[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2013D38149, datum: 2013-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota van wijziging (2013D38147)

Preview document (🔗 origineel)


No.W13.13.0085/III	's-Gravenhage, 7 juni 2013

Bij Kabinetsmissive van 3 april 2013, no.13.000620, heeft Hare Majesteit
Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging in verband met het
voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van
verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet
verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.

De nota van wijziging schrapt de multidisciplinaire commissie (hierna:
commissie) die in het voorstel van wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg (hierna: het voorstel) wordt geïntroduceerd. Deze
commissie zou verantwoordelijk worden voor onder andere de voorbereiding
van het verzoek om een zorgmachtiging. Het schrappen van de commissie
hangt samen met een herbezinning op de commissie in verband met de te
verwachten toename van bureaucratie, het risico van dubbele procedures
en de budgettaire consequenties van de introductie van een nieuw
instituut. De taken van de commissie zijn herverdeeld over de bestaande
instituties, waarbij het zwaartepunt van die taken komt te liggen bij de
geneesheer-directeur.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van de nota van wijziging,  maar maakt opmerkingen over onder meer de
verankering van de oorspronkelijke doelstellingen die met de
multidisciplinaire commissie werden beoogd, de onafhankelijke positie
van de geneesheer-directeur en de voorwaarden waaraan het plan van
aanpak om verplichte zorg te voorkomen moet voldoen. Zij is van oordeel
dat in verband daarmee enige aanpassing van de nota van wijziging
wenselijk is.

De centrale positie geneesheer-directeur

a. Oorspronkelijke doelstellingen voorstel

Het oorspronkelijke wetsvoorstel stelde zich, blijkens de memorie van
toelichting, primair tot doel de rechtspositie te versterken van
personen met een psychische stoornis die tegen hun wil zorg wordt
verleend. Daartoe voorzag het voorstel in een zorgvuldige voorbereiding
van de beslissing tot verplichte zorg door de inzet van een
multidisciplinaire commissie. Dit zou niet alleen leiden tot een
verbetering van de voorbereiding maar ook tot een verbetering van de
uitvoering van de gedwongen zorg en de toepassing van het ultimum
remedium-beginsel, de uniformiteit van de verzoeken aan de rechter, het
draagvlak voor de uiteindelijke beslissingen en de zuiverheid van de
positie van de verschillende actoren. Hiermee sloot de toelichting in
hoofdlijnen aan op de conclusies en aanbevelingen uit de derde evaluatie
van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (verder:
Wet Bopz).

De toelichting bij de nota van wijziging gaat niet specifiek in op de
vraag hoe de in de nota voorgestelde wijzigingen bijdragen aan het
bereiken van de verbeteringen ten opzichte van de Wet Bopz, die met de
multidisciplinaire commissie werden beoogd. Voor een aantal van de
doelstellingen is dit niet vanzelfsprekend, zoals de verankering van een
multidisciplinair perspectief bij het opstellen van het verzoek om een
zorgmachtiging, en het draagvlak bij betrokkenen voor de uiteindelijke
beslissingen.

De Afdeling adviseert in de toelichting meer specifiek in te gaan op de
vraag hoe de genoemde doelstellingen met de nota van wijziging kunnen
worden bereikt.

b. Onafhankelijke positie geneesheer-directeur

De geneesheer-directeur zal door de in de nota voorgestelde wijzigingen
een centrale rol gaan vervullen in de voorbereiding van de
zorgmachtiging, de beslissing om een verzoekschrift voor een
zorgmachtiging al dan niet bij de rechter in te dienen, de
tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging, de verlenging van de duur en de
beëindiging van de verplichte zorg. Uit de consultatieadviezen blijkt
dat de meeste van de geconsulteerde partijen zich, gegeven het komen te
vervallen van de multidisciplinaire commissie, kunnen vinden in de thans
voorgestelde bevoegdheidsverdeling. Uit de consultatieadviezen blijkt
tevens dat een aantal partijen benadrukt dat de onafhankelijkheid van de
positie van de geneesheer-directeur voldoende moet worden gewaarborgd.
In verband daarmee wordt ook gevraagd nader in te gaan op de
organisatorische gevolgen van deze gewijzigde rol van de
geneesheer-directeur. 

