Antwoorden eerste termijn begrotingsbehandeling Economische Zaken (onderdeel Economie en Innovatie)
Bijlage
Nummer: 2013D44088, datum: 2013-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Schriftelijke antwoorden eerste termijn begrotingsbehandeling Economische Zaken (onderdeel Economie en Innovatie) (2013D44087)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage: schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken voor 2014 Hieronder is de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen per woordvoerder weergegeven. De overige gestelde vragen worden mondeling beantwoord. Gesthuizen (SP) 1. Gesthuizen (SP): Naar aanleiding van KPN: Deelt de minister de mening dat vitale bedrijven te gemakkelijk in buitenlandse handen kunnen komen? Wat wil de minister doen om dit in de toekomst te voorkomen? De Autoriteit Financiële Markten heeft 16 oktober jl. het overnamebod van América Móvil op KPN goedgekeurd. Dezelfde dag maakte América Móvil echter bekend af te zien van het bod. In het begeleidend persbericht noemt América Móvil als belangrijkste reden hiervoor de opgeworpen beschermingswal door de Stichting Preferente Aandelen B KPN en het verloop van de gesprekken met KPN. Nu América Móvil het aangekondigde bod niet gestand doet, mag América Móvil volgens de Nederlandse biedingsregels gedurende zes maanden niet nogmaals een bod doen op KPN. Aan het verzoek van lid Gesthuizen (SP) om een onderzoek te doen, voldoe ik graag. Dit sluit aan bij het voorgenomen onderzoek zoals vermeld in mijn van 12 september jl. Dit komt er op neer dat het kabinet wil onderzoeken of in het kader van de effectieve borging van publieke belangen, in het bijzonder de nationale veiligheid, bestaande maatregelen nog effectiever kunnen worden toegepast en of aanvullende voorzieningen nodig zijn bij buitenlandse overnames die vitale diensten betreffen (zoals bij KPN het geval is). Ik vind het belangrijk dat buitenlandse ondernemingen actief mogen worden in Nederland. Daarbij hoort ook een mogelijke overname van KPN door een buitenlands bedrijf. Een open investeringsklimaat levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Belangrijk in dit verband is wel dat alle aanbieders, ook aanbieders die in buitenlandse handen zijn, zich aan bestaande wet- en regelgeving, contracten en anderszins gemaakte afspraken moeten houden. Het kabinet zal u in het eerste kwartaal van 2014 over de uitkomst van voornoemd onderzoek informeren. 2. Gesthuizen (SP): wat is de reactie van de minister op het standpunt van Sandd inzake de Universele Postdienst (UPD)? Als gevolg van structurele en toenemende volumedalingen op de Nederlandse postmarkt staat de financiële houdbaarheid van de universele postdienst (UPD) onder druk. Ten behoeve van een structurele oplossing voor deze problematiek, moet de UPD rendabel kunnen worden uitgevoerd. De Tweede Kamer is in dit verband bij brief van 3 juni 2013 geïnformeerd over diverse voorgenomen maatregelen om een rendabele uitvoering van de UPD beter te kunnen borgen. Naast de extra ruimte die is gecreëerd om de UPD-tarieven te kunnen laten stijgen, zijn om verdere stijgingen van de UPD-tarieven zoveel mogelijk te kunnen beperken in die brief ook maatregelen voorgesteld om de kosten van de UPD te verminderen. Momenteel is bij de Eerste Kamer een wetsvoorstel in behandeling waarmee onder meer het aantal verplichte bezorg- en ophaaldagen binnen de UPD wordt verminderd van zes naar vijf. Daarnaast wordt op dit moment een wetsvoorstel voorbereid ter modernisering van de UPD, waarin wordt voorgesteld het verplichte aantal postvestigingen en brievenbussen te verminderen. Om voorts ook in de toekomst beter rekening te kunnen houden met de snel veranderende behoeften en het gedrag van gebruikers van de UPD, zal in dit wetsvoorstel tevens een periodieke evaluatie van de UPD worden opgenomen. Ook zal dit wetsvoorstel een wijziging bevatten van de artikelen 30 en 31 van de Postwet 2009, waarin de vergoedingssystematiek voor eventuele nettokosten binnen de UPD is neergelegd. Het streven is het wetsvoorstel ter modernisering van de UPD in het voorjaar van 2014 bij de Tweede Kamer in te dienen. 3. Gesthuizen (SP): Hoofdaannemers kiezen onderaannemers op laagste prijs. De Aanbestedingswet die in werking is getreden beoogt toch juist dat niet meer op laagste prijs wordt gegund? In de Aanbestedingswet is inderdaad bepaald dat aanbestedende diensten opdrachten in beginsel moeten gunnen op basis van de economisch meest voordelige inschrijving, wat neerkomt op de beste prijs-kwaliteit verhouding, en niet op basis van laagste prijs. Als aanbestedende diensten toch op laagste prijs gunnen moeten zij die keuze motiveren. Wanneer zij dat niet doen kunnen ondernemers daarover klagen bij de aanbestedende dienst, dit aankaarten bij de Commissie van Aanbestedingsexperts of ze kunnen naar de rechter. Het lid Gesthuizen (SP) merkt op dat hoofdaannemers kiezen voor de onderaannemer die de laagste prijs biedt. Dit staat los van de relatie tussen de aanbestedende dienst en de ondernemers die de opdracht gegund krijgt. De Aanbestedingswet ziet niet op die relatie tussen de hoofdaannemer en onderaannemer, deze contractuele relaties worden bepaald door het Burgerlijk Wetboek. Het staat een hoofdaannemer vrij om een onderaannemer te contracteren. Wanneer een aanbestedende dienst echter vraagt om kwaliteit zal de winnende ondernemer ook kwaliteit moeten bieden en zal hij dus ook onderaannemers contracteren die kwaliteit bieden. 4. Gesthuizen (SP): Op de EZ-begroting is € 5 mln gereserveerd voor TenderNed. Waarom is € 5 mln beschikbaar voor TenderNed terwijl aan de markt € 500.000 wordt gerekend? Graag een reactie van de minister. Klopt het dat TenderNed investeert in o.a. het bouwen van systemen voor inschrijfmodules, terwijl dit geen wettelijke taak is? Ik heb geen inzicht in de kosten die private aanbieders maken voor de ontwikkeling en het beheer van hun platforms voor elektronisch aanbesteden. De € 5 miljoen op de EZ-begroting is daadwerkelijk nodig voor onder andere personeelskosten, het functioneel beheer en het technisch beheer van TenderNed. Op grond van de Aanbestedingswet 2012 draag ik zorg voor een elektronisch systeem voor aanbestedingen en is publicatie van aankondigingen van overheidsopdrachten op TenderNed verplicht. De overheid wil door middel van het aanbieden van dit basissysteem voor elektronisch aanbesteden zeker stellen dat aanbestedende diensten in Nederland elektronisch kunnen aanbesteden. Het is belangrijk dat dit systeem robuust is en aan hoge eisen van beveiliging en gegevensintegriteit voldoet. Het basissysteem bestaat uit een publicatiemodule, een inschrijfmodule en een digitaal bedrijfsregister. Gebruik van de publicatiemodule (het voorbereiden van de aankondiging), de inschrijfmodule en het bedrijvenregister is vrijwillig. De publicatiemodule kan worden gebruikt om aan de verplichte publicatie te voldoen. TenderNed voorziet echter ook in koppelingen met elektronische aanbestedingssystemen van private aanbieders, zodat ook langs die weg de verplichte publicatie op TenderNed kan plaatsvinden. TenderNed maakt uitsluitend kosten die samenhangen met het basissysteem. 5. Gesthuizen (SP): het Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC) heeft € 700.000 funding nodig en die kan niet gevonden worden. Is de minister bereid € 8 mln uit het topsectorenbudget te reserveren voor deze en andere projecten inzake dierproeven? De staatssecretaris van Economische Zaken heeft recent aan het Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC) een brief gestuurd over afspraken die er zijn gemaakt omtrent de validatie van het onderzoek wat zij uitvoeren inzake dierproeven. Daarin is aangegeven dat er verkend wordt of er mogelijkheden zijn in het kader van het topsectorenbeleid Life Sciences and Health en door het NTC of er mogelijkheden zijn in het kader van de budgetten die de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) beschikbaar heeft voor het topsectorenbeleid. Daarnaast is aan het NTC gevraagd of op andere dan financiële wijze ondersteuning geboden zou kunnen worden vanuit het ministerie. Het specifiek reserveren van middelen voor specifieke projecten binnen de topsectoren past niet binnen de vraagsturing van het topsectorenbeleid. Het is aan de betrokken partijen om binnen het kader de mogelijkheden te verkennen. Ten algemene heeft de staatssecretaris van Economische Zaken aan uw Kamer toegezegd in december te komen met een plan van aanpak dierproeven waarin ook verschillende financieringsmogelijkheden worden onderzocht, naast de middelen die reeds beschikbaar zijn. 6. Gesthuizen (SP): Wil de minister het landelijk netwerk wandel- en fietspaden verder uitrollen? Is de minister bereid om te zorgen voor ontkokering van dit onderwerp binnen zijn eigen departement en met het ministerie van IenM? De Rijksverantwoordelijkheid voor de landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen is door het Bestuursakkoord Natuur komen te vervallen. Het is aan de regio om deze onderwerpen al dan niet op te pakken. Overigens is naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 13 maart jl. over de gastvrijheidseconomie een motie aangenomen van de leden Öztürk en Jacobi (beiden PvdA) over wandelen over boerenland. In deze motie wordt gevraagd om met provincies, waterschappen, landschapsbeheer en anderen in overleg te treden om hen aan te sporen alsnog de ILG-afspraak over de realisatie van 879 km wandelen over boerenland na te komen met als streefdatum 1 januari 2016. Ter uitvoering van de motie is het verzoek van de Kamer onder de aandacht gebracht van Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies met het verzoek om een reactie. Na ontvangst van de reacties zal de Kamer worden geïnformeerd. Lucas (VVD) 7. Lucas (VVD): Kunt u Europese structuurfondsen inzetten voor innovatieclusters in plaats van fietspaden? Dit helpt ook om een fysiek ecosysteem te creëren. Ik ben van mening dat de Europese structuurfondsen vooral moeten worden ingezet op innovatie. EFRO wordt daarom in de komende periode uitsluitend nog ingezet op de thema’s innovatie en koolstofarme economie en dus niet aan fietspaden. Binnen de nieuwe programma’s, met deze geconcentreerde inzet van EFRO-middelen, kunnen ook fysieke ecosystemen worden gecreëerd. De Liefde (VVD) 8. De Liefde (VVD): De ACM moet de komende jaren structureel 125 miljoen euro aan boetes binnenhalen. Uit de begroting voor komend jaar blijkt dat de ACM 50 miljoen binnenhaalt en de resterende 75 miljoen ten koste gaat van subsidies. Welke mogelijkheden heeft de minister om dit bedrag te beperken? Kan hij bijvoorbeeld toezeggen dat iedere meevaller bij de ACM wordt ingezet om deze bezuiniging te verzachten? Het kabinet heeft naar aanleiding van de raming uit het Regeerakkoord een realistische meerjarenraming gemaakt voor de boete-inkomsten uit ACM-boetes. Uit onderzoek blijkt dat slechts een beperkte verhoging van de boete-inkomsten van circa € 3 tot € 10 miljoen vanaf 2017 haalbaar zou kunnen zijn. De kans dat er grote meevallers zullen optreden in de boete-inkomsten is dan ook zeer beperkt. De boete-inkomsten voor 2014 en verder zijn geraamd op circa € 31 miljoen. Het besparingsverlies bij de boeteraming wordt daarom geraamd op € 75 miljoen in 2014, oplopend tot € 115 miljoen structureel. Het kabinet heeft besloten om het besparingsverlies conform het Regeerakkoord te compenseren uit het fiscale (innovatie) instrumentarium. Er is een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Hiervoor bestaat een apart uitgavenkader en een apart lastenkader. Indien in een bepaald jaar meer ACM-boetes worden geïnd dan begroot, dan valt die meevaller onder het uitgavenkader. Eventuele meevallers kunnen in dat geval gebruikt worden voor het opvangen van uitgaventegenvallers of voor het verzachten van bezuinigingen op subsidies binnen de EZ-begroting. 9. De Liefde (VVD): Elektronische identificatie levert zorgen op voor ondernemers. De VVD roept deze minister op het voortouw te nemen in de realisatie van een consument- en ondernemersvriendelijke vorm van eID. Kan de minister toezeggen voor de zomer met een uitgewerkt voorstel te komen? Voor ondernemers beschikt EZ al over een ondernemersvriendelijke vorm van eID, namelijk eHerkenning, dat heel goed werkt. Zo gebruikt I&M eHerkenning voor het online aanvragen van omgevingsvergunningen, V&J voor het afgeven van elektronische verklaringen omtrent gedrag (eloVO) en EZ voor het indienen van subsidie-aanvragen. Op dit moment werk ik samen met de minister van BZK aan een brief over het door BZK aangekondigde eID-stelsel en de Digid Kaart. Ik ben voornemens het goed werkende eHerkenning op zorgvuldige wijze te migreren naar het eID Stelsel. Binnen dit eID-stelsel kunnen zowel ondernemers en burgers zich op betrouwbare wijze identificeren voor digitale diensten. De DigiD Kaart moet het voor webwinkels mogelijk maken om online leeftijdsverificatie van consumenten op een betrouwbare wijze uit te voeren, zonder dat er gegevens zoals het BSN of geboortedatum worden vrijgegeven. Ik verwacht uw Kamer deze brief voor het kerstreces te kunnen doen toekomen. Graus (PVV) 10. Graus (PVV): Accijnsverhogingen leiden tot minder economische groei en daardoor tot minder staatsinkomsten. Voorstel: 1% minder accijnzen dan in omliggende landen. Graag reactie van de minister. In het overleg over het Belastingplan is de accijnsverhoging al uitvoerig aan de orde geweest. Dat is de plek waar dit onderwerp in beginsel thuishoort. Een aantal Kamerleden heeft tijdens het wetgevingsoverleg inzake het Belastingplan gevraagd naar weglekeffecten, met name grenseffecten. Daar is door het kabinet serieus naar gekeken. Met betrekking tot de verhoging van de tabaksaccijns is een grenseffectenrapportage op Prinsjesdag aan uw Kamer gezonden. Op basis daarvan is de verhoging van de tabaksaccijns met een jaar uitgesteld. Daarnaast is de accijnsverhoging op bier, wijn en tussenproducten sterk gemitigeerd. Overigens wordt de prijsstelling niet alleen beheerst door de hoogte van de accijns. Dat zien we ook als we de consumentenprijzen in grensstreek vergelijken. Ik zie daarom geen directe noodzaak voor een algemene regel dat de accijns altijd lager zou moeten liggen dan in ons omringende landen. Het kabinet houdt de vinger aan de pols. Niet alleen als het gaat om de accijnsopbrengsten, ook waar het gaat om de effecten voor ondernemers in de grensstreek. 11. Graus (PVV): Wat doet de minister om oneerlijke concurrentie (goedkope arbeidskrachten) vanuit het Oostblok tegen te gaan? Hoe beschermt de minister de land- en tuinbouw? Het kabinet is van mening dat oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden dient te worden bestreden. Voor gelijk werk dienen gelijke arbeidsvoorwaarden te gelden. Het kan en mag niet zo zijn dat werknemers worden ingeruild voor buitenlandse arbeidskrachten die goedkoper zijn wegens het gebruik van schijnconstructies. Schijnconstructies hebben verschillende verschijningsvormen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van ontduiking van het wettelijk minimumloon of van ontwijking van premieafdracht. Gelet op de aard van de problematiek, heeft het kabinet de samenhangende aanpak-Schijnconstructies ingezet. Deze aanpak is opgesteld in samenwerking tussen de ministers van SZW, EZ, FIN, I&M en V&J. Uw Kamer is hierover in april 2013 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd. Speerpunten zijn: aanpak van schijnzelfstandigheid; tegengaan ontduiking minimumloon; aanpak ontwijking premieafdracht; tegengaan ontduiking cao's; inzet op internationale afspraken over bijvoorbeeld grensoverschrijdende informatieafwisseling tussen uitvoeringsorganisaties. Voor de nadere uitwerking van deze thema's verwijs ik naar de betreffende Kamerbrief. 12. Graus (PVV): Hoge parkeertarieven beïnvloeden de leegstand onder de detailhandel. Verzoek om een proef te doen waarin parkeertarieven worden vastgesteld op 1 euro per uur, in samenwerking met Vereniging Nederlandse Gemeenten. Naast conjuncturele tegenwind ondergaat de detailhandelsector ook structurele veranderingen, zoals de toename van verkoop via internet en de groei van grote ketens. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er meer winkels leeg komen te staan. Ik ben met de detailhandelsector in gesprek gegaan en heb mijn medewerking aan de door detailhandel Nederland voorgestelde ‘Taskforce Winkelleegstand’ toegezegd. Detailhandel Nederland werkt momenteel aan een voorstel dat op 4 december a.s. zal worden besproken in de Winkeltop. De verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening en winkelleegstand is sinds 2004 (Nota Ruimte) gedecentraliseerd en daarmee de verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Het beleid ten aanzien van parkeertarieven valt ook onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het debat hierover dient te worden gevoerd in de gemeenteraad. De rol van het Rijk is dus primair faciliterend. Het Kamerlid Kuiken (PvdA) heeft recentelijk twee initiatiefwetsvoorstellen ingediend om betalen per tijdseensheid mogelijk te maken, zodat consumenten in ieder geval niet betalen voor tijd die zij niet hebben gebruikt. 13. Graus (PVV): Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie Graus (PVV) om vergunningprocedures te verkorten en vereenvoudigen? Het kabinet geeft voortvarend uitvoering aan de door de heer Graus genoemde motie. Er is een aantal voorbeelden, zoals het Activiteitenbesluit, waarbij ervoor gekozen is om een groot aantal vergunningplichtige activiteiten onder algemene regels te brengen. In drie tranches is hiermee sinds 2008 voor vele tienduizenden bedrijven de milieuvergunningplicht komen te vervallen. Het kabinet en de VNG stimuleren voorts via het programma Beter en Concreter ook gemeenten om waar mogelijk vergunningplichten af te schaffen. Ook is in maart 2010 de Crisis- en Herstelwet in werking getreden. De wet biedt de mogelijkheid anders om te gaan met regelgeving en besluitvorming te versnellen. Ook bevat de wet experimentele bepalingen voor gebiedsontwikkeling, innovatie en duurzaamheid. In het afgelopen voorjaar heeft het kabinet de looptijd van de Crisis- en Herstelwet voor onbepaalde tijd verlengd. 14. Graus (PVV): Kan de minister de verhoging van de postzegelprijs voorkomen? Vanwege toenemende volumedalingen binnen de Universele Postdienst (UPD) zijn de kosten uit de pas gaan lopen met de tarieven. In de huidige tariefregulering op de postmarkt wordt met volumedalingen onvoldoende rekening gehouden. De Tweede Kamer is bij brief van 3 juni geïnformeerd dat een extra toename in de UPD-tarieven onvermijdelijk is. In deze brief is aangegeven dat er voor 2014 8% aan extra tariefruimte zou worden gecreëerd om een verdere stijging van de postzegelprijs per 1 januari 2014 mogelijk te maken. Als gevolg hiervan mag de postzegelprijs per 1 januari 2014 met 4 cent stijgen. Hiermee zal de postzegelprijs €0,64 bedragen. Tegelijkertijd worden ook maatregelen voorgesteld die de kosten van de UPD verminderen, zoals een vermindering van het aantal postvestigingen en brievenbussen. Hiertoe wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid. Er wordt naar gestreefd een concept van dit wetsvoorstel dit najaar openbaar te consulteren. Mei Li Vos (PvdA) 15. Mei Li Vos (PvdA) : Fraude via internet: het type franchisefraude komt steeds vaker voor. Zijn er mogelijkheden om consumentenbescherming van toepassing te laten zijn voor het MKB? Het kabinet heeft oog voor de problemen waartegen met name kleine ondernemers aanlopen. Veel gehoorde klachten zijn acquisitiefraude, spookfacturen en fraudeleuze franchisebedrijven. Deze problemen zullen echter niet opgelost kunnen worden door consumentenwetgeving, al dan niet integraal, toe te passen op kleine ondernemers. Dit komt omdat de consumentenwetgeving niet op deze problemen is toegesneden. De consumentenwetgeving bevat bijvoorbeeld veel informatieverplichtingen die voor de onderlinge handel tussen ondernemingen niet relevant zijn en onnodig veel administratieve lasten opleveren. Een oplossing specifiek gericht op ondernemers heeft daarom mijn voorkeur. Idealiter is dit ook een oplossing op Europees niveau. Bedrijven die frauduleuze aanbiedingen versturen, werken vaak over grenzen heen. Dit geldt in ieder geval voor ‘spookfacturen’ en acquisitiefraude, en kan zeker ook aan de orde zijn bij frauduleuze franchiseaanbiedingen. De Europese Commissie heeft eind 2012 aangekondigd dat de Richtlijn tegen misleidende marketingpraktijken wordt aangescherpt. Het kabinet zal zich daarbij sterk maken voor een goede bescherming van ondernemers tegen misleidende acquisitiepraktijken. De verwachting is dat de Europese Commissie voor het einde van dit jaar met een voorstel komt. Er bestaan wettelijke middelen om frauduleuze franchiseaanbiedingen aan te pakken als gebruik wordt gemaakt van vervalste jaarstukken om de aanbieding mooier voor te stellen dan die in werkelijkheid is. Dit kan zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk aangepakt worden. De aanpak van franchisefraude behoort niet tot het takenpakket van de Autoriteit Markt en Consument. 16. Mei Li Vos (PvdA): Op de agentschappen van EZ worden in achtereenvolgende begrotingen in de tijd steeds oplopende kortingen ingeboekt. En vervolgens worden deze besparingen in de praktijk nooit gehaald. Heeft de minister hier een sluitende verklaring voor? De constatering dat de ingeboekte besparingen nooit worden gehaald is niet correct. De verklaring voor een hogere realisatie dan de stand ontwerpbegroting is dat er naast het inboeken en realiseren van kortingen, vaak ook sprake is van aanvullende opdrachten aan de agentschappen later in het jaar na de presentatie van de ontwerpbegroting. In de ontwerpbegroting wordt een zo actueel en compleet mogelijk beeld opgenomen van de geraamde uitvoeringskosten naar de stand van dat moment. Echter, op het moment dat de begroting wordt vastgesteld, is het opdrachtenpakket voor het volgende jaar nog niet altijd geheel definitief. Dit kan leiden tot aanvullende opdrachten lopende het jaar aan de agentschappen, bijvoorbeeld ten gevolge van beleidsintensiveringen. Ook in de loop van een uitvoeringsjaar kan het nodig zijn de opdracht aan een agentschap bij te stellen op grond van externe gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij een uitbraak van een dierziekte. De realisatie komt dan hoger uit dan de oorspronkelijke begroting. Uiteraard worden de bijstellingen wel aan de Kamer gecommuniceerd, via de suppletoire begrotingen. Zoals eerder aangegeven in de reactie op de motie Jacobi is de planningsmethodiek ten opzichte van voorgaande jaren aangepast, zodanig dat er in de ontwerpbegroting een zo compleet mogelijke raming van de uitvoeringskosten van dat moment wordt gepresenteerd. In de eerste suppletoire begroting 2013 zijn de hiervoor benodigde financiële bijstellingen verwerkt. 17. Mei Li Vos (PvdA): De Algemene Rekenkamer constateert dat bij het opleggen van kortingen aan uitvoeringsorganisaties niet duidelijk wordt gemaakt of het moet gaan om doelmatigheidswinst en/of het versoberen of afstoten van publieke taken. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer was om dit wél expliciet te maken. Waarom heeft de minister deze aanbeveling (nog) niet opgevolgd? Taakstellingen op de Rijksdienst kunnen bij uitvoeringsorganisaties ingevuld worden door efficiencymaatregelen en door het reduceren van opgedragen taken. In de praktijk is vaak een combinatie van maatregelen nodig om – met behoud van de hoge eisen aan de kwaliteit van de uitvoering van het rijksbeleid – te voldoen aan de opgelegde taakstellingen. De Algemene Rekenkamer constateert terecht dat uit de begrotingsstukken vooraf niet altijd expliciet blijkt met welke maatregelen de taakstelling wordt ingevuld. In toekomstige begrotingen zal ik de voorziene invulling van kortingen zo goed mogelijk trachten toe te lichten. 18. Mei Li Vos (PvdA): Ten aanzien van het wetsvoorstel aanmerkelijke marktmacht heeft de ACM gevraagd om extra ondersteuning voor haar taken. Krijgt de ACM daar extra capaciteit voor? Het wetsvoorstel dat de bevoegdheid voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM) introduceert om aan een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht specifieke verplichtingen op te leggen (AMM-instrumentarium), ligt momenteel ter behandeling bij de Eerste kamer. Met het AMM-instrumentarium krijgt de ACM een nieuwe taak. Om hieraan een goede invulling te geven zal de ACM hierop extra capaciteit moeten inzetten. De ACM krijgt hiertoe de mogelijkheid, zodra de wetswijziging van kracht wordt. Net als bij andere regelgeving die primair marktordening tot doel heeft, worden de kosten van dit toezicht conform het rapport Maat houden doorberekend aan de marktpartijen. 19. Mei Li Vos (PvdA): Wanneer is de minister voornemens artikel 30 en 31 van de postwet aan het parlement te zenden? Als gevolg van structurele en toenemende volumedalingen staat de financiële houdbaarheid van de universele postdienst (UPD) onder druk. De Tweede Kamer is bij brief van 3 juni 2013 geïnformeerd over de voorgenomen maatregelen om beter te kunnen borgen dat de UPD in de toekomst rendabel kan worden uitgevoerd. In dit verband wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid ter modernisering van de UPD, waarin onder meer een vermindering van het aantal postvestigingen en brievenbussen wordt voorgesteld. Ook zal in dit wetsvoorstel een voorstel zijn opgenomen tot wijziging van de artikelen 30 en 31 van de Postwet 2009, waarin de vergoedingssystematiek voor nettokosten binnen de UPD is neergelegd. Zoals is aangegeven in de bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer, is een systeem waarin andere postvervoerbedrijven betalen aan eventuele nettokosten weliswaar Europeesrechtelijk toegestaan, maar gelet op de Nederlandse situatie met slechts twee landelijke spelers onwenselijk. Het streven is het wetsvoorstel ter modernisering van de UPD in het voorjaar van 2014 bij de Tweede Kamer in te dienen. Öztürk (PvdA) 20. Öztürk (PvdA): Wat doet de minister om startende ondernemers te ondersteunen? Er gebeurt veel om jonge, startende ondernemers, zoals de jonge ondernemers verbonden aan ROC Zwolle te helpen. Naast de generieke ondersteuning van ondernemers stimuleren we ook specifiek jong ondernemerschap. Door: Stevige verankering van ondernemerschap in het onderwijs. Ondernemerschapvaardigheden aanleren wordt mogelijk gemaakt door ondernemerschaponderwijs dat mede door impulsen van EZ in de laatste jaren in verschillende vormen en op diverse plekken wordt aangeboden, van basisschool tot universiteit. Zo is in het MBO is vanaf het schooljaar 2011 – 2012 het ondernemerschap via een certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap verankerd in de landelijke kwalificatiestructuur. Wegnemen van praktische belemmeringen voor jong ondernemerschap. Zo is bijvoorbeeld in de studiefinanciering de bijverdiengrens zo ingericht dat deze niet meer nadelig werkt voor studenten die tijdens of meteen na hun studie succesvol een eigen bedrijf zijn begonnen. Verhogen transparantie en verbeteren informatievoorziening voor jonge ondernemers. Het digitale ondernemersloket Antwoordvoorbedrijven.nl en de Belastingdienst hebben een ‘eigen’ omgeving op hun websites voor jonge ondernemers gemaakt en dat gaat straks verder in het Ondernemersplein. Verbeteren van het ecosysteem voor jong ondernemerschap. Goede kennisintensieve omgevingen voor studenten die een bedrijf willen starten worden geboden door diverse incubators aan hogescholen en universiteiten. EZ heeft daar ook de inrichting van TTO's (technology transfer offices) gestimuleerd. Daarnaast kunnen jonge ondernemers gebruik maken van ondersteuning die er is voor alle starters zoals financieringsmogelijkheden gericht op ondernemers via onder meer Qredits voor kleine kredieten en BMKB. Maar ook de Seed-regeling gericht op verstrekken van "early stage"risicokapitaal voor jonge innovatieve bedrijven. Ook is er een Startersfaciliteit in de WBSO: in 2014 is er een verhoogd starterstarief van 50% (in plaats van 35%) voor de eerste €250.000 aan S&O-loonkosten. 21. Öztürk (PvdA): Ontvangt de minister signalen over discriminatie op de ondernemersmarkt? Wil de minister onderzoeken in hoeverre discriminatie op de ondernemersmarkt plaatsvindt? Op dit moment zie ik geen aanleiding tot onderzoek in hoeverre er discriminatie op de ondernemersmarkt plaatsvindt. Mijn beeld is juist dat etnisch ondernemerschap groeit en bloeit. In Nederland is het etnisch ondernemerschap een substantieel onderdeel van het ondernemerschap: 25% van de starters en 14% van de ondernemers is etnisch. Een breed onderzoek naar ervaren discriminatie in Nederland door het Sociaal en Cultureel Planbureau bevindt zich in een afrondende fase. Het wordt in december gepubliceerd en wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW. Het onderzoek maakt onderscheid naar diverse groepen, waaronder herkomstgroepen, religieuze groepen, mensen met een beperking en lesbische, homoseksuele en biseksuele mensen (LHB-ers). Etnisch ondernemerschap vormt daar overigens geen specifiek onderdeel van. Mijn ministerie heeft wel gekeken naar de participatie van etnische ondernemers in het maatschappelijk middenveld (brancheorganisaties, MKB Nederland, VNO-NCW en Kamers van Koophandel) naar aanleiding van de vraag van dhr. Ozturk bij het WGO van vorig jaar. Er is gekeken naar lidmaatschap en bestuurlijke vertegenwoordiging van etnische ondernemers in Kamers van Koophandel en bij ondernemersorganisaties (brancheorganisatie en koepelorganisaties MKB Nederland en VNO-NCW). Bij de betreffende organisaties is navraag gedaan. Daaruit kwam naar voren dat er afgelopen jaren veel aandacht aan etnische ondernemers is besteed en ook veel moeite is gedaan om de etnische ondernemers te laten aansluiten bij reguliere ondernemersorganisaties en branches. Veel etnische ondernemers organiseren zich echter bij voorkeur langs etnische lijn, dus in eigen ondernemersorganisaties. Bij de regioraden van KvK nieuwe stijl is nadrukkelijk aandacht gegeven aan diversiteit: de Kamer (Raad van Bestuur) zorgt in dit kader ook dat in de regioraden de belangen van bijvoorbeeld zelfstandigen zonder personeel voldoende vertegenwoordigd zijn. Bedoeling is dat de regioraden zo worden samengesteld dat de belangrijkste groepen in de regio zich vertegenwoordigd voelen. Mulder (CDA) 22. Mulder (CDA): Van belang is een goede balans tussen beleid voor het grootbedrijf en het MKB. De WBSO is een goed voorbeeld van een instrument voor het MKB. Hoe zijn de andere innovatiemiddelen verdeeld over de bedrijven, in het bijzonder ten gunste van het MKB? Hieronder treft u een overzicht van de verdeling van de innovatiemiddelen over bedrijven, met daarbij het budgetaandeel van het MKB. De budgetten betreffen het jaar 2014, terwijl de cijfers aangaande verdeling en gebruik zijn gebaseerd zijn op 2012. De instrumenten Innovatiefonds MKB+: seed capital en MIT zijn alleen toegankelijk voor het MKB. De WBSO, RDA, Eurostars en het Innovatiefonds MKB+: innovatiekredieten staan ook voor bedrijven groter dan MKB open, maar ook hierbij komt het overgrote deel van het budget ten goede aan het MKB. Zo is in 2012 73,7% van het WBSO budget en 100% van het budget voor innovatiekredieten ten goede gekomen aan het MKB. Voor wat betreft de TKI-toeslag kan nog geen raming worden gegeven omdat deze regeling pas recent van start zijn gegaan en gegevens nog onbekend zijn. Instrument Begroting 2014 (mln. euro kas) Budgetaandeel MKB Budgetaandeel starters Aantal gebruikers Generiek WBSO (fiscaal) 756 73,7% 11% 22.2203 RDA (fiscaal) 302 38,7% n.v.t. 13.860 Innovatiebox (fiscaal) Raming 625 n.n.b. n.n.b. n.n.b. Innovatiefonds MKB+: seed capital 15,5 100% 100% 210 Innovatiefonds MKB+: Innovatiekrediet 