Advies Afdeling advisering bij Tweede nota van wijziging inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014) (33752)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D42227, datum: 2013-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2013Z20457:
- Indiener: F.H.H. Weekers, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2013-11-14 11:15: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
No.W06.13.0378/III 's-Gravenhage, 23 oktober 2013
Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2013, no.13.002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met toelichting.
De tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2014 geeft uitwerking aan het merendeel van de fiscale maatregelen die zijn opgenomen in de Begrotingsafspraken 2014 zoals die door het kabinet zijn gemaakt met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP, en zoals deze zijn neergelegd in de brief1 van de Minister van Financiën van 11 oktober 2013.
De Afdeling advisering van de Raad van State plaatst eerst een algemene kanttekening en gaat vervolgens in op de aftrek van specifieke zorgkosten, de verlaging van het tarief voor box 2 in de inkomstenbelasting, het vervallen van de maximumgrens in de leidingwaterbelasting en het budgettaire effect van de afschaffing van de werkbonus.
1. Algemeen
In het advies over het wetsvoorstel Belastingplan 2014 heeft de Afdeling opgemerkt dat het belastingpakket 2014 uit vier wetsvoorstellen bestaat die een veelvoud aan uiteenlopende en los van elkaar staande fiscale maatregelen bevat, die naar het oordeel van de Afdeling nauwelijks bijdragen aan de noodzakelijke structurele herziening van onder andere de inkomstenbelasting.2 De Afdeling merkt op dat dit eveneens geldt voor onderhavige tweede nota van wijziging. Zo wijst de Afdeling erop dat het terugdraaien van het afschaffen van de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten ten koste gaat van de eerste voorzichtige stappen in de richting van grondslagverbreding in de inkomstenbelasting. Daarnaast wijst de Afdeling erop dat het terugdraaien van deze en andere fiscale maatregelen, waaronder de herinvoering van de belasting op het storten van afval, niet getuigt van een bestendig fiscaal beleid. Dit bevordert niet het vertrouwen in de fiscale wetgever.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande nader in te gaan.
2. Aftrek specifieke zorgkosten
In het bij koninklijke boodschap van 9 september 2013 bij de Tweede Kamer ingediende voorstel van wet tot afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten3 (hierna: wetsvoorstel 33 726), wordt onder andere voorzien in de volledige afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en van de tegemoetkoming voor specifieke zorgkosten. Als onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014 is echter afgesproken dat, naast de middelen voor gemeentelijk maatwerk voor chronisch zieken en gehandicapten, de huidige fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten – in aangescherpte vorm – gecontinueerd wordt voor de jaren 2014 en daarna.4 Het gevolg hiervan is dat niet, zoals was beoogd, € 706 miljoen aan het sociale domein voor gemeenten wordt toegevoegd, maar € 268 miljoen, derhalve € 438 miljoen minder.
Wetsvoorstel 33 726 en de daarmee samenhangende overheveling van middelen naar gemeenten is een onderdeel van de decentralisatieagenda. De opzet daarvan is dat generieke, ongerichte vormen van ondersteuning worden vervangen door maatwerkvoorzieningen. Specifiek voor de fiscale kostenaftrekmogelijkheden voor chronisch zieken en gehandicapten is in de toelichting op wetsvoorstel 33 726 opgemerkt: ”Ook voor de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de ter voorkoming van verzilveringsproblematiek bij deze aftrek geïntroduceerde niet-fiscale TSZ-regeling geldt, dat dit generieke regelingen zijn die onvoldoende kunnen worden gericht op de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten. Door het ontbreken van een eenduidige definitie is getracht de afbakening vorm te geven door slechts die kosten in aftrek toe te laten die doorgaans vooral door chronisch zieken en gehandicapten worden gemaakt. Dit blijkt echter in de praktijk niet sluitend te werken (denk bijvoorbeeld aan tandartskosten).”5 Door overheveling naar het Gemeentefonds kunnen deze middelen gerichter worden ingezet, aldus de toelichting bij wetsvoorstel 33 726 (onderdeel afschaffing fiscale aftrek): “De keuze voor maatwerk waarin de eigen gemeente van de inwoner gaat voorzien, borgt dat de voorziening (of de directe inkomenssteun) die hij of zij ontvangt zoveel mogelijk aansluit bij zijn of haar individuele behoeften en mogelijkheden. Het stelsel van langdurige ondersteuning en zorg zal hierdoor beter aansluiten bij de ontwikkelingen en eisen van deze tijd. Zo zal de herijking van de in de Wmo vastgelegde compensatieplicht gemeenten meer ruimte bieden om mensen zo nodig te ondersteunen met passende voorzieningen. De Wmo is gericht op participatie en blijft ook -conform de kabinetsvoornemens met betrekking tot de langdurige ondersteuning en zorg- daarop gericht en zal derhalve geen mogelijkheden bieden voor inkomensondersteuning.”6
De Afdeling merkt op dat met de voorliggende nota van wijziging wetsvoorstel 33 726 in belangrijke mate wordt teruggedraaid.7 In de toelichting op de nota van wijziging wordt slechts opgemerkt dat hierover in de Begrotingsafspraken 2014 afspraken zijn gemaakt. Welke inhoudelijke beweegredenen aan deze keuze ten grondslag liggen wordt ten onrechte niet duidelijk gemaakt. De afwezigheid van een inhoudelijke motivering klemt te meer omdat uit de toelichting op de nota van wijziging volgt dat ook na deze wijziging de regeling op onderdelen te ongericht blijft en er te veel mensen voor zorgkosten worden gecompenseerd die dat niet nodig hebben.8
Voorts merkt de Afdeling op dat niet duidelijk is welke gevolgen de nu voorliggende nota van wijziging heeft voor wetsvoorstel 33 726 en de daaraan ten grondslag liggende beleidslijn, alsmede, in bredere zin, voor de opzet van de decentralisatieagenda.
Meer in het bijzonder merkt de Afdeling nog op dat, voor de taakstelling in het kader van de Wmo, voor gemeenten een substantieel bedrag (€ 438 miljoen) minder beschikbaar is dan waarvan tot nu toe mocht worden uitgegaan, terwijl de doelgroep zowel qua omvang als qua samenstelling niet wijzigt. Uit de toelichting blijkt niet dat de mogelijke gevolgen hiervan voor de gemeentelijke maatwerkvoorzieningen voldoende zijn onderkend.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan en het voorstel op dit punt dragend te motiveren.
3. Verlaging tarief box 2 inkomstenbelasting
Het box-2-tarief (aanmerkelijk-belangheffing) wordt voor het kalenderjaar 2014 tijdelijk met 3%-punt verlaagd van 25% naar 22% voor zover het inkomen uit aanmerkelijk belang niet hoger is dan € 250 000.9 Volgens de in de toelichting opgenomen tabel met budgettaire effecten wordt de opbrengst van deze maatregel geraamd op ruim € 1 miljard.
De Afdeling merkt op dat de maatregel vanwege de voorziene opbrengst van ruim € 1 miljard de belangrijkste pijler vormt van de Begrotingsafspraken 2014. Volgens de Afdeling komt in de toelichting echter onvoldoende tot uitdrukking waarop de verwachting is gebaseerd dat de beoogde budgettaire opbrengst ook daadwerkelijk wordt behaald en of de voorgestelde fiscale prikkel voldoende uitnodigt dividend uit te keren. Een toereikende motivering acht de Afdeling van belang in het licht ook van de huidige financieringsbehoefte in het midden- en kleinbedrijf, de hoogte van de box-3-heffing in vergelijking met de box-2-heffing en de beperking van de dividendruimte van besloten vennootschappen met een pensioen in eigen beheer10 als gevolg van het standpunt van de Belastingdienst dat voor de berekening van de dividendruimte de commerciële waarde van de pensioenverplichtingen als uitgangspunt moet worden genomen.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.
4. Vervallen maximumgrens leidingwaterbelasting
Ingevolge de nota van wijziging en overeenkomstig de Begrotingsafspraken 2014 vervalt het maximumverbruik van 300 m3 waarover wordt geheven in de leidingwaterbelasting.11 Hierdoor zal ook over waterverbruik boven de 300 m3 leidingwaterbelasting verschuldigd zijn.
De Afdeling merkt op dat in de toelichting op de nota van wijziging geen motivering wordt gegeven van het vervallen van deze grens. Evenmin wordt ingegaan op de gevolgen hiervan voor grootgebruikers.
De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht aan het vorenstaande te besteden.
5. Budgettair effect afschaffing werkbonus
In de toelichting op de nota van wijziging wordt vermeld dat de afschaffing van de werkbonus een structurele besparing oplevert van € 210 miljoen.12
De Afdeling merkt hierover op dat die besparing niet overeenkomt met de structurele besparing van € 163 miljoen zoals die staat vermeld in de budgettaire tabel.13 Voorts merkt de Afdeling op dat deze structurele besparing van € 163 miljoen niet overeenkomt met de ingevolge de Begrotingsafspraken 2014 voorziene oplopende besparingen voor de jaren 2015 en volgende.14
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
goed te vinden dat de nota van wijziging wordt gezonden aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn
geschonken.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 19.↩︎
Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 4, blz. 2.↩︎
Kamerstukken II 2012/13, 33 726, nr. 2.↩︎
Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 19, blz. 4.↩︎
Kamerstukken II 2012/13, 33 726, nr. 3, blz. 2.↩︎
Kamerstukken II 2012/13, 33 726, nr. 3, blz. 2-3.↩︎
Onderdeel 1 van de nota van wijziging (toevoeging, ingevolge onderdeel c, van een nieuw onderdeel Fa aan artikel I van het wetsvoorstel Belastingplan 2014).↩︎
Zie onder I. Algemeen, Maatregelen voortvloeiend uit de Begrotingsafspraken 2014, Aftrek specifieke zorgkosten, tweede alinea, de op drie, op vier en op vijf na laatste volzinnen.↩︎
Onderdelen 1 en 2 van de nota van wijziging (toevoeging, ingevolge onderdeel a, van een nieuw onderdeel 00A aan artikel I van het wetsvoorstel Belastingplan 2014, respectievelijk toevoeging, ingevolge onderdeel c, van een nieuw onderdeel EA aan artikel II van het wetsvoorstel Belastingplan 2014.↩︎
Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 7, blz. 13-14, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 46, blz. 61, en Handelingen I 2012/13, nr. 12, item 3, blz. 14.↩︎
Onderdeel 15 van de nota van wijziging (toevoeging, ingevolge onderdeel a, van een nieuw onderdeel 0000A aan artikel XXIII van het wetsvoorstel Belastingplan 2014).↩︎
Zie onder I. Algemeen, Maatregelen voortvloeiend uit de Begrotingsafspraken 2014, Afschaffing van de werkbonus, laatste volzin.↩︎
Zie onder I. Algemeen, Budgettaire aspecten.↩︎
€ 163 miljoen in 2015, € 183 miljoen in 2016, € 196 miljoen 2017, en structureel € 210 miljoen met ingang van 2018 (Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 19, blz. 3).↩︎