Aanbiedingsbrief
Bijlage
Nummer: 2013D42999, datum: 2013-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (2013D42998)
Preview document (đ origineel)
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico-Stad, 18 juli 2013 (Trb. 2013, 138) Toelichtende nota ALGEMEEN Inleiding In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) het rapport âHarmful Tax Competition, an emerging global issueâ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ă©Ă©n van de genoemde landen met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte fiscale praktijken te gaan beĂ«indigen en in het bijzonder om transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot belastingzaken tot stand te brengen. Op 18 april 2002 maakte de OESO het âModel Agreement on Exchange of Information on Tax Mattersâ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat als basis diende voor het onderhavige Verdrag. De OESO beoogt via deze wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Aruba ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel mogelijk met andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een inlichtingenartikel conform de laatste versie van artikel 26 van de OESO âModel Tax Convention on Income and Capitalâ (2005) te sluiten, alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange Agreements (TIEAâs) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen. Recente ontwikkelingen In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de âwitte lijstâ), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet substantieel hebben geĂŻmplementeerd (de âgrijze lijstâ) en landen die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de âzwarte lijstâ). Onder de âgrijze lijstâ was een dertigtal gecommitteerde jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de OESO-normen dat een land ten minste twaalf informatie-uitwisselingverdragen (TIEAâs) of belastingverdragen met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiĂ«le groei van het aantal overeengekomen TIEAâs en een snelle toename van het aantal (her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze ontwikkelingen. Inmiddels staat Aruba op de âwitte lijstâ van de OESO. Onderhandelingen met Mexico Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van Aruba en Mexico. II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Voor het Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag als basis gediend. De verdragstekst met Mexico komt in grote lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voorzover de bepalingen van het Verdrag substantieel afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht. Dit geldt voor de artikelen 3, 4, 6 en 9. Daar waar de bepalingen niet of niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt voor de toelichting ervan verwezen naar dat commentaar. Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van belastingzaken. De maatstaf van âvoorzienbare relevantieâ wordt gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. In het tweede lid is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal zijn op Aruba en niet op andere delen van het Koninkrijk der Nederlanden. Artikel 3 Interpretatie van het Verdrag Op verzoek van de Mexicaanse autoriteiten is â in afwijking van het OESO-modelverdrag â artikel 3 toegevoegd. Het artikel is bedoeld als extra houvast voor de bevoegde autoriteiten bij het interpreteren van bepalingen in het onderhavige Verdrag. In dit artikel wordt uitdrukkelijk aangegeven dat, indien in het Verdrag een artikel is opgenomen dat gelijkluidend is aan het OESO-modelverdrag, de bevoegde autoriteiten de commentaren van het bedoelde OESO-modelverdrag in aanmerking kunnen nemen bij de interpretatie. Artikel 4 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid wordt bepaald dat het Verdrag ziet op alle belastingen die door de afzonderlijke partijen worden geheven. In het tweede lid is bepaald dat belastingen die na de datum van ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of in wezen gelijksoortig zijn met de bestaande belastingen en dienen ter aanvulling op of vervanging van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de reikwijdte van dit Verdrag vallen. Op voorstel van de Mexicaanse autoriteiten is in afwijking van het OESO-modelverdrag ervoor gekozen om deze belastingen rechtstreeks onder de werking van het Verdrag vallen, zonder dat daar tussen de partijen eerst overeenstemming behoeft te bestaan. Op verzoek van Mexico wordt in het derde lid expliciet bepaald dat belastingen die niet door de centrale overheid worden geheven, niet onder de werking van het Verdrag vallen. Artikel 5 Begripsomschrijvingen In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen gedefinieerd. Zo bevatten de onderdelen b en c een omschrijving van het grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel d wordt aangegeven wie in beide landen als de bevoegde autoriteit wordt aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister belast met FinanciĂ«n of zijn bevoegde vertegenwoordiger. Conform het OESO-modelverdrag zijn in de onderdelen p en q de omschrijvingen opgenomen van âstrafwettenâ en âfiscale delictenâ. Voor het OESO-modelverdrag zijn bedoelde begripsomschrijvingen relevant in het kader van de inwerkingtredingbepaling. In het OESO-modelverdrag wordt voor de inwerkingtreding van het Verdrag onderscheid gemaakt tussen âfiscale delictenâ en overige belastingzaken. Voor het onderhavige Verdrag is bedoelde omschrijving feitelijk overbodig, aangezien de begrippen in het Verdrag niet verder voorkomen. Artikel 6 Uitwisseling van inlichtingen In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel inhoudelijk afwijkt van het OESO-modelverdrag, is het niet de bedoeling dat daardoor op een andere wijze invulling wordt gegeven aan de informatie-uitwisseling dan onder het OESO-modelverdrag. Het eerste lid bepaalt welke informatie in het kader van de uitvoering van het Verdrag wordt uitgewisseld. Dit lid is opgenomen op voorstel van Mexico, waarbij niet verwezen wordt naar artikel 1, maar de bewoordingen van dit artikel zijn herhaald. In het tweede lid wordt vastgelegd dat de nationale wetgeving van de aangezochte partij niet mag voorkomen dat, of van invloed mag zijn op, het zoeken of uitwisselen van informatie die betrekking heeft op gevolmachtigden, zaakwaarnemers en agenten, financiĂ«le instellingen, alsmede de identificatie van aandeelhouders of partners van een persoon of andere collectieve entiteit, of informatie die in het bezit zijn van de bevoegde autoriteit. De uitwerking van dit artikel komt overeen met die van artikel 5, vierde lid van het OESO-modelverdrag. Het