[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage BioBased Economy

Bijlage

Nummer: 2013D39315, datum: 2013-10-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Voortgangsrapportage BioBased Economy (2013D39314)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 1: Voortgangsrapportage BioBased Economy

Eind 2007 (08-10-2007) stuurde de toenmalig minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (tegenwoordig Ministerie van Economische
Zaken) de ‘overheidsvisie op de biobased economy’ naar de Tweede
Kamer (mede namens de toenmalige ministers van VROM, EZ, V&W en OS). 

Op 2 april 2012 verscheen een nadere uitwerking, de
‘Hoofdlijnennotitie Biobased Economy’ als bijlage bij de brief
“Bedrijvenbeleid in Uitvoering” inzake de topsectoren. Deze notitie
schetste de middellange termijnvisie op de biobased economy. Hieronder
volgt de voortgang op de verschillende onderdelen uit deze notitie.

Eind 2013 zal een evaluatie plaatsvinden van het biobased economy
programma de resultaten hiervan worden voorjaar 2014 verwacht. Verder
verschijnt er eind 2013 een nieuw visiestuk van 

de Wetenschappelijke en Technologische Commissie (WTC) over dit
onderwerp.

Inleiding

Hieronder volgt in vogelvlucht de stand van zaken met betrekking tot de
voortgang van de transitie naar een biobased economy. Daarna volgt de
rapportage aan de hand van de agenda zoals die in de hoofdlijnennotie is
uitgewerkt.

De transitie naar een biobased economy

Wereldwijde ontwikkelingen gaan snel

Hoewel de transitie naar een biobased economy vele jaren in beslag zal
nemen, gaan de ontwikkelingen op biobased economy voorspoedig. Zo gaat
bijvoorbeeld de marktontwikkeling 

van biobased producten wereldwijd snel. Het International Energy Agency
spreekt zelfs over een ‘tipping point’. De prognose is dat de
wereldwijde productie van biopolymeren zal verdrievoudigen van 3,5 Mton
in 2011 tot 12 Mton in 2020 (Nova Instituut 2013). 

De Europese Commissie geeft aan dat de Europese ‘bio-economy’
(gehele biomassaketen, inclusief voedsel) sterk in ontwikkeling is.
Verwacht wordt bijvoorbeeld dat de Europese markt voor bioplastics met
ongeveer 27% per jaar zal groeien. (Nova Instituut 2012). De Europese
‘bio-economy’ vertegenwoordigt een jaarlijkse omzet van 2000 miljard
euro en is goed voor meer 

dan 22 miljoen banen of ongeveer 9% van de beroepsbevolking (EC 2012).
Het Europese Biobased Industries Consortium (BIC) heeft als doel gesteld
20% biobased chemicaliën in en materialen productie in Europa in 2020
en 30% voor 2030.

Nederlandse industrie sterk betrokken

De belangstelling binnen de Nederland industrie om biobased producten te
ontwikkelen en produceren neemt toe. Diverse branches nemen de overgang
naar biobased grondstoffen op in 

hun visie en formuleren ambities voor het aandeel biobased in hun
producten. Bijvoorbeeld de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI): 30%
biobased grondstof in 2030, de Vereniging van 

de Verf- en Drukinktindustrie (VVVF), 50% van hun coatings biobased in
2030. De federatie Nederlandse Rubber en Kunstofindustrie (NRK) heeft de
NRKBiobased opgericht voor belangenbehartiging op het gebied van
biopolymeren.

Ook vanuit de agrifood-industrie worden veel biobased activiteiten
ontplooid. De Suikerunie heeft het Biobased Park Westpoort opgericht,
met onderzoek om halffabricaten van Suikerunie te raffineren tot
bestanddelen voor bioafbreekbare plastics en grondstoffen voor voedsel,
farma en papier. Daarnaast heeft moederbedrijf Cosun een proeffabriek
gebouwd voor valorisatie van bietenpulp. Het Agro&Foodcluster Nieuw
Prinsenland is een schoolvoorbeeld van integratie van primaire en
verwerkende sector, met optimale verwaarding van grondstof- en
energiestromen.

Ook de tuinbouwsector is actief bezig met valorisatie van reststromen.
Vanuit het Kenniscentrum Plantenstoffen is bijvoorbeeld een tomatendoos
ontwikkeld waarbij vezels uit de stengels van tomaten zijn gebruikt.

Regio’s aan de slag

De regio’s in Nederland hebben de ontwikkelingen herkent en zijn
begonnen zich rond het thema te organiseren en daarbinnen hun eigen
specifieke richting te kiezen. In Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland
is het Biobased Delta programma opgericht met focus op onder andere
aromaten (hieronder valt de Green Chemistry Campus in Bergen op Zoom).
In dit programma wordt ook actief samengewerkt met partijen in
Vlaanderen. 

In het Limburg is het programma BioBased Limburg ontstaan, dat zich
focust op groene chemie en medische biotechnologie rond Chemelot en
reststromen van Greenport Venlo. Gelderland en Overijssel werken samen
in het ‘BBE Innovatie Cluster Oost NL’, hieronder vallen diverse
projecten op het gebied van energie- en installatietechnologie.
Friesland, Drenthe en Groningen hebben in 2012 een gezamenlijke biobased
economy visie ontwikkeld en zijn nu bezig met het uitvoeringsprogramma
via de Noordelijke OntwikkelingsMaatschappij. De Kamer van Koophandel
Noord Nederland verkent de mogelijkheden van een experimenteerzone BBE
waarin belemmerende regelgeving wordt weggenomen. En in de metropool
regio Amsterdam is in 2013 het programma Biobased Connections van start
gegaan. Vaak wordt voor deze regionale programma’s gebruik gemaakt van
Europese regelingen zoals EFRO en Interreg, samenwerking met Europese
partners is daarbij belangrijk. Via het landelijke biobased
transitiehuisMKB wordt ingezet op afstemming en uitwisseling tussen de
regionale programma’s.

Monitoring

Om de transitie te kunnen monitoren is AgentschapNL verzocht om gegevens
te verzamelen van 

de biobased economy in Nederland. In 2012 heeft dit geleidt tot een
eerste publicatie. Voor 2013 worden in de monitoring ook regionale
ontwikkelingen meegenomen. Het Agentschap werkt hiervoor ook samen met
het CBS.

Voor bio-energie verschijnt elk jaar het statusdocument, dit geeft de
huidige status van bio-energie in Nederland weer, inclusief trends, de
stand van zaken wat betreft de duurzaamheid en verwachtingen voor de
toekomst. In Europa wordt voor monitoring gewerkt aan de zogenaamde
‘bio-economy observatory’ die naar verwachting in 2014 van start zal
gaan.

Optimale benutting van biomassa

In het regeerakkoord staat: ‘Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk
worden ingezet (‘cascadering’) en de duurzame productie en herkomst
van biomassa gegarandeerd.’ Niet alle biomassa (met name houtachtige
gewassen) kan op dit moment (commercieel) ontsloten worden.
Sleuteltechnologie voor cascadering is bioraffinage, daarom wordt via
het innovatiebeleid ingezet op verdere en versnelde ontwikkeling van een
reeks van bioraffinage technologieën.

De productie van bio-energie draagt bij aan het behalen van de
doelstelling hernieuwbare energie en levert momenteel de grootste
bijdrage aan de hernieuwbare energieproductie in Nederland. 

De verwachting is dat dit ook in 2020 zo zal zijn. Duurzaamheid van
biomassa is een belangrijke randvoorwaarde, voor voortgang op dit
onderwerp zie de paragraaf ‘Het stellen van eenduidige
duurzaamheidscriteria’. Voor de voortgang op bioraffinage, zie de
paragraaf ‘Ambitieuze kennis- en innovatieagenda’. De komende
periode wordt het beleid rond cascadering voor duurzame inzet van
biomassa voor zowel voedsel, grondstoffen en energie verder uitgewerkt,
hierin wordt ook de Motie van Gerven (16 januari 2013) meegenomen.

Agenda hoofdlijnennotitie

Integraal beleid

Ambitieuze kennis- en innovatieagenda

Het stellen van eenduidige duurzaamheidscriteria

Intensieve Europese en internationale samenwerking

Integraal beleid

Netwerkaanpak: bevorderen van interacties tussen alle betrokkenen

Samenbrengen van marktpartijen, wetenschap en overheid gericht op
sectoroverstijgende en regionale samenwerking. 

