[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33680, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 1 november 2013)

Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel, het verlengen van de terugbetalingsperiode en het efficiënter maken van het stelsel van studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel masterfase)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2013D44786, datum: 2013-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z13694:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (Nota van wijziging d.d. 1 november 2013)



	33 680	Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in
verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de
masterfase in het sociaal leenstelsel, het verlengen van de
terugbetalingsperiode en het efficiënter maken van het stelsel van
studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel masterfase)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het sociaal
leenstelsel in te voeren voor studenten in de masterfase, de
terugbetalingsperiode te verlengen en het stelsel van studiefinanciering
efficiënter te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. Wijziging Wet studiefinanciering 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van lening vervalt de zinsnede “,
onverminderd omzetting, bedoeld in artikel 10.8”.

2. De begripsomschrijving van toetsingsinkomen wordt vervangen door:
inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat, behoudens
bij de toepassing van artikel 3.17, voor berekeningsjaar wordt gelezen:
peiljaar,.

B

Artikel 2.14, derde lid, komt te luiden:

3. Onze Minister stelt vast of een opleiding buiten Nederland voldoet
aan de criteria, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister stelt voor de
opleiding buiten Nederland de duur en de vorm van de studiefinanciering
vast overeenkomstig de duur en vorm waarin deze voor een vergelijkbare
opleiding in Nederland wordt verstrekt.

C

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de
aanduiding van onderdeel b en wordt “één-oudergezin” vervangen
door: eenoudergezin.

2. In het vierde lid wordt “artikel 3.18” vervangen door: artikel
3.18, eerste lid.

D

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de
aanduiding van onderdeel b en wordt “één-oudergezin” vervangen
door: eenoudergezin.

2. In het derde lid wordt “artikel 3.18” vervangen door: artikel
3.18, eerste lid.

E

Artikel 3.4 vervalt.

F

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en in het eerste lid wordt “één-oudergezin”
vervangen door: eenoudergezin.

2. In het tweede lid, wordt “artikel 3.18” vervangen door: artikel
3.18, eerste lid.

G

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 3.18” vervangen door: artikel
3.18, eerste lid.

2. Het derde lid vervalt.

H

Na artikel 3.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6a Vorm toeslag eenoudergezin

1. Voor de toepassing van hoofdstuk 4 kan de toeslag, bedoeld in artikel
3.5, onderdeel uitmaken van de basisbeurs.

2. Voor de toepassing van hoofdstuk 5 kan de toeslag, bedoeld in artikel
3.5, worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de
periodes, bedoeld in de artikelen 5.2, eerste tot en met vierde lid,
5.2a, 5.2b en 5.2c.

I

In artikel 3.8, tweede lid, wordt “artikel 3.18” vervangen door:
artikel 3.18, eerste lid.

J

Artikel 3.9 komt te luiden: 

Artikel 3.9. Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

1. Maatstaf voor de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage
is het toetsingsinkomen van de afzonderlijke ouders van de studerende in
het peiljaar.

2. Op het toetsingsinkomen in het peiljaar wordt in mindering gebracht
de vrije voet. Deze voet is naar de maatstaf van 2013 gelijk aan €
17.668,93. Indien één van de ouders is overleden, geldt voor de andere
ouder een dubbele vrije voet. Indien een studerende die niet geadopteerd
is en die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens is ingeschreven, blijkens die basisadministratie
slechts één ouder heeft, is de vorige volzin van overeenkomstige
toepassing. Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast
de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting van
toepassing is, en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem
in afwijking van de tweede volzin een vrije voet die naar de maatstaf
van 2013 gelijk is aan 

€ 22.407,00.

3. De berekeningsgrondslag van de veronderstelde ouderlijke bijdrage
voor een ouder op jaarbasis is 26% van het verschil tussen het
toetsingsinkomen in het peiljaar en de vrije voet in het
toekenningsjaar.

4. De berekeningsgrondslag voor een ouder van de veronderstelde
ouderlijke bijdrage op maandbasis is de bijdrage, bedoeld in het derde
lid, gedeeld door 12.

K

In artikel 3.10, tweede lid, wordt na “verstaan” een dubbele punt
geplaatst, wordt na “peiljaar” een punt geplaatst en vervalt de
zinsnede “, met dien verstande dat:” evenals de onderdelen a en b.

L

In artikel 3.12 wordt “artikel 3.9, derde lid” vervangen door: 3.9,
tweede lid.

M

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 3.9, negende lid” vervangen
door: artikel 3.9, vierde lid. 

2. In het derde lid wordt “meer dan een kind” vervangen door “meer
dan één kind”, vervalt “, met uitzondering van het kind dat tevens
valt onder artikel 3.9, vijfde lid, onder b,” en wordt “en dat”
vervangen door: en dat kind. 

N

Artikel 3.14 komt te luiden:

Artikel 3.14. Verhouding ouder en studerende 

De verhouding tussen ouder en studerende of onvindbaarheid van de ouder
is geen grond voor toekenning van de aanvullende beurs.

O

In de artikelen 3.15 en 3.17, vierde lid, wordt “artikel 3.18”
vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

P

Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. In overzicht 2 vervalt “Toeslag partner” en de bijbehorende
bedragen.

3. In overzicht 2 wordt “Toeslag één-oudergezin” vervangen door:
Toeslag eenoudergezin.

4. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Indien er geen aanspraak meer bestaat op de basisbeurs in de vorm van
een prestatiebeurs, bedraagt de basislening ten hoogste het normbedrag
van de kosten voor levensonderhoud voor een uitwonende student,
verminderd met het bedrag dat als aanvullende beurs voor deze periode
wordt toegekend.

Q

Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Een aanvraag voor studiefinanciering wordt voor het einde van het
desbetreffende studiejaar ingediend. 

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Aan de studerende die reeds studiefinanciering ontvangt en een
aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor:

a. het normbedrag voor een uitwonende studerende, of

b. een toeslag voor een eenoudergezin,

wordt de verhoging van de studiefinanciering niet toegekend voor een
periode gelegen voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is
ingediend.

R

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt “en 3.18” vervangen door: en 3.18, eerste
lid.

2. Het vijfde lid vervalt en het zesde lid wordt vernummerd tot het
vijfde lid.

S

In artikel 4.14, derde lid, wordt “Indien een deelnemer niet in staat
is” vervangen door: Indien een deelnemer als direct gevolg van
bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is.

T

Artikel 4.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt “en 3.18” vervangen door: en 3.18,
eerste lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op aanvraag kan een deelnemer als bedoeld in artikel 3.5 gedurende de
periode, bedoeld in het tweede lid, tevens in aanmerking komen voor een
lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

T1

	In artikel 4.21, eerste lid, wordt “4.7, eerste, derde en vierde
lid” vervangen door: 4.7, eerste, derde, vierde en vijfde lid.

U

Artikel 5.1 vervalt.

V

Artikel 5.2 wordt vervangen door vier artikelen, luidende:

Artikel 5.2. Vorm en duur studiefinanciering

1. De basisbeurs en de aanvullende beurs worden aan een student in de
vorm van een prestatiebeurs verstrekt:

a. voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in
artikel 7.3a, tweede lid, van de WHW gedurende de periode waarop de
studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede
lid, onderdeel a, van de WHW, is gebaseerd, of

b. voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW gedurende de periode waarop de
studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste
lid, onderdeel a, van de WHW is gebaseerd. 

2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvullende beurs in de
eerste 5 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat,
verstrekt in de vorm van een gift.

3. De aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, gedurende 1 jaar verstrekt in de vorm van een
prestatiebeurs aan studenten die een masteropleiding in het hoger
beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.4b, tweede tot en met zevende
lid, van de WHW volgen.

4. De aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs aan studenten
die een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW volgen, gedurende de periode waarop
de studielast van een masteropleiding als bedoeld in 7.4a, tweede tot en
met zevende lid, van de WHW is gebaseerd.

5. Studiefinanciering, met uitzondering van het collegegeldkrediet,
wordt gedurende 36 maanden na de periodes, bedoeld in het eerste, derde
en vierde lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per
maand kan worden geleend, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1,
derde lid, 3.3, 3.13 en 3.18, eerste lid, naar de maatstaf van 

1 januari 2013 € 873,12. Tevens kan een reisvoorziening worden
verstrekt.