derde lid bevat de verplichting voor partijen om spontaan informatie uit te wisselen die relevant is voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Op welke wijze deze informatie zal worden uitgewisseld door de partijen zal nader worden overeengekomen tussen partijen. Het vierde lid komt overeen met het eerste en tweede lid van artikel 5 van het OESO-modelverdrag en bevat daarmee naast de verplichting om op verzoek informatie uit te wisselen, ook de inspanningsverplichting de gevraagde informatie door middel van alle relevante methoden van informatievergaring te verschaffen Er is sprake van een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de invordering, ede opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met Mexico op de hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is. Als de voorhanden zijnde informatie niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, bestaat op grond van dit lid de verplichting om de gevraagde informatie door middel van alle relevante methoden van informatievergaring te verschaffen die zijn toegestaan op grond van de nationale wetgeving. De verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de zogenoemde âdouble incriminalityâ) of indien de aangezochte partij de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten âdomestic tax interestâ-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte partij om informatieverstrekking te weigeren. In het verlengde van het vierde lid bepaalt het vijfde lid dat de aangezochte partij de informatie moet vergaren en verschaffen op dezelfde manier als het geval zou zijn geweest als het een belasting zou betreffen die door de aangezochte partij zelf wordt geheven. Voor zover de nationale wetgeving van de partijen dat toestaat bepaalt het zesde lid dat op verzoek van de aangezochte partij nader omschreven procedures en formaliteiten kunnen worden toegepast. Het zevende lid bepaalt daarbij nog eens uitdrukkelijk dat de voorgestelde werkwijze om informatie te verschaffen is opgenomen om ervoor zorg te dragen dat alle mogelijke maatregelen worden genomen en inspanningen worden gedaan om de verzochte informatie te kunnen uitwisselen. Het achtste lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie tussen partijen. Dit lid bepaalt dat de aangezochte partij binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek moet reageren. Mocht de aangezochte partij niet binnen de genoemde termijn van 60 dagen aan het verzoek kunnen voldoen, dan bepaalt het negende lid dat de verzoekende partij hiervan op de hoogte moet worden gesteld waarbij een indicatie wordt gegeven van de datum waarop aan het verzoek tegemoet zal worden gekomen. Ook in het geval het moeilijk is om binnen de termijn de verzochte informatie te verschaffen of het verzoek om informatie zal worden afgewezen dient de verzoekende partij hiervan gemotiveerd op de hoogte te worden gesteld. Het elfde lid bepaald dat de verstrekte informatie beschouwd kan worden als correct, tenzij het tegendeel wordt bewezen, Artikel 7 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. Zo beperkt het derde lid de plicht tot het vergaren van informatie ten aanzien van de vertrouwelijke communicatie tussen bijvoorbeeld een advocaat en zijn cliĂ«nt. In dit verband wordt verwezen naar artikel 51, tweede lid, van de Algemene landsverordening belastingen op basis waarvan enkele beroepsgroepen zich kunnen beroepen op hun geheimhoudingsplicht. Artikel 9 Kosten Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de aangezochte partij de gewone kosten die opkomen bij de geboden bijstand zelf moet dragen. Indien de kosten die zouden opkomen bij een specifiek verzoek tot het verstrekken van informatie naar verwachting buitengewoon zullen zijn, zullen deze kosten worden gedragen door de verzoekende partij. Onder buitengewone kosten worden bijvoorbeeld begrepen redelijke kosten die verband houden met het inhuren van externe adviseurs in het kader van procesvoering. In het geval dat de aangezochte partij verwacht aanmerkelijke kosten te zullen maken dient de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij hierover echter wel vooraf in overleg te treden met de verzoekende partij. Artikel 10 Uitvoeringswetgeving Dit artikel bevat de verplichting wetswijzigingen tot stand te brengen die noodzakelijk zijn om aan de voorwaarden van het Verdrag te kunnen voldoen en er uitvoering aan te kunnen geven. Op grond van de huidige bepalingen van de Algemene landsverordening belastingen is het mogelijk het Verdrag uit te voeren. Artikel 11 Procedure voor onderling overleg Mochten zich bij de implementatie of interpretatie van dit Verdrag problemen voordoen, dan geeft dit artikel de mogelijkheid een procedure voor onderling overleg overeen te komen om die problemen op te lossen. In het tweede lid wordt de basis gelegd voor het in onderling overleg overeenkomen van uitvoeringsregelingen. Artikel 12 Inwerkingtreding Dit artikel bevat een bepaling met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor zowel de fiscale delicten en overige belastingzaken geldt dat het Verdrag in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ontvangst van de laatste notawisseling tussen Partijen. In aanvulling hierop bepaalt het derde lid dat binnen de voorwaarden die het Verdrag geeft, informatie kan worden uitgewisseld die afkomstig is voor de datum van inwerkingtreding van het Verdrag. Artikel 13 BeĂ«indiging Dit artikel regelt de beĂ«indiging van het Verdrag, waarbij het van belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht (artikel 8) blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is verkregen in het kader van de toepassing van het Verdrag. In het eerste lid wordt bovendien bepaald, dat opzegging niet eerder kan plaatsvinden dan twee jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag. III. KONINKRIJKSPOSITIE Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor Aruba. DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, OESO, âTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and Eliminating Harmful Tax Practicesâ, juni 2000. Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie: http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf. Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie hiervoor: zie hiervoor: http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00 .html. Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDâs Work on Countering International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via. http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf. PAGE 4 PAGE 2 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).