Netwerkenbijeenkomsten en digitaal platform

Om interacties te realiseren wordt er twee maal per jaar een brede
netwerkbijeenkomst georganiseerd. Opkomst ligt rond de 300 deelnemers
per bijeenkomst. Voor het najaar 2013 

staan de ontwikkelingen in de regio Oost Nederland geagendeerd. 

Om digitaal interacties te bevorderen is de ‘BBE-community’
gecreëerd. Een website met nieuwsbrief, een LinkedIn groep en Twitter.
Deze community telt ruim 2800 leden, is zeer 

actief en groeit sterk. De website biobasedeconomy.nl trekt veel
bezoekers (rond de 400 per dag).

Business platformen en TransitiehuisMKB

Via ondersteuning aan biobased business platforms worden interacties
tussen verschillende sectoren ondersteund die tot doel hebben
cross-sectorale business cases te creëren. Zo vindt ondersteuning (via
AgentschapNL) plaats aan het Biorenewables Business Platform (BBP) en 

het Agro-Papier-Chemie-platform. Voorbeelden van business cases waaraan
wordt gewerkt zijn: productie van ethyleen-glycol, bioactieve
componenten uit aardappelreststromen en itaconzuur 

uit bieten.

Het transitiehuis heeft tot doel het verbinden van de verschillende
(regionale) spelers rond het biobased MKB. Verschillende organisaties
rond het MKB (o.a. ontwikkelingsmaatschappijen, innovatiemakelaars,
MKB-loketten, valorisatienetwerken) zijn bezig met het stimuleren van
biobased business development.

Maatschappelijke dialoog en Wetenschap- en Technologie Commissie 

Om interacties tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties,
wetenschap en overheid 

te stimuleren, is een maatschappelijke dialoog georganiseerd. In 2013
zijn er druk bezochte bijeenkomsten geweest rond diverse thema’s.

De door het programma BBE ingestelde Wetenschappelijke en Technologische
Commissie (WTC) richt zich op het vroegtijdig onderkennen van
veelbelovende trends en ontwikkelingen in wetenschap, praktijk en
maatschappij in binnen- en buitenland. Eind 2013 wordt een nieuw
adviesdocument verwacht dat zich richt op de meest recente
ontwikkelingen.

Wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving

De aanpak hiervan vindt plaats in het programma botsende belangen in de
BBE. Basis hiervoor 

is de inventarisatie van ongeveer 80 belemmeringen die ondernemers
ondervinden. 

De Tweede Kamer is op 18 april 2013 geĂŻnformeerd over voortgang van dit
programma.

Ambitieuze kennis- en innovatieagenda

BBE als crosssectoraal thema in de topsectoren

Binnen de topsectorenaanpak is biobased economy als crossectoraal thema
benoemd en wordt gecoördineerd door de topsector chemie. Vanuit het
BBE-netwerk is het innovatiecontract BBE ‘Groene Groei, van biomassa
naar business’ opgesteld, waarin de topsectoren Chemie, Energie, Agri
& Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Logistiek en Water hun krachten
bundelen op innovatiegebied om biomassa optimaal om te zetten in
waardevolle grondstoffen en materialen. 

De investeringsbereidheid van private partijen voor zowel R&D als voor
demoprojecten op het gebied van BBE bleek groot. Voor de uitvoering is
het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie (TKI) BBE opgericht, met in
de Raad van Toezicht vertegenwoordiging vanuit alle relevante
topsectoren.

TKI-projecten en onderzoeksprogramma’s

In 2012 heeft het TKI BBE een innovatiebudget afkomstig uit de Topsector
Energie van 42 miljoen euro toegekend aan 11 projecten die in 2013 van
start zijn gaan. Het budget wordt aangevuld met circa 110 miljoen euro
aan eigen bijdragen vanuit de sectoren. Voor 2013 heeft het TKI BBE een
budget van circa 20 miljoen euro. In juni 2013 zijn de tenders geopend
voor projecten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en
demonstratie. Daarnaast is een gezamenlijke tender met het TKI Gas voor
projecten die bioraffinage en groen gas opwekking combineren. De
toekenning zal voor het eind van 2013 plaatsvinden. 