67,5 100% n.b. 36 Eurostars 7,9 83% n.b. 45 (34 MKB) Specifiek TKI-toeslag 101,6 n.n.b. n.n.b. n.n.b MIT-regeling 21,2 100% n.b. n.n.b. 23. Mulder (CDA): MBK-ers voelen zich niet vertegenwoordigd. Kan Ondernemen voor Nederland een plek krijgen aan de SER-tafel? Kan de minister hier een rol bij spelen? De SER telt in totaal 33 leden: elf ondernemersleden, elf werknemersleden en elf kroonleden. Samen vormen zij een afspiegeling van sociaal-economisch Nederland. De benoeming in de SER is telkens voor twee jaar, van 1 april tot en met 31 maart twee jaar later. Werknemersleden en ondernemersleden worden benoemd door de vakcentrales en ondernemersorganisaties zelf. Bij Koninklijk Besluit wordt bepaald welke organisaties bevoegd zijn leden te benoemen en hoeveel leden zij mogen benoemen. De derde groepering, de kroonleden, vertegenwoordigt het algemeen belang. Zij zijn onafhankelijke deskundigen die – op voordracht van het kabinet – door de Kroon (bij Koninklijk Besluit) worden benoemd. Elke twee jaar doet de SER een oproep in de Staatscourant aan organisaties om een verzoek in te dienen als ze voor het lidmaatschap van de SER in aanmerking willen komen. De SER adviseert hierover vervolgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raad baseert zich hierbij op een verordening met regels over de representativiteit van organisaties. Dit zijn kwalitatieve en kwantitatieve regels waaraan organisaties moeten voldoen om voor benoemingsrecht in aanmerking te komen. Ook zijn in de verordening regels opgenomen over hoe de beschikbare zetels moeten worden verdeeld over deze organisaties. In hoofdlijnen komt het erop neer dat wordt gekeken naar de rechtsvorm en doelstelling van organisaties. Bij de ondernemersorganisaties wordt daarnaast gekeken naar het aantal ondernemers dat lid is van de organisatie en het gezamenlijke sociaal-economische gewicht van die leden. Uiteindelijk stelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, rekening houdend met het advies van de SER, formeel de zetelverdeling vast. 24. Mulder (CDA): CDA is tegen het afschaffen van de Wet vermindering afdrachtbelasting. Waarom heeft het kabinet deze keuze gemaakt ten gunste van een bureaucratisch instrument? De minister van OCW heeft op 23 mei 2013 uw Kamer in een brief geïnformeerd over het voornemen om de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) op 1 januari 2014 af te schaffen voor het onderwijsdeel en te vervangen door een subsidieregeling praktijkleren. Deze subsidieregeling is op 31 oktober 2013 in de Staatscourant gepubliceerd. Belangrijkste reden voor het omvormen van de afdrachtvermindering tot een subsidieregeling is dat de huidige fiscale regeling niet het gewenste resultaat oplevert wat betreft het stimuleren van de beoogde leerwerkplaatsen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door een toenemend oneigenlijk gebruik. Daarbij is de regeling budgettair onbeheersbaar gebleken. In een periode van amper vijf jaar tijd is het budgettair beslag van de regeling namelijk verdubbeld. Omdat het kabinet het belangrijk vindt om werkgevers financieel te blijven stimuleren om leerwerkplaatsen aan te bieden, wordt de subsidieregeling praktijkleren ingevoerd. Een subsidie maakt het mogelijk om overheidsgeld effectiever in te zetten en de uitgaven beter te beheersen. Voor de uitgebreide overwegingen om de afdrachtvermindering onderwijs te vervangen door de subsidieregeling praktijkleren verwijs ik naar de hiervoor genoemde brief van de minister van OCW van 23 mei 2013 en het daarover met de Tweede Kamer gevoerde schriftelijke overleg. 25. Mulder (CDA): Intensivering € 50 mln cofinanciering. Hoeveel wil de minister hiervan inzetten voor toegepast onderzoek? En hoe wordt ingespeeld op maatschappelijke problemen? Momenteel werk ik de precieze invulling van de € 50 miljoen cofinanciering in samenwerking met de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verder uit. Deelnemers in te cofinancieren programma’s zijn bedrijven, universiteiten, instituten van NWO en KNAW en toegepaste kennisinstellingen. Het belang van toegepast onderzoek is evident, maar op dit moment kan vooruitlopend op de uitwerking nog niet een inschatting gegeven worden van de omvang van hun aandeel. Uw Kamer ontvangt medio november een overzicht hoe de topsectoren bijdragen aan de verschillende maatschappelijke uitdagingen en waar hier kansen liggen. Ondersteunend daaraan is de via NWO ingezette cofinanciering voor deelname in EU programma’s waarbij geselecteerd is op de maatschappelijke uitdagingen. 26. Mulder (CDA): Hoeveel gebruik wordt er gemaakt van de instrumenten van de EIB, met name op MKB financiering? Wat zijn de resultaten zijn van het gebruik van middelen van de EIB? De Europese Investeringsbank (EIB) verstrekt financiering en expertise aan gezonde en duurzame investeringsprojecten, vooral binnen de EU. Het kabinet zet zich in om het aandeel van de EIB in Nederland te vergroten, en spoort op verschillende niveaus de EIB aan om aansluiting te blijven zoeken bij de Nederlandse markt. Zo hebben de EIB en het kabinet al gezamenlijk voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor het Nederlandse bedrijfsleven. In de afgelopen 5 jaar heeft de EIB meer dan 7.3 miljard euro toegekend aan investeringen in de infrastructuur en kleine ondernemingen in Nederland. In 2012 is 1,24 miljard euro aan nieuwe kredieten uitgezet in Nederland. De in het verleden door de Europese Investeringsbank via tussenbanken aan het Nederlandse MKB verleende kredieten zijn ten gunste gekomen aan ondernemingen in de sectoren landbouw, voedingsmiddelen, productie en de detailhandel. Per onderneming was de gemiddelde toekenning bijna 1 miljoen euro. De meeste ondernemingen die steun ontvingen van de Europese Investeringsbank hadden minder dan 10 werknemers. Tot de bekendste projecten die recentelijk hebben geprofiteerd van de steun van de EIB behoren de verbreding van de A12 snelweg tussen Lunetten en Veenendaal, de uitbreiding van de Maasvlakte bij de haven van Rotterdam, een stroomkabel tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk en de bagage afhandeling bij Schiphol. In 2012 heeft de EIB 620 miljoen euro ter beschikking gesteld aan een aantal grote Nederlandse banken, die deze financiering weer uitlenen aan kleine ondernemers in Nederland. Nederlandse ondernemingen profiteren van de betrokkenheid van de Europese Investeringsbank vanwege de lage rentetarieven en de contante aanbetalingen. 27. Mulder (CDA): Graag worden de leden van het CDA geïnformeerd over de toezegging van de minister om in overleg te treden met de sector over het lange behoud van belbundels. Wat is de uitkomst van de gesprekken van de minister met de telecombedrijven? Zoals ik heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 28 mei jl. heb ik met de operators gesproken over de houdbaarheid van tegoeden. Op grond van die gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat de consument op dit moment zeer veel keuze heeft als het gaat om abonnementen, maar dat de keuze zeer klein is als hij zijn bel, sms- en datategoed wil meenemen naar de volgende maand(en). Mijn beleid is erop gericht de consument een sturende rol te geven. Om die rol goed te kunnen vervullen, dient er transparantie te zijn, moet de consument makkelijk kunnen overstappen en keuzevrijheid hebben. Die keuzevrijheid vind ik op dit moment onvoldoende voor wat betreft het meenemen van tegoeden. Wel zijn er ontwikkelingen die maken dat de consument steeds beter een abonnement kan kiezen dat aansluit op zijn belgedrag. De telecommarkt is een dynamische markt, waar de ontwikkelingen snel gaan. Ik wil dit punt daarom niet direct wettelijk regelen. Zelfregulering is mededingingstechnisch niet mogelijk. Omdat ik dit punt van belang vind, kies ik ervoor de operators via een brief op te roepen meer keuze te bieden als het gaat om de houdbaarheid van tegoeden. De sector is nu aan zet. Het in de markt zetten van nieuwe abonnementsvormen kost tijd en daar wil ik de sector de kans voor geven. Ik zal eind 2014 de balans opmaken. Mocht er dan nog steeds weinig te kiezen zijn voor de consument die zijn tegoeden enige tijd wil meenemen, dan ben ik voornemens dit alsnog wettelijk te regelen. 28. Mulder (CDA): Er is een Nederland - Duitsland top en een België - Nederland Top geweest. Wat zijn de concrete resultaten daarvan op het gebied van grensarbeid en ondernemerschap? Tijdens de bilaterale regeringstop tussen Nederland en Duitsland op 23 mei dit jaar heb ik met de Duitse staatssecretaris Kapferer in het kader van de interne markt een gemeenschappelijke agenda vastgesteld. Deze agenda gaat onder andere over het in kaart brengen en tegengaan van belemmeringen voor MKB-ers die over de grens ondernemen. Op dit moment werkt Nederland intensief samen met het Duitse ministerie van Economische Zaken en de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen om te inventariseren welke acties zowel op korte termijn als op langere termijn moeten leiden tot het wegnemen van knelpunten op de interne markt. Dit draagt ook bij aan de verbetering van de werkgelegenheid in de grensregio’s. Het lid Mulder (CDA) refereert daarnaast aan de recente Top tussen de Nederlandse en Vlaamse (niet Belgische) kabinetten op 8 oktober jl. te Maastricht. Daar zijn er afspraken gemaakt op het gebied van innovatie, hightech, chemie, gezondheidszorg, logistiek en transport, samenwerking op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek alsmede optimalisatie van de Interreg-programma’s met aandacht voor grensarbeid en ondernemerschap. Zo is bij voorbeeld concreet afgesproken dat het Nederlandse NWO en Vlaamse Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FMO) een voorstel zullen uitwerken voor verdere samenwerking in de Vlaams-Nederlandse onderzoeksruimte. Ook is afgesproken dat de Vlaamse en Nederlandse chemische industrie meer gaan samenwerken om het energieverbruik verder terug te dringen en ook op andere wijze stappen te maken naar een duurzame, biogebaseerde chemieproductie. Er zal een gezamenlijk R&D programma voor duurzame chemie worden opgesteld. 29. Mulder (CDA): Hoe staat het met de thermometer regeldruk? En de opvolging van de eerder dit jaar ingediende motie Mulder? De thermometer – in het kader van regeldruk spreek ik overigens liever van een barometer – bestaat al. Twee keer per jaar ontvangt u een rapportage over de voortgang van de doelstelling om de regeldruk per 2017 structureel te verlagen met 2,5 miljard euro ten opzichte van 2012 van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Hiermee geef ik invulling aan de motie. Verhoeven (D66) 30. Verhoeven (D66): Hoe staat het met structurele financiering van ruimtevaart (bijdrage ESA)? In de aanloop van de ESA ministersconferentie heeft het vorige kabinet naar aanleiding van een motie van het CDA en D66 (motie Koolmees/Van Hijum) in totaal € 68 miljoen extra beschikbaar gesteld voor ruimtevaart voor de periode 2013-2015. Zoals in de Miljoenennota voor 2014 staat aangegeven heeft het kabinet besloten de eerdere bezuinigingen van het vorige kabinet betreffende ruimtevaart terug te draaien voor de periode 2015-2017. Daarvoor heeft het kabinet € 86 miljoen extra uitgetrokken. Daarmee zijn de eerdere bezuinigingen van € 20 miljoen in 2015 en € 33 miljoen in 2016, respectievelijk 2017 ongedaan gemaakt. Hiermee is voldoende budget beschikbaar voor de Nederlandse inzet bij de ministersconferentie in 2014. Er is nog geen structurele oplossing gevonden voor de financiering van de ruimtevaart voor de periode vanaf 2018. Op basis van de nieuwe beleidsvisie ruimtevaart 2015-2020, die ik in de eerste helft van 2014 aan uw Kamer zal voorleggen, zal een besluit genomen worden over de toekomstige financiering van het ruimtevaart beleid. Begrotingscijfers voor de periode 2014 - 2018: (kas, € x 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 Beschikbaar op de EZ-begroting 91.005 75.571 76.641 63.925 52.888 Reeds verplicht 91.005 43.213 44.274 36.715 31.930 Vrij voor toekomstige ministerconferenties (MC) 0 32.358 32.367 27.210 20.958 31. Verhoeven (D66): Deelt de minister de analyse van D66 inzake het belang van concurrentie? Is de minister bereid om in de begroting als expliciete doelstelling op te nemen: ‘het beschermen van concurrentie en een competitief klimaat’? De Autoriteit Consument en Mark (ACM) voert het markttoezicht op de niet-financiële markten uit. De ACM is ontstaan door samenvoeging van de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit en heeft dezelfde taken als deze voormalige autoriteiten; de taken zijn door de samenvoeging niet uitgebreid, maar samengebracht in één nieuwe organisatie. Dit is geregeld in de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, die op 1 april 2013 in werking is getreden. De taken van de ACM omvatten de drie pijlers van markttoezicht: mededingingstoezicht op grond van de Mededingingswet, sectorspecifiek markttoezicht op energie, telecom, post en vervoer op grond van sectorspecifieke wetgeving en consumentenbescherming op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming. Deze pijlers zijn alle drie noodzakelijke voorwaarden om te komen tot goed werkende en concurrerende markten. Met het mededingingstoezicht kan de ACM optreden tegen concurrentiebelemmeringen in alle sectoren van de economie, zoals kartelafspraken en misbruik van een economische machtspositie. Met het sectorspecifieke markttoezicht worden vooraf voorwaarden op bepaalde markten gecreëerd waaronder concurrentie kan plaatsvinden. Consumentenbescherming tenslotte bevordert eerlijke handel tussen bedrijven en consumenten door versterking van de positie van consumenten. Dat doet de ACM door de handhaving van wettelijke regels (o.a. over verkoop op afstand en buiten de verkoopruimten en oneerlijke handelspraktijken) en het verschaffen van informatie over rechten en plichten. De ACM is derhalve een markttoezichthouder, die zowel het belang van concurrentie en een competitief klimaat als de belangen van de consument behartigt. Het lid Verhoeven stelt terecht dat de taken en de doelstelling van de ACM expliciet vastgelegd moeten worden. Niet de begroting, zoals voorgesteld, maar de wet is daartoe de aangewezen plaats. De wettelijke taken van de ACM zijn in de hierboven genoemde wetten vastgelegd. Het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel Stroomlijningswet ACM (Kamerstukken II, 33 622) legt de doelstelling van de werkzaamheden van de ACM vast, te weten het bevorderen van goed functionerende markten, van ordelijke en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige behandeling van consumenten. 32. Verhoeven (D66): Zaken als schoonmaken, beveiliging en koeriersdiensten worden geleidelijk weer overheidsdomein door toedoen van de minister van W&R. Kan de minister schetsen wat hij hiervan vindt? Wil hij actiever opkomen voor het bedrijfsleven in de Ministerraad? En is hij bereid tot aanscherping van de Wet Markt en Overheid die hier duidelijk niet voldoet? Het kabinet is zich ervan bewust dat in het geval van schoonmaak, beveiliging en koeriersdiensten er consequenties zijn voor het bedrijfsleven, aangezien bepaalde werkzaamheden die eerder aan het bedrijfsleven waren uitbesteed, worden inbesteed. Hiermee wordt echter invulling gegeven aan de volgende passage in het Regeerakkoord (Hoofdstuk 11: Arbeidsmarkt): “Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in dienst worden genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.” Volgens de Wet markt en overheid zijn overheden vrij activiteiten over te laten aan de markt of in eigen beheer voor hun eigen organisatie te verrichten. Het is wenselijk dat overheden die vrijheid hebben, omdat zij dan bij hun keuze belangen kunnen meewegen zoals maatwerk, veiligheid, de beste prijs-kwaliteitverhouding en kostenbesparing op langere termijn. Wel is het belangrijk dat overheden de concurrentie met private ondernemingen niet vervalsen als ze de markt op gaan. Om concurrentievervalsing te voorkomen bevat de Wet Markt en Overheid gedragsregels voor overheden die de markt opgaan, zoals de verplichting om ten minste de integrale kosten van hun economische activiteiten aan hun afnemers in rekening te brengen. Deze wet is met ingang van 1 juli 2012 in werking getreden en zal binnen drie jaar worden geëvalueerd. Bij die evaluatie zal worden onderzocht, of de Wet markt en overheid voldoet ofwel moet worden aangescherpt. 