De Afdeling onderschrijft het belang van een zo sterk mogelijke
verankering van de onafhankelijke positie van de geneesheer-directeur
bij de beoordeling van de noodzaak van het verzoek om (de verlenging
van) een zorgmachtiging. Dit kan onder andere bijdragen aan het
draagvlak voor de te verlenen verplichte zorg.

Naar aanleiding van de genoemde adviezen is in het voorstel onder meer
de verplichting voor de zorgaanbieder opgenomen om de onafhankelijkheid
van de geneesheer-directeur te waarborgen. De toelichting geeft echter
geen aanknopingspunten voor de wijze waarop dit zou moeten gebeuren,
noch gaat zij in op de wijze waarop hier toezicht op zal worden
gehouden.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de wijze
waarop de onafhankelijke positie van de geneesheer-directeur door de
zorgaanbieder zal moeten worden gewaarborgd bij de beoordeling van de
noodzaak van het verzoek om een zorgmachtiging of verlenging daarvan en
de wijze waarop hier toezicht op zal worden gehouden.

2.	Plan van aanpak van betrokkene

De nota van wijziging voorziet in de mogelijkheid dat betrokkene zelf
met familie of naasten een plan van aanpak opstelt met als doel
verplichte zorg te voorkomen. De Afdeling maakt over het plan van aanpak
de volgende opmerkingen.

a. Voorwaarden plan van aanpak

Uit de nota van wijziging blijkt dat het plan van aanpak dient te
voldoen aan dezelfde uitgangspunten als die waaraan verplichte zorg moet
voldoen. Die uitgangspunten, opgenomen in het in de nota van wijziging
voorgestelde artikel 2:1, zijn evenwel veelsoortig en gericht op
verplichte zorg. Daarmee zijn zij niet altijd relevant voor een plan van
aanpak gemaakt door de betrokkene zelf als basis voor het voorkomen van
die verplichte zorg. Hierdoor zal bij betrokkene, familie en naasten
onduidelijkheid kunnen bestaan over de voorwaarden waaraan een plan van
aanpak moet voldoen. Duidelijkheid over deze voorwaarden is ook van
belang voor de geneesheer-directeur bij de beoordeling van het plan van
aanpak.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de vraag aan
welke voorwaarden een plan van aanpak zal moeten voldoen, en zo nodig
het voorstel aan te passen.

b. Eigen kracht-conferenties

Blijkens de toelichting wordt met het recht voor betrokkene met familie
of naasten een plan van aanpak op te stellen, tegemoet gekomen aan de
wens van het Landelijk Platform GGz om een recht op een zogenoemde
‘Eigen kracht-conferentie’ te verankeren. De Afdeling merkt op dat
het gebruik van een Eigen kracht-conferentie al jaren bestaat, maar bij
het voorkomen van dwang in de GGZ nog niet structureel wordt toegepast.
Vanaf maart 2013 is een onderzoek gestart om te bezien of en op welke
wijze Eigen kracht-conferenties kunnen worden ingezet voor dit doel. Of
de voorgestelde mogelijkheid voor het opstellen van een plan van aanpak
door betrokkenen met familie of naasten zelf voldoende tegemoetkomt aan
de wijze waarop een Eigen kracht-conferentie kan worden ingezet, is naar
het oordeel van de Afdeling dan ook thans nog niet duidelijk. 

De Afdeling adviseert in de toelichting op het onderzoek naar het
gebruik van Eigen kracht-conferenties bij het voorkomen van dwang in de
GGZ in te gaan en tevens in te gaan op de wijze waarop met de uitkomsten
van dit onderzoek rekening zal worden gehouden.

3.	Gegevensverwerking

In het oorspronkelijke wetsvoorstel speelde de multidisciplinaire
commissie een centrale rol, ook op het terrein van gegevensverwerking.
De commissie was bevoegd gegevens te vorderen, de commissie hield een
centraal register bij van onder meer verzoeken voor een crisismaatregel
of zorgmachtiging en een afzonderlijk register van de
zelfbindingsverklaringen. Met het schrappen van de commissie is,
blijkens de toelichting, de noodzaak ontstaan voor het bieden van een
grondslag voor het zonder toestemming van betrokkene uitwisselen van –
medische en strafrechtelijke – persoonsgegevens door een groot aantal
actoren. In artikel 8:22 is dit vormgegeven door het introduceren van
zowel een verplichting tot het verstrekken van gegevens als een
vorderingsrecht van inlichtingen en inzage in gegevens en bescheiden.
Naar aanleiding van opmerkingen van het College bescherming
persoonsgegevens (Cbp) is deze uitwisseling blijkens de toelichting
beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van
ieders taak op grond van de wet en die tevens noodzakelijk zijn ter
voorkoming of beperking van een aanzienlijk risico op ernstige schade
voor betrokkene of een ander. Het Cbp adviseerde tevens te voorzien in
een mogelijkheid om de aard en omvang van de verwerking van
persoonsgegevens nader af te bakenen.

Met de toevoeging dat de gegevensuitwisseling noodzakelijk dient te zijn
ter voorkoming of beperking van een aanzienlijk risico op ernstige
schade voor betrokkene of een ander wordt tegemoet gekomen aan het
vereiste van een zwaarwegend belang voor de verwerking van bijzondere
persoonsgegevens. Daarmee lijkt evenwel nog niet te zijn voorzien in de
– op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens vereiste –
passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De
nota van wijziging biedt geen grondslag voor het stellen van nadere
regels ter afbakening van de betrokken gegevens of het stellen van
nadere waarborgen. Ook het recht van betrokkene om kennis te nemen van
de gegevensuitwisseling die hem aangaat, een van de voornaamste
waarborgen tegen misbruik, is niet sluitend geregeld. De nota van
wijziging bepaalt wel dat in het dossier aantekening wordt gehouden van
de verstrekking van gegevens zonder toestemming van betrokkene. Blijkens
de toelichting geldt deze verplichting ook – voor zover de
zorgverantwoordelijke hiervan op de hoogte is - voor
gegevensverstrekking door anderen. Maar daarmee bestaat nog geen
verplichting voor anderen dan de zorgverantwoordelijke om van iedere
gegevensverstrekking zonder toestemming van betrokkene aantekening te
laten opnemen in het dossier. Daarmee zal het dossier eerder een
toevallig samenstel van gegevensverstrekkingen omvatten dan een volledig
overzicht van de verstrekkingen.

Indien gegevensverstrekkingen worden aangetekend, dan dient blijkens de
toelichting tevens te worden aangetekend welke informatie aan wie is
verstrekt, wat de reden was om betrokkene daarover vooraf geen
toestemming te vragen, wat eventueel de reden is geweest te komen tot
(vroegtijdige) gegevensuitwisseling en wat eventueel de reden was
betrokkene daarover niet te informeren. De Afdeling merkt op dat ook
deze elementen niet tot uitdrukking komen in de tekst van artikel 8:4,
tweede lid. 

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mogelijkheden
voor het bieden van passende waarborgen en de wijze waarop de betrokkene
kennis kan nemen van de uitgewisselde gegevens en het voorstel aan te
passen.

4.	Rechtsbescherming bij afwijzing beëindigingsverzoek

In het voorstel wordt op twee verschillende wijzen rechtsbescherming
geboden tegen een afwijzing van een verzoek tot beëindiging van de
verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. Op deze afwijzing is
niet alleen de algemene klachtprocedure van toepassing, maar ook de
specifieke regeling van artikel 8:19. Op grond van deze regeling kan de
geneesheer-directeur worden gedwongen om een aanvraag tot beëindiging
in te dienen, die vervolgens dient te worden voorgelegd aan de rechter.
Een dubbele rechtsbescherming tegen de genoemde afwijzing lijkt op
voorhand onwenselijk. 

