[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden eerste termijn begrotingsbehandeling Economische Zaken (onderdeel Economie en Innovatie)

Bijlage

Nummer: 2013D44088, datum: 2013-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Schriftelijke antwoorden eerste termijn begrotingsbehandeling Economische Zaken (onderdeel Economie en Innovatie) (2013D44087)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste
termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken voor
2014

Hieronder is de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen
per woordvoerder weergegeven. De overige gestelde vragen worden
mondeling beantwoord.

Gesthuizen (SP)

1. Gesthuizen (SP): Naar aanleiding van KPN: Deelt de minister de mening
dat vitale bedrijven te gemakkelijk in buitenlandse handen kunnen komen?
Wat wil de minister doen om dit in de toekomst te voorkomen?

De Autoriteit Financiële Markten heeft 16 oktober jl. het overnamebod
van América Móvil op KPN goedgekeurd. Dezelfde dag maakte América
Móvil echter bekend af te zien van het bod. In het begeleidend
persbericht noemt América Móvil als belangrijkste reden hiervoor de
opgeworpen beschermingswal door de Stichting Preferente Aandelen B KPN
en het verloop van de gesprekken met KPN. Nu América Móvil het
aangekondigde bod niet gestand doet, mag América Móvil volgens de
Nederlandse biedingsregels gedurende zes maanden niet nogmaals een bod
doen op KPN.

Aan het verzoek van lid Gesthuizen (SP) om een onderzoek te doen, voldoe
ik graag. Dit sluit aan bij het voorgenomen onderzoek zoals vermeld in
mijn van 12 september jl. Dit komt er op neer dat het kabinet wil
onderzoeken of in het kader van de effectieve borging van publieke
belangen, in het bijzonder de nationale veiligheid, bestaande
maatregelen nog effectiever kunnen worden toegepast en of aanvullende
voorzieningen nodig zijn bij buitenlandse overnames die vitale diensten
betreffen (zoals bij KPN het geval is). 

Ik vind het belangrijk dat buitenlandse ondernemingen actief mogen
worden in Nederland. Daarbij hoort ook een mogelijke overname van KPN
door een buitenlands bedrijf. Een open investeringsklimaat levert een
belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Belangrijk in dit
verband is wel dat alle aanbieders, ook aanbieders die in buitenlandse
handen zijn, zich aan bestaande wet- en regelgeving, contracten en
anderszins gemaakte afspraken moeten houden. Het kabinet zal u in het
eerste kwartaal van 2014 over de uitkomst van voornoemd onderzoek
informeren.

2. Gesthuizen (SP): wat is de reactie van de minister op het standpunt
van Sandd inzake de Universele Postdienst (UPD)?

Als gevolg van structurele en toenemende volumedalingen op de
Nederlandse postmarkt staat de financiële houdbaarheid van de
universele postdienst (UPD) onder druk. Ten behoeve van een structurele
oplossing voor deze problematiek, moet de UPD rendabel kunnen worden
uitgevoerd. De Tweede Kamer is in dit verband bij brief van 3 juni 2013
geïnformeerd over diverse voorgenomen maatregelen om een rendabele
uitvoering van de UPD beter te kunnen borgen. Naast de extra ruimte die
is gecreëerd om de UPD-tarieven te kunnen laten stijgen, zijn om
verdere stijgingen van de UPD-tarieven zoveel mogelijk te kunnen
beperken in die brief ook maatregelen voorgesteld om de kosten van de
UPD te verminderen. 

Momenteel is bij de Eerste Kamer een wetsvoorstel in behandeling waarmee
onder meer het aantal verplichte bezorg- en ophaaldagen binnen de UPD
wordt verminderd van zes naar vijf. Daarnaast wordt op dit moment een
wetsvoorstel voorbereid ter modernisering van de UPD, waarin wordt
voorgesteld het verplichte aantal postvestigingen en brievenbussen te
verminderen. Om voorts ook in de toekomst beter rekening te kunnen
houden met de snel veranderende behoeften en het gedrag van gebruikers
van de UPD, zal in dit wetsvoorstel tevens een periodieke evaluatie van
de UPD worden opgenomen. Ook zal dit wetsvoorstel een wijziging bevatten
van de artikelen 30 en 31 van de Postwet 2009, waarin de
vergoedingssystematiek voor eventuele nettokosten binnen de UPD is
neergelegd. Het streven is het wetsvoorstel ter modernisering van de
UPD in het voorjaar van 2014 bij de Tweede Kamer in te dienen. 

3. Gesthuizen (SP): Hoofdaannemers kiezen onderaannemers op laagste
prijs. De Aanbestedingswet die in werking is getreden beoogt toch juist
dat niet meer op laagste prijs wordt gegund?

In de Aanbestedingswet is inderdaad bepaald dat aanbestedende diensten
opdrachten in beginsel moeten gunnen op basis van de economisch meest
voordelige inschrijving, wat neerkomt op de beste prijs-kwaliteit
verhouding, en niet op basis van laagste prijs. Als aanbestedende
diensten toch op laagste prijs gunnen moeten zij die keuze motiveren.
Wanneer zij dat niet doen kunnen ondernemers daarover klagen bij de
aanbestedende dienst, dit aankaarten bij de Commissie van
Aanbestedingsexperts of ze kunnen naar de rechter. 

Het lid Gesthuizen (SP) merkt op dat hoofdaannemers kiezen voor de
onderaannemer die de laagste prijs biedt. Dit staat los van de relatie
tussen de aanbestedende dienst en de ondernemers die de opdracht gegund
krijgt. De Aanbestedingswet ziet niet op die relatie tussen de
hoofdaannemer en onderaannemer, deze contractuele relaties worden
bepaald door het Burgerlijk Wetboek. Het staat een hoofdaannemer vrij om
een onderaannemer te contracteren. Wanneer een aanbestedende dienst
echter vraagt om kwaliteit zal de winnende ondernemer ook kwaliteit
moeten bieden en zal hij dus ook onderaannemers contracteren die
kwaliteit bieden.

4. Gesthuizen (SP): Op de EZ-begroting is € 5 mln gereserveerd voor
TenderNed. Waarom is € 5 mln beschikbaar voor TenderNed terwijl aan de
markt € 500.000 wordt gerekend? Graag een reactie van de minister.
Klopt het dat TenderNed investeert in o.a. het bouwen van systemen voor
inschrijfmodules, terwijl dit geen wettelijke taak is?

Ik heb geen inzicht in de kosten die private aanbieders maken voor de
ontwikkeling en het beheer van hun platforms voor elektronisch
aanbesteden. De € 5 miljoen op de EZ-begroting is daadwerkelijk
nodig voor onder andere personeelskosten, het functioneel beheer en het
technisch beheer van TenderNed. 

Op grond van de Aanbestedingswet 2012 draag ik zorg voor een
elektronisch systeem voor aanbestedingen en is publicatie van
aankondigingen van overheidsopdrachten op TenderNed verplicht. De
overheid wil door middel van het aanbieden van dit basissysteem voor
elektronisch aanbesteden zeker stellen dat aanbestedende diensten in
Nederland elektronisch kunnen aanbesteden. Het is belangrijk dat dit
systeem robuust is en aan hoge eisen van beveiliging en
gegevensintegriteit voldoet. Het basissysteem bestaat uit een
publicatiemodule, een inschrijfmodule en een digitaal bedrijfsregister.
Gebruik van de publicatiemodule (het voorbereiden van de aankondiging),
de inschrijfmodule en het bedrijvenregister is vrijwillig. De
publicatiemodule kan worden gebruikt om aan de verplichte publicatie te
voldoen. 

TenderNed voorziet echter ook in koppelingen met elektronische
aanbestedingssystemen van private aanbieders, zodat ook langs die weg de
verplichte publicatie op TenderNed kan plaatsvinden. TenderNed maakt
uitsluitend kosten die samenhangen met het basissysteem.

5. Gesthuizen (SP): het Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC) heeft
€ 700.000 funding nodig en die kan niet gevonden worden. Is de
minister bereid € 8 mln uit het topsectorenbudget te reserveren voor
deze en andere projecten inzake dierproeven?

De staatssecretaris van Economische Zaken heeft recent aan het
Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC) een brief gestuurd over
afspraken die er zijn gemaakt omtrent de validatie van het onderzoek wat
zij uitvoeren inzake dierproeven. Daarin is aangegeven dat er verkend
wordt of er mogelijkheden zijn in het kader van het topsectorenbeleid
Life Sciences and Health en door het NTC of er mogelijkheden zijn in het
kader van de budgetten die de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) beschikbaar heeft voor het
topsectorenbeleid. Daarnaast is aan het NTC gevraagd of op andere dan
financiële wijze ondersteuning geboden zou kunnen worden vanuit het
ministerie. 

Het specifiek reserveren van middelen voor specifieke projecten binnen
de topsectoren past niet binnen de vraagsturing van het
topsectorenbeleid. Het is aan de betrokken partijen om binnen het kader
de mogelijkheden te verkennen. 

Ten algemene heeft de staatssecretaris van Economische Zaken aan uw
Kamer toegezegd in december te komen met een plan van aanpak dierproeven
waarin ook verschillende financieringsmogelijkheden worden onderzocht,
naast de middelen die reeds beschikbaar zijn.

6. Gesthuizen (SP): Wil de minister het landelijk netwerk wandel- en
fietspaden verder uitrollen? Is de minister bereid om te zorgen voor
ontkokering van dit onderwerp binnen zijn eigen departement en met het
ministerie van IenM?

De Rijksverantwoordelijkheid voor de landelijke routenetwerken voor
wandelen en fietsen is door het Bestuursakkoord Natuur komen te
vervallen. Het is aan de regio om deze onderwerpen al dan niet op te
pakken. 

Overigens is naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de Tweede
Kamer op 13 maart jl. over de gastvrijheidseconomie een motie aangenomen
van de leden Öztürk en Jacobi (beiden PvdA) over wandelen over
boerenland. In deze motie wordt gevraagd om met provincies,
waterschappen, landschapsbeheer en anderen in overleg te treden om hen
aan te sporen alsnog de ILG-afspraak over de realisatie van 879 km
wandelen over boerenland na te komen met als streefdatum 1 januari 2016.
Ter uitvoering van de motie is het verzoek van de Kamer onder de
aandacht gebracht van Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies
met het verzoek om een reactie. Na ontvangst van de reacties zal de
Kamer worden geïnformeerd.

Lucas (VVD)

7. Lucas (VVD): Kunt u Europese structuurfondsen inzetten voor
innovatieclusters in plaats van fietspaden? Dit helpt ook om een fysiek
ecosysteem te creëren. 

Ik ben van mening dat de Europese structuurfondsen vooral moeten worden
ingezet op innovatie.  EFRO wordt daarom in de komende periode
uitsluitend nog ingezet op de thema’s innovatie en koolstofarme
economie en dus niet aan fietspaden. Binnen de nieuwe programma’s, met
deze geconcentreerde inzet van EFRO-middelen, kunnen ook fysieke
ecosystemen worden gecreëerd.

De Liefde (VVD)

8. De Liefde (VVD): De ACM moet de komende jaren structureel 125 miljoen
euro aan boetes binnenhalen. Uit de begroting voor komend jaar blijkt
dat de ACM 50 miljoen binnenhaalt en de resterende 75 miljoen ten koste
gaat van subsidies. Welke mogelijkheden heeft de minister om dit bedrag
te beperken? Kan hij bijvoorbeeld toezeggen dat iedere meevaller bij de
ACM wordt ingezet om deze bezuiniging te verzachten?

Het kabinet heeft naar aanleiding van de raming uit het Regeerakkoord
een realistische meerjarenraming gemaakt voor de boete-inkomsten uit
ACM-boetes. Uit onderzoek blijkt dat slechts een beperkte verhoging van
de boete-inkomsten van circa € 3 tot € 10 miljoen vanaf 2017
haalbaar zou kunnen zijn. De kans dat er grote meevallers zullen
optreden in de boete-inkomsten is dan ook zeer beperkt. De
boete-inkomsten voor 2014 en verder zijn geraamd op circa € 31
miljoen. Het besparingsverlies bij de boeteraming wordt daarom geraamd
op € 75 miljoen in 2014, oplopend tot € 115 miljoen structureel. Het
kabinet heeft besloten om het besparingsverlies conform het
Regeerakkoord te compenseren uit het fiscale (innovatie)
instrumentarium.

Er is een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Hiervoor bestaat een
apart uitgavenkader en een apart lastenkader. Indien in een bepaald jaar
meer ACM-boetes worden geïnd dan begroot, dan valt die meevaller onder
het uitgavenkader. Eventuele meevallers kunnen in dat geval gebruikt
worden voor het opvangen van uitgaventegenvallers of voor het verzachten
van bezuinigingen op subsidies binnen de EZ-begroting.

9. De Liefde (VVD): Elektronische identificatie levert zorgen op voor
ondernemers. De VVD roept deze minister op het voortouw te nemen in de
realisatie van een consument- en ondernemersvriendelijke vorm van eID.
Kan de minister toezeggen voor de zomer met een uitgewerkt voorstel te
komen?

Voor ondernemers beschikt EZ al over een ondernemersvriendelijke vorm
van eID, namelijk eHerkenning, dat heel goed werkt. Zo gebruikt I&M
eHerkenning voor het online aanvragen van omgevingsvergunningen, V&J
voor het afgeven van elektronische verklaringen omtrent gedrag (eloVO)
en EZ voor het indienen van subsidie-aanvragen. Op dit moment werk ik
samen met de minister van BZK aan een brief over het door BZK
aangekondigde eID-stelsel en de Digid Kaart. Ik ben voornemens het goed
werkende eHerkenning op zorgvuldige wijze te migreren naar het eID
Stelsel. Binnen dit eID-stelsel kunnen zowel ondernemers en burgers zich
op betrouwbare wijze identificeren voor digitale diensten. De DigiD
Kaart moet het voor webwinkels mogelijk maken om online
leeftijdsverificatie van consumenten op een betrouwbare wijze uit te
voeren, zonder dat er gegevens zoals het BSN of geboortedatum worden
vrijgegeven. Ik verwacht uw Kamer deze brief voor het kerstreces te
kunnen doen toekomen.

Graus (PVV)

10. Graus (PVV): Accijnsverhogingen leiden tot minder economische groei
en daardoor tot minder staatsinkomsten. Voorstel: 1% minder accijnzen
dan in omliggende landen. Graag reactie van de minister.

In het overleg over het Belastingplan is de accijnsverhoging al
uitvoerig aan de orde geweest. Dat is de plek waar dit onderwerp in
beginsel thuishoort. 

Een aantal Kamerleden heeft tijdens het wetgevingsoverleg inzake het
Belastingplan gevraagd naar weglekeffecten, met name grenseffecten. Daar
is door het kabinet serieus naar gekeken. Met betrekking tot de
verhoging van de tabaksaccijns is een grenseffectenrapportage op
Prinsjesdag aan uw Kamer gezonden. Op basis daarvan is de verhoging van
de tabaksaccijns met een jaar uitgesteld. Daarnaast is de
accijnsverhoging op bier, wijn en tussenproducten sterk gemitigeerd. 

Overigens wordt de prijsstelling niet alleen beheerst door de hoogte van
de accijns. Dat zien we ook als we de consumentenprijzen in grensstreek
vergelijken. Ik zie daarom geen directe noodzaak voor een algemene regel
dat de accijns altijd lager zou moeten liggen dan in ons omringende
landen. Het kabinet houdt de vinger aan de pols. Niet alleen als het
gaat om de accijnsopbrengsten, ook waar het gaat om de effecten voor
ondernemers in de grensstreek.

11. Graus (PVV): Wat doet de minister om oneerlijke concurrentie
(goedkope arbeidskrachten) vanuit het Oostblok tegen te gaan? Hoe
beschermt de minister de land- en tuinbouw?

Het kabinet is van mening dat oneerlijke concurrentie op
arbeidsvoorwaarden dient te worden bestreden. Voor gelijk werk dienen
gelijke arbeidsvoorwaarden te gelden. Het kan en mag niet zo zijn dat
werknemers worden ingeruild voor buitenlandse arbeidskrachten die
goedkoper zijn wegens het gebruik van schijnconstructies.
Schijnconstructies hebben verschillende verschijningsvormen. Er kan
bijvoorbeeld sprake zijn van ontduiking van het wettelijk minimumloon of
van ontwijking van premieafdracht. Gelet op de aard van de problematiek,
heeft het kabinet de samenhangende aanpak-Schijnconstructies ingezet.
Deze aanpak is opgesteld in samenwerking tussen de ministers van SZW,
EZ, FIN, I&M en V&J. Uw Kamer is hierover in april 2013 door de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd. Speerpunten zijn:
aanpak van schijnzelfstandigheid; tegengaan ontduiking minimumloon;
aanpak ontwijking premieafdracht; tegengaan ontduiking cao's; inzet op
internationale afspraken over bijvoorbeeld grensoverschrijdende
informatieafwisseling tussen uitvoeringsorganisaties. Voor de nadere
uitwerking van deze thema's verwijs ik naar de betreffende Kamerbrief.

12. Graus (PVV): Hoge parkeertarieven beïnvloeden de leegstand onder de
detailhandel. Verzoek om een proef te doen waarin parkeertarieven worden
vastgesteld op 1 euro per uur, in samenwerking met Vereniging
Nederlandse Gemeenten.

Naast conjuncturele tegenwind ondergaat de detailhandelsector ook
structurele veranderingen, zoals de toename van verkoop via internet en
de groei van grote ketens. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er meer
winkels leeg komen te staan. Ik ben met de detailhandelsector in gesprek
gegaan en heb mijn medewerking aan de door detailhandel Nederland
voorgestelde ‘Taskforce Winkelleegstand’ toegezegd. Detailhandel
Nederland werkt momenteel aan een voorstel dat op 4 december a.s. zal
worden besproken in de Winkeltop. 

De verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening en winkelleegstand is
sinds 2004 (Nota Ruimte) gedecentraliseerd en daarmee de
verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Het beleid ten aanzien
van parkeertarieven valt ook onder de verantwoordelijkheid van
gemeenten. Het debat hierover dient te worden gevoerd in de
gemeenteraad. De rol van het Rijk is dus primair faciliterend.

Het Kamerlid Kuiken (PvdA) heeft recentelijk twee
initiatiefwetsvoorstellen ingediend om betalen per tijdseensheid
mogelijk te maken, zodat consumenten in ieder geval niet betalen voor
tijd die zij niet hebben gebruikt.

13. Graus (PVV): Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering
van de motie Graus (PVV) om vergunningprocedures te verkorten en
vereenvoudigen?

Het kabinet geeft voortvarend uitvoering aan de door de heer Graus
genoemde motie. Er is een aantal voorbeelden, zoals het
Activiteitenbesluit, waarbij ervoor gekozen is om een groot aantal
vergunningplichtige activiteiten onder algemene regels te brengen. In
drie tranches is hiermee sinds 2008 voor vele tienduizenden bedrijven de
milieuvergunningplicht komen te vervallen. Het kabinet en de VNG
stimuleren voorts via het programma Beter en Concreter ook gemeenten om
waar mogelijk vergunningplichten af te schaffen. Ook is in maart 2010 de
Crisis- en Herstelwet in werking getreden. De wet biedt de mogelijkheid
anders om te gaan met regelgeving en besluitvorming te versnellen. Ook
bevat de wet experimentele bepalingen voor gebiedsontwikkeling,
innovatie en duurzaamheid. In het afgelopen voorjaar heeft het kabinet
de looptijd van de Crisis- en Herstelwet voor onbepaalde tijd verlengd.


14. Graus (PVV): Kan de minister de verhoging van de postzegelprijs
voorkomen?

Vanwege toenemende volumedalingen binnen de Universele Postdienst (UPD)
zijn de kosten uit de pas gaan lopen met de tarieven. In de huidige
tariefregulering op de postmarkt wordt met volumedalingen onvoldoende
rekening gehouden. De Tweede Kamer is bij brief van 3 juni geïnformeerd
dat een extra toename in de UPD-tarieven onvermijdelijk is. In deze
brief is aangegeven dat er voor 2014 8% aan extra tariefruimte zou
worden gecreëerd om een verdere stijging van de postzegelprijs per 1
januari 2014 mogelijk te maken. Als gevolg hiervan mag de postzegelprijs
per 1 januari 2014 met 4 cent stijgen. Hiermee zal de postzegelprijs
€0,64 bedragen. Tegelijkertijd worden ook maatregelen voorgesteld die
de kosten van de UPD verminderen, zoals een vermindering van het aantal
postvestigingen en brievenbussen. Hiertoe wordt momenteel een
wetsvoorstel voorbereid. Er wordt naar gestreefd een concept van dit
wetsvoorstel dit najaar openbaar te consulteren.

Mei Li Vos (PvdA)

15. Mei Li Vos (PvdA) : Fraude via internet: het type franchisefraude
komt steeds vaker voor. Zijn er mogelijkheden om consumentenbescherming
van toepassing te laten zijn voor het MKB?

Het kabinet heeft oog voor de problemen waartegen met name kleine
ondernemers aanlopen. Veel gehoorde klachten zijn acquisitiefraude,
spookfacturen en fraudeleuze franchisebedrijven. Deze problemen zullen
echter niet opgelost kunnen worden door consumentenwetgeving, al dan
niet integraal, toe te passen op kleine ondernemers. Dit komt omdat de
consumentenwetgeving niet op deze problemen is toegesneden. De
consumentenwetgeving bevat bijvoorbeeld veel informatieverplichtingen
die voor de onderlinge handel tussen ondernemingen niet relevant zijn en
onnodig veel administratieve lasten opleveren. Een oplossing specifiek
gericht op ondernemers heeft daarom mijn voorkeur. Idealiter is dit ook
een oplossing op Europees niveau. Bedrijven die frauduleuze aanbiedingen
versturen, werken vaak over grenzen heen. Dit geldt in ieder geval voor
‘spookfacturen’ en acquisitiefraude, en kan zeker ook aan de orde
zijn bij frauduleuze franchiseaanbiedingen. 

De Europese Commissie heeft eind 2012 aangekondigd dat de Richtlijn
tegen misleidende marketingpraktijken wordt aangescherpt. Het kabinet
zal zich daarbij sterk maken voor een goede bescherming van ondernemers
tegen misleidende acquisitiepraktijken. De verwachting is dat de
Europese Commissie voor het einde van dit jaar met een voorstel komt. 

Er bestaan wettelijke middelen om frauduleuze franchiseaanbiedingen aan
te pakken als gebruik wordt gemaakt van vervalste jaarstukken om de
aanbieding mooier voor te stellen dan die in werkelijkheid is. Dit kan
zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk aangepakt worden. De aanpak
van franchisefraude behoort niet tot het takenpakket van de Autoriteit
Markt en Consument. 

16. Mei Li Vos (PvdA): Op de agentschappen van EZ worden in
achtereenvolgende begrotingen in de tijd steeds oplopende kortingen
ingeboekt. En vervolgens worden deze besparingen in de praktijk nooit
gehaald. Heeft de minister hier een sluitende verklaring voor?

De constatering dat de ingeboekte besparingen nooit worden gehaald is
niet correct. De verklaring voor een hogere realisatie dan de stand
ontwerpbegroting is dat er naast het inboeken en realiseren van
kortingen, vaak ook sprake is van aanvullende opdrachten aan de
agentschappen later in het jaar na de presentatie van de
ontwerpbegroting.

In de ontwerpbegroting wordt een zo actueel en compleet mogelijk beeld
opgenomen van de geraamde uitvoeringskosten naar de stand van dat
moment. Echter, op het moment dat de begroting wordt vastgesteld, is het
opdrachtenpakket voor het volgende jaar nog niet altijd geheel
definitief. Dit kan leiden tot aanvullende opdrachten lopende het jaar
aan de agentschappen, bijvoorbeeld ten gevolge van
beleidsintensiveringen. Ook in de loop van een uitvoeringsjaar kan het
nodig zijn de opdracht aan een agentschap bij te stellen op grond van
externe gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij een uitbraak van een
dierziekte. De realisatie komt dan hoger uit dan de oorspronkelijke
begroting. Uiteraard worden de bijstellingen wel aan de Kamer
gecommuniceerd, via de suppletoire begrotingen.

Zoals eerder aangegeven in de reactie op de motie Jacobi is de
planningsmethodiek ten opzichte van voorgaande jaren aangepast, zodanig
dat er in de ontwerpbegroting een zo compleet mogelijke raming van de
uitvoeringskosten van dat moment wordt gepresenteerd. In de eerste
suppletoire begroting 2013 zijn de hiervoor benodigde financiële
bijstellingen verwerkt.

17. Mei Li Vos (PvdA): De Algemene Rekenkamer constateert dat bij het
opleggen van kortingen aan uitvoeringsorganisaties niet duidelijk wordt
gemaakt of het moet gaan om doelmatigheidswinst en/of het versoberen of
afstoten van publieke taken. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer
was om dit wél expliciet te maken. Waarom heeft de minister deze
aanbeveling (nog) niet opgevolgd?

Taakstellingen op de Rijksdienst kunnen bij uitvoeringsorganisaties
ingevuld worden door efficiencymaatregelen en door het reduceren van
opgedragen taken. In de praktijk is vaak een combinatie van maatregelen
nodig om – met behoud van de hoge eisen aan de kwaliteit van de
uitvoering van het rijksbeleid –  te voldoen aan de opgelegde
taakstellingen. De Algemene Rekenkamer constateert terecht dat uit de
begrotingsstukken vooraf niet altijd expliciet blijkt met welke
maatregelen de taakstelling wordt ingevuld. In toekomstige begrotingen
zal ik de voorziene invulling van kortingen zo goed mogelijk trachten
toe te lichten.

18. Mei Li Vos (PvdA): Ten aanzien van het wetsvoorstel aanmerkelijke
marktmacht heeft de ACM gevraagd om extra ondersteuning voor haar taken.
Krijgt de ACM daar extra capaciteit voor?

Het wetsvoorstel dat de bevoegdheid voor de Autoriteit Consument en
Markt (ACM) introduceert om aan een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke
marktmacht specifieke verplichtingen op te leggen (AMM-instrumentarium),
ligt momenteel ter behandeling bij de Eerste kamer. Met het
AMM-instrumentarium krijgt de ACM een nieuwe taak. Om hieraan een goede
invulling te geven zal de ACM hierop extra capaciteit moeten inzetten.
De ACM krijgt hiertoe de mogelijkheid, zodra de wetswijziging van kracht
wordt. Net als bij andere regelgeving die primair marktordening tot doel
heeft, worden de kosten van dit toezicht conform het rapport Maat houden
doorberekend aan de marktpartijen.

19. Mei Li Vos (PvdA): Wanneer is de minister voornemens artikel 30 en
31 van de postwet aan het parlement te zenden?

Als gevolg van structurele en toenemende volumedalingen staat de
financiële houdbaarheid van de universele postdienst (UPD) onder druk.
De Tweede Kamer is bij brief van 3 juni 2013 geïnformeerd over de
voorgenomen maatregelen om beter te kunnen borgen dat de UPD in de
toekomst rendabel kan worden uitgevoerd. In dit verband wordt momenteel
een wetsvoorstel voorbereid ter modernisering van de UPD, waarin onder
meer een vermindering van het aantal postvestigingen en brievenbussen
wordt voorgesteld. Ook zal in dit wetsvoorstel een voorstel zijn
opgenomen tot wijziging van de artikelen 30 en 31 van de Postwet 2009,
waarin de vergoedingssystematiek voor nettokosten binnen de UPD is
neergelegd. 

Zoals is aangegeven in de bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer, is
een systeem waarin andere postvervoerbedrijven betalen aan eventuele
nettokosten weliswaar Europeesrechtelijk toegestaan, maar gelet op de
Nederlandse situatie met slechts twee landelijke spelers onwenselijk.
Het streven is het wetsvoorstel ter modernisering van de UPD in het
voorjaar van 2014 bij de Tweede Kamer in te dienen. 

Öztürk (PvdA)

20. Öztürk (PvdA): Wat doet de minister om startende ondernemers te
ondersteunen?

Er gebeurt veel om jonge, startende ondernemers, zoals de jonge
ondernemers verbonden aan ROC Zwolle te helpen. Naast de generieke
ondersteuning van ondernemers stimuleren we ook specifiek jong
ondernemerschap. Door:

Stevige verankering van ondernemerschap in het onderwijs.
Ondernemerschapvaardigheden aanleren wordt mogelijk gemaakt door
ondernemerschaponderwijs dat mede door impulsen van EZ in de laatste
jaren in verschillende vormen en op diverse plekken wordt aangeboden,
van basisschool tot universiteit. Zo is in het MBO is vanaf het
schooljaar 2011 – 2012 het ondernemerschap via een certificeerbare
eenheid (CE) ondernemerschap verankerd in de landelijke
kwalificatiestructuur.

Wegnemen van praktische belemmeringen voor jong ondernemerschap. Zo is
bijvoorbeeld in de studiefinanciering de bijverdiengrens zo ingericht
dat deze niet meer nadelig werkt voor studenten die tijdens of meteen na
hun studie succesvol een eigen bedrijf zijn begonnen.

Verhogen transparantie en verbeteren informatievoorziening voor jonge
ondernemers. Het digitale ondernemersloket Antwoordvoorbedrijven.nl en
de Belastingdienst hebben een ‘eigen’ omgeving op hun websites voor
jonge ondernemers gemaakt en dat gaat straks verder in het
Ondernemersplein. 

Verbeteren van het ecosysteem voor jong ondernemerschap. Goede
kennisintensieve omgevingen voor studenten die een bedrijf willen
starten worden geboden door diverse incubators aan hogescholen en
universiteiten. EZ heeft daar ook de inrichting van TTO's (technology
transfer offices) gestimuleerd. 

Daarnaast kunnen jonge ondernemers gebruik maken van ondersteuning die
er is voor alle starters zoals financieringsmogelijkheden gericht op
ondernemers via onder meer Qredits voor kleine kredieten en BMKB. Maar
ook de Seed-regeling gericht op verstrekken van "early
stage"risicokapitaal voor jonge innovatieve bedrijven. Ook is er een
Startersfaciliteit in de WBSO: in 2014 is er een verhoogd starterstarief
van 50% (in plaats van 35%) voor de eerste €250.000 aan
S&O-loonkosten.

21. Öztürk (PvdA): Ontvangt de minister signalen over discriminatie op
de ondernemersmarkt? Wil de minister onderzoeken in hoeverre
discriminatie op de ondernemersmarkt plaatsvindt?

Op dit moment zie ik geen aanleiding tot onderzoek in hoeverre er
discriminatie op de ondernemersmarkt plaatsvindt. Mijn beeld is juist
dat etnisch ondernemerschap groeit en bloeit. In Nederland is het
etnisch ondernemerschap een substantieel onderdeel van het
ondernemerschap: 25% van de starters en 14% van de ondernemers is
etnisch. 

Een breed onderzoek naar ervaren discriminatie in Nederland door het
Sociaal en Cultureel Planbureau bevindt zich in een afrondende fase. Het
wordt in december gepubliceerd en wordt uitgevoerd onder
verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW. Het onderzoek maakt
onderscheid naar diverse groepen, waaronder herkomstgroepen, religieuze
groepen, mensen met een beperking en lesbische, homoseksuele en
biseksuele mensen (LHB-ers). Etnisch ondernemerschap vormt daar
overigens geen specifiek onderdeel van. Mijn ministerie heeft wel
gekeken naar de participatie van etnische ondernemers in het
maatschappelijk middenveld (brancheorganisaties, MKB Nederland, VNO-NCW
en Kamers van Koophandel) naar aanleiding van de vraag van dhr. Ozturk
bij het WGO van vorig jaar. Er is gekeken naar lidmaatschap en
bestuurlijke vertegenwoordiging van etnische ondernemers in Kamers van
Koophandel en bij ondernemersorganisaties (brancheorganisatie en
koepelorganisaties MKB Nederland en VNO-NCW). Bij de betreffende
organisaties is navraag gedaan. Daaruit kwam naar voren dat er afgelopen
jaren veel aandacht aan etnische ondernemers is besteed en ook veel
moeite is gedaan om de etnische ondernemers te laten aansluiten bij
reguliere ondernemersorganisaties en branches. Veel etnische ondernemers
organiseren zich echter bij voorkeur langs etnische lijn, dus in eigen
ondernemersorganisaties.

Bij de regioraden van KvK nieuwe stijl is nadrukkelijk aandacht gegeven
aan diversiteit: de Kamer (Raad van Bestuur) zorgt in dit kader ook dat
in de regioraden de belangen van bijvoorbeeld zelfstandigen zonder
personeel voldoende vertegenwoordigd zijn. Bedoeling is dat de
regioraden zo worden samengesteld dat de belangrijkste groepen in de
regio zich vertegenwoordigd voelen.

Mulder (CDA)

22. Mulder (CDA): Van belang is een goede balans tussen beleid voor het
grootbedrijf en het MKB. De WBSO is een goed voorbeeld van een
instrument voor het MKB. Hoe zijn de andere innovatiemiddelen verdeeld
over de bedrijven, in het bijzonder ten gunste van het MKB?

Hieronder treft u een overzicht van de verdeling van de
innovatiemiddelen over bedrijven, met daarbij het budgetaandeel van het
MKB. De budgetten betreffen het jaar 2014, terwijl de cijfers aangaande
verdeling en gebruik zijn gebaseerd zijn op 2012.

De instrumenten Innovatiefonds MKB+: seed capital en MIT zijn alleen
toegankelijk voor het MKB. De WBSO, RDA, Eurostars en het Innovatiefonds
MKB+: innovatiekredieten staan ook voor bedrijven groter dan MKB open,
maar ook hierbij komt het overgrote deel van het budget ten goede aan
het MKB. Zo is in 2012 73,7% van het WBSO budget en 100% van het budget
voor innovatiekredieten ten goede gekomen aan het MKB. Voor wat betreft
de TKI-toeslag kan nog geen raming worden gegeven omdat deze regeling
pas recent van start zijn gegaan en gegevens nog onbekend zijn. 

Instrument	Begroting 2014 (mln. euro kas)	Budgetaandeel MKB
Budgetaandeel starters	Aantal gebruikers



Generiek





WBSO (fiscaal)	756	73,7%	11%

	 22.2203

RDA (fiscaal)	302	38,7%	n.v.t.	13.860

Innovatiebox (fiscaal)	Raming  625	n.n.b.	n.n.b.	n.n.b.

Innovatiefonds MKB+: seed capital	15,5	100%	100%	210

Innovatiefonds MKB+: Innovatiekrediet	67,5	100%

	n.b.	36

Eurostars	7,9	83%	n.b.	45 (34 MKB)

Specifiek





TKI-toeslag	101,6	n.n.b.	n.n.b.	n.n.b

MIT-regeling	21,2	100%	n.b.	n.n.b.



23. Mulder (CDA): MBK-ers voelen zich niet vertegenwoordigd. Kan
Ondernemen voor Nederland een plek krijgen aan de SER-tafel? Kan de
minister hier een rol bij spelen?

De SER telt in totaal 33 leden: elf ondernemersleden, elf
werknemersleden en elf kroonleden. Samen vormen zij een afspiegeling van
sociaal-economisch Nederland. De benoeming in de SER is telkens voor
twee jaar, van 1 april tot en met 31 maart twee jaar later. 

Werknemersleden en ondernemersleden worden benoemd door de vakcentrales
en ondernemersorganisaties zelf. Bij Koninklijk Besluit wordt bepaald
welke organisaties bevoegd zijn leden te benoemen en hoeveel leden zij
mogen benoemen. De derde groepering, de kroonleden, vertegenwoordigt het
algemeen belang. Zij zijn onafhankelijke deskundigen die – op
voordracht van het kabinet – door de Kroon (bij Koninklijk Besluit)
worden benoemd. 

Elke twee jaar doet de SER een oproep in de Staatscourant aan
organisaties om een verzoek in te dienen als ze voor het lidmaatschap
van de SER in aanmerking willen komen. De SER adviseert hierover
vervolgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raad
baseert zich hierbij op een verordening met regels over de
representativiteit van organisaties. Dit zijn kwalitatieve en
kwantitatieve regels waaraan organisaties moeten voldoen om voor
benoemingsrecht in aanmerking te komen. Ook zijn in de verordening
regels opgenomen over hoe de beschikbare zetels moeten worden verdeeld
over deze organisaties. In hoofdlijnen komt het erop neer dat wordt
gekeken naar de rechtsvorm en doelstelling van organisaties. Bij de
ondernemersorganisaties wordt daarnaast gekeken naar het aantal
ondernemers dat lid is van de organisatie en het gezamenlijke
sociaal-economische gewicht van die leden. Uiteindelijk stelt de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, rekening houdend met het
advies van de SER, formeel de zetelverdeling vast. 

24. Mulder (CDA): CDA is tegen het afschaffen van de Wet vermindering
afdrachtbelasting. Waarom heeft het kabinet deze keuze gemaakt ten
gunste van een bureaucratisch instrument?

De minister van OCW heeft op 23 mei 2013 uw Kamer in een brief
geïnformeerd over het voornemen om de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) op 1 januari
2014 af te schaffen voor het onderwijsdeel en te vervangen door een
subsidieregeling praktijkleren. Deze subsidieregeling is op 31 oktober
2013 in de Staatscourant gepubliceerd.

Belangrijkste reden voor het omvormen van de afdrachtvermindering tot
een subsidieregeling is dat de huidige fiscale regeling niet het
gewenste resultaat oplevert wat betreft het stimuleren van de beoogde
leerwerkplaatsen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door een toenemend
oneigenlijk gebruik. Daarbij is de regeling budgettair onbeheersbaar
gebleken. In een periode van amper vijf jaar tijd is het budgettair
beslag van de regeling namelijk verdubbeld.

Omdat het kabinet het belangrijk vindt om werkgevers financieel te
blijven stimuleren om leerwerkplaatsen aan te bieden, wordt de
subsidieregeling praktijkleren ingevoerd. 

Een subsidie maakt het mogelijk om overheidsgeld effectiever in te
zetten en de uitgaven beter te beheersen. 

Voor de uitgebreide overwegingen om de afdrachtvermindering onderwijs te
vervangen door de subsidieregeling praktijkleren verwijs ik naar de
hiervoor genoemde brief van de minister van OCW van 23 mei 2013 en het
daarover met de Tweede Kamer gevoerde schriftelijke overleg.

25. Mulder (CDA): Intensivering € 50 mln cofinanciering. Hoeveel wil
de minister hiervan inzetten voor toegepast onderzoek? En hoe wordt
ingespeeld op maatschappelijke problemen?

Momenteel werk ik de precieze invulling van de € 50 miljoen
cofinanciering in samenwerking met de minister en staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verder uit. Deelnemers in te
cofinancieren programma’s zijn bedrijven, universiteiten, instituten
van NWO en KNAW en toegepaste kennisinstellingen. Het belang van
toegepast onderzoek is evident, maar op dit moment kan vooruitlopend op
de uitwerking nog niet een inschatting gegeven worden van de omvang van
hun aandeel. 

Uw Kamer ontvangt medio november een overzicht hoe de topsectoren
bijdragen aan de verschillende maatschappelijke uitdagingen en waar hier
kansen liggen. Ondersteunend daaraan is de via NWO ingezette
cofinanciering voor deelname in EU programma’s waarbij geselecteerd is
op de maatschappelijke uitdagingen.

26. Mulder (CDA): Hoeveel gebruik wordt er gemaakt van de instrumenten
van de EIB, met name op MKB financiering? Wat zijn de resultaten zijn
van het gebruik van middelen van de EIB?

De Europese Investeringsbank (EIB) verstrekt financiering en expertise
aan gezonde en duurzame investeringsprojecten, vooral binnen de EU. Het
kabinet zet zich in om het aandeel van de EIB in Nederland te vergroten,
en spoort op verschillende niveaus de EIB aan om aansluiting te blijven
zoeken bij de Nederlandse markt. Zo hebben de EIB en het kabinet al
gezamenlijk voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor het
Nederlandse bedrijfsleven. 

In de afgelopen 5 jaar heeft de EIB meer dan 7.3 miljard euro toegekend
aan investeringen in de infrastructuur en kleine ondernemingen in
Nederland. In 2012 is 1,24 miljard euro aan nieuwe kredieten uitgezet in
Nederland. De in het verleden door de Europese Investeringsbank via
tussenbanken aan het Nederlandse MKB verleende kredieten zijn ten gunste
gekomen aan ondernemingen in de sectoren landbouw, voedingsmiddelen,
productie en de detailhandel. Per onderneming was de gemiddelde
toekenning bijna 1 miljoen euro. De meeste ondernemingen die steun
ontvingen van de Europese Investeringsbank hadden minder dan 10
werknemers.

Tot de bekendste projecten die recentelijk hebben geprofiteerd van de
steun van de EIB behoren de verbreding van de A12 snelweg tussen
Lunetten en Veenendaal, de uitbreiding van de Maasvlakte bij de haven
van Rotterdam, een stroomkabel tussen Nederland en het Verenigd
Koninkrijk en de bagage afhandeling bij Schiphol. 

In 2012 heeft de EIB 620 miljoen euro ter beschikking gesteld aan een
aantal grote Nederlandse banken, die deze financiering weer uitlenen aan
kleine ondernemers in Nederland. Nederlandse ondernemingen profiteren
van de betrokkenheid van de Europese Investeringsbank vanwege de lage
rentetarieven en de contante aanbetalingen. 

27. Mulder (CDA): Graag worden de leden van het CDA geïnformeerd over
de toezegging van de minister om in overleg te treden met de sector over
het lange behoud van belbundels. Wat is de uitkomst van de gesprekken
van de minister met de telecombedrijven?

Zoals ik heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 28 mei jl. heb
ik met de operators gesproken over de houdbaarheid van tegoeden. Op
grond van die gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat de
consument op dit moment zeer veel keuze heeft als het gaat om
abonnementen, maar dat de keuze zeer klein is als hij zijn bel, sms- en
datategoed wil meenemen naar de volgende maand(en). Mijn beleid is erop
gericht de consument een sturende rol te geven. Om die rol goed te
kunnen vervullen, dient er transparantie te zijn, moet de consument
makkelijk kunnen overstappen en keuzevrijheid hebben. Die keuzevrijheid
vind ik op dit moment onvoldoende voor wat betreft het meenemen van
tegoeden. Wel zijn er ontwikkelingen die maken dat de consument steeds
beter een abonnement kan kiezen dat aansluit op zijn belgedrag. De
telecommarkt is een dynamische markt, waar de ontwikkelingen snel gaan.
Ik wil dit punt daarom niet direct wettelijk regelen. Zelfregulering is
mededingingstechnisch niet mogelijk. Omdat ik dit punt van belang vind,
kies ik ervoor de operators via een brief op te roepen meer keuze te
bieden als het gaat om de houdbaarheid van tegoeden. De sector is nu aan
zet. Het in de markt zetten van nieuwe abonnementsvormen kost tijd en
daar wil ik de sector de kans voor geven. Ik zal eind 2014 de balans
opmaken. Mocht er dan nog steeds weinig te kiezen zijn voor de consument
die zijn tegoeden enige tijd wil meenemen, dan ben ik voornemens dit
alsnog wettelijk te regelen.

