[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D44386, datum: 2013-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Brussel, 28 juni 2013 (2013D44380)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Kaapverdië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;
Brussel, 28 juni 2013 

 

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

In oktober 2012 hebben besprekingen plaatsgevonden om te komen tot een
verdrag betreffende de wederzijdse administratieve bijstand in
douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Kaapverdië. Tijdens deze besprekingen werd tussen de delegaties van het
Koninkrijk der Nederlanden en van de Republiek Kaapverdië
overeenstemming bereikt over de verdragstekst, hetgeen heeft geleid tot
parafering van de verdragstekst. 

Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van
internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte
samenwerking tussen de douaneadministraties van de landen binnen het
Koninkrijk en Kaapverdië. Het onderhavige verdrag beoogt een bilateraal
kader te scheppen waarbinnen de nauwere samenwerking gestalte kan
krijgen. Het verdrag biedt de douanediensten van het Koninkrijk de
mogelijkheid om essentiële informatie uit te wisselen met de
Kaapverdische douane. 

Kaapverdië is voor de staatsinkomsten nog sterk afhankelijk van
douanerechten (in 2011 nog goed voor 51% van de belastinginkomsten). Dat
betekent dat de douane veel waarde hecht aan correcte heffing en inning
van douanerechten en dus aan de fiscale component van het douanewerk. De
Kaapverdische douane is zich echter goed bewust van het feit dat in de
Europese Unie (EU) inkomsten uit douanerechten sterk teruglopen door
Europese vrijhandelsakkoorden en tariefpreferenties, voortvloeiend uit
de samenwerking van de EU met de ACS-landen, en dat de niet-fiscale
taken in de EU relatief van groter belang zijn. 

De douane in Kaapverdië heeft ook op niet-fiscaal terrein vergaande
bevoegdheden en treedt op dit gebied primair op ter bescherming van de
eigen bevolking. Het beleid van de Kaapverdische regering is erop
gericht om een belangrijke hub te worden in het internationale
goederenverkeer, met name in de goederenstromen via lucht en zee tussen
Zuid- en Midden-Amerika en Europa.  

Men realiseert zich dat het verkeer vanuit Latijns Amerika naar Europa
dat via Kaapverdië loopt, ook voor Europese landen grote risico’s
inhoudt qua illegale handelsstromen. De Republiek Kaapverdië is lid van
de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten (ECOWAS), een
regio die sterk in ontwikkeling is. De landen binnen deze regio streven
ernaar de rol van douanediensten bij onder meer drugsbestrijding te
versterken. In Kaapverdië leeft de overtuiging dat een effectief
optreden tegen illegale goederenstromen (drugs, namaakgoederen) bij kan
dragen aan het aantrekken van bona fide internationale handelsstromen.
Vanuit deze visie zijn in zowel zee- als luchthavens grote investeringen
in infrastructuur en scanapparatuur gedaan. 

De Kaapverdische douane zoekt in dit kader technische samenwerking, in
het bijzonder op het gebied van risico management en gerichte controles.
Het verdrag biedt daarvoor in artikel 8 een juridische basis.

Hoewel de belangen bij geïntensiveerde samenwerking verschillen, bleek
overeenstemming over de tekst van het douaneverdrag snel te bereiken.
Het verdrag dient immers enerzijds om fraude met betrekking tot de
douanerechten (“klassieke” smokkel) te bestrijden. Het verdrag dient
anderzijds ook ter bestrijding van ontduiking van (andere) belastingen
bij invoer en ter bestrijding van overtredingen van sanitaire en
phytosanitaire maatregelen, de geneesmiddelenwetgeving, verboden met
betrekkingen tot de in- of uitvoer van afvalstoffen en van andere
verboden en beperkingen bij in- en uitvoer, zoals drugssmokkel of
smokkel van namaakartikelen. 