De Afdeling adviseert de toepasselijkheid van de klachtprocedure op de
afwijzing van een verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg op
grond van een zorgmachtiging uit te sluiten.

5.	Overige opmerkingen

De Afdeling wijst nog op de volgende, meer technische, aspecten die naar
haar oordeel aandacht behoeven.

a. In artikel 6:5, onderdeel a, wordt geregeld dat het indienen van een
verzoekschrift voor een nieuwe zorgmachtiging tot gevolg heeft dat de
geldigheidsduur van de oorspronkelijke zorgmachtiging wordt verlengd tot
de beslissing van de rechter op dat verzoekschrift. In de toelichting
wordt gesteld dat daarmee wordt beoogd aan te sluiten bij de bestaande
praktijk. In de Wet Bopz is inderdaad een overeenkomstige regeling
opgenomen. Bij deze regeling is evenwel eveneens gesteld dat ontslag
wordt verleend wanneer de termijn voor het geven van de beschikking is
verstreken. Dit laatste is niet overgenomen in het voorgestelde artikel
6:5, onderdeel a, net zo min als dit is overgenomen in de mogelijkheid
van een verlengde geldigheidsduur van de crisismaatregel. De toelichting
zou, gelet op het ingrijpende karakter van gedwongen zorg, in moeten
gaan op de achtergrond van het achterwege laten van deze beperking van
de mogelijkheid van een verlengde geldigheidsduur.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan,
en zo nodig het voorstel aan te vullen.

b. In artikel 8:25, eerste lid, wordt het doel van het door de
zorgaanbieder bij te houden register gegeven: het toezicht houden door
de inspectie. Uit de artikelen 5:11, 7:5 en 8:23 blijkt evenwel dat het
register deels ook gebruikt zal moeten worden bij de voorbereiding van
de zorgmachtiging of crisismaatregel. Gelet op de verplichting dat de
verwerking van persoonsgegevens enkel mogelijk is voor welbepaalde,
uitdrukkelijk omschreven doeleinden, adviseert de Afdeling al de
doeleinden van het register tot uitdrukking te laten komen in artikel
8:25, eerste lid, aanhef.

c. In artikel 8:26 is de verplichting opgenomen voor de zorgaanbieder
tot het aan de inspectie verstrekken van een analyse van de verleende
verplichte zorg. Uit tekst noch de toelichting blijkt wat deze analyse
zou moeten behelzen, noch welk doel deze analyse zou dienen. Zonder een
dergelijke nadere precisering zal moeilijk kunnen worden vastgesteld of
een zorgaanbieder voldoet aan de in artikel 8:26 opgenomen verplichting.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de inhoud
van de door de zorgaanbieder op te stellen analyse en zo nodig te
voorzien in een grondslag voor het nader bepalen van de elementen die
tenminste in deze analyse aan de orde moeten worden gesteld.

6.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed
te vinden dat de nota van wijziging wordt gezonden aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn
gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W13.13.0085/III met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Paragraaf 3 en 4 van Hoofdstuk 5 omwisselen, nu het opstellen van de
medische verklaring volgt op het opstellen van het zorgplan.

In artikel 5:10, tweede lid, en 7:5, derde lid, gelet op het imperatieve
karakter van het voorgeschreven gebruik van het model voor de medische
verklaring in het eerste lid, “kan” vervangen door “wordt” en
“worden” schrappen.

In artikel 5:9, onder a, een verwijzing toevoegen naar de artikelen in
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg die de
beperkingen opleggen zoals die blijken uit de toelichting
(voorwaardelijke inschrijving in het BIG-register en opgelegde
tuchtmaatregelen).

In artikel 5:11, eerste lid, onder d, rekening houden met het niet
aanwezig zijn van een zorgplan wanneer de zorgmachtig strekt tot het
opstellen van het zorgplan.

In artikel 6:2, voorgesteld derde lid, “Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek” vervangen door: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

In de toelichting ingaan op de volgtijdelijkheid van het aanwijzen van
de contactpersoon op grond van artikel 1:5 en het verzenden van een
afschrift van een verzoek om een crisismaatregel ingevolge artikel 7:1.