28. Mulder (CDA): Er is een Nederland - Duitsland top en een België -
Nederland Top geweest. Wat zijn de concrete resultaten daarvan op het
gebied van grensarbeid en ondernemerschap?

Tijdens de bilaterale regeringstop tussen Nederland en Duitsland op 23
mei dit jaar heb ik met de Duitse staatssecretaris Kapferer in het kader
van de interne markt een gemeenschappelijke agenda vastgesteld. Deze
agenda gaat onder andere over het in kaart brengen en tegengaan van
belemmeringen voor MKB-ers die over de grens ondernemen. Op dit moment
werkt Nederland intensief samen met het Duitse ministerie van
Economische Zaken en de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen om
te inventariseren welke acties zowel op korte termijn als op langere
termijn moeten leiden tot het wegnemen van knelpunten op de interne
markt. Dit draagt ook bij aan de verbetering van de werkgelegenheid in
de grensregio’s.

Het lid Mulder (CDA) refereert daarnaast aan de recente Top tussen de
Nederlandse en Vlaamse (niet Belgische) kabinetten op 8 oktober jl. te
Maastricht.  Daar zijn er afspraken gemaakt op het gebied van innovatie,
hightech, chemie, gezondheidszorg, logistiek en transport, samenwerking
op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek alsmede optimalisatie
van de Interreg-programma’s met aandacht voor grensarbeid en
ondernemerschap.

Zo is bij voorbeeld concreet afgesproken dat het Nederlandse NWO en
Vlaamse Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FMO) een voorstel zullen
uitwerken voor verdere samenwerking in de Vlaams-Nederlandse
onderzoeksruimte. Ook is afgesproken dat de Vlaamse en Nederlandse
chemische industrie meer gaan samenwerken om het energieverbruik verder
terug te dringen en ook op andere wijze stappen te maken naar een
duurzame, biogebaseerde chemieproductie. Er zal een gezamenlijk R&D
programma voor duurzame chemie worden opgesteld.

29. Mulder (CDA): Hoe staat het met de thermometer regeldruk? En de
opvolging van de eerder dit jaar ingediende motie Mulder?

De thermometer – in het kader van regeldruk spreek ik overigens liever
van een barometer – bestaat al. Twee keer per jaar ontvangt u een
rapportage over de voortgang van de doelstelling om de regeldruk per
2017 structureel te verlagen met 2,5 miljard euro ten opzichte van 2012
van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Hiermee geef
ik invulling aan de motie.

Verhoeven (D66)

30. Verhoeven (D66): Hoe staat het met structurele financiering van
ruimtevaart (bijdrage ESA)?

In de aanloop van de ESA ministersconferentie heeft het vorige kabinet
naar aanleiding van een motie van het CDA en D66 (motie Koolmees/Van
Hijum) in totaal € 68 miljoen extra beschikbaar gesteld voor
ruimtevaart voor de periode 2013-2015.

Zoals in de Miljoenennota voor 2014 staat aangegeven heeft het kabinet
besloten de eerdere bezuinigingen van het vorige kabinet betreffende
ruimtevaart terug te draaien voor de periode 2015-2017. Daarvoor heeft
het kabinet € 86 miljoen extra uitgetrokken. Daarmee zijn de eerdere
bezuinigingen van € 20 miljoen in 2015 en € 33 miljoen in 2016,
respectievelijk 2017 ongedaan gemaakt. Hiermee is voldoende budget
beschikbaar voor de Nederlandse inzet bij de ministersconferentie in
2014. 

Er is nog geen structurele oplossing gevonden voor de financiering van
de ruimtevaart voor de periode vanaf 2018. Op basis van de nieuwe
beleidsvisie ruimtevaart 2015-2020, die ik in de eerste helft van 2014
aan uw Kamer zal voorleggen, zal een besluit genomen worden over de
toekomstige financiering van het ruimtevaart beleid.

Begrotingscijfers voor de periode 2014 - 2018:







	(kas, € x 1.000)





	 	2014	2015	2016	2017	2018

Beschikbaar op de EZ-begroting	91.005	75.571	76.641	63.925	52.888

Reeds verplicht	91.005	43.213	44.274	36.715	31.930

Vrij voor toekomstige ministerconferenties (MC)	0	32.358	32.367	27.210
20.958



31. Verhoeven (D66): Deelt de minister de analyse van D66 inzake het
belang van concurrentie? Is de minister bereid om in de begroting als
expliciete doelstelling op te nemen: ‘het beschermen van concurrentie
en een competitief klimaat’?

De Autoriteit Consument en Mark (ACM) voert het markttoezicht op de
niet-financiële markten uit. De ACM is ontstaan door samenvoeging van
de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit en heeft dezelfde taken als deze
voormalige autoriteiten; de taken zijn door de samenvoeging niet
uitgebreid, maar samengebracht in één nieuwe organisatie. Dit is
geregeld in de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, die op 1
april 2013 in werking is getreden. 

De taken van de ACM omvatten de drie pijlers van markttoezicht:
mededingingstoezicht op grond van de Mededingingswet, sectorspecifiek
markttoezicht op energie, telecom, post en vervoer op grond van
sectorspecifieke wetgeving en consumentenbescherming op grond van de Wet
handhaving consumentenbescherming. Deze pijlers zijn alle drie
noodzakelijke voorwaarden om te komen tot goed werkende en concurrerende
markten. 

Met het mededingingstoezicht kan de ACM optreden tegen
concurrentiebelemmeringen in alle sectoren van de economie, zoals
kartelafspraken en misbruik van een economische machtspositie. Met het
sectorspecifieke markttoezicht worden vooraf voorwaarden op bepaalde
markten gecreëerd waaronder concurrentie kan plaatsvinden.
Consumentenbescherming tenslotte bevordert eerlijke handel tussen
bedrijven en consumenten door versterking van de positie van
consumenten. Dat doet de ACM door de handhaving van wettelijke regels
(o.a. over verkoop op afstand en buiten de verkoopruimten en oneerlijke
handelspraktijken) en het verschaffen van informatie over rechten en
plichten. De ACM is derhalve een markttoezichthouder, die zowel het
belang van concurrentie en een competitief klimaat als de belangen van
de consument behartigt.

Het lid Verhoeven stelt terecht dat de taken en de doelstelling van de
ACM expliciet vastgelegd moeten worden. Niet de begroting, zoals
voorgesteld, maar de wet is daartoe de aangewezen plaats. De wettelijke
taken van de ACM zijn in de hierboven genoemde wetten vastgelegd. Het
bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel Stroomlijningswet ACM (Kamerstukken
II, 33 622) legt de doelstelling van de werkzaamheden van de ACM vast,
te weten het bevorderen van goed functionerende markten, van ordelijke
en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige behandeling van
consumenten.  

32. Verhoeven (D66): Zaken als schoonmaken, beveiliging en
koeriersdiensten worden geleidelijk weer overheidsdomein door toedoen
van de minister van W&R. Kan de minister schetsen wat hij hiervan vindt?
Wil hij actiever opkomen voor het bedrijfsleven in de Ministerraad? En
is hij bereid tot aanscherping van de Wet Markt en Overheid die hier
duidelijk niet voldoet?

Het kabinet is zich ervan bewust dat in het geval van schoonmaak,
beveiliging en koeriersdiensten  er consequenties zijn voor het
bedrijfsleven, aangezien bepaalde werkzaamheden die eerder aan het
bedrijfsleven waren uitbesteed, worden inbesteed. Hiermee wordt echter
invulling gegeven aan de volgende passage in het Regeerakkoord
(Hoofdstuk 11: Arbeidsmarkt): “Door openstelling van de laagste
loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt,
zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in dienst worden
genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.” 

Volgens de Wet markt en overheid zijn overheden vrij activiteiten over
te laten aan de markt of in eigen beheer voor hun eigen organisatie te
verrichten. Het is wenselijk dat overheden die vrijheid hebben, omdat
zij dan bij hun keuze belangen kunnen meewegen zoals maatwerk,
veiligheid, de beste prijs-kwaliteitverhouding en kostenbesparing op
langere termijn. Wel is het belangrijk dat overheden de concurrentie met
private ondernemingen niet vervalsen als ze de markt op gaan. Om
concurrentievervalsing te voorkomen bevat de Wet Markt en Overheid
gedragsregels voor overheden die de markt opgaan, zoals de verplichting
om ten minste de integrale kosten van hun economische activiteiten aan
hun afnemers in rekening te brengen. Deze wet is met ingang van 1 juli
2012 in werking getreden en zal binnen drie jaar worden geëvalueerd.
Bij die evaluatie zal worden onderzocht, of de Wet markt en overheid
voldoet ofwel moet worden aangescherpt.

