangegeven zet het
kabinet in op een integrale aanpak in samenwerking met de doelgroep.

Op het gebied van professionals in de publieke sector en burgers is de
maatwerkaanpak gestart  voor vrijwilligers, de strafrechtketen, het
onderwijs, schuldhulpverlening, politie, openbaar vervoer voor mensen
met een beperking en procesoptimalisatie Wet maatschappelijke
ondersteuning. De maatwerkaanpak voor bedrijven loopt in de
(top)sectoren Chemie, Logistiek, Agri en Food en Lifescience en Health.
Daarnaast zijn in de eerste tranche opgenomen de Bankensector,
Zorgaanbieders en Bouw. Voor elk van deze domeinen zal het
eerstverantwoordelijke departement in oktober a.s. aangeven hoe zij
samen met de doelgroep de maatwerkaanpak invulling geeft en welk tijdpad
nodig is om van de inventarisatie van knelpunten tot een actieplan met
maatregelen te komen. Daarbij wordt duidelijk gemaakt op welke domeinen
de stappen in het proces sneller kunnen worden doorlopen bijvoorbeeld
omdat voorbereidend werk (deels) is afgerond of omdat de maatwerkaanpak
voortbouwt op lopende trajecten die naar het oordeel van de doelgroep
bijdragen aan merkbare vermindering van regeldruk. Resultaat is dat er
in 2014 per domein een overzicht ligt waarin betrokken
overheidsorganisaties en doelgroepen afspreken welk resultaat de
maatwerkaanpak moet opleveren (kwalitatief en/of kwantitatief) en welke
concrete maatregelen ten aanzien van aanpassing van wet- en regelgeving,
toezicht en (digitale)dienstverlening daarvoor nodig zijn. In de
najaarsrapportage regeldruk van dit jaar wordt u nader geĂŻnformeerd
over de maatwerkaanpak. 

3.2. Vertrouwensbenadering

In deze paragraaf reageert het kabinet op het rapport ‘Regeldruk op
maat: een aanpak voor verlichting van de regeldruk bij betrouwbare
nalevers’. Op verzoek van de minister van Economische Zaken heeft de
Commissie Vertrouwensbenadering, onder leiding van mevrouw Peijs, advies
uitgebracht over de toepassing van de vertrouwensbenadering. De
vertrouwensbenadering houdt in dat het toezicht bij goed nalevende
bedrijven die hun verantwoordelijkheid nemen en het proces van
risicobeheersing zelf goed organiseren kan worden beperkt tot
hoofdzakelijk reality-check’s en een meldings/informatieplicht voor
het bedrijf. 

Het geven van vertrouwen komt er binnen de vertrouwensbenadering op neer
dat het toezicht op basis van inzichten in naleefgedrag en risico’s
beter en effectiever wordt georganiseerd waardoor inspecties zich meer
kunnen richten op slecht presterende en risicovolle bedrijven. De
toezichtlasten verschuiven daarmee van goed presterende bedrijven naar
slecht presterende bedrijven. Belangrijke kanttekening is dat er nooit
sprake kan zijn van ‘blind’ vertrouwen. Verder wijst het kabinet
erop dat soms EU-regelgeving dwingend voorschrijft hoe de handhaving
moet geschieden (bijvoorbeeld door het aantal inspectiebezoeken per
bedrijf per jaar te normeren). Dit speelt bijvoorbeeld in het voedsel en
transportdomein. Er vindt – in nauwe samenwerking met een coalitie van
‘like minded’ lidstaten- overleg plaats met de Europese Commissie
over slimmere regelgevingsconcepten met mogelijkheden voor het toepassen
van risico-gebaseerd toezicht en de mogelijke toepassing daarvan in
EU-regelgeving.

Het kabinet onderschrijft de hoofdlijnen uit het advies van de Commissie
Vertrouwensbenadering. Zij vindt goed en effectief toezicht belangrijk.
Incidenten laten steeds weer zien dat onvoldoende effectief toezicht
grote risico’s met zich meebrengt. Teveel en te ongericht toezicht
ontmoedigt echter het nemen van de eigen verantwoordelijkheid door
bedrijven. De vertrouwensbenadering is een manier van denken die verder
verinnerlijkt moet worden bij overheid en bedrijfsleven. Daarom wordt de
benadering op rijksniveau door de Inspectieraad opgepakt in het kader
van de hervormingsagenda rijksdienst en meegenomen en uitgedragen in het
interbestuurlijke programma van rijk en gemeenten ‘Beter en
Concreter’. Het kabinet verwacht dat er een stimulerende werking van
de vertrouwensbenadering uitgaat waarbij bedrijven die bij de groep
‘goed nalevende bedrijven’ willen horen nog meer hun
verantwoordelijkheid nemen in ruil voor vermindering van toezichtlasten.


Meer vertrouwen bij wet- en regelgeving

Het kabinet wil voorkomen dat nieuwe wet- en regelgeving onnodige regels
bevat die slechts Ă©Ă©n wijze van naleving toestaan. Hierbij moet een
evenwicht tussen helderheid van en ruimte binnen voorschriften gevonden
worden. Om dergelijke detailregels te voorkomen scherpt het kabinet de
bedrijfseffectentoets aan met dit onderdeel van het gedachtegoed van de
vertrouwensbenadering. Voor bestaande wet- en regelgeving pakt het
kabinet onnodige detailvoorschriften vraaggestuurd aan via het project
‘Van regels naar ruimte’, de maatwerkaanpak en de pilots
‘regelluwe zones’. Hierbij krijgen burgers, bedrijven, instellingen
en overheden de ruimte om voorstellen te doen voor een slimmere,
simpelere manier van werken. Dit is ook in lijn met het Actal advies
over merkbaarheid om toezichthouders de ruimte te bieden actief mee te
denken over effectieve oplossingen. Bij de uitvoering en handhaving van
wet- en regelgeving wordt met handhavingsconvenanten gewerkt aan een
intensievere samenwerking tussen inspecties en bedrijven en het nemen
van meer eigen verantwoordelijkheid door bedrijven.

Voorkomen van een risico regelreflex

De overheid werkt al geruime tijd aan manieren om meer over te laten aan
de samenleving, maar zodra er substantiĂ«le risico’s aan de orde zijn,
blijkt het moeilijk om dat algemene uitgangspunt toe te passen.
Maatregelen die dan worden doorgevoerd, zijn niet altijd evenwichtig.
Ook kunnen ze de ruimte voor professionals en bedrijven onnodig
beperken, of een onrealistische verwachting wekken over de mate waarin
de overheid in staat is om risico’s te beperken en op te vangen. Deze
valkuil van overreactie, die door veel bestuurders herkend wordt, vormt
een grote hinderpaal voor de dubbele beweging naar een kleinere overheid
en een weerbaardere samenleving. Het kabinet heeft in het regeerakkoord
het voornemen uitgesproken om niet toe te geven aan de reflex om op elk
incident te reageren met nieuwe regelgeving. Uitvoerig publieksonderzoek
laat overigens zien dat burgers nuchterder met risico’s omgaan dan
vaak verondersteld wordt. De ROB adviseert in ‘Belichaming van de
kundige overheid. Over openbaar bestuur, incidentreflexen en
risicoaanvaarding’ onder meer om bestuurders verder te
professionaliseren in het omgaan met de dilemma’s rond risico’s en
incidenten. De kabinetsreactie hierop beschrijft hoe het programma
‘Risico’s en verantwoordelijkheden’ deze uitgangspunten omzet in
acties.

Betere samenwerking tussen inspecties en bedrijven en gestapeld toezicht

In de vertrouwensbenadering wordt sterk ingezet op meer samenwerking
tussen toezichthouders en meer verantwoordelijkheid bij de bedrijven.
Met handhavingsconvenanten met goed presterende bedrijven beperken
toezichthouders de noodzaak van het toezicht op de
ondertoezichtstaande(n). Hierdoor kan de inspectie het overgrote deel
van haar aandacht richten op de risico’s bij minder presterende
ondertoezichtstaande(n). De meerwaarde van een convenant voor een
bedrijf is dat de inspectie(s) expliciet vertrouwen toont in dit bedrijf
en tegelijkertijd de toezichtrelatie serieus neemt door wederzijdse
maatwerkafspraken over de eigen verantwoordelijkheden van het bedrijf en
het bijbehorende toezicht. De toezichtintensiteit neemt daarmee sterk
af. De NVWA, de inspectie SZW, de Inspectie Leefomgeving en Transport en
de Belastingdienst hebben recent met elkaar afgesproken dat zij met een
bedrijf gezamenlijk Ă©Ă©n convenant afsluiten. Een van de
toezichthouders doet de nalevingsaudit, de andere toezichthouders
sluiten daarbij aan. Aandachtspunt is de informatiepositie van
toezichthouders. Om deze te versterken is reeds ingezet op
ontwikkelingen als het Ondernemingsdossier, en Inspectieview. Daarbij
zullen samenwerkende rijksinspecties in 2013 in het kader van de
Hervormingsagenda Rijksdienst (project Inspecties en toezicht)
voorstellen ontwikkelen die de mogelijkheden voor informatie- en
risicogestuurd toezicht in domeinen en sectoren vergroten.