Artikel 10:5, derde lid, van het voorstel, schrappen, gelet op het in de
nota van wijziging voorgestelde artikel 1:8, eerste lid.

In artikel F, onderdeel c, “de artikelen 8:11 tot en met 8:14”
vervangen door: de artikelen 8:11 en 8:12.

In artikel 8:7, tweede lid, “de tijdelijke verplichte zorg voorafgaand
aan de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:4” schrappen en na “de
zorgaanbieder kan” invoegen:, naast de tijdelijke verplichte zorg
voorafgaand aan de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:4,.

In de toelichting ingaan op het onderscheid tussen een onvolledige en
een onvoldoende gemotiveerde aanvraag als bedoeld in artikel 8:19,
vierde lid, nu aan de aanvraag geen vormvoorschriften zijn verbonden en
zo nodig de mogelijkheid af te zien van een verzoekschrift bij een
onvolledige aanvraag schrappen.

In artikel 8:22, eerste lid, “informeren” vervangen door
“verstrekken” en na “toestemming van betrokkene,” invoegen:
gegevens.

In artikel 8:23, eerste lid, “toegang tot het register, bedoeld in
artikel 8:26 –bedoeld is 8:25- voor zover het betreft de
zelfbindingsverklaring” vervangen door: inzage in de
zelfbindingsverklaring.

In artikel 8:23, tweede lid, “toegang tot” vervangen door: inzage
in.

In de artikelen 10:3, 14:5 en 14:9 nader preciseren op welke onderdelen
van de artikelen waarnaar wordt verwezen wordt gedoeld.

In artikel 12:4, onderdeel c. en d., de opheffing van de
geheimhoudingsplicht na toestemming beperken tot die gevallen waarin de
persoonlijke levenssfeer van derden daardoor niet wordt geschaad.

	Kamerstukken II 2009/10, 32 399.

	De Afdeling merkt op dat het ontbreken van een integrale tekstversie
bij een zo omvangrijke nota van wijziging als hier aan de orde is de
beoordeling bemoeilijkt.

	Kamerstukken II 2009/10, 32 399, nr. 3, blz. 1-2 & 17.

	Kamerstukken II 2009/10, 32 399, nr. 3, blz. 17-20.

	Kamerstukken II 2006/07, 25 763. nr. 7, blz. 99 - 125.

	Toelichting, § De verschillende actoren en hun taken, de
geneesheer-directeur.

	Vergelijk het advies van GGZ Nederland, de KNMG, de Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie en LOC zeggenschap in zorg.

	Vergelijk de consultatiebijdragen van het Landelijk Platform GGz,
Stichting PvP, vertrouwenspersonen in de zorg

	Vergelijk de consultatiebijdragen van GGZ Nederland en de Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie.

	Voorgesteld artikel 2:3, tweede lid.

	Ingevolge voorgesteld artikel 5:11, eerste lid, onderdeel d, maakt de
beoordeling of het plan van aanpak voldoet aan de uitgangspunten van
voorgesteld artikel 2:1 onderdeel uit van de medische verklaring.

	Te weten de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de
zorgverantwoordelijke, de officier van justitie en de burgemeester.

	Artikel 23, eerste lid, onder f, WBP.

	Ibidem.

	Artikel 12 richtlijn 95/46/EG.

	Voorgesteld artikel 8:4, tweede lid.

	Artikelsgewijze toelichting bij artikel 8:4.

	Ibidem.

	Voorgesteld artikel 8:18.

	Ingevolge voorgesteld artikel 10:3, eerste lid.

	Artikelsgewijze toelichting bij artikel 6:5, onderdeel a.

 	Artikel 48, eerste lid, onder b, Wet Bopz.

 	Voorgesteld artikel 7:8, onderdeel a.

	Artikel 7 Wbp.

 PAGE   1 

  PAGE  6 

 PAGE   I 

AAN DE KONING

........................................................................
...........