6. De basislening en de aanvullende lening kunnen worden verstrekt
gedurende de periode waarin aanspraak kan worden gemaakt op de
aanvullende beurs. Het collegegeldkrediet kan worden verstrekt gedurende
de periode, bedoeld in de eerste volzin, en gedurende de periode,
bedoeld in het vijfde lid. 

7. Op aanvraag kan een student als bedoeld in artikel 3.5 gedurende de
periode, bedoeld in het vijfde lid, tevens in aanmerking komen voor een
lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

Artikel 5.2a. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege
het volgen van een lerarenkopopleiding 

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag 1 jaar langer
verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs indien:

a. het een student betreft die met goed gevolg het afsluitende examen
van een bacheloropleiding heeft behaald, voor zover bij ministeriële
regeling aangewezen, of een daarmee gelijkgesteld diploma, en

b. deze student is ingeschreven voor de hbo-lerarenopleiding, voor een
daarbinnen te volgen eenjarig programma, waarvan in bedoelde
ministeriële regeling is aangegeven dat die opleiding verwant is aan de
onder a bedoelde opleiding.

Artikel 5.2b. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege
handicap of chronische ziekte

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag eenmalig 1 jaar
langer verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, indien de student
blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van
de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een
handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend examen met
goed gevolg af te ronden binnen het aantal jaren waarop de studielast
van de opleiding, bedoeld in artikel 7.3a, van de WHW gebaseerd is.

Artikel 5.2c. Verlenging duur aanvullende beurs 

In aanvulling op artikel 5.2, vierde lid, wordt de aanvullende beurs
langer verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, gedurende:

a. 2 jaar indien het onderwijs betreft tot leraar of ambtsdrager van een
kerkgenootschap volgend op een masteropleiding gericht op
levensbeschouwelijk ambt of beroep, bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid,
van de WHW; 

b. 1 jaar op aanvraag indien het een masteropleiding als bedoeld in
artikel 7.30c van de WHW betreft. Dit onderdeel is niet van toepassing,
indien reeds eerder op grond van onderdeel c van dit artikel aanvullende
beurs is toegekend; 

c. 1 jaar op aanvraag indien met goed gevolg het afsluitende examen van
een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, met uitzondering van
het derde lid, van de WHW is behaald en daarna een masteropleiding als
bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd. Dit
onderdeel is niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van
artikel 5.2a of onderdeel b van dit artikel prestatiebeurs is toegekend.
Dit onderdeel is eveneens niet van toepassing, indien reeds eerder op
grond van artikel 5.2, derde lid, prestatiebeurs is toegekend, voor
zover dat betrekking had op een opleiding als bedoeld in artikel 7.4b,
vierde lid, van de WHW; of

d. 1 jaar op aanvraag indien reeds eerder prestatiebeurs is toegekend op
grond van artikel 5.2a en een masteropleiding als bedoeld in artikel
7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd.

W

Artikel 5.3, eerste lid, komt te luiden:

1. Studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening wordt in de
vorm van een prestatiebeurs verstrekt gedurende de periode, bedoeld in
artikel 5.2, eerste, derde of vierde lid, en gedurende de periode,
bedoeld in de artikelen 5.2a, 5.2b of 5.2c, vermeerderd met 1 jaar.

X

Artikel 5.6 vervalt.

Y

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Indien een student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed
gevolg een hbo-bacheloropleiding of het geheel van een
wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding afrondt, wordt de aan hem
toegekende prestatiebeurs voor de duur van de desbetreffende opleiding
omgezet in een gift.

	2. In het tweede lid wordt “het afsluitend examen van een opleiding
in het hoger onderwijs met goed gevolg heeft afgesloten” vervangen
door “met goed gevolg een opleiding als bedoeld in het eerste lid
afrondt” en wordt na “in de zin van deze wet” een komma geplaatst.

	3. Het derde en vierde lid komen te luiden:

	3. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het eerste lid
wordt gelijkgesteld het afronden van een deeltijdse opleiding of een
opleiding van de Open Universiteit, voor zover deze opleiding door de
WHW daarmee gelijk wordt gesteld.

	4. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het eerste lid
wordt eveneens gelijkgesteld het afronden van een wo-bacheloropleiding
en het afronden van een programma als bedoeld in artikel 7.8a van de
WHW, voor zover de student daartoe een aanvraag heeft ingediend.

Z

Artikel 5.8 vervalt.

AA

Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “bedoeld in artikel 9.5, derde lid”
vervangen door: bedoeld in artikel 9.5, tweede lid.

2. In het tweede lid wordt “in de artikelen 5.7 of 5.8” vervangen
door: in artikel 5.7.

AB

In artikel 5.16, derde lid, wordt “Indien de student niet in staat
is” vervangen door: Indien een student als direct gevolg van
bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is.

AC

Na artikel 6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2a. Kwijtschelding studieschuld voor opleidingen in
tekortsectoren met groot maatschappelijk belang

1. Aan de debiteur kan een bij ministeriële regeling te bepalen deel
van de lening en de daarmee samenhangende rente worden kwijtgescholden,
indien de debiteur met goed gevolg een bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen opleiding heeft afgerond en hij die opleiding is
begonnen nadat die opleiding werd aangewezen.

2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats uiterlijk in
januari van het kalenderjaar waarin studerenden starten aan die
aangewezen opleiding.

3. Voorwaarde voor de aanwijzing is dat de opleiding een groot
maatschappelijk belang dient en is gericht op een sector met een
bestaand of dreigend arbeidsmarkttekort.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

AD

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot het
vijfde lid.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “tweede tot en met het vijfde
lid” vervangen door: tweede tot en met het vierde lid.

AE

In artikel 6.7 wordt “15 kalenderjaren” vervangen door: 20
kalenderjaren.

AF

In artikel 6.12, tweede lid, wordt na “vastgesteld” een punt
geplaatst en vervalt de zinsnede “, met dien verstande dat:” evenals
de onderdelen a en b.

AG

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt “het reisvoorziening niet
tijdig heeft beëindigd” vervangen door: het reisproduct niet tijdig
heeft stopgezet.

	2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede “, de vorm van
de studiefinanciering op grond van artikel 10.6, zevende lid, opnieuw
wordt vastgesteld” en wordt “het reisvoorziening” vervangen door:
de reisvoorziening.

	3. Het tweede lid, onderdelen e en f, komen te luiden:

	e. geen gevolg is gegeven aan de aanvraag van de ouders, één van de
ouders, of de studerende op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag
van de debiteur op grond van artikel 6.12, omdat op dat moment niet werd
voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 3.10, tweede lid,
respectievelijk artikel 6.12, tweede lid, maar blijkt dat wel aan die
voorwaarde is voldaan,

	f. gevolg is gegeven aan de aanvraag van de ouders, één van de
ouders, of de studerende op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag
van de debiteur op grond van artikel 6.12, en blijkt dat niet is voldaan
aan de voorwaarde genoemd in artikel 3.10, tweede lid, respectievelijk
artikel 6.12, tweede lid, of.

	4. Het vierde lid vervalt.

AH

	In artikel 9.5 vervallen het tweede tot en met vierde lid, onder
vernummering van het vijfde lid tot tweede lid.

AI

Artikel 9.7 en hoofdstuk 10 vervallen. 

AI1

	Onder vernummering van artikel 10a.2, tweede lid, tot derde lid, wordt
een lid ingevoegd, luidende:

	2. Voor de debiteur die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in het
eerste lid, beslaat de aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15
kalenderjaren. Artikel 12.10a2, tweede lid, is niet van toepassing. 

AJ

Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “3.4, tweede lid, 3.9, derde lid”
vervangen door: 3.9, tweede lid.

2. In het eerste lid wordt “, 5.2 en 10.3” vervangen door: en 5.2.

3. In het eerste lid en het tweede lid, eerste en tweede volzin, wordt
“artikel 3.18” vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

AK

In artikel 11.5, tweede lid, komt onderdeel e te luiden:

e. artikel 3.14.

AL

Na artikel 12.1ca worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

12.1cb. Partnertoeslag in de maanden september t/m december 2014

1. Voor de toepassing van hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel 4.7,
vijfde lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4, onderdeel uitmaken
van de basisbeurs.

2. Voor de toepassing van hoofdstuk 5 kan de toeslag, bedoeld in artikel
3.4, worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de
periodes, bedoeld in de artikelen 5.2, eerste tot en met vierde lid,
5.2a, 5.2b en 5.2c.

3. Op aanvraag kan een student als bedoeld in artikel 3.4, gedurende de
in artikel 5.2, vijfde lid, bedoelde periode tevens in aanmerking komen
voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.4,
derde lid. 

4. Dit artikel vervalt op 1 januari van het jaar volgend op de datum van
inwerkingtreding.

Artikel 12.1cc. Reeds toegekende partnertoeslag

Op de studerende die een toeslag als bedoeld in artikel 3.4, zoals dat
artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel E, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase, toegekend heeft
gekregen, blijven ten aanzien van de toegekende toeslag de artikelen
3.4, 3.6, 4.7, eerste lid, 4.10, 5.2, eerste lid, en 5.7, zoals die
artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel V, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

Artikel 12.1cd. Aanvullende beurs bij reeds vastgestelde
weigerachtigheid of onvindbaarheid ouders

Op een studerende die op grond van artikel 3.14, zoals dat artikel
luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
N, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase, een aanvullende beurs
toegekend heeft gekregen, blijft gedurende de periode waarin de
aanvullende beurs wordt verstrekt, ten aanzien van deze toegekende
aanvullende beurs artikel 3.14, zoals dat artikel luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Wet
sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

AM

De artikelen 12.2 en 12.3 vervallen.

AN

Artikel 12.4 komt te luiden:

Artikel 12.4. Afwijking van artikel 3.21 in de periode september tot en
met december 2014

In afwijking van artikel 3.21, wordt studiefinanciering niet toegekend
of verhoogd voor de periode, gelegen voorafgaand aan de inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel Q, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase. 

AO

Na artikel 12.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.9.0a. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten aan
een masteropleiding of ongedeelde opleiding

	Op een student die vóór 1 september 2014 stond ingeschreven voor een
voltijdse masteropleiding of ongedeelde opleiding en die
studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs toegekend heeft
gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen
luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
V, X en Y, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

Artikel 12.9.0b. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten
duplex ordo met vervolgopleiding

Op een student die vóór 1 september 2014 onderwijs volgt volgend op
een opleiding gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep als
bedoeld in 7.4a, vijfde lid, van de WHW, en die daarvoor
studiefinanciering toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2,
5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V, X en Y, van de Wet sociaal
leenstelsel masterfase van toepassing. 

AP

Artikel 12.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt “artikel 5.6” vervangen door: voormalig
artikel 5.6.

2. In het eerste, tweede en derde lid wordt “In afwijking van artikel
5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip”
vervangen door: Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
wordt in afwijking van artikel 5.6, zoals dat artikel luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Wet
sociaal leenstelsel masterfase,. 

3. In het vierde lid wordt “In afwijking van artikel 6.5” vervangen
door: In afwijking van artikel 5.6, zoals dat artikel luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Wet
sociaal leenstelsel masterfase,.

AQ

Na artikel 12.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10.0. Afwijking van artikel 6.2a in verband met aanwijzing
opleidingen cohort 2014/2015

In afwijking van artikel 6.2a, tweede lid, kan een aanwijzing van een
opleiding plaatsvinden bij inwerkingtreding van deze wet. 

AR

Na artikel 12.10a1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10a2. Afwijking van artikel 6.7 in verband met
keuzemogelijkheid lengte aflosfase

1. Voor de debiteur die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel AE, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase voor
het eerst studiefinanciering toegekend heeft gekregen en die zich voor 1
januari 2018 in de aflosfase bevindt, beslaat de aflosfase, in afwijking
van artikel 6.7, 15 kalenderjaren.

2. Voor de debiteur die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel AE, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase voor
het eerst studiefinanciering toegekend heeft gekregen, en voor wie na 31
december 2017 voor het eerst de aflosfase aanvangt, beslaat de
aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15 kalenderjaren, tenzij de
debiteur voor aanvang van de aflosfase, maar na 31 december 2016,
verzoekt om een aflosfase van 20 kalenderjaren. 

3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
het oog op een goede uitvoering van dit artikel. 

AS

Artikel 12.10b vervalt.

ARTIKEL Ia. Wijziging Wet inkomstenbelasting 2001

	In de artikelen 3.104, onderdeel e, en 6.14, eerste lid, onderdeel c,
van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt: en 17.10.

ARTIKEL II. Wijziging Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek

Hoofdstuk 17, titel 9, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek vervalt.

ARTIKEL III. Wijziging Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten

In artikel 2.22 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten vervalt “of tempobeurs” en wordt “de hoofdstukken 5
of 10 van de Wet studiefinanciering 2000” vervangen door: hoofdstuk 5
van de Wet studiefinanciering 2000.

ARTIKEL IV. Wijziging Wet uniformering loonbegrip

Artikel XXXIV van de Wet uniformering loonbegrip komt te luiden:

ARTIKEL XXXIV

Artikel 3.9, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 wordt als
volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin wordt «€ 17.668,93» vervangen door: €
16.494,18.

2. In de vijfde volzin wordt «€ 22.407,00» vervangen door: €
20.897,24.

ARTIKEL V. Wijziging Wet werk en bijstand

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 25, 26 en 33, tweede lid, wordt “artikel 3.18”
telkens vervangen door: artikel 3.18, eerste lid,.

B

In artikel 33, tweede lid, wordt “als bedoeld in artikel 3.4 of
artikel 3.5” vervangen door: als bedoeld in artikel 3.5.

ARTIKEL VI. Samenloop met Wet uniformering loonbegrip

Indien artikel XXXIV van de Wet uniformering loonbegrip eerder in
werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet,
wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel I, onderdeel J, wordt “17.668,93” vervangen door
“16.494,18” en wordt “22.407,00” vervangen door: 20.897,24. 

2. Artikel IV vervalt.

3. In artikel VIIa wordt “22.407,00” vervangen door: 20.897,24.

ARTIKEL VII. Samenloop Aanpassingswet Wet basisregistratie personen

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2013 ingediende
voorstel van wet (Aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie
personen, Kamerstukken 33 555) tot wet is of wordt verheven en artikel
3.7, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel
J, van deze wet “gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens”
vervangen door “basisregistratie personen” en wordt “die
basisadministratie” vervangen door: de basisregistratie personen. 

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2013 ingediende
voorstel van wet (Aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie
personen, Kamerstukken 33 555) tot wet is of wordt verheven en artikel
3.7, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan artikel I,
onderdeel J, van deze wet, wordt in artikel 3.7, onderdeel B, van die
wet “artikel 3.9, derde lid, vierde volzin” vervangen door: artikel
3.9, tweede lid, vierde volzin.

ARTIKEL VIIa. Samenloop Wet hervorming kindregelingen

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende
voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719)
tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel A, van die wet
eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van
deze wet, komt in artikel I, onderdeel J, van deze wet artikel 3.9,
tweede lid, laatste volzin, te luiden:

Indien het een ouder zonder partner betreft als bedoeld in artikel 2,
zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en voor hem geen
dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede
volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 2013 gelijk is aan €
22.407,00.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende
voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719)
tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel A, van die wet
later in werking treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt
in artikel X, onderdeel A, van die wet “artikel 3.9, derde lid,
laatste volzin” vervangen door: artikel 3.9, tweede lid, laatste
volzin.

	3. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende
voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719)
tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel C, van die wet
eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel P, van
deze wet, vervalt artikel I, onderdeel P, derde lid, van deze wet.

	4. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende
voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719)
tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel C, van die wet
later in werking treedt dan artikel I, onderdeel P, van deze wet, wordt
in de aanhef van artikel X, onderdeel C, van die wet “Artikel 3.18”
vervangen door: Artikel 3.18, eerste lid,.

ARTIKEL VIII. Inwerkingtreding

1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. In afwijking van het eerste lid treden van artikel I de onderdelen S
en AB in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1
september 2010.

ARTIKEL IX. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet sociaal leenstelsel masterfase.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   12