Wat betreft opzet en bewoording is het verdrag goeddeels gebaseerd op
een modelverdrag dat is ontwikkeld door de Wereld Douane Organisatie
(WDO). Zoals het internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de
verdragen ter voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot
uitgangspunt te nemen voor de onderhandelingen, zo wordt dit WDO
modelverdrag als basis gebruikt voor bilaterale verdragen inzake
wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

Het verdrag regelt nauwkeurig tot hoever de samenwerking tussen de
douaneadministraties strekt en beperkt zich daarbij tot de maatregelen
die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet
alleen op de administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten en
bestrijkt niet het terrein van de tussen rechterlijke autoriteiten te
verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

2. Europese Unie

Dit verdrag heeft mede tot gevolg dat het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk  nog doelmatiger de verplichtingen die de EU oplegt, kan
uitvoeren in overeenstemming met het Unierecht. Er bestaat op dit
ogenblik overigens geen overeenkomst tussen de EU en Kaapverdië of een
multinationale organisatie waarvan Kaapverdië deel uitmaakt, waarin de
administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten is geregeld.
Mocht een dergelijke overeenkomst alsnog tot stand komen, dan staat
onderhavig verdrag niet in de weg aan de verplichtingen die daaruit
voortvloeien. Dit volgt uit artikel 2, derde lid, van het verdrag. 



3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Definities)

Onder de term “douaneadministratie” wordt verstaan de centrale
nationale administratieve autoriteit welke belast is met de uitvoering
van de regelingen waarop de in het verdrag omschreven samenwerking
betrekking heeft. Voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk
geldt dat de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)
en de Algemene Inspectiedienst (AID) de diensten zijn die in de eerste
plaats in aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het verdrag.
Ook andere diensten met specifieke controletaken kunnen bij de
samenwerking in het kader van het verdrag betrokken zijn, zoals de
Inspectie Milieuhygiëne van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
waar het betreft de handhaving van de milieuwetgeving (onder meer
afvalstoffen). Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en
om het gevaar van versnippering van het aantal aanspreekpunten in het in
Europa gelegen deel van het Koninkrijk tegen te gaan, zal het Douane
Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden aangewezen als centraal
aanspreekpunt. 

Voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten geldt ook dat diverse instanties,
belast met de tenuitvoerlegging van de douanewetgeving,
onderscheidenlijk de invordering van douanevorderingen, voor
samenwerking in het kader van het verdrag betrokken kunnen worden. 

Voor Aruba zal het Hoofd van de Dienst der Invoerrechten en Accijnzen
aangewezen worden als centraal aanspreekpunt, voor Curaçao de Douane
Curaçao en voor Sint Maarten de Dienst Douane ressorterend onder het
Ministerie van Justitie.

Het begrip “douanewetgeving” heeft, evenals het begrip
“douaneadministratie”, in het verdrag een ruimere betekenis dan die
welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het
verdrag vallen ten gevolge van deze definitie in ruime zin van de term
“douanewetgeving” regelingen inzake de in-, uit- en doorvoer van
goederen, hoofdzakelijk betreffende:

douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van
de invoer;

belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en
landbouwrestituties;

anti-dumpingrechten;

verboden, beperkingen en controlemaatregelen inzake het
grensoverschrijdende goederenverkeer ter bescherming van financiële,
economische (landbouweconomische daaronder begrepen), culturele,
veterinaire en fytosanitaire belangen en ter bescherming van de
veiligheid van de internationale logistieke keten, de openbare orde, de
volksgezondheid en het milieu. 

Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van
persoonsgegevens opgenomen, welke is ontleend aan artikel 2, onderdeel
a, van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag
tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). 

De overige definities betreffen termen die in het onderhavige verdrag
regelmatig worden gebruikt.

Artikel 2 (Reikwijdte van het verdrag)

Het artikel omschrijft het kader waarbinnen de administratieve bijstand
wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in internationaal
verband. Wat dit laatste betreft, moet voor  het in Europa gelegen deel
van het Koninkrijk met name worden gedacht aan verplichtingen uit hoofde
van de Europese regelgeving op dit vlak.

Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar Verordening (EG) nr.
515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand
tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de
samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de
juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L
82). Als gevolg van deze verordening zijn de lidstaten verplicht om
onder bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese
Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is
van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van het derde lid van het
onderhavige artikel 2 van het verdrag onder meer rekening gehouden met
(toekomstige) verplichtingen van het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk op het terrein van de wederzijdse administratieve bijstand
onder verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie.

De praktische uitvoering van de bijstand zal geschieden in
overeenstemming met de wettelijke en administratieve bepalingen van de
verdragsluitende partij die de administratieve bijstand verleent (tweede
lid). Uitdrukkelijk is vastgelegd (vierde lid) dat het verdrag voorziet
in het verlenen van administratieve bijstand tussen de verdragsluitende
partijen. Onder administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans
te worden verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie
verstrekt ten behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de
regel geschiedt dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de
verzoekende douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een
onderzoek te kunnen afronden. Deze informatie kan betrekking hebben op
goederen, voorafgaande transacties in de logistieke keten en op
betrokken (rechts)personen. Ook kan bijstand worden verleend ten behoeve
van de invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de douane.

Indien bijstand dient te worden verleend op grond van een ander
samenwerkingsverdrag tussen beide landen, geeft de aangezochte
administratie aan welke andere nationale autoriteiten zich daarmee
bezighouden. 

Artikel 3 (Informatie voor de toepassing en handhaving van de
douanewetgeving)

Deze bepaling regelt het verstrekken van informatie ten behoeve van de
juiste toepassing van de douanewetgeving. Het betreft zowel informatie
waarvoor een specifiek verzoek is gedaan door één van de
douaneadministraties als uit eigen beweging verstrekte gegevens, ten
behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en met het oog
op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die
wetgeving. 

De douaneadministraties zullen elkaar informatie verstrekken met
betrekking tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken, gesignaleerde
fraudepatronen en goederen en personen die zijn gerelateerd aan
inbreuken op de douanewetgeving. Ook het aanleveren van gegevens aan de
andere douaneadministratie, ten behoeve van door deze in eigen regie te
verrichten risicoanalyses, behoort tot de geboden mogelijkheden van
samenwerking in het kader van het verdrag.

Artikel 4 (Informatie met betrekking tot inbreuken op de
douanewetgeving)

Partijen informeren elkaar op verzoek of uit eigen beweging over
activiteiten die (kunnen) leiden of hebben geleid tot een inbreuk op de
douanewetgeving op het grondgebied van de andere partij.

In geval van een ernstige aantasting van de economie, de
volksgezondheid, inclusief de veiligheid van de internatonale
goederenketen, of een ander vitaal belang van partijen, zal zo mogelijk
de ene partij onverwijld, op eigen initiatief de andere partij
infomeren.

Artikel 5 (Informatie over de rechtmatigheid van de invoer of uitvoer
van goederen)

Deze bepaling bevat een uitwerking met betrekking tot de situatie waarin
geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze werden in- of
uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer is in het
bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van de uitvoer
dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt toegestaan. Zo
kan een verrekening van belasting of een restitutie dan wel een
ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of goederen
werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden weggenomen
wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij
verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale
grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar
eventueel zijn gebracht.

Artikel 6 (Automatisch verstrekken van informatie) 

Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 21 van het verdrag
kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar informatie op
automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke voorwaarden. Die
automatische uitwisseling dient uiteraard beperkt te blijven tot
informatie die verstrekt mag worden op basis van één van de artikelen
van het verdrag.

Artikel 7 (Vooraf verstrekken van informatie)

De douaneadministraties kunnen nadere afspraken maken over het
verschaffen van informatie over  goederenzendingen voordat deze in het
grondgebied van de andere partij aankomen. Deze afspraken dienen
overeenkomstig artikel 21 van het verdrag te worden vastgesteld.

Artikel 8 (Technische assistentie)

De in dit artikel geregelde technische bijstand voorziet in de
mogelijkheid tot het uitwisselen van ambtenaren in het kader van het
leren van elkaars werkwijzen alsmede in het kader van trainings- en
opleidingsactiviteiten. De uitwisseling bevordert de samenwerking van
beide douaneadministraties en kunnen tevens een positieve bijdrage
leveren aan het versoepelen van het vervullen van de douaneprocedures,
risico management, het gebruik van technische controle-instrumenten en
bestuurlijk en administratieve organisatie.