In topsector Agri&Food (A&F) zijn in 2012 onder het thema valorisatie
groene grondstoffen 13 projecten ingediend. Hiervan zijn in 2013 4
projecten toegekend met een budget van 1,6 miljoen. 

Voor 2014 zijn 2 projecten toegekend, wat de omvang voor BBE projecten
binnen A&F op 

2 M€ voor 2014 brengt. Binnen Tuinbouw&Uitgangsmaterialen (T&U) is 1
project toegekend 

voor circa 50 k€.

Het programma Biobased Performance Materialen (BPM) is een PPS-programma
gericht op biomaterialen met circa 40 bedrijven uit de agro- en
chemiesector. Dit programma, dat afgelopen jaren een toegekend budget
had van circa 1,8 M€ per jaar, loopt vanaf 2015 af. 

Nieuwe projecten en programma's vanuit de Topsectoren bouwen voort op
een aantal eerder gestarte onderzoeksprogramma's zoals BE-Basic,
BioSolar Cells, Catchbio en het Carbohydrate Competence Center (CCC),
waarvan de eerste twee met FES geld zijn gefinancierd. Deze programma's
bevatten de sleuteltechnologieën zoals industriële biotechnologie,
katalyse en bioraffinage voor de verdere ontwikkeling van biobased
processen en producten. 

MKB Innovatieregeling en MKB-loket

In juni 2013 konden biobased MKB-ondernemers subsidieaanvragen indienen
via de gezamenlijke MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)-regeling
Chemie, Energie en Biobased economy. 

Via deze regeling werd €6 miljoen euro ter beschikking gesteld aan het
MKB. Voor biobased haalbaarheidsstudies (budget 500k) werden 18
aanvragen ingediend waarvan 11 gehonoreerd. De meeste aanvragen waren op
de thema’s bioraffinage en chemische en biotechnologische
conversietechnologie. Voor projecten op R&D-samenwerking (beschikbaar
budget 1 miljoen) werden 11 aanvragen ingediend waarvan 8 toegewezen, de
meeste op het thema biomaterialen.

Bioraffinage en SBIR-projecten

De afgelopen drie jaar ondersteunde het Ministerie van EZ diverse
consortia in de laatste cruciale fase voordat nieuwe biobased producten
op de markt komen. Het programma Bioraffinage stelde 13 consortia in
staat om pilot- en demonstratie installaties te bouwen en SBIR (Small
Business Innovation Research) programma’s ondersteunden ruim 40
biobased bedrijven bij de ontwikkeling van biobased producten. De
resultaten van deze projecten zijn in september tijdens een informatieve
netwerkbijeenkomst gepresenteerd. Het uitgebrachte boekje hierover is
bijgevoegd als bijlage bij deze rapportage.

Opleiden voor de biobased economy

Het opleiden van jonge mensen en van bijscholen van werkenden in de
biobased economy is door een aantal initiatieven van
onderwijsinstellingen versterkt. Het Center for BioBased Economy (CBBE)
is een samenwerking van onderwijsinstellingen uit het groene onderwijs
en enkele chemische HBO onderwijsinstellingen en richt zich op
ontwikkeling van onderwijs in de biobased economy en op de samenwerking
tussen bedrijven en onderwijs. Avans Hogeschool is samen met Hogeschool
Zeeland sinds 2013 het ‘Centre of Expertise’ biobased economy en zal
daarmee onderwijs en kennisoverdracht in Zuidwest Nederland versterken. 

Het ROC West-Brabant, is gestart met de voorbereidingen voor het Centrum
voor Innovatief Vakmanschap (CIV) ‘Passie voor Biobased’. In dit
Centrum werken onderwijs en bedrijfsleven intensief samen bij de
vormgeving en uitvoering van onderwijsactiviteiten die nauw aansluiten 

bij de behoefte van het bedrijfsleven in deze sector.

Het stellen van eenduidige duurzaamheidscriteria

Duurzaamheid is een randvoorwaarde bij de transitie naar een biobased
economy. De verduurzaming van de verschillende biomassatoepassingen
bevindt zich in verschillende fases. 

Zo geldt voor biobrandstoffen een wettelijk regime, bestaan voor
biomassa voor energie vrijwillige, nationale systemen, terwijl voor
biobased toepassingen in de chemie vrijwillige systemen recentelijk zijn
opgestart.

Europese criteria voor vloeibare biomassa voor energietoepassingen

De belangrijkste ontwikkeling op het gebied van
bio(transport)brandstoffen is de implementatie en de handhaving van de
richtlijn Hernieuwbare energie (Renewable Energy Directive - RED) en de
Brandstofkwaliteitrichtlijn (Fuel Quality Directive - FQD) in Nederland.
Het beleid is erop gericht de hoeveelheid ingezette
biotransportbrandstoffen te stimuleren, maar tegelijkertijd de
duurzaamheid ervan te verbeteren. In een brief aan de Tweede Kamer heeft
Staatssecretaris Mansveld aangegeven dat de jaarverplichting
hernieuwbare energie vervoer in 2015 wordt vastgesteld op 6,25%. Voor de
jaren daarna is het groeipad afhankelijk van de uitkomst van de ILUC
onderhandelingen in Brussel. Als de uitkomst de mogelijkheid biedt een
subtarget voor geavanceerde biobrandstoffen in te stellen en daarmee te
garanderen dat de versnelling enkel 

met dit type biobrandstoffen wordt ingevuld, kan vanaf 2016 alsnog het
versnelde groeipad worden ingevoerd. Alleen biobrandstoffen die voldoen
aan Europese duurzaamheidseisen tellen mee voor de jaarverplichting.
Voor het aantonen van de duurzaamheid van biobrandstoffen mogen sinds 

1 juli 2012 alleen nog certificeringssystemen gebruikt worden die
geaccepteerd zijn op basis 

van het ‘Nederlands toetsingsprotocol voor duurzaamheidssystemen voor
biobrandstoffen’.

Duurzaamheid van vaste en gasvormige biomassa voor energiedoeleinden

In het Energieakkoord is afgesproken dat gewerkt wordt aan
duurzaamheidscriteria voor vaste en gasvormige biomassa. Er worden
verdergaande duurzaamheidseisen geformuleerd ten aanzien van
koolstofschuld, indirecte landgebruikseffecten (ILUC) en duurzaam
bosbeheer (FSC), aanvullend op de NTA8080 eisen. Deze aanvullende eisen
moeten uiterlijk 31 december 2014 worden vastgesteld.

Op 11 oktober 2012 is de Green Deal ‘Rapportage Duurzaamheid Vaste
Biomassa voor Energie’ gesloten. In deze Green deal is vastgelegd dat
onder andere Energie Nederland, Stichting Platform Bioenergie,
Vereniging van Afvalbedrijven en het Platform Hout Nederland op
vrijwillige basis rapporteren over de hoeveelheden ingezette biomassa,
de herkomst en duurzaamheidskenmerken. De eerste rapportage is op 2
september naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde onlangs een
rapport over de klimaat-effecten door gebruik van hout voor bio-energie.
In het Energieakkoord is met alle partijen afgesproken dat de
stimulering van biomassa in kolencentrales de 25 PJ niet zal
overschrijden. 

Verbreding van criteria biomassa

Het kabinet wil duurzaamheidscriteria verbreden naar andere toepassingen
van biomassa. Dit betekent een breed internationaal systeem van
samenhangende afspraken over duurzaamheids-criteria voor biomassa en
biomassatoepassingen van productie tot en met consumptie, dat
maatschappelijk geaccepteerd is en stabiele kaders biedt voor het
bedrijfsleven. Met de ontwikkeling van samenhangende criteria voor
biobased producten wordt ook ingespeeld op de behoefte van producenten
om aan te tonen dat de biomassa in biobased producten van duurzame
herkomst is. Bovendien vergemakkelijkt en vergroot dit de
afzetmogelijkheid voor biomassaproducenten.

Commisie Corbey

De Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa adviseert het kabinet
sinds 2009 over de verschillende aspecten van duurzaamheid van biomassa.
Sinds juli 2011 is het mandaat van deze commissie uitgebreid naar de
hele biobased economy. De Staatssecretaris van I&M heeft het mandaat
afgelopen april met twee jaar verlengt. In 2012 publiceerde de Commissie
adviezen en aanbevelingen over duurzaamheidscriteria voor vaste
biomassa, de bijmengverplichting, indirect landgebruik (ILUC) en over de
inzet van duurzame biomassa in de chemiesector. In 2013 tot nu toe over
vaste biomassa voor energie, sociale verantwoordelijkheid en de
versnelde invoer van geavanceerde biobrandstoffen.