33. Verhoeven (D66): Staat de minister pal voor netneutraliteit? Ik kan u verzekeren dat ik pal voor netneutraliteit sta. Ik ben en blijf voorvechter van het wettelijk borgen van netneutraliteit. De Europese Commissie deelt dit standpunt en heeft de Nederlandse uitgangspunten overgenomen in haar voorstel voor een Verordening voor de Interne Telecommarkt. Daarmee kan netneutraliteit ook op Europees niveau worden geregeld. Hierdoor krijgen eindgebruikers ongehinderd toegang tot het open internet en hebben zij keuzevrijheid in toepassingen, diensten of content. Daarnaast kunnen dienstenaanbieders zonder concurrentiebelemmerende factoren innoveren. Zoals aangegeven in het BNC fiche over de concept Verordening, welke 18 oktober jl. aan de Kamer is verstuurd, kent het Europees voorstel enkele punten, zoals het blokkeren van diensten door aanbieders van internettoegang zonder een rechterlijke uitspraak of wettelijk voorschrift, die niet precies conform de Nederlandse bepalingen zijn. Ik zal mij uiteraard volledig inzetten om deze via de gebruikelijke Europese processen alsnog aan te laten passen. Schouten (ChristenUnie) 34. Schouten (ChristenUnie): Het doel van de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) is om kredietverlening aan het MKB te vergroten. Kan de minister toezeggen dat hij het effect gaat monitoren van de NII op de kredietverlening aan het MKB? Met de Nederlandse Investeringsinstelling beogen het kabinet en de institutionele beleggers te komen tot een intermediair en aanspreekpunt voor (nieuwe) initiatieven met als doel om aanvullend aan bancaire kredietverlening kapitaal van (internationale) institutionele beleggers voor de Nederlandse economie te mobiliseren. De NII is daarmee niet specifiek gericht op (directe) kredietverlening aan het MKB, maar richt zich met name op kapitaalmarktfinanciering voor de Nederlandse economie. De kwartiermaker van de NII gaat aan de slag met de concrete uitwerking van de NII. Een van de uitkomsten van het overleg met institutionele beleggers is wel dat kredietverlening aan het MKB wordt vergroot via het MKB-financieringsfonds opgericht door verzekeraars. De kredietverlening aan het MKB wordt reeds gemonitord, zowel door mijn ministerie in de halfjaarlijkse Financieringsmonitor, als door De Nederlandsche Bank. Ook na oprichting van de NII zullen we de ontwikkelingen in de kredietverlening aan het MKB blijven volgen. Van Tongeren (GroenLinks) 35. Van Tongeren (GroenLinks): Graag een reactie van de minister op rapport van de Algemene Rekenkamer over effectiviteit en opbrengsten van het topsectorenbeleid ten aanzien van innovatie. Mijn ambtsvoorganger heeft destijds op het rapport Innovatiebeleid van de Algemene Rekenkamer (AR) gereageerd naar aanleiding van schriftelijke vragen van uw Kamer. Het AR-rapport heeft overigens niet betrekking op het topsectorenbeleid, maar betreft het innovatiebeleid zoals dat in eerdere jaren is gevoerd. Het rapport is aanleiding geweest om op kritischer wijze de effecten van beleidsinstrumenten binnen het bedrijvenbeleid te evalueren. De Expertwerkgroep Effectmeting (Commissie Theeuwes) heeft daarvoor aanbevelingen geformuleerd in opdracht van mijn ministerie. Het rapport van die expertwerkgroep, getiteld ‘Durf te meten’, heb ik in november 2012 naar uw Kamer gestuurd. In december 2012 heb ik hier een beleidsreactie op gegeven. Inmiddels is in gang gezet dat evaluaties op het terrein van het bedrijvenbeleid plaatsvinden volgens de aanbevelingen van de Expertwerkgroep Effectmeting. De evaluatie van het Innovatiekrediet is de eerste evaluatie die volgens die aanbevelingen heeft plaatsgevonden. 36. Van Tongeren (GroenLinks): Graag een reactie van de minister op de stelling van o.a. WRR en PBL dat groen innovatiebeleid voor het MKB en investeringen in groen wetenschappelijk onderzoek nodig zijn. Innovaties zijn de sleutel tot een (kosten)effectieve vergroening van de economie en een ambitieus (inter)nationaal klimaatbeleid, zoals genoemd in de Kabinetsbrief Groene Groei. Via het bedrijfsleven- en topsectorenbeleid wordt de innovatiekracht van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid benut om te werken aan een sterke economie. Binnen deze aanpak wordt ook gewerkt aan groene groei, zoals in de topsectoren water, biobased economy en energie. Aandacht voor het innovatieve MKB is binnen het topsectorenbeleid een speerpunt. Uiteraard volgt op een later moment een uitgebreide reactie op de rapporten van het PBL en de WRR. 37. Van Tongeren (GroenLinks): Hoe ziet de minister de verhouding tussen regering en bedrijven waar het gaat om naleving Wet milieubeheer (handhaving eis 5 jaar terugverdientijd energiebesparende maatregelen)? De Wet milieubeheer moet worden nageleefd door de bedrijven en het is aan het bevoegd gezag om daarop toe te zien. Afgesproken is dat door middel van de convenanten met de industrie invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om maatregelen te nemen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. In het Energieakkoord zijn nadere afspraken gemaakt om de convenanten aan te scherpen en de handhaving van de wet te verbeteren. Ook wordt een pilot gestart met een Energie Prestatie Keur van bedrijven, als alternatieve invulling van de wettelijke verplichtingen. Hierbij dient wel te worden bedacht dat in deze economisch zware tijd bedrijven een euro maar 1 keer kunnen uitgeven. Daarbij is de realiteit soms dat bedrijven die uitgeven om werkgelegenheid te behouden, waarbij energiebesparing even een pas op de plaats moet maken. Ik vind behoud van die werkgelegenheid uiteraard van groot belang. 38. Van Tongeren (GroenLinks): Waarom wordt de termijn voor investeringen door Delta en Essent onder het covenant kerncentrale Borssele uit 2006 met vijf jaar verlengd? Delta heeft enkele jaren geleden aandelen in EPZ, de exploitant van de kerncentrale Borssele, overgenomen van Essent. Daardoor zijn de verplichtingen van Delta navenant groter geworden. Die situatie was bij het afsluiten van het convenant niet voorzien. Daarnaast speelt de economische crisis de bedrijven ook parten bij het realiseren van de additionele projecten. Het is daarom redelijk om de bedrijven extra tijd te geven om aan de verplichtingen te voldoen. Een termijn van vijf jaar acht ik daarbij gepast, omdat het gaat om het ontwikkelen van vaak grote projecten met meerjarige termijnen voor uitwerking, financiering, vergunningverlening en realisatie. 39. Van Tongeren (GroenLinks): Hoe staat het met het openbaar beschikbaar stellen van kennis van de ondergrond en boortechnieken voor geothermie? Mijn ministerie investeert jaarlijks ca. 13 miljoen euro in inzameling, kwaliteitscontrole en interpretatie van ondergrond data. Dit werk wordt uitgevoerd door TNO en beschikbaar gesteld in ruwe vorm, maar ook in de vorm van geologische kaarten en modellen. Data zijn beschikbaar op www.nlog.nl. De laatste drie jaar is een extra inspanning gedaan om data benodigd voor geothermie sneller beschikbaar te stellen. Al deze data zijn nu in een geografisch bestand via de website www.thermogis.nl beschikbaar. 40. Van Tongeren (GroenLinks): Verzoek aan de minister om onderzoek in opdracht van het Rijk en datasets eenvoudig toegankelijk maken. In het kader van het open databeleid stimuleert het ministerie van EZ, samen met het ministerie van BZK, het gebruik van open data in Nederland. Ik heb een positieve grondhouding ten aanzien van het openbaar maken van onderzoeken die in opdracht van het Rijk zijn uitgevoerd. Dit zal echter niet in alle gevallen kunnen. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om bedrijfsgevoelige informatie of om informatie die vertrouwelijk moet blijven vanwege de publieke veiligheid. Verder verwijs ik voor dit onderwerp naar de minister van BZK, die verantwoordelijk is voor de Wet openbaarheid bestuur. Naast het open databeleid is er het ‘open access’ beleid, dat de toegang tot publiek gefinancierde wetenschappelijke publicaties en onderliggende data betreft, waarvoor de ministeries van OCW en EZ aan de lat staan. Het kabinet is van mening dat open toegang tot de laatste wetenschappelijke publicaties en onderliggende data van het grootste belang is voor zowel de versnelling van innovatie, als de bevordering van wetenschappelijke samenwerking zonder overbodige duplicatie van onderzoek als ook voor het betrekken van burgers en de maatschappij bij onderzoek (transparantie van het onderzoeksproces). Ook de Europese Commissie is hier groot voorstander van. Het kabinet kan zich vinden in het voorgestelde principe dat vanaf 2014 de publicaties die het resultaat zijn van onderzoekprojecten in het kader van Horizon 2020 open toegankelijk zullen zijn, hetzij direct of na een bepaalde periode van embargo. Via ‘open access’ publiceren mag niet ten koste gaan van de samenwerking met bedrijven. Bij publiek-private samenwerking moeten de belangen van de betrokken partijen gerespecteerd worden. Dit is zo opgenomen in het BNC-fiche ‘Mededeling betere toegang tot wetenschappelijke informatie’. De staatssecretaris van OCW heeft toegezegd dit najaar een beleidsbrief over dit onderwerp aan uw Kamer toe te zenden. Deze brief zal zich richten op het beleid ten aanzien van wetenschappelijke publicaties. Voor verdere informatie hierover verwijs ik u naar het geplande AO Wetenschapsbeleid op 20 november. Dijkgraaf (SGP) 41. Dijkgraaf (SGP): Het aannemen van mensen is een risico voor ondernemers. Hoewel primair een verantwoordelijkheid voor SZW, graag een reactie van de minister en hoe hij met zijn collega van SZW hiermee omgaat. Het aannemen van werknemers gaat gepaard met bepaalde financiële risico’s. In de begrotingsafspraken 2014 die zijn gemaakt is daarom een onderzoek aangekondigd naar knelpunten van loondoorbetaling bij ziekte en het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico voor werkgevers. Hierbij zal worden gekeken naar mogelijkheden om de solidariteit te bevorderen onder MKB-werkgevers, bijvoorbeeld het verhogen van de verzekeringsgraad door middel van private herverzekering of collectieve fondsen voor MKB-werkgevers. 42. Dijkgraaf (SGP): Graag een reactie van de minister op de vragen over financiering zoals onlangs gesteld aan de staatssecretaris van Financiën. De heer Dijkgraaf heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen en de behandeling van het Belastingplan aandacht gevraagd voor het meer vrijspelen van private vermogens. In dat kader heeft hij de bedrijfsopvolgingsregelingen en de fiscale facilitering van durfkapitaal genoemd. Op die vragen is reeds mondeling en schriftelijk door de staatssecretaris van Financiën gereageerd. Ik sluit mij graag aan bij die inhoudelijke beantwoording. Als de heer Dijkgraaf de ideeën die hij heeft op dit punt– anders dan de initiatieven die het kabinet reeds heeft opgepakt – concreter kan maken, heeft de staatssecretaris van Financiën hem uitgenodigd deze aan het kabinet te doen toekomen. Als dat dit najaar nog gebeurt, zullen de staatssecretaris van Financiën en ik in de eerste helft van volgend jaar een notitie wijden aan deze ideeën. Hierbij zullen wij ook de consequenties ervan in kaart brengen. Het kabinet is immers voorstander van het verbeteren van de financieringsmogelijkheden van het midden- en kleinbedrijf. 43. Dijkgraaf (SGP): Inschattingen van regeldrukeffecten worden zeer beperkt openbaar gemaakt. Wil de minister zich hard maken om het initiatief te nemen in het kabinet voor het openbaar maken van regeldrukeffecten? Zoals het kabinet in september aan uw Kamer heeft gemeld wordt ingezet op een versterking van de internetconsultatie bij nieuwe wetgevingsvoorstellen. Onderdeel van die consultatie wordt ook dat we inzage geven in de vragen van het Integraal Afwegingskader (IAK) waarin de basisvragen over doel en effecten (waaronder regeldrukeffecten) van regelgeving worden beantwoord. Dit betekent ook dat we in dat stadium overgaan tot het publiceren van de resultaten van belangrijkste effecttoetsen zoals de bedrijfseffectentoets. Hiermee worden de effecten voor het bedrijfsleven in beeld gebracht. Uitgangspunt is dat de departementen verantwoordelijk zijn voor een adequate uitvoering van het IAK en de onderliggende toetsen. De coördinerende departementen spreken hen daar uiteraard wel op aan. Ouwehand (PvdD) 44. Ouwehand (PvdD): Wat doet de minister om te voorkomen dat belangen van de ene ondernemer ten koste gaan van de andere (bv. veehouderij en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vs. toerisme en recreatie)? Beleidsontwikkeling is geen proces dat zich uitsluitend binnen de muren van het ministerie afspeelt, maar juist in dialoog met deskundigen en belanghebbenden. Alleen op die manier kan een optimale weging van belangen plaatsvinden. De inrichting van het topsectorenbeleid is daar een goed voorbeeld van. Het concrete afwegingsvraagstuk dat mevrouw Ouwehand noemt speelt zich mijns inziens met name op lokaal en regionaal niveau af, waarbij de ruimtelijke ordeningsprocedures en de daarmee samenhangende vergunningssystemen tot een goede weging van belangen leiden. 45. Ouwehand (PvdD): Wat is de stand van zaken rond de toezegging over de positie van individuele muzikanten in de topsector creatieve industrie? Zoals aangegeven in het Algemeen Overleg van 6 juni jl. is de muzieksector onderdeel van de topsector creatieve industrie Er zijn in juli gesprekken geweest tussen de popsector en het topteam creatieve industrie. In deze constructieve gesprekken zijn diverse mogelijkheden geïdentificeerd voor aansluiting, onder andere op het terrein van kennis en innovatie, internationalisering en human capital. Om follow-up te geven aan de gemaakte afspraken zijn werkgroepen aan de slag gegaan. Er is sprake van een eerste concrete samenwerking met de muzieksector bij de organisatie van de Nederlandse deelname aan het internationaal befaamde festival ‘South by Southwest’ in Austin (Verenigde Staten). Vanuit het topsectorenbeleid worden middelen beschikbaar gesteld om de Nederlandse muzieksector hier te promoten. Daarnaast is er onlangs een voorstel ingediend vanuit de Dance sector voor een pilot op het gebied van ambitieus ondernemerschap, dat momenteel wordt beoordeeld. Ook bij de totstandkoming van dit voorstel is nauw samengewerkt met de topsector. Kamerstukken 2012-2013, 24 095, nr. 356. Kamerstukken 2012-2013, 29 502, nr. 110. Kamerstukken 2012-2013, 26 419, nr. 55. Kamerstukken 2012-2013, 33 622, nr. 9 Kamerstukken 2012-2013, 17 050, nr. 428. Kamerstukken 2012-2013, 33 307 en 33 587. Motie Jacobi c.s., Kamerstukken 2012-2013, 33 240, nr. 18. Staatscourant 2000, 90. Kamerstukken 2012-201313, 29 502, nr. 110. Percentage van de toegekende vermindering in 2012. Het betreft het budgetaandeel van inhoudingsplichtigen (BV/NV) en zelfstandigen in 2012. Wat aantal aanvragers betreft, ligt het percentage starters op 16,9%. Het betreft het aantal inhoudingssplichtigen en zelfstandigen in 2012. Zoals aangekondigd in de brief ‘Bedrijvenbeleid in volle gang’ is het budget voor de MIT-regeling in 2014 opgehoogd naar € 30 mln. Tweede Kamer 2013-2014, 32 637, nr. 82. Zie ook mijn brief van 17 oktober jl., Kamerstukken 2013-2014, 24 095, nr. 357. Kamerstukken 2011-2012, 33 009, nr. 5. Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 44. Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 45. Kamerstukken 2012–2013, 32 637, nr. 73. Kamerstukken 2012-2013, 33 043 nr. 14. Kamerstukken 2011-2012, 22 112, nr. 1458. PAGE PAGE 1