[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota (WOB-versie)

Bijlage

Nummer: 2013D36903, datum: 2013-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Advies Afdeling advisering Raad van State van het Koninkrijk en Nader rapport (2013D36901)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de
Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van
informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb.
2009, 221 en Trb. 2010, 136)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport hebben de Nederlandse Antillen, als Ć©Ć©n van
de genoemde landen met een bijzonder belastingregime, op 30 november
2000 een schriftelijke toezegging aan de OESO afgegeven om de als
schadelijk gekenmerkte fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het
bijzonder om transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met
betrekking tot belastingzaken tot stand te brengen. Binnen een
OESO-werkgroep hebben de Nederlandse Antillen zich ervoor ingezet om een
modelverdrag te ontwikkelen dat de minimum standaard voor effectieve
gegevensuitwisseling op verzoek vormt. Dit ā€œModel Agreement on
Exchange of Information on Tax Mattersā€ (hierna: OESO-modelverdrag) is
op 18 april 2002 tot stand gekomen en openbaar gemaakt.

De OESO beoogt via deze wijze van gegevensuitwisseling internationale
samenwerking in belastingaangelegenheden tot stand te brengen om
belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen
te gaan. De Nederlandse Antillen ondersteunden dit gedachtegoed en
streefden ernaar om zoveel mogelijk met andere landen verdragen ter
voorkoming van dubbele belasting met een inlichtingenartikel conform de
laatste update van artikel 26 van het OESO ā€œModel Tax Convention on
Income and Capitalā€ (2005) te sluiten, alsmede een breed netwerk van
de zogenaamde Tax Information Exchange Agreements (TIEAā€™s) naar het
OESO-modelverdrag op te bouwen.

Recente ontwikkelingen

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook de Nederlandse Antillen. Bij het
verschijnen van deze lijsten gold als criterium voor het substantieel
implementeren van de OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen
(DTAā€™s) met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van
het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie
van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van
het aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. De Nederlandse Antillen
gingen mee in deze ontwikkelingen en stonden ten tijde van het tot stand
komen van het onderhavige Verdrag op de ā€˜witte lijstā€™ van de OESO. 

De parlementaire goedkeuring wordt thans gevraagd voor CuraƧao, Sint
Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en
Saba).

Onderhandelingen met Antigua en Barbuda 

Het onderhavige Verdrag kwam tot stand na onderhandelingen tussen de
fiscale autoriteiten van de Nederlandse Antillen en vertegenwoordigers
van Antigua en Barbuda. De contacten met Antigua en Barbuda zijn gelegd
door Nederland in het kader van een proefproject van de OESO in de
Caribische regio en de Grote Oceaan. 

In de praktijk dreigden sommige, veelal kleine, jurisdicties om
uiteenlopende redenen achter te blijven bij het voldoen aan de
OESO-normen, omdat die landen enerzijds niet hoog genoeg op
prioriteitenlijsten van OESO-lidstaten stonden om TIEAā€™s mee te
sluiten en anderzijds de middelen en expertise misten om zelf TIEAā€™s
te onderhandelen. Voorkomen moest worden dat deze jurisdicties gebruikt
zouden worden als nieuwe locatie voor niet-transparante structuren en
verborgen vermogens, hetgeen immers het ā€œlevel playing fieldā€ met
coƶperatieve financiƫle centra als de Nederlandse Antillen aanzienlijk
zou kunnen verstoren. Om die reden is binnen de OESO voornoemd
proefproject opgestart in het kader van informatie-uitwisseling, waarbij
coƶrdinatoren namens een groep van OESO- en niet-OESO-landen waren
aangewezen om onderhandelingen te voeren met bepaalde aangewezen
gebieden. Op uitnodiging van Nederland, als Ć©Ć©n van de bedoelde
coƶrdinatoren, deden de Nederlandse Antillen als achterban mee met dit
proefproject. 

In het kader van het proefproject heeft Nederland als trekker van het
onderdeel van het project met betrekking tot de Zuid Caribische landen
onderhandelingen gevoerd met verschillende landen in de Caribische
regio, waaronder Antigua en Barbuda. Het onderhavige Verdrag is het
resultaat hiervan. De Nederlandse Antillen hebben zich bij het Verdrag
aangesloten, omdat zij dit zagen als een eerste stap naar het verder
aanhalen van de fiscale betrekkingen, en bovendien als een opstap naar
een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting (DTA) met deze naburige
jurisdicties. Door nauw met financiƫle centra in de regio samen te
werken, wordt enerzijds immers het hoofd geboden aan de onderlinge
schadelijke belastingconcurrentie en de daarmee samenhangende uitholling
van de belastinggrondslag, en worden anderzijds dubbele belasting en
dubbele vrijstelling voorkomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II. 1	VERDRAG

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met Antigua en Barbuda komt
in grote lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de
bepalingen van het Verdrag substantieel afwijken van de bepalingen in
het OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht. Dit
geldt voor de artikelen 1, 3, 4 en 12. Daar waar de bepalingen niet of
niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee
corresponderende OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt
voor de toelichting ervan verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. In het tweede lid is bepaald dat ten aanzien van het
Koninkrijk der Nederlanden het Verdrag alleen van toepassing is op de
Nederlandse Antillen. Nu de Nederlandse Antillen zijn ontmanteld, is de
toepassing overgegaan op CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel
van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Dit heeft geen gevolgen
voor de status van het Verdrag. Zie voor een verdere toelichting hierop
de Koninkrijkspositie hierna onder III.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid worden
per partij de belastingwetten genoemd waarop het Verdrag van toepassing
is. In het tweede lid is bepaald dat belastingen die na de ondertekening
van dit Verdrag worden ingevoerd en die identiek zijn aan en ter
aanvulling of vervanging dienen van de in dit artikel genoemde
belastingen automatisch onder de reikwijdte van dit Verdrag vallen.
Belastingen die in wezen gelijksoortig zijn met en ter aanvulling of
vervanging dienen van de in dit artikel genoemde belastingen vallen
eveneens onder de reikwijdte van dit Verdrag, indien partijen hierover
overeenstemming bereiken. In het tweede lid is tevens de mogelijkheid
vastgelegd om via briefwisseling de belastingen die onder het Verdrag
vallen uit te breiden of aan te passen.

Ten aanzien van het tweede lid kan in relatie tot het Caribische deel
van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) het volgende worden
opgemerkt. Sinds 1 januari 2011 is een nieuw fiscaal stelsel van
toepassing in het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius
en Saba). In dit nieuwe stelsel is de traditionele
Nederlands-Antilliaanse winstbelasting vervangen door de
vastgoedbelasting en de opbrengstbelasting. Deze heffingen komen niet
alleen in de plaats van een in het eerste lid, onderdeel a, opgesomde
belasting maar zijn tevens te beschouwen als een ā€˜in wezen
gelijksoortige belasting' die na de datum van ondertekening van dit
Verdrag wordt geheven. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de
Belastingwet BES is het voorgaande duidelijk verwoord, alwaar is gesteld
dat ā€˜In het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES-eilanden (ā€¦) de
door (ā€¦) lichamen behaalde winst niet meer via een traditionele
winstbelasting in de belastingheffing (wordt) betrokken. In plaats
daarvan wordt (ā€¦) de door lichamen behaalde winst forfaitair belast
via de vastgoedbelasting en, bij uitdeling, via de opbrengstbelasting.
De opbrengstbelasting beoogt alle door lichamen behaalde winst op enig
moment te belasten, hetzij bij uitdeling hetzij bij het eindigen van de
belastingplicht op de BES-eilanden, door middel van een
eindafrekeningsverplichtingā€™. Mits de bevoegde autoriteiten zulks
overeenkomen, betekent dit dat dit Verdrag in ieder geval van toepassing
zal zijn op de inkomstenbelasting, loonbelasting, vastgoedbelasting en
opbrengstbelasting die in het Caribische deel van Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) worden geheven. De intentie bestaat om na
goedkeuring van de laatste TIEA die ten behoeve van  de Nederlandse
Antillen tot stand is gekomen, deze overeenstemming te bereiken met de
bevoegde autoriteiten van de betrokken wederpartijen.  

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd, die inhoudelijk overeenkomen met het OESO-modelverdrag. De
onderdelen b en c van het eerste lid bevatten een omschrijving van het
grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel d van het
eerste lid worden de competente autoriteiten van de verdragsluitende
partijen gedefinieerd. 

Artikel 5 Uitwisseling van informatie op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Dit artikel bevat de verplichting van de verdragsluitende partijen om
inlichtingen op verzoek te verschaffen. Het tweede lid geeft de
inspanningsverplichting van de verdragsluitende partijen weer, die
inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie niet voldoende is om
aan het verzoek om informatie te voldoen, de verplichting bestaat om de
gevraagde informatie door middel van alle relevante methoden van
informatievergaring te verschaffen. De verplichting hiertoe geldt ook in
situaties waarin er geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet
van de aangezochte partij als volgens de wet van de vragende partij als
strafbaar zou worden aangemerkt (de zogenoemde ā€œdouble
incriminalityā€) of indien de aangezochte partij de informatie zelf
niet nodig heeft voor de eigen nationale belastingheffing, maar het
verzoek om informatie uitsluitend het belang van de verdragspartner zou
dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax interestā€-beginsel kan derhalve
geen grond zijn voor de aangezochte partij om informatieverstrekking te
weigeren. 

Krachtens het vierde lid hebben de verdragsluitende partijen de
verplichting om ervoor te zorgen dat hun competente autoriteiten, voor
de doeleinden zoals vermeld in artikel 1, bevoegd zijn informatie op te
vragen en uit te wisselen die gehouden wordt door banken en overige
financiƫle instellingen, gevolmachtigden, zaakwaarnemers en agenten.
Deze verplichting geldt ook inzake informatie betreffende de
uiteindelijk gerechtigden op vennootschappen, trusts, stichtingen en
overige rechtspersonen. 

CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) hebben geen juridisch beletsel om aan de
verplichting voortvloeiende uit het Verdrag te voldoen. Ter nakoming van
deze verdragsverplichting zijn voor CuraƧao en Sint Maarten in
Hoofdstuk VIII, Afdeling 2, van de Algemene landsverordening
Landsbelastingen (hierna ALL) zes  artikelen opgenomen die de regels en
interne procedures van internationale bijstandverlening, waaronder ook
de bepalingen met betrekking tot de rechtsbescherming van degenen van
wie inlichtingen worden gevraagd, vaststellen. Voor het Caribische deel
van Nederland zijn ter nakoming van deze verdragsverplichting in
Hoofdstuk VIII, Afdeling 2, Belastingwet BES, bepalingen opgenomen die
de regels en interne procedures van internationale bijstandverlening,
waaronder ook de bepalingen met betrekking tot de rechtsbescherming van
degenen van wie inlichtingen worden gevraagd, vaststellen. 

In de laatste zin van het eerste lid van artikel 1 is bepaald dat het
Verdrag de in de nationale wetgeving neergelegde regels of procedures
ter bescherming van de rechten van belastingplichtigen onverminderd
respecteert. Deze regels of procedures mogen echter niet zo zwaar en
tijdrovend zijn dat de informatieverstrekking daardoor onnodig wordt
verhinderd of vertraagd. Dit betekent dat de notificatie aan de
belanghebbende zoals deze is neergelegd in artikel 62 van de ALL voor
CuraƧao en Sint Maarten, respectievelijk in artikel 8.128 van de
Belastingwet BES voor het Caribische deel van Nederland, alsmede de aan
deze belanghebbende ter beschikking staande mogelijkheid van beroep
tegen het voornemen tot uitwisseling, niet mag leiden tot een onnodige
vertraging. 