33. Verhoeven (D66): Staat de minister pal voor netneutraliteit?

Ik kan u verzekeren dat ik pal voor netneutraliteit sta. Ik ben en blijf
voorvechter van het wettelijk borgen van netneutraliteit. De Europese
Commissie deelt dit standpunt en heeft de Nederlandse uitgangspunten
overgenomen in haar voorstel voor een Verordening voor de Interne
Telecommarkt. Daarmee kan netneutraliteit ook op Europees niveau worden
geregeld. Hierdoor krijgen eindgebruikers ongehinderd toegang tot het
open internet en hebben zij keuzevrijheid in toepassingen, diensten of
content. Daarnaast kunnen dienstenaanbieders zonder
concurrentiebelemmerende factoren innoveren. Zoals aangegeven in het BNC
fiche over de concept Verordening, welke 18 oktober jl. aan de Kamer is
verstuurd, kent het Europees voorstel enkele punten, zoals het blokkeren
van diensten door aanbieders van internettoegang zonder een rechterlijke
uitspraak of wettelijk voorschrift, die niet precies conform de
Nederlandse bepalingen zijn. Ik zal mij uiteraard volledig inzetten om
deze via de gebruikelijke Europese processen alsnog aan te laten passen.


Schouten (ChristenUnie)

34. Schouten (ChristenUnie): Het doel van de Nederlandse
Investeringsinstelling (NII) is om kredietverlening aan het MKB te
vergroten. Kan de minister toezeggen dat hij het effect gaat monitoren
van de NII op de kredietverlening aan het MKB?

Met de Nederlandse Investeringsinstelling beogen het kabinet en de
institutionele beleggers te komen tot een intermediair en aanspreekpunt
voor (nieuwe) initiatieven met als doel om aanvullend aan bancaire
kredietverlening kapitaal van (internationale) institutionele beleggers
voor de Nederlandse economie te mobiliseren. 

De NII is daarmee niet specifiek gericht op (directe) kredietverlening
aan het MKB, maar richt zich met name op kapitaalmarktfinanciering voor
de Nederlandse economie. De kwartiermaker van de NII gaat aan de slag
met de concrete uitwerking van de NII. Een van de uitkomsten van het
overleg met institutionele beleggers is wel dat kredietverlening aan het
MKB wordt vergroot via het MKB-financieringsfonds opgericht door
verzekeraars.

De kredietverlening aan het MKB wordt reeds gemonitord, zowel door mijn
ministerie in de halfjaarlijkse Financieringsmonitor, als door De
Nederlandsche Bank. Ook na oprichting van de NII zullen we de
ontwikkelingen in de kredietverlening aan het MKB blijven volgen.

Van Tongeren (GroenLinks)

35. Van Tongeren (GroenLinks): Graag een reactie van de minister op
rapport van de Algemene Rekenkamer over effectiviteit en opbrengsten van
het topsectorenbeleid ten aanzien van innovatie.

Mijn ambtsvoorganger heeft destijds op het rapport Innovatiebeleid van
de Algemene Rekenkamer (AR) gereageerd naar aanleiding van schriftelijke
vragen van uw Kamer. Het AR-rapport heeft overigens niet betrekking op
het topsectorenbeleid, maar betreft het innovatiebeleid zoals dat in
eerdere jaren is gevoerd. 

Het rapport is aanleiding geweest om op kritischer wijze de effecten van
beleidsinstrumenten binnen het bedrijvenbeleid te evalueren. De
Expertwerkgroep Effectmeting (Commissie Theeuwes) heeft daarvoor
aanbevelingen geformuleerd in opdracht van mijn ministerie. Het rapport
van die expertwerkgroep, getiteld ‘Durf te meten’, heb ik in
november 2012 naar uw Kamer gestuurd. In december 2012 heb ik hier een
beleidsreactie op gegeven. Inmiddels is in gang gezet dat evaluaties op
het terrein van het bedrijvenbeleid plaatsvinden volgens de
aanbevelingen van de Expertwerkgroep Effectmeting. De evaluatie van het
Innovatiekrediet is de eerste evaluatie die volgens die aanbevelingen
heeft plaatsgevonden. 

36. Van Tongeren (GroenLinks): Graag een reactie van de minister op de
stelling van o.a. WRR en PBL dat groen innovatiebeleid voor het MKB en
investeringen in groen wetenschappelijk onderzoek nodig zijn.

Innovaties zijn de sleutel tot een (kosten)effectieve vergroening van de
economie en een ambitieus (inter)nationaal klimaatbeleid, zoals genoemd
in de Kabinetsbrief Groene Groei. Via het bedrijfsleven- en
topsectorenbeleid wordt de innovatiekracht van bedrijfsleven,
kennisinstellingen en overheid benut om te werken aan een sterke
economie. Binnen deze aanpak wordt ook gewerkt aan groene groei, zoals
in de topsectoren water, biobased economy en energie. Aandacht voor het
innovatieve MKB is binnen het topsectorenbeleid een speerpunt. Uiteraard
volgt op een later moment een uitgebreide reactie op de rapporten van
het PBL en de WRR.

37. Van Tongeren (GroenLinks): Hoe ziet de minister de verhouding tussen
regering en bedrijven waar het gaat om naleving Wet milieubeheer
(handhaving eis 5 jaar terugverdientijd energiebesparende maatregelen)?

De Wet milieubeheer moet worden nageleefd door de bedrijven en het is
aan het bevoegd gezag om daarop toe te zien. Afgesproken is dat door
middel van de convenanten met de industrie invulling wordt gegeven aan
de wettelijke verplichting om maatregelen te nemen met een
terugverdientijd van 5 jaar of minder. In het Energieakkoord zijn nadere
afspraken gemaakt om de convenanten aan te scherpen en de handhaving van
de wet te verbeteren. Ook wordt een pilot gestart met een Energie
Prestatie Keur van bedrijven, als alternatieve invulling van de
wettelijke verplichtingen. Hierbij dient wel te worden bedacht dat in
deze economisch zware tijd bedrijven een euro maar 1 keer kunnen
uitgeven. Daarbij is de realiteit soms dat bedrijven die uitgeven om
werkgelegenheid te behouden, waarbij energiebesparing even een pas op de
plaats moet maken. Ik vind behoud van die werkgelegenheid uiteraard van
groot belang. 

38. Van Tongeren (GroenLinks): Waarom wordt de termijn voor
investeringen door Delta en Essent onder het covenant kerncentrale
Borssele uit 2006 met vijf jaar verlengd?

Delta heeft enkele jaren geleden aandelen in EPZ, de exploitant van de
kerncentrale Borssele, overgenomen van Essent. Daardoor zijn de
verplichtingen van Delta navenant groter geworden. Die situatie was bij
het afsluiten van het convenant niet voorzien. Daarnaast speelt de
economische crisis de bedrijven ook parten bij het realiseren van de
additionele projecten. Het is daarom redelijk om de bedrijven extra tijd
te geven om aan de verplichtingen te voldoen. Een termijn van vijf jaar
acht ik daarbij gepast, omdat het gaat om het ontwikkelen van vaak grote
projecten met meerjarige termijnen voor uitwerking, financiering,
vergunningverlening en realisatie.

39. Van Tongeren (GroenLinks): Hoe staat het met het openbaar
beschikbaar stellen van kennis van de ondergrond en boortechnieken voor
geothermie?

Mijn ministerie investeert jaarlijks ca. 13 miljoen euro in inzameling,
kwaliteitscontrole en interpretatie van ondergrond data. Dit werk wordt
uitgevoerd door TNO en beschikbaar gesteld in ruwe vorm, maar ook in de
vorm van geologische kaarten en modellen. Data zijn beschikbaar op
www.nlog.nl. De laatste drie jaar is een extra inspanning gedaan om data
benodigd voor geothermie sneller beschikbaar te stellen. Al deze data
zijn nu in een geografisch bestand via de website
www.thermogis.nl beschikbaar. 

40. Van Tongeren (GroenLinks): Verzoek aan de minister om onderzoek in
opdracht van het Rijk en datasets eenvoudig toegankelijk maken.

In het kader van het open databeleid stimuleert het ministerie van EZ,
samen met het ministerie van BZK, het gebruik van open data in
Nederland. Ik heb een positieve grondhouding ten aanzien van het
openbaar maken van onderzoeken die in opdracht van het Rijk zijn
uitgevoerd. Dit zal echter niet in alle gevallen kunnen. Bijvoorbeeld
wanneer het gaat om bedrijfsgevoelige informatie of om informatie die
vertrouwelijk moet blijven vanwege de publieke veiligheid. Verder
verwijs ik voor dit onderwerp naar de minister van BZK, die
verantwoordelijk is voor de Wet openbaarheid bestuur.

Naast het open databeleid is er het ‘open access’ beleid, dat de
toegang tot publiek gefinancierde wetenschappelijke publicaties en
onderliggende data betreft, waarvoor de ministeries van OCW en EZ aan de
lat staan. Het kabinet is van mening dat open toegang tot de laatste
wetenschappelijke publicaties en onderliggende data van het grootste
belang is voor zowel de versnelling van innovatie, als de bevordering
van wetenschappelijke samenwerking zonder overbodige duplicatie van
onderzoek als ook voor het betrekken van burgers en de maatschappij bij
onderzoek (transparantie van het onderzoeksproces). Ook de Europese
Commissie is hier groot voorstander van. Het kabinet kan zich vinden in
het voorgestelde principe dat vanaf 2014 de publicaties die het
resultaat zijn van onderzoekprojecten in het kader van Horizon 2020 open
toegankelijk zullen zijn, hetzij direct of na een bepaalde periode van
embargo. 

Via ‘open access’ publiceren mag niet ten koste gaan van de
samenwerking met bedrijven. Bij publiek-private samenwerking moeten de
belangen van de betrokken partijen gerespecteerd worden. Dit is zo
opgenomen in het BNC-fiche ‘Mededeling betere toegang tot
wetenschappelijke informatie’.

De staatssecretaris van OCW heeft toegezegd dit najaar een beleidsbrief
over dit onderwerp aan uw Kamer toe te zenden. Deze brief zal zich
richten op het beleid ten aanzien van wetenschappelijke publicaties.
Voor verdere informatie hierover verwijs ik u naar het geplande AO
Wetenschapsbeleid op 20 november. 

Dijkgraaf (SGP)

41. Dijkgraaf (SGP): Het aannemen van mensen is een risico voor
ondernemers. Hoewel primair een verantwoordelijkheid voor SZW, graag een
reactie van de minister en hoe hij met zijn collega van SZW hiermee
omgaat.  

Het aannemen van werknemers gaat gepaard met bepaalde financiële
risico’s. In de begrotingsafspraken 2014 die zijn gemaakt is daarom
een onderzoek aangekondigd naar knelpunten van loondoorbetaling bij
ziekte en het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico voor werkgevers.
Hierbij zal worden gekeken naar mogelijkheden om de solidariteit te
bevorderen onder MKB-werkgevers, bijvoorbeeld het verhogen van de
verzekeringsgraad door middel van private herverzekering of collectieve
fondsen voor MKB-werkgevers.

42. Dijkgraaf (SGP): Graag een reactie van de minister op de vragen over
financiering zoals onlangs gesteld aan de staatssecretaris van
Financiën. 

De heer Dijkgraaf heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen en
de behandeling van het Belastingplan aandacht gevraagd voor het meer
vrijspelen van private vermogens. In dat kader heeft hij de
bedrijfsopvolgingsregelingen en de fiscale facilitering van durfkapitaal
genoemd. Op die vragen is reeds mondeling en schriftelijk door de
staatssecretaris van Financiën gereageerd. Ik sluit mij graag aan bij
die inhoudelijke beantwoording. Als de heer Dijkgraaf de ideeën die hij
heeft op dit punt– anders dan de initiatieven die het kabinet reeds
heeft opgepakt – concreter kan maken, heeft de staatssecretaris van
Financiën hem uitgenodigd deze aan het kabinet te doen toekomen. Als
dat dit najaar nog gebeurt, zullen de staatssecretaris van Financiën en
ik in de eerste helft van volgend jaar een notitie wijden aan deze
ideeën. Hierbij zullen wij ook de consequenties ervan in kaart brengen.
Het kabinet is immers voorstander van het verbeteren van de
financieringsmogelijkheden van het midden- en kleinbedrijf.

43. Dijkgraaf (SGP): Inschattingen van regeldrukeffecten worden zeer
beperkt openbaar gemaakt. Wil de minister zich hard maken om het
initiatief te nemen in het kabinet voor het openbaar maken van
regeldrukeffecten?

Zoals het kabinet in september aan uw Kamer heeft gemeld wordt ingezet
op een versterking van de internetconsultatie bij nieuwe
wetgevingsvoorstellen. Onderdeel van die consultatie wordt ook dat we
inzage geven in de vragen van het Integraal Afwegingskader (IAK) waarin
de basisvragen over doel en effecten (waaronder regeldrukeffecten) van
regelgeving worden beantwoord. Dit betekent ook dat we in dat stadium
overgaan tot het publiceren van de resultaten van belangrijkste
effecttoetsen zoals de bedrijfseffectentoets. Hiermee worden de effecten
voor het bedrijfsleven in beeld gebracht. Uitgangspunt is dat de
departementen verantwoordelijk zijn voor een adequate uitvoering van het
IAK en de onderliggende toetsen. De coördinerende departementen spreken
hen daar uiteraard wel op aan.

Ouwehand (PvdD)

44. Ouwehand (PvdD): Wat doet de minister om te voorkomen dat belangen
van de ene ondernemer ten koste gaan van de andere (bv. veehouderij en
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vs. toerisme en recreatie)?

Beleidsontwikkeling is geen proces dat zich uitsluitend binnen de muren
van het ministerie afspeelt, maar juist in dialoog met deskundigen en
belanghebbenden. Alleen op die manier kan een optimale weging van
belangen plaatsvinden. De inrichting van het topsectorenbeleid is daar
een goed voorbeeld van. Het concrete afwegingsvraagstuk dat mevrouw
Ouwehand noemt speelt zich mijns inziens met name op lokaal en regionaal
niveau af, waarbij de ruimtelijke ordeningsprocedures en de daarmee
samenhangende vergunningssystemen tot een goede weging van belangen
leiden.

45. Ouwehand (PvdD): Wat is de stand van zaken rond de toezegging over
de positie van individuele muzikanten in de topsector creatieve
industrie?

Zoals aangegeven in het Algemeen Overleg van 6 juni jl. is de
muzieksector onderdeel van de topsector creatieve industrie  Er zijn in
juli gesprekken geweest tussen de popsector en het topteam creatieve
industrie. In deze constructieve gesprekken zijn diverse mogelijkheden
geïdentificeerd voor aansluiting, onder andere op het terrein van
kennis en innovatie, internationalisering en human capital. Om follow-up
te geven aan de gemaakte afspraken zijn werkgroepen aan de slag gegaan. 

Er is sprake van een eerste concrete samenwerking met de muzieksector
bij de organisatie van de Nederlandse deelname aan het internationaal
befaamde festival ‘South by Southwest’ in Austin (Verenigde Staten).
Vanuit het topsectorenbeleid worden middelen beschikbaar gesteld om de
Nederlandse muzieksector hier te promoten. Daarnaast is er onlangs een
voorstel ingediend vanuit de Dance sector voor een pilot op het gebied
van ambitieus ondernemerschap, dat momenteel wordt beoordeeld. Ook bij
de totstandkoming van dit voorstel is nauw samengewerkt met de
topsector.

 Kamerstukken 2012-2013, 24 095, nr. 356.

 Kamerstukken 2012-2013, 29 502, nr. 110.

 Kamerstukken 2012-2013, 26 419, nr. 55.

 Kamerstukken 2012-2013, 33 622, nr. 9

 Kamerstukken 2012-2013, 17 050, nr. 428.

 Kamerstukken 2012-2013, 33 307 en 33 587.

 Motie Jacobi c.s., Kamerstukken 2012-2013, 33 240, nr. 18.

 Staatscourant 2000, 90.

 Kamerstukken 2012-201313, 29 502, nr. 110.

 Percentage van de toegekende vermindering in 2012.

 Het betreft het budgetaandeel van inhoudingsplichtigen (BV/NV) en
zelfstandigen in 2012. Wat aantal aanvragers betreft, ligt het
percentage starters op 16,9%.

 Het betreft het aantal inhoudingssplichtigen en zelfstandigen in 2012.

 Zoals aangekondigd in de brief ‘Bedrijvenbeleid in volle gang’ is
het budget voor de MIT-regeling in 2014 opgehoogd naar € 30 mln.   

 Tweede Kamer 2013-2014, 32 637, nr. 82.

 Zie ook mijn brief van 17 oktober jl., Kamerstukken 2013-2014, 24 095,
nr. 357.

 Kamerstukken 2011-2012, 33 009, nr. 5.

 Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 44.

 Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 45.

 Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 73.

 Kamerstukken 2012-2013, 33 043 nr. 14.

 Kamerstukken 2011-2012, 22 112, nr. 1458.

 PAGE    

 PAGE   1