Artikel 9 (Invordering van douanevorderingen)

In dit artikel is de mogelijkheid voorzien van daadwerkelijke bijstand
bij de invordering. Deze bijstand ziet ingevolge artikel 1, onderdeel b,
op de rechten waarop het verdrag van toepassing is. Nadere regels voor
de toepassing van het artikel zullen worden vastgesteld overeenkomstig
artikel 21 van het verdrag.

Artikel 10 (Toezicht en informatie)

De bepaling voorziet in de mogelijkheid dat, indien twijfels zijn
gerezen over de legitimiteit van goederenbewegingen naar het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij, bijzonder toezicht wordt gehouden
op de daarbij betrokken goederen, opslagplaatsen, vervoermiddelen of
personen ten behoeve van de douaneadministratie van de andere
verdragsluitende partij.

Artikel 11 (Gecontroleerde afleveringen)

Voor zover dat binnen hun respectieve nationale rechtsstelsels is
toegelaten, maken de douane- administraties afspraken  over de
gecontroleerde aflevering van goederen. Indien andere nationale
autoriteiten hierover beslissingen dienen te nemen, in  het in Europa
gelegen deel van het Koninkrijk bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie,
wordt met deze autoriteiten samengewerkt of wordt de zaak aan deze
autoriteiten overgedragen.

Artikel 12 (Deskundigen en getuigen)

Op verzoek kan de aangezochte douaneadministratie haar functionarissen
machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als
deskundige of getuige te verschijnen in een gerechtelijke of
administratieve procedure op het grondgebied van de verzoekende
verdragsluitende partij. 

Artikel 13 (Toezending van verzoeken)

Dit artikel regelt bij wie een verzoek om bijstand wordt gedaan en bevat
voorschriften met betrekking tot inhoud en vorm van het verzoek. Tevens
wordt bepaald dat de informatie alleen mag worden verstrekt aan
aangewezen ambtenaren, onder verwijzing naar de nadere regelingen tussen
de douaneadministraties genoemd in artikel 21 van het verdrag.

Een douaneadministratie zal slechts om originele informatie (zoals
originele documenten) verzoeken indien kopieën niet volstaan.
Dergelijke informatie dient bovendien zo spoedig mogelijk te worden
teruggezonden. Rechten van de aangezochte administratie of van derden
ter zake worden geëerbiedigd.

Artikel 14 (Vergaren van informatie) 

Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een
onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde
informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse
douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de Kaapverdiaanse
douane, in overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en
administratieve bepalingen (conform het gestelde in artikel 2, tweede
lid, van het verdrag) bij een bedrijf een administratieve controle
(boekenonderzoek) verricht.

Artikel 15 (Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij) 

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van
douanefunctionarissen op elkaars grondgebied. Het onderzoek kan worden
versneld indien functionarissen van de verzoekende douaneadministratie
direct informatie verkrijgen van de bevoegde eenheden van de aangezochte
administratie, dan wel aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door
functionarissen van de aangezochte douaneadministratie. Van die
mogelijkheid zal vooral gebruik worden gemaakt bij onderzoeken waarin
een groot deel van de benodigde gegevens in een bepaalde zaak zich
bevindt in het andere land, bijvoorbeeld bij dubbele facturering of bij
een niet regelmatig beëindigd transport van goederen tussen Kaapverdië
en een van de landen binnen het Koninkrijk.

Artikel 16 (Aanwezigheid van functionarissen van de verzoekende
verdragsluitende partij op uitnodiging van de aangezochte administratie)


Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van de aanwezigheid van
douanefunctionarissen van de verzoekende partij op het grondgebied van
de aangezochte partij op verzoek van laatstgenoemde. Daarbij kunnen
beperkingen worden gesteld door de aangezochte partij.