Het vijfde lid is gericht op de uitvoering van de
informatie-uitwisseling. Het gaat om de inrichting van verzoeken door de
verzoekende partij op een zodanige manier dat gewaarborgd wordt dat de
aangezochte partij niet onnodig wordt belast met informatieverzoeken en
tijdig kan reageren. 

Het zesde lid regelt de termijn waarbinnen de competente autoriteit van
de aangezochte partij dient te reageren op een verzoek om informatie van
de verzoekende partij. Ter waarborging van een snelle uitwisseling van
informatie tussen de verdragsluitende partijen, is in het zesde lid de
bepaling opgenomen dat de aangezochte partij, binnen 60 dagen na
ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij in kennis
stelt van de ontvangst van het verzoek dan wel het ontbreken van enige
gegevens in het verzoek. Indien de aangevraagde informatie om welke
reden dan ook niet binnen de aangegeven termijn van 90 dagen voorhanden
is of niet uitgewisseld kan worden, is de aangezochte partij gehouden
dit terstond aan de verzoekende partij mede te delen (onderdeel b).

Artikel 8 Vertrouwelijkheid

In het Caribische deel van Nederland wordt het beschermingsniveau voor
persoonsgegevens geregeld door de Wet bescherming persoonsgegevens BES
(Stb. 2010, 349). Op CuraƧao en Sint Maarten wordt de bescherming van
de door Antigua en Barbuda verstrekte persoonsgegevens gewaarborgd
ingevolge de Landsverordening bescherming persoonsgegevens (voor
CuraƧao: A.B. 2010, 84 en voor Sint Maarten: A.B. 2010, GT no. 2). Deze
Landsverordening komt in grote lijnen overeen met de Wet bescherming
persoonsgegevens BES.

In Antigua en Barbuda wordt de bescherming van persoonsgegevens geregeld
in de Tax Administration and Procedure Act (TAPA), 2013.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor de
toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
strafrechtelijke belastingzaken en overige belastingzaken. Ten aanzien
van strafrechtelijke belastingzaken vindt het Verdrag toepassing met
ingang van de dag van inwerkingtreding. Voor overige belastingzaken
wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen die over een tijdvak worden
geheven en tijdstipbelastingen. Voor tijdvakbelastingen vindt het
Verdrag toepassing op de eerste dag van het tijdvak dat aanvangt op of
na de dag waarop het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen
is het Verdrag van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Deze
bepaling wijkt hierbij af van de regeling in het OESO-modelverdrag waar
voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de aanvang van een
kalenderjaar. Met de in dit Verdrag gekozen tekst kan in voorkomende
gevallen eerder dan op basis van het OESO-modelverdrag een beroep op het
Verdrag worden gedaan.

Artikel 13 Beƫindiging

Dit artikel regelt de beƫindiging van het Verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
(artikel 8) blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is
verkregen in het kader van de toepassing van het Verdrag. 

KONINKRIJKSPOSITIE

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland
(Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De staatkundige hervorming - waarbij
het land de Nederlandse Antillen is opgeheven, Bonaire, Sint Eustatius
en Saba elk een openbaar lichaam van Nederland zijn geworden en CuraƧao
en Sint Maarten de status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk
hebben verkregen - heeft geen gevolgen voor de status van verdragen die
ten behoeve van de Nederlandse Antillen met derde landen zijn gesloten.
De internationaalrechtelijke verplichtingen voortvloeiende uit het
onderhavige Verdrag gaan van rechtswege over op de rechtsopvolgers van
het land de Nederlandse Antillen, te weten de landen CuraƧao en Sint
Maarten. Daarnaast zal het Verdrag van toepassing zijn op het Caribische
deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

 Australiƫ, Belgiƫ, Denemarken, Faerƶer, Finland, Griekenland,
Groenland, Ierland, IJsland, Nederland, Noorwegen, Slowakije, Verenigd
Koninkrijk en Zweden.

 Kamerstukken II 2009/2010, 32 189, nr. 7, blz. 26.

 P.B. 2001, no. 89, zoals laatst gewijzigd bij Landsverordening van 17
december 2007, P.B. 2007, no. 110.

 PAGE   4 

 PAGE   1