Informatie-uitwisseling en betere samenwerking tussen toezichthouders
onderling is ook de sleutel tot het voorkomen van gestapeld toezicht.
Van gestapeld toezicht is sprake als verschillende toezichthouders een
bedrijf of instelling meerdere keren bezoeken, waarbij verschillende
inspecties hetzelfde object onderzoeken. De ministeries van EZ en BZK en
de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben samen met de Inspectieraad,
en in overleg met VNO-NCW en MKB-Nederland, een verkenning laten
uitvoeren naar gestapeld toezicht, de daaruit voortvloeiende
toezichtlasten en de mogelijkheden om deze te verminderen. Gestapeld
toezicht blijkt een groot probleem voor bedrijven in tien regeldichte
sectoren: Akker- en tuinbouw, Bouw, Chemie, Goederenvervoer over land,
Horeca, Metaal, Recreatie, Verpleging, Voedingsmiddelenindustrie en
Ziekenhuizen. De resultaten van de verkenning worden gebruikt om te
komen tot afspraken tussen toezichthouders van verschillende
overheidslagen en het bedrijfsleven over de aanpak van gestapeld
toezicht en voor een  betere samenwerking tussen inspecties van
verschillende overheden. In het najaar van 2013 starten daartoe een
aantal pilots, onder andere op het terrein van horeca en ziekenhuizen.

3.3. Dienstverlening en regeldruk 

Regeldruk is het sterkst merkbaar in het directe contact tussen
overheidsorganisaties en ondernemers en burgers. Dat contact verloopt in
toenemende mate digitaal, gestimuleerd door ontwikkelingen in de markt
en de samenleving. In de visiebrief Digitale overheid 2017 geeft de
minister van BZK aan dat “digitaal waar het kan, persoonlijk waar
nodig” het uitgangspunt zal zijn voor dienstverlening van de overheid
aan burgers en bedrijven. Daarvoor is een aantal ontwikkelingen in gang
gezet:

In het kader van de hervormingsagenda rijksdienst loopt een project om
ICT-voorzieningen beter uit te nutten om besparingen te realiseren;

Overheidsorganisaties zijn in de toekomst verplicht digitale berichten
te accepteren;

Rijk, VNG en KING zijn in gesprek om het gebruik bij gemeenten van
elektronische formulieren te bevorderen;

Overheidsorganisaties streven in zijn algemeenheid naar het voorkomen
van onnodige informatieverplichtingen, zeker waar die kunnen worden
voorkomen door het gebruik van beschikbare digitale bronnen. In het
kader van i-NUP en de hervormingsagenda rijksdienst maken alle
overheidsorganisaties voor de uitvoering van hun publieke taken gebruik
van gegevens uit basisregistraties. Realisatie van een landelijk werkend
Stelsel van Basisregistraties wordt verwacht in 2015. 

In de overheidsbrede visie op dienstverlening is afgesproken dat
gegevens die niet beschikbaar zijn in de basisregistraties maar wel in
de bedrijfseigen administratie, niet opnieuw worden uitgevraagd bij
burgers en bedrijven.

Het gebruikersperspectief krijgt steeds meer een centrale plaats in het
dienstverleningsproces. Het Kenniscentrum Dienstverlening van KING
adviseert gemeenten bijvoorbeeld bij het betrekken van gebruikers
(burgers en ondernemers) bij het ontwikkelen van (digitale) diensten,
waarbij het verbeteren en ontbureaucratiseren van processen continu
wordt gestimuleerd. Er wordt een klankbordgroep gevormd die periodiek
gaat toetsen of de ontwikkelingen rond Digitaal 2017 voldoen vanuit het
perspectief van de gebruikers. Aandachtspunt hierbij is ondermeer het
recht op privacy.

Bovengenoemde maatregelen sluiten goed aan bij het advies van Actal op
het gebied van digitale formulieren en begrijpelijke
overheidscorrespondentie.

4. Europese Unie

In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken ten aanzien van de ‘top 10
raadpleging’ (i.c. meest belemmerende EU-regelgeving voor het MKB), de
inventarisatie van EU-regeldruk voor bedrijven en het 10 puntenplan van
Nederland en andere gelijkgezinde landen besproken. Dit zijn
toezeggingen aan uw Kamer die gedaan zijn in het AO voor de Raad voor
Concurrentievermogen op 13 februari 2013 en een schriftelijk overleg
voor de Raad voor Concurrentievermogen van 29-30 mei 2013. Daarnaast
worden de conclusies van en de reactie op het onderzoek naar lastenluwe
implementatie van EU-regelgeving geschetst. 

4.1. Meest belemmerende EU–regelgeving voor het mkb 

Ook op Europees niveau zijn concrete acties nodig om regeldruk te
verminderen. In december

2012 heeft de Europese Commissie het Europese mkb geconsulteerd over
welke EU-regelgeving als meest belemmerend wordt ervaren, ofwel de
‘top 10-raadpleging’. In haar aanvullende mededeling van 18 juni
2013, getiteld ‘Follow-up van de Commissie van de ‘top
10’-raadpleging over EU-regelgeving voor het midden- en
kleinbedrijf’ gaat de Commissie in op de resultaten van de
consultatie. De Commissie geeft aan welke acties reeds in gang zijn
gezet en welke acties zij voorziet op de terreinen die in de raadpleging
het meest werden genoemd. 

In het kader van het bredere EU-programma ter vermindering van regeldruk
en verbetering van de kwaliteit van regelgeving ‘Gezonde
EU-regelgeving’ in het Engels aangeduid als ‘EU Regulatory
Fitness’ (REFIT) publiceert de Commissie in oktober 2013 een
mededeling waarin zij aangeeft welke regeldrukmaatregelen worden genomen
op basis van een brede inventarisatie van de gehele EU- regelgeving. In
deze mededeling zal de Commissie aangeven op welke terreinen en wetten
het meeste potentieel is voor het verminderen van de regeldruk en op
welke terreinen meer evaluatie nodig is, inclusief
kosten-batenonderzoek. Met de gelijkgezinde landen Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk heeft Nederland afgesproken om gezamenlijk te
reageren op de voorstellen van de Commissie. Daarbij blijft Nederland
inzetten op meer aandacht voor nalevingskosten. Om het standpunt van
Nederland ten aanzien van de nalevingskosten te onderbouwen heeft het
kabinet het initiatief genomen om een internationaal vergelijkend MKB
onderzoek te laten uitvoeren. We verwachten u binnenkort te kunnen
berichten over de uitkomsten van het onderzoek en de vervolgstappen die
het kabinet op basis van het onderzoek neemt.

4.2. Inventarisatie EU-regeldruk voor bedrijven vanuit het
subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel

Het kabinet heeft, als verdieping van de subsidiariteitsexercitie en de
door de Commissie opgestelde top-10 (zie paragraaf 4.1), op basis van
nieuwe klachten van het bedrijfsleven en nieuwe informatie, een
aanvullende inventarisatie gemaakt van knellende EU-regelgeving (zie
bijlage nr. 3). Het kabinet stuurt deze inventarisatie naar de Europese
Commissie met het verzoek de genoemde EU-regelgeving te vereenvoudigen
en mee te nemen bij de implementatie van het REFIT-programma.

De inventarisatie, bevat onder meer de herziening van de richtlijn
gegevensbescherming. De in Nederland uitgevoerde impactanalyse van de
herziening van de richtlijn gegevensbescherming toont aan dat de
invoering van deze richtlijn zou leiden tot een lichte daling van de
administratieve lasten van € 1,4 miljoen per jaar en tot een stijging
van de nalevingskosten van €1,12 miljard tot € 1,46 miljard per jaar
voor het Nederlandse bedrijfsleven. Verder bevat de inventarisatie
onderwerpen als etikettering (de aanduiding van herkomst en
basisingrediënten op producten) en de ook voor kleine mkb-bedrijven
geldende verplichting om ten aanzien van de arbeidsomstandigheden een
schriftelijke veiligheids- en gezondheidsrapportage op te stellen. 

Aangezien de subsidiariteitsexercitie in haar uitwerking ook aandacht
heeft geschonken aan administratieve lasten, zijn daarin ook EU-dossiers
opgenomen die leiden tot een disproportionele lastendruk voor
ondernemingen. Het gaat dan om EU-regelgeving op het gebied van
Intrastat-statistieken intracommunautaire handel, bouwproducten, aanleg
breedband, energie-efficiëntie, gelijke behandeling buiten arbeid,
klimaat, hernieuwbare energie en biobrandstoffen.   

4.3. Resultaten van ingediend plan aanpak regeldruk EU 

Van het 10-punten plan om regeldruk aan te pakken dat Nederland met
andere gelijkgezinde landen aan de Commissie heeft gestuurd, zijn
inmiddels door de Commissie vier punten overgenomen bij de implementatie
van het REFIT-programma. De Commissie gaat:  

Bij elk Impact Assessment een gestandaardiseerde ‘two-pager’ met een
samenvatting publiceren.

Jaarlijks een scorebord publiceren met regelgevende initiatieven die
mogelijk aanzienlijke gevolgen hebben voor het MKB. 

Meer evaluaties uitvoeren van bestaande EU-regelgeving. 

Het systeem van vaste verandermomenten breder invoeren voor aankomende
EU-regelgeving. 

Nederland dringt er samen met de overige ‘like minded-landen’ bij de
Commissie op aan ook de overige zes punten binnen afzienbare tijd op te
pakken. De verwachting is dat de Commissie dit in het kader van het
REFIT-programma inderdaad zal doen. In bijlage nr. 4 vindt u het
volledige 10-punten plan.

4.4. Lastenluwe implementatie van EU-regelgeving

Regelmatig heeft de overheid signalen ontvangen van bedrijven,
brancheorganisaties en Actal met de strekking dat Nederland bij de
implementatie van EU-regelgeving structureel extra regeldruk zou
veroorzaken. Het veroorzaken van extra regeldruk verzwakt de
concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven ten opzichte van bedrijven
uit andere EU–landen, die geen extra regeldruk veroorzaken. In 2006 en
2007 zijn daarom onderzoeken uitgevoerd naar zogenoemde ‘nationale
koppen’. Op basis van deze onderzoeken is de conclusie getrokken dat
Nederland niet structureel met ‘nationale koppen’ implementeert. De
signalen hielden echter aan en daarom is in 2012 op advies van Actal
nogmaals onderzoek gedaan naar lastenluwe implementatie van
EU-regelgeving (zie bijlage nr. 5). 

De scope van het onderzoek is ten opzichte van de vorige onderzoeken
verbreed van ‘nationale koppen’ naar ‘lastenluwe implementatie’.
Lastenluwe implementatie houdt in dat de Nederlandse wetgever
EU-regelgeving implementeert met zo min mogelijk lasten voor bedrijven.
Dit betekent dat de wetgever daarbij gebruikmaakt van beleidsruimte die
het mogelijk maakt de lasten voor bedrijven te beperken en nalaat om
aanvullende verplichtingen op te leggen die leiden tot extra lasten voor
bedrijven. Ofwel: is de minimumvariant geĂŻmplementeerd?

Op hoofdlijnen geeft het onderzoek het volgende beeld: 

Op basis van casusonderzoek naar 24 richtlijnen en Ă©Ă©n verordening is
de conclusie dat Nederland over het algemeen lastenluw implementeert.

Departementen hebben bij implementatie in principe voldoende aandacht
voor een lastenluwe implementatie maar wijken in bepaalde gevallen hier
om zwaarwegende beleidsmatige redenen van af. Dit is in lijn met het
kabinetsbeleid ‘lastenluw, tenzij’.   

Punt van aandacht is dat er niet altijd expliciet in de toelichting bij
wet- en regelgeving wordt opgenomen wat de afwegingen zijn geweest om
niet lastenluw te implementeren. 

Het onderzoek signaleert de mogelijkheid van niet lastenluwe
implementatie door de wijze van toezicht en handhaving. Hieruit leidt
het kabinet af dat bij de totstandkoming van concrete toezicht- en
handhavingarrangementen er mogelijk meer aandacht gewenst is voor
lastenluwe toepassing op van EU-regelgeving gebaseerde toezicht, in het
bijzonder bij het gebruik van open normen.  