Normcommissie Biobased producten

In 2010 is de Nederlandse normcommissie Biobased producten opgericht en
draagt zorg voor nationale normontwikkelingsactiviteiten en de
Nederlandse inbreng in de relevante internationale technische commissies
van CEN (Europese Normalisatie)en ISO (mondiale normalisatie). Onder
Nederlands voorzitterschap en secretariaat is eind 2011 de Europese
normcommissie CEN/TC 411 Biobased products opgericht. In opdracht van de
Europese Commissie, worden daar de komende jaren normen ontwikkeld voor
biobased producten. Op 19 maart 2013 vond de kick-off bijeenkomst plaats
voor de herziening van NTA 8080. 

Intensieve Europese en internationale samenwerking

EUROPESE SAMENWERKING

De Europese Commissie publiceerde vorig jaar als onderdeel van
Horizon2020 een strategie en actieplan ‘  HYPERLINK
"http://ec.europa.eu/research/bioeconomy/press/press_packages/index_en.h
tm" \o "Innovating for Sustainable Growth: a Bioeconomy for Europe" 
Innovating for Sustainable Growth: a Bioeconomy for Europe ’. Een
eerste concrete uitwerking hiervan is het ‘Joint Technology Initiative
for BioBased Industries’ (JTI BBI), waarbij publiek-private
samenwerking (PPS) wordt gezien als instrument om een brug te slaan
tussen onderzoek en markt. Een groep van meer dan 40 innovatieve
Europese bedrijven en clusters (o.a. DSM, Essent, Holmen, KLM, Sappi, en
Europese landbouwkoepel Copa Cogeca) heeft samen met 

de Europese Commissie deze samenwerking (PPS) ter waarde van 3,8 miljard
euro opgezet om 

de inzet van biobased producten in Europa tot aan 2020 te versnellen.
Het JTI BBI zal vanaf 2014 draaien als onderdeel van het Europese
subsidieprogramma Horizon 2020. De eerste subsidie-rondes in het kader
het JTI BBI worden dan ook begin 2014 verwacht. Deze calls worden
opengesteld voor universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en
MKB.

Samenwerking Duitsland

Duitsland presenteerde in juli de ‘Politikstrategie Bioökonomie’.
De Duitse biobased economy strategie en aanpak komt in grote lijnen
overeen met de Nederlandse aanpak. Samenwerking is van belang voor de
Europese ontwikkeling van biobased economy. Zo hebben Duitsland en
Nederland de Europese commissie (DG Research) uitgenodigd voor een
gesprek de uitwerking van de bio-economy strategy en de governance
binnen Horizon2020. 

Een concrete samenwerking is de uitwerking van een Green Deal rond
certificering van groene grondstoffen voor industrieel gebruik. In
Nederland loopt dit via de Green Deal Groen certificaten en in Duitsland
via het project INRO (Initiatieve Nachhaltige Rohstoffen). De partners
in beide landen (in de Nederlandse Green Deal: Sabic, VNCI en
brancheorganisatie voor Rubber en Kunststof) hebben besloten de
processen op elkaar te laten aansluiten. Dit moet uiteindelijk leiden
tot een standaard certificaat voor biobased producten in de gehele EU.

Samenwerking met Frankrijk

Frankrijk speelt een belangrijke rol in de biobased economy met een
grote agrarische en chemische sector en grootschalige R&D-investeringen
via ‘Pole de competivite’ in witte bitoechnologie en biorafinage. In
Noord Frankrijk bevindt zich een van de belangrijkste biobased clusters
in Europa. Er wordt ingezet op meer samenwerking op overheids- en
bedrijfsniveau. Frankrijk is ook een belangrijke partner bij de verdere
invulling van de ‘Bio-Economy Strategy’ in Europa.

Samenwerking Vlaanderen

Er lopen al veel initiatieven vanuit de regio's om samen te werken met
Vlaanderen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie. Zo
is er ‘Bio Base Europe’, een open innovatie- en opleidingscentrum
voor biobased economy met een pilot fabriek in Gent en een biobased
training center in Terneuzen. Verder zijn belangrijke clusters Chemelot
in Limburg en het biobased Delta programma in West-Brabant, Zeeland en
Zuid-Holland waar ook de Green Chemistry Campus onder valt. Verder wordt
er gesproken met Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen over een gezamenlijk
R&D-programma dat goed moet aansluiten bij de Europese initiatieven. 

INTERNATIONALE SAMENWERKING

De internationale strategie is gericht op samenwerking op het vlak van
innovatie en technologie en het ontwikkelen van duurzame biomassa
productieketens. Hiervoor richt de Nederlandse overheid zich, naast
Europa, op de landen: Brazilië, Verenigde Staten, Canada, Maleisië,
OekraĂŻne, Rusland. 

In mei heeft het Innovatie Attaché Netwerk een succesvol internationaal
R&D seminar ‘From Biomass to Bioproducts’ georganiseerd met meer dan
200 internationale experts van innovatieve bedrijven en
kennisinstellingen. Drie onderdelen werden belicht: bioraffinage, witte
biotechnologie en bioproducten. De special waarin attachés schrijven
over de laatste biobased ontwikkelingen in hun land is internationaal
verspreid en digitaal beschikbaar gesteld. Deze special is als bijlage
bijgevoegd.

In november 2012 is er een grote Handelsmissie geweest naar Brazilië
o.l.v. toenmalig kroonprins Willem Alexander en prinses Maxima. De
Braziliaanse overheid heeft een Memorandum of Understanding (MOU)
afgesloten met het Ministerie van EZ en OCW waarin biobased economy een
van de thema’s is. In het kader daarvan is een gezamenlijk call van
NWO met FAPESP in Brazilië geweest voor biobased onderzoeksprojecten.
In het najaar staat een biobased seminar in Brazilië gepland waar
minister Ploumen aanwezig zal zijn.

De mogelijkheden voor biobased activiteiten in OekraĂŻne zijn talrijk en
divers, het is echter niet gemakkelijk om een biobased business case op
te zetten in het land. Dit was een belangrijkste boodschap van de
workshop ‘Business in Biobased Economy en bio-energie in Oekraïne’,
gehouden bij AgentschapNL afgelopen juni. Het rapport is te downloaden
op de website van AgentschapNL.

In Rusland zijn diverse partijen betrokken bij de ontwikkeling van
biotechnologie en de Biobased Economy. Onder andere is in 2009 het
Technology Platform ‘Bioindustry and Biorescources – BioTech2030’
opgericht. Het doel is om de biotechnologische sectoren te vergroten en
te stimuleren. Bedrijven en kennisinstellingen in het bijzonder, wordt
geadviseerd contact te maken met de bovengenoemde technologieplatforms.

Komende periode

Eind 2013 zal een evaluatie plaatsvinden van de gehele programma-aanpak
(verwachte afronding voorjaar 2014) en verschijnt er een nieuw visiestuk
van de Wetenschappelijke en Technologische Commissie. De resultaten
hiervan worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van het programma.

-----

 Monitoring Biobased Economy 2012 vanuit AgentschapNL, samenvatting van
diverse studies, Januari 2013.

 Statusdocument bio-energie 2012, AgentschapNL

 Sira Consulting, botsende belangen in de Biobased Economy, 2011

 Wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving in de Biobased
Economy, 18 april 2013

 Innovatiecontract BioBased Economy ‘Groene Groei, van Biomassa naar
Business’, april 2012

 www.cbbe.nl

 ‘Percentages conventionele biobrandstoffen’, 14 januari 2013

 ‘Stimulering geavanceerde biobrandstoffen’, 6 september 2013

 Rapportage Green Deal Duurzaamheid Vaste Biomassa 2 september 2013

 Climate effects of wood used for bioenergy, PBL/Alterra, Augustus 2013

 Politikstrategie Bioökonomie, Bundesministerium fĂŒr ErnĂ€hrung,
Landwirtschaft und Verbraucherschutz (BMELV), juli 2013

 PAGE    

 PAGE   1