[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Informele Sportraad, 1 oktober 2013, Vilnius, Litouwen

Bijlage

Nummer: 2013D45096, datum: 2013-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de EU Informele Sportraad van 1 oktober 2013 (2013D45095)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag Informele Sportraad, 1 oktober 2013, Vilnius, Litouwen

Samenvatting

Tijdens deze Informele Sportraad stonden twee bespreekpunten op de agenda, te weten: 1) de maatschappelijke en economische waarde van grote sportevenementen en 2) de bijdrage van sport aan de economie. Beide agendapunten werden ingeleid met twee presentaties van o.a. de UEFA en de Litouwse Basketbalfederatie. Onder het eerste agendapunt legde de Finse minister voor sport namens 19 lidstaten een verklaring af waarin alle landen werden opgeroepen zich te houden aan de verdragen en conventies inzake de mensenrechten bij de organisatie van grote sportevenementen, zoals wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen. In de verklaring werd benadrukt dat waarden als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van seksuele voorkeur door de EU als universeel worden beschouwd. Zweden, Denemarken en Nederland wezen in het verlengde hiervan op de Olympische Spelen in Sochi in 2014 en de onlangs aangenomen “anti-homo propaganda” wetgeving in de Russische Federatie. Het Litouws voorzitterschap nam notie van deze verklaring, stelde vast dat “enkele” lidstaten deze Finse verklaring steunden en liet het aan deze lidstaten of zij hier eventueel gevolg aan willen geven.

Informatie van de Commissie

De Commissie gaf een kort overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen op EU sport gebied. Met het akkoord tussen de Raad, CIE en Europees Parlement over het Erasmus+ Programma is het hoofdstuk Sport met een vast budget voor zeven jaar bijna gerealiseerd. De CIE meldde verder dat zij onlangs de Raadsaanbeveling over Health enhancing physical activity (HEPA) heeft gepubliceerd, waarover momenteel in de Raadswerkgroep Sport wordt onderhandeld. Het voorstel voor het nieuwe Werkplan voor Sport zal binnenkort verschijnen en tijdens de Sportdirecteurenbijeenkomst begin december in Litouwen besproken worden. Tot slot deed de CIE nog melding van de onderhandelingen in Straatsburg over de Conventie van de Raad van Europa inzake de strijd tegen wedstrijdvervalsing (Conventie matchfixing). De Raadswerkgroep sport buigt zich de komende weken samen met de CIE over de rol die de CIE hierin kan spelen binnen de grenzen van haar mandaat om te onderhandelen in Straatsburg.

Agendapunt “Major sporting events”

De Litouwse minister voor sport gaf een inleiding op dit agendapunt. Volgens hem hebben veel grote sportevenementen aangetoond voordelen te kunnen opleveren voor de economie en samenleving. De vragen die voorlagen aan de ministers hadden vooral betrekking op het maximaliseren en verduurzamen van die lange termijn voordelen. Voordat de ministers het woord kregen, werd er een presentatie gehouden door de Litouwse basketbalfederatie (LBF) en UEFA (Michael van Praag).

Presentatie Litouwse Basketbalfederatie 

In 2011 waren de Europese Kampioenschappen basketbal in Litouwen: Eurobasket. Basketbal is de grootste nationale sport in Litouwen. Het is een uitdaging om in het huidige financiële klimaat investeringen te doen voor nieuwe stadions etc. Onderzocht is hoeveel de investeringen opleverde. Eurobasket bleek een “boost” voor de economie en leverde werkgelegenheid op. Het evenement heeft ook belangrijke maatschappelijke spin-offs en verbindt de bevolking. Zo deden na de kampioenschappen meer jongeren aan basketbal dan voorheen. In de stadions kunnen nog steeds (sport)evenementen gehouden worden. Ook opvallend vond de spreker dat de criminaliteitscijfers erg gedaald waren tijdens Eurobasket.

Presentatie UEFA

Michael van Praag meldde dat voetbal al jarenlang landen en steden aan elkaar verbindt, ongeacht ras, seksuele voorkeur etc. UEFA acht het van groot belang duurzaamheid na te streven bij de organisatie van grote sportevenementen (kernwaarden zijn: “legacy healthy” en “sustainable future”). Als casus noemde Van Praag EURO 2012 om aan te tonen wat dit evenement de samenleving heeft opgeleverd. Vernieuwing van de sportinfrastructuur is een van die duurzame opbrengsten, want stadions worden nu nog steeds intensief gebruikt voor sport en andere evenementen. EURO 2012 was ook een katalysator voor bouw van betere wegen etc. Toerisme is sindsdien toegenomen in Polen en de Oekraïne en nog steeds groeiende. Die duurzame opbrengsten zullen ook worden gegenereerd bij de organisatie van EURO2020 waarbij voor het eerst meerdere landen de organisatie op zich zullen nemen. Als belangrijkste uitdagingen voor de komende periode in het voetbal noemde Van Praag financieel mismanagement (vooral matchfixing). Ten behoeve van gezond financieel management is het Financial Fair Play systeem door de UEFA ontwikkeld. Ten aanzien van matchfixing dreigt volgens Van Praag het einde voor de zogenoemde "glorious uncertainty of sport". Matchfixing behoeft een gecoördineerde aanpak door de EU-lidstaten en zou in nationale strafwetgeving geregeld moeten worden. 

Discussie tussen de ministers

De ministers kregen het woord. Namens 19 lidstaten1 gaf de Finse minister een verklaring (zie bijgaand) waarin alle landen werden opgeroepen zich te houden aan de verdragen en conventies inzake de mensenrechten bij de organisatie van grote sportevenementen, zoals wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen. In de verklaring werd benadrukt dat waarden als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van seksuele voorkeur door de EU als universeel worden beschouwd.

Zweden, Denemarken en Nederland wezen in het verlengde hiervan op de Olympische Spelen in Sochi in 2014 en de onlangs aangenomen “antihomopropaganda” wetgeving in de Russische Federatie. Nederland heeft aangegeven dat het er vanuit gaat dat Rusland zich houdt aan de door Rusland zelf ondertekende en bekrachtigde mensenrechtenverdragen en dat deelnemers officials en bezoekers aan de Olympische Spelen hun mening moeten kunnen uiten en niet worden vervolgd onder de Russische “anti-homopropaganda” wet. Het Verenigd Koninkrijk maakte dit nog wat breder en wees op erbarmelijke omstandigheden van arbeiders die werken aan de stadions in Qatar. De Raad van Europa noemde de verklaring van deze 19 lidstaten een belangrijk politiek signaal en hoopte dat de lidstaten hier een follow-up aan zouden geven.

In de overige interventies van de ministers werden de maatschappelijke en economische spin-offs van grote sportevenementen erkend en geïllustreerd aan de hand van eigen goede ervaringen zoals Verenigd Koninkrijk (Olympische Spelen 2012) Polen (Euro2012), Slovenië (Eurobasket 2013) en Frankrijk (WK Rugby 2007). Landen als Cyprus en Duitsland wezen ook op de negatieve effecten, zoals schulden die niet kunnen worden terugbetaald en verspilling. Duitsland refereerde ook aan protesten, zoals in Brazilië, dat laat zien dat transparantie en een grotere betrokkenheid van de lokale bevolking belangrijk zijn. Luxemburg wees op het feit dat de effecten verschillen per land en Denemarken meldde dat het niet altijd goed te meten is wat de lange termijn effecten zullen zijn voor de economie en samenleving. Denemarken vond het vooral van belang om de lokale samenleving bij de organisatie van grote sportevenementen te betrekken waarbij “grassroots” sport onderdeel gemaakt dient te worden van grote sportevenementen. Nederland bracht in dat sportevenementen er eerst en vooral zijn voor sportprestaties en sportplezier, maar een sportevenement is niet alleen een doel op zich. Een sportevenement is ook een middel om maatschappelijke en economische spin-off te bereiken. Voor een succesvol sportevenement met positieve en duurzame effecten , is het volgens Nederland vooral van belang is dat het breder in beleid ingebed wordt, vooral met het oog op het bevorderen van participatie in de samenleving. Als voorbeeld noemde Nederland het WK Hockey dat in 2014 in Den Haag georganiseerd zal worden. Bij dit evenement is niet alleen aandacht voor de wedstrijden zelf, maar ook voor andere culturele en maatschappelijke activiteiten voor jong en oud. Nederland noemde in dit kader een handboek dat in ons land is ontwikkeld ten behoeve van het realiseren van maatschappelijke spin-off rondom sportevenementen (denk aan het vergroten van de sportparticipatie door middel van side-events). Tot slot noemde Nederland ook principes als goed bestuur, transparantie (onder andere bij bidprocedures) en integriteit (denk aan de bestrijding van doping en matchfixing) als belangrijke onderwerpen die ook bij de organisatie van grote sportevenementen in acht dienen te worden genomen.

Het Litouws voorzitterschap vatte de discussie samen en nam notie van de verklaring en stelde vast dat deze door “enkele” lidstaten werd gesteund. Aangezien het hier een informele Raad betrof, benadrukte de Litouwse minister dat het aan deze lidstaten zelf was om eventueel gevolg te geven aan de verklaring.

Agendapunt “Bijdrage van sport aan de economie”

Ook hier werden twee presentaties gegeven over de bijdrage van sport aan de Litouwse economie (door mevr. Vilma Cingiene, lid expertgroep Statistieken in de Sport) en aan de Duitse economie (door professor Holger Preuss). Dhr. Preuss noemde het belang van sponsoring in de breedtesport (2/3 van het totaal van sponsoring in de sport) ten opzicht van dat in de topsport (1/3 van het totaal van sponsoring in de sport). Hij ging ook in op het belang van het verzamelen van relevante gegevens waarbij de zogenaamde “Sport Satellite Accounts” (SSA’s) van meerwaarde kunnen zijn.

De ministers erkenden het belang van het verzamelen van gegevens om beter in kaart te brengen welke bijdrage sport levert aan de economie. Nederland is tot op heden nog een van de weinige gebruikers van de SSA. Nederland heeft gewezen op de informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op basis van een aantal kernindicatoren op het gebied van sport en bewegen, biedt het CBS informatie van hoge kwaliteit die goed toepasbaar is in het bredere kader van economische data en hiermee vergeleken kan worden. Het CBS heeft hiervoor een handboek ontwikkeld (‘a Methodological manual for compiling a SSA’) dat Nederland graag wil delen met andere lidstaten om de samenwerking in het kader van uitwisseling best practices op dit gebied te versterken.


  1. België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Kroatië, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden↩︎