De internationale vergelijking met Duitsland, Verenigd Koninkrijk en
Frankrijk van de Cookierichtlijn, Geneesmiddelenrichtlijn en
Arborichtlijn laat zien dat er mogelijkheden zijn om Europese
richtlijnen lastenluwer te implementeren dan Nederland gedaan heeft. Met
de casussen wordt transparant gemaakt wat de afwegingen waren om de niet
lastenluwe variant te kiezen. 

Al met al kan worden geconcludeerd op basis van dit (en eerdere)
onderzoeken dat er geen sprake is van een structureel probleem bij de
implementatie van Europese wet- en regelgeving. Leerpunt is wel dat de
bij de implementatie gemaakte keuzes en daarmee samenhangende lasten
voor de buitenwereld beter in beeld gebracht hadden kunnen worden. 

Bij negen van de onderzochte casussen is volgens het onderzoek niet
gekozen voor de meest lastenluwe implementatievariant. In bijlage nr. 6
worden de beleidsmatige redenen hiervoor toegelicht. In vier van de
negen gevallen is inmiddels een lastenluwere variant geĂŻmplementeerd of
is een lastenluwere implementatie voorzien. 

Voor lastenluwe implementatie handhaaft het kabinet de lijn
‘lastenluw, tenzij er zwaarwegende redenen zijn’. Het kabinet zal in
het wetgevingsproces meer aandacht schenken aan het expliciet verwoorden
in de toelichting van de redenen voor een afwijkende keuze en de daarmee
samenhangende lasten. Het proces rond de implementatie van
EU-regelgeving wordt op de volgende specifieke punten aangescherpt:  

De ‘aanwijzingen voor de regelgeving’ worden nog verder aangescherpt
om te bewerkstelligen dat lastenluwe alternatieven ten opzichte van de
gekozen implementatiewijze steeds expliciet benoemd zullen worden en de
argumentatie voor de gemaakte keuze nadrukkelijk naar voren komt in de
toelichting. Lastenluwe implementatie zal op deze wijze beter en
nadrukkelijker tijdens ambtelijke behandeling, politieke besluitvorming
(IAK) en parlementaire behandeling aan de orde kunnen komen. 

Verplichtingen om EU-richtlijnen tijdig te implementeren leiden er toe
dat er niet altijd ruimte is om vergeleken met de bestaande situatie een
volledige systeemwijziging die een lastenluwere implementatie mogelijk
maakt, door te voeren. Indien dit het geval is zal dit in de toelichting
worden aangegeven, alsmede of een ingrijpendere stelselherziening op een
later moment overwogen wordt.

De bedrijfseffectentoets wordt aangescherpt voor wat betreft de
definitie van lastenluwe implementatie om daarbij bijzondere aandacht te
garanderen voor het gebruik van ‘kan-bepalingen’ in EU-regelgeving,
zodat voor de meest lastenluwe-variant van implementatie wordt gekozen.

Actal wordt gevraagd om in overleg met de Inspectieraad te bezien op
welke wijze de lastenluwe handhaving van implementatieregelgeving door
rijksinspecties verder kan worden geborgd.  

Deze maatregelen zijn aanvullend op de in hoofdstuk Ă©Ă©n aangekondigde
verbeteringen van de kwaliteit van wet- en regelgeving. Met deze
maatregelen kan er scherper worden gelet op lastenluw implementeren en
daarmee voorkomen van verstoringen van een ‘level playing field’ in
de Europese Unie.

Overzicht Bijlagen:

Bijlage 1: 	Grafieken totaal aantal wetten en ontwikkeling gemiddelde
leeftijd regelingen 

Bijlage 2:	Rapport Commissie Vertrouwensbenadering Bedrijven. Regeldruk
op maat: een aanpak voor verlichting van de regeldruk bij betrouwbare
nalevers 

Bijlage 3: 	Inventarisatie EU-knelpunten als verdieping van
subsidiariteitsexercitie

Bijlage 4:	Lijst 10 punten plan EU regelgeving REFIT

Bijlage 5: 	Onderzoek naar lastenluwe implementatie van Europese
Regelgeving

Bijlage 6: 	Casussen lastenluwe implementatie Europese Regelgeving

 Zie ook de programmabrief “Goed Geregeld: Programma Vermindering
Regeldruk 2013-2017”  Kamerstukken 2012-2013 29362, nr.212 

 Kamerstukken, 2012-2013 22112, nr.1650

 Reactie op programma vermindering regeldruk 2012-2017, Actal 2013;
Advies merkbaar minder regeldruk, Actal 2013. Beiden rapporten zijn
gepubliceerd op www.actal.nl.

 Zoals toegezegd wordt hier 2 keer per jaar over gerapporteerd.
Kamerstukken, 2009-2010, 32 123 VI, O

 Laatstelijk is dat gebeurd in het Rijksjaarverslag 2012, Kamerstukken,
2012-2013, 33 605 VI, nr.1

 In bijlage 1 zijn aanvullend twee grafieken opgenomen over de omvang en
bestendigheid van het regelingenbestand.

 In 2004 is het regelingenbestand doorgelicht en zijn de regelingen die
materieel geen betekenis meer hadden formeel ingetrokken.

 Kabinetsstandpunt internetconsultatie wetgeving, Kamerstukken
2010-2011, 29279, nr. 121

 In de eerste twee jaren dat internetconsultaties operationeel was, zijn
op 97 consultaties 4.556 reacties ontvangen. Sinds de beëindiging van
het experiment in april 2011 zijn 17.827 reacties ontvangen (een
gemiddelde van ruim 118 reacties per internetconsultatie).

 Kabinetsplan aanpak administratieve lasten, vergaderjaar 2010-2011, 29
515, nr. 330

 De zeven centrale vragen zijn: Wat is de aanleiding? Wie zijn
betrokken? Wat is het probleem? Wat is het doel? Wat rechtvaardigt
overheidsinterventie? Wat is het beste instrument (gelet op
rechtmatigheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid)? Wat zijn de gevolgen
voor burgers, bedrijven, overheid en milieu?

 In afstemming met de betrokken departementen wordt de invoeringstermijn
bepaald.

 Verenigde Naties, E-Government Survey 2012. E-Government for the
People, United Nations, New York, 2012, pp.4, 29

Kamerstukken 2009-2010, 29 515, nr. 309. Eind 2012 zijn de ervaringen
met de VVM door een zelfevaluatie in kaart gebracht zoals aangekondigd.

 Een deel van de onderwijswetgeving treedt, in verband met een goede
aansluiting op het schooljaar of studiejaar, in werking op 1 augustus of
1 september.

Kabinetsnota over ‘doe democratie’, Kamerstukken 2012-2013,
33400VII, nr.79

 Regeldruk op maat, een aanpak voor verlichting van de regeldruk bij
betrouwbare nalevers,  Rapport Commissie Vertrouwensbenadering
Bedrijven, 2013. Zie bijlage 2 voor het complete rapport.  

 Voor de maatwerkaanpak in het onderwijsdomein, Kamerstukken 2012-2013,
29362, nr.221 

 Kamerstukken 2012-2013, 29362, nr. 218

  Het Ondernemingsdossier stelt een onderneming in staat om eigen
informatie digitaal te delen met overheden zoals toezichthouders en
vergunningverleners. De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor deze
gegevens en blijft hiervan eigenaar. 

 Deze stelt de toezichthouder beter in staat risicogericht te acteren
doordat toezichthouders informatie uitwisselen over naleving van
bedrijven. 

 Antwoorden Kamervragen 24 juni 2013, Kamerstukken 29362, nr.219

 Het rapport is gepubliceerd op de website:
www.vng.nl/files/vng/20130617_eindrapport_inventarisatie_gestapeld_toezi
cht_v1.2.pdf . 

 Kamerstukken 2012–2013, 26 643, nr. 280

 Zie voor BNC-fiche Kamerstukken 2012-2013 22112, nr.1667

 Kamerstukken 2012-2013, 32761, nr.50

 De uitvoeringsverordening voor handelsnormen voor olijfolie is reeds
door de Commissie zelf ingetrokken.

 PAGE   1 

 PAGE   20 

Logboeken

Eind 2011heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport
toegezegd dat de logboekverplichting ‘speeltoestellen’ wordt
afgeschaft. De NVWA anticipeert op de komende wijziging van het
Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen en handhaaft niet meer op
deze verplichting. Hiermee vervalt de ervaren regeldruk en is op een
pragmatische manier invulling gegeven aan de voorgenomen formele
wijziging.

 

Actal heeft aangegeven dat voornoemde logboekverplichting exemplarisch
is voor 100-en andere logboeken die vanuit wet- en regelgeving worden
verplicht. Ook bij een ruime verbreding van de definitie ‘logboek’
naar ‘registratieverplichting’ is echter slechts sprake van 40
registratieverplichtingen. Het aantal logboekverplichtingen is zelfs
zeer gering, mede omdat de verantwoordelijkheid voor nadere invulling
van verplichtingen door VWS primair bij de uitvoerende partijen wordt
gelegd. Overigens zijn veel van deze verplichtingen onderdeel van het
bedrijfsvoeringsproces of noodzakelijk om bijvoorbeeld informatie over
de rechtmatigheid van uitgaven te verstrekken. Het ministerie werkt aan
de reductie van de regeldruk uit deze registratieverplichtingen. Zo zal
het Kwaliteitsinstituut stimuleren dat veldpartijen komen tot een
beperkte set indicatoren die in ieder geval iets zeggen over uitkomsten.
De door het veld reeds ontwikkelde sets indicatoren zullen door het
Kwaliteitsinstituut kritisch tegen het licht worden gehouden zodat
dubbele indicatoren of niet valide indicatoren geschrapt worden. Dit
levert een vermindering van € 14,3 miljoen euro aan administratieve
lasten op. Bovendien wordt er binnen het experiment regelarme
instellingen (ERAI) –als bouwsteen voor de vorming van de kern-AWBZ
– bezien of de hoeveelheid gevraagde gegevens kan worden verminderd. 

 

Regeldruk van logboekverplichtingen kan verder worden verminderd door de
slimme inzet van ICT. Bij het registreren van geneesmiddelen en
Opiumwetmiddelen kunnen bijvoorbeeld de administratieve lasten met het
gebruik van ICT met ongeveer €300.000,- worden gereduceerd. Met VWS
is afgesproken dat zij bezien op welke manier deze reductiemogelijkheid
gerealiseerd kan worden.  

Maatwerkaanpak in langdurige zorg

Voor de maatwerkaanpak in de langdurige zorg zijn een groot aantal
meldingen van knellende regels binnengekomen. Op basis hiervan lopen
momenteel 25 experimenten (regelarme instellingen) waarbij deze regels
tijdelijk buiten werking zijn gesteld (looptijd experimenten t/m eind
2014). Om optimaal gebruik te kunnen maken van de ervaringen van de
experimenten, is voorzien in een periodieke terugkoppeling van alle
zorgaanbieders, zodat deze ervaringen meegenomen worden bij de vorming
van het nieuwe stelsel.  

http://www.invoorzorg/"  www.invoorzorg ). Het programma In voor zorg!
helpt zorgorganisaties hun werkprocessen in te richten met het oog op
veranderingen in de langdurige zorg. Met behulp van advies worden
organisaties geholpen met de verbetering van de (bedrijfs)(uit)voering
in een organisatie en daarmee tot reductie van administratieve lasten
cq. nalevingskosten.

 Op dit moment vinden er gesprekken plaats met de huisartsenbranche, de
geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de ziekenhuizen om te bezien of
een maatwerkaanpak ook in deze sectoren kan worden opgestart.

Programma Minder Regels politie

Een aanzienlijk deel van het politiewerk is administratief van aard
(denk aan het opmaken van een proces verbaal) en maakt dus onderdeel uit
van het dagelijkse werk. Het Programma Minder Regels, meer op straat,
samen met de counterpart bij de Nationale politie, vermindert de
overbodige bureaucratie voor de politie door:

het opruimen of vereenvoudigen van (overbodige) regels –zoals een
snellere afdoening bij overtreding van artikel 8 WVW (dronken rijden); 

het slimmer organiseren van het politiewerk door gerichte inzet van ICT
instrumenten waardoor in dezelfde tijd meer werk kan worden verricht
 –zoals het ZSM concept (Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel en
Samenlevingsgericht Mogelijk) of het gebruik van smartphones, en

het versterken van het vakmanschap –zoals meer sturen op vertrouwen. 

Dit programma moet leiden tot een productiviteitswinst van 5000 fte
ultimo 2014. Zoals afgesproken met de Tweede Kamer komt deze
productiviteitswinst ten goede aan de uitvoering van de primaire
politietaken.