Artikel 17 (Bepalingen ten aanzien van bezoekende functionarissen)

Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder van de mogelijkheid van
aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere partij
gebruik kan worden gemaakt. Zij genieten dezelfde rechtsbescherming als
de functionarissen van de andere partij.

Zolang functionarissen van een douaneadministratie uit hoofde van het
verdrag aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij, dienen zij zich steeds als zodanig te kunnen legitimeren.

Artikel 18 (Gebruik, vertrouwelijkheid en bescherming van informatie) 

Aangezien de in het verdrag bedoelde informatie dikwijls van
vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit
artikel schrijft voor dat op grond van het verdrag verkregen informatie
zeer zorgvuldig moet worden behandeld.

De verkregen informatie mag door de bevoegde douaneautoriteiten slechts
worden gebruikt voor de doeleinden van het verdrag. Gebruik van de
informatie voor andere doeleinden of door andere autoriteiten is alleen
toegestaan indien de douaneadministratie die de informatie heeft
verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. 

In het land waar de informatie wordt ontvangen, dient deze informatie
vertrouwelijk te worden behandeld. Voorts moet voor deze informatie
aldaar hetzelfde niveau van bescherming gelden als voor soortgelijke
informatie krachtens het nationale recht het geval is. 

Het verstrekken van persoonsdata dient te geschieden overeenkomstig de
regelgeving van elk van de verdragsluitende partijen en is onderworpen
aan de bepalingen van de bij dit verdrag gevoegde bijlage die
integrerend deel uitmaakt van dit verdrag. 

Artikel 19 (Uitsluitingsgronden)

Het artikel bevat de gronden waarop kan worden afgezien van het verlenen
van bijstand of het verlenen van bijstand afhankelijk kan worden gesteld
van het nakomen van bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan
worden uitgesteld. Van de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit
artikel bijvoorbeeld geen bijstand worden verleend als deze wordt
gevraagd ten behoeve van onderzoek in een zaak die in Nederland, Aruba,
Curaçao of Sint Maarten al onderwerp is geweest van een
strafvervolging. Hetzelfde geldt bij een nog lopende strafrechtelijke
procedure. Informatie wordt niet verstrekt dan na daartoe verkregen
toestemming van de desbetreffende gerechtelijke autoriteit. Deze
autoriteit kan de nodige waarborgen verlangen om te voorkomen dat de
gegevens in het verzoekende land worden gebruikt om tegen dezelfde
verdachte een strafvervolging voor hetzelfde feit te beginnen. De
redenen van het afzien of uitstellen van de bijstand dienen aan de
andere partij te worden medegedeeld.

Artikel 20 (Kosten)

De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot
terugbetaling van de door hen onder het verdrag gemaakte kosten (eerste
lid). Uitzondering daarop zijn de kosten van tolken en experts. Deze
worden door de verzoekende partij gedragen (tweede lid). Het derde lid
bepaalt ten slotte dat partijen in overleg treden over de
kostenverdeling wanneer aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone
aard gemaakt worden bij de uitvoering van een verzoek.

Artikel 21 (Uitvoering en toepassing van het verdrag)

De douaneadministraties maken ter regeling van de praktische aspecten
bij de uitvoering van het verdrag nadere afspraken. 

Artikel 22 (Territoriale toepassing)

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden.

Desondanks is artikel 2, derde lid, van het verdrag, uitsluitend van
toepassing op Europees Nederland.

Artikel 23 (Geschillenbeslechting)

De douaneadministraties proberen er onderling uit te komen indien er
geschillen ontstaan. Indien douaneadministraties hier niet in slagen, is
geschillenbeslechting via diplomatieke kanalen de aangewezen weg. 

4. Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden. 

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

  HYPERLINK
http://www.wcoomd.org/files/1.%20Public%20files/PDFandDocuments/Recommen
dations/Model%20agreement.pdf 
http://www.wcoomd.org/files/1.%20Public%20files/PDFandDocuments/Recommen
dations/Model%20agreement.pdf .

 

 

 PAGE   9 

 PAGE   2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).