[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Oorspronkelijk voorstel van wet over Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen

Bijlage

Nummer: 2013D45179, datum: 2013-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Advies Afdeling Advisering Raad van State over Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen (2013D45177)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlan­den, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten behoeve van het terugdringen van geweld onder invloed van verdovende middelen en alcohol middelentesten in te kunnen zetten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt.

A

Na artikel 55c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55d

1. De opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onderdelen a tot en met c, kunnen in het belang van het onderzoek bevelen dat een aangehouden verdachte van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, medewerking verleent aan:

a. een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht ter vaststelling van gebruik van alcohol;

b. een onderzoek van speeksel of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van gebruik van middelen ten aanzien waarvan is vastgesteld dat die tot gewelddadig gedrag kunnen leiden, als bedoeld in het vierde lid.

2. De bevelen, bedoeld in het eerste lid, worden alleen gegeven in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, en indien het vermoeden bestaat dat de verdachte het strafbare feit onder invloed van alcohol of de in het vierde lid bedoelde middelen heeft gepleegd.

3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt niet gericht tegen de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de middelen aangewezen waarop de onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, onder b, gericht kunnen zijn en worden regels gesteld over de uitvoering van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

B

Na artikel 56 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56a

1. Indien het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder a, aanwijzingen oplevert van het gebruik van alcohol, kan de opsporingsambtenaar de verdachte bevelen medewerking te verlenen aan een nader onderzoek van uitgeademde lucht.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet ten uitvoer gelegd bij de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.

3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, of in het geval dat de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid onderzoek als bedoeld in het eerste lid, laatste zinsnede, dan wel indien een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder b, aanwijzingen oplevert dat de verdachte onder invloed verkeert van een of meer middelen als bedoeld in artikel 55d, vierde lid, kan de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden afgewacht de hulpofficier van justitie, de verdachte bevelen medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.

4. Een arts of een verpleegkundige nemen zoveel bloed af als voor het onderzoek, bedoeld in het derde lid, noodzakelijk is.

5. Het bevel, bedoeld in het derde lid, wordt niet gericht tegen de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een bloedonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van het onderzoek, bedoeld in het eerste en het derde lid. Deze regels kunnen mede betrekking hebben op de mogelijkheid tot het doen verrichten van een tegenonderzoek.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,