[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D46203, datum: 2013-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië, Dakar, 23 mei 2013 (Trb. 2013, 111) (2013D46202)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Kaapverdië, Dakar, 23 mei 2013 (Trb. 2013, 111)

Toelichtende nota

Inleiding

Op 7 november 2012 vonden te Sal eiland bilaterale onderhandelingen
plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Kaapverdië en Nederland.
Deze besprekingen hebben geresulteerd in het Verdrag tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake
luchtdiensten (hierna: het “Verdrag”) dat de oude op 21 december
1988 te Den Haag tot stand gekomen Overeenkomst tussen Het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake luchtdiensten
(Trb.1989, nr 25) (hierna: de “Overeenkomst”) zal vervangen. 

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5
november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken, is op 29 april
2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(PbEU 2004, L 157) inzake onderhandelingen over en de uitvoering van
overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen
(hierna: de “Uitspraak”) vastgesteld. Omdat de Overeenkomst niet
verenigbaar was met het recht van de Europese Unie waren wijzigingen
noodzakelijk. 

Daarnaast zijn, in het licht van de door beide partijen gewenste
vernieuwing van de luchtvaartbetrekkingen tussen Kaapverdië en
Nederland, wezenlijke wijzigingen van de Overeenkomst aan de orde
gesteld. Daarom is in wederzijds overleg besloten een geheel nieuw
verdrag tot stand te brengen.

Reikwijdte

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken
wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en Kaapverdië
anderzijds, wordt de reikwijdte van het Verdrag beperkt tot het Europese
deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat het
Koninkrijk op grond van artikel 3 van het Verdrag slechts (Europese)
luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het
Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 staan de standaarddefinities om te voldoen aan de huidige
eisen van een luchtvaartverdrag en de behoeften van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen.

Artikel 2

In dit artikel worden de (vervoer) rechten opgesomd die de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen onder het Verdrag mogen uitvoeren. 

Artikel 3 en 4

In artikel 3, eerste lid, is het aantal luchtvaartmaatschappijen dat
door elke partij mag worden aangewezen verhoogd van één
luchtvaartmaatschappij onder de oude Overeenkomst naar meervoudige
aanwijzing. Dit betekent dat er in beginsel geen beperkingen bestaan ten
aanzien van het aantal luchtvaartmaatschappijen dat kan worden
aangewezen en onder het Verdrag vervoer mag verrichten.

Daarnaast zijn de artikelen 3 en 4, conform de uitspraak van het
Europese Hof, zodanig aangepast dat ook luchtvaartmaatschappijen van
andere EU Lidstaten door het Koninkrijk kunnen worden aangewezen wanneer
deze gevestigd zijn in Nederland (artikel 3) of, waar nodig, de
aanwijzing kan worden ingetrokken, geschorst of beperkt, bijvoorbeeld
als niet (langer) aan de vereisten voor eigendom wordt voldaan of de
operaties niet (langer) overeenkomstig ICAO standaarden plaatsvinden
(artikel 4). 

Artikel 5

In dit artikel is bepaald dat het de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
vrij staat om hun tarieven vast te stellen op basis van commerciële
marktoverwegingen. De mogelijkheid van interventie door de partijen is
daarbij beperkt tot bepaalde specifiek omschreven gevallen waaronder
bijvoorbeeld misbruik van machtsposities of prijsdiscriminatie.

Het tweede lid belet de partijen notificatie te eisen van de tarieven
aan haar luchtvaartautoriteiten. 

Het derde lid belet een partij eenzijdige actie te ondernemen ter
voorkoming van het instellen of voortzetten van een bepaald tarief door
de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) en voorziet hiertoe in een
consultatieprocedure met de andere partij. 

Artikel 6

Teneinde tegemoet te komen aan de huidige eisen die de luchtvaartsector
stelt aan het uitoefenen van commerciële activiteiten, waaronder het
uitoefenen van activiteiten op het grondgebied van de andere partij,
biedt het Verdrag onder meer het recht aan de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen om kantoren te vestigen in het territorium van
de andere partij ter promotie en verkoop van luchtdiensten en andere
daaraan gerelateerde producten (inclusief de inhuur van derden). Tevens
voorziet artikel 6, tweede lid, in de mogelijkheid voor
luchtvaartmaatschappijen om eigen specialistisch personeel in het
territorium van de andere partij te laten werken, of om het personeel in
te schakelen van een ander bedrijf dat door die partij daartoe
gemachtigd is (derde lid). De bepaling over grondafhandeling geeft
optimale mogelijkheden voor vrije keuze, voor wat betreft het Nederlands
grondgebied in overeenstemming met EU wet- en regelgeving. Daarnaast is
het combineren van verschillende vervoersmodaliteiten toegestaan.
Tenslotte biedt dit artikel mogelijkheden voor uitgebreide samenwerking
tussen luchtvaartmaatschappijen, zoals door middel van zogenaamde
code-share overeenkomsten, hetgeen voor de bestaande
luchtvaartallianties van groot belang is. Alle activiteiten kunnen
slechts worden uitgevoerd met inachtneming van de voor een partij
geldende wet- en regelgeving op dat terrein, inclusief de voor Nederland
geldende Europese regelgeving (zesde lid).

Artikel 7

Dit artikel maakt het mogelijk om het overstappen van passagiers op
(delen van) de routes zoals neergelegd in het routeschema te faciliteren
en – waar commercieel opportuun - gebruik te maken van partners. Voor
de positie van Schiphol als transfer luchthaven is dit artikel eveneens
van belang. 

Artikel 8

In artikel 8 zijn bepalingen opgenomen teneinde de eerlijke concurrentie
tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen te
bewaken. Elke partij zet zich er voor in om alle vormen van
discriminatie of oneerlijke concurrentie ten opzichte van de aangewezen
maatschappijen van de andere partij te elimineren. Het vierde lid
verbiedt het opleggen van specifieke concurrentievervalsende
maatregelen. 

Artikel 9

Dit artikel is in overeenstemming gebracht met huidige bepalingen ter
zake van het verlenen van vrijstellingen van heffingen en lasten voor
internationaal luchtvervoer. De luchtvaartuigen alsmede de normale
uitrustingsstukken, reserveonderdelen, brandstofvoorraad, smeermiddelen
en proviand (inclusief luchtwinkels) van de aangewezen
luchtvaartmaatschappij zijn vrijgesteld van douanerechten,
inspectiekosten en andere rechten en lasten in het gebied van de andere
partij op voorwaarde dat zij aan boord blijven totdat zij weer worden
uitgevoerd. Normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
brandstofvoorraad en smeermiddelen mogen met toestemming van de
douanediensten van de andere partij worden afgeladen en kunnen onder
toezicht gesteld worden van deze diensten. De overeengekomen afspraken
zullen eveneens gelden voor samenwerkende luchtvaartmaatschappijen.
Overeenkomstig EU-wetgeving kan Nederland een belasting op brandstof
opleggen tussen een punt in het grondgebied in Nederland en het
grondgebied van een andere EU-Lidstaat.

Artikel 10

In artikel 10 is onder meer verankerd dat de luchthavengelden en
gebruikersheffingen die door de partijen in rekening worden gebracht aan
de aangewezen luchtvaartmaatschappijen transparant, redelijk,
non-discriminatoir en kostengerelateerd zijn en proportioneel verdeeld
worden over alle categorieën gebruikers van de desbetreffende
luchthaven(s) of luchthavensystemen. Daarbij worden de partijen
aangespoord om consultaties tussen de bevoegde autoriteiten en de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen te entameren.

Artikel 11

Dit artikel dient ter voorkoming van dubbele belasting van de inkomsten
en winsten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij gegenereerd op het
grondgebied van de andere partij.

Artikel 12

De inkomsten uit verkoopactiviteiten van een aangewezen
luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd naar het land van
herkomst. De transfer van de inkomsten kan plaatsvinden in inwisselbare
munteenheden en zal niet worden belast.

Artikel 13

De luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen te
voldoen aan de wetten, regelingen en procedures van de ontvangende
partij. Voor de bemanning, passagiers, vracht en post gelden de wetten,
regelingen en procedures voor immigratie van de andere partij.
Passagiers, bagage, vracht en post in transit ondergaan een simpele
controle, tenzij zich een specifieke dreiging voordoet. Geen van beide
partijen mag eigen luchtvaartmaatschappijen een voorkeurbehandeling
geven bij douane, immigratie, quarantaine en andere reguleringen, in het
gebruik van de luchthaven, luchtverkeersleiding en soortgelijke
faciliteiten.

Artikel 14

Geldende certificaten van luchtwaardigheid, bekwaamheid en vergunningen
uitgegeven door de ene partij zullen worden erkend door de andere
partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december
1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart  (Trb. 1959,45). Elke partij behoudt echter het recht
om certificaten en licenties te weigeren die door de andere partij aan 
onderdanen van de eerstgenoemde partij zijn toegekend. Voor Nederland
betekent de erkenning dat deze in overeenstemming dient te zijn met
vigerende EU wet- en regelgeving.

Artikel 15

Dit artikel ziet toe op de naleving van door de internationale
burgerluchtvaartorganisatie ICAO uitgevaardigde standaarden voor
luchtvaartveiligheid. Naast de primaire verantwoordelijkheid die wordt
toegekend aan de partij die de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft
aangewezen, bieden de bepalingen uit dit artikel ook mogelijkheden
inspecties uit te voeren als een vliegtuig van de andere partij landt op
een luchthaven (zgn. platforminspecties). Indien niet of onvoldoende
wordt voldaan aan de ICAO standaarden kan een van beide partijen vragen
om consultaties en kunnen als ultimum remedium de rechten van de
betroffen luchtvaartmaatschappij worden gewijzigd, opgeschort of
verboden totdat de geconstateerde tekortkomingen in het toezicht van de
luchtvaartautoriteit zijn verholpen.

Artikel 16

Artikel 16 van het Verdrag inzake beveiliging is geformuleerd volgens de
meest recente beveiligingsvereisten voor de internationale
burgerluchtvaart.

Artikel 17

Het verplicht verstrekken van informatie met betrekking tot de
schema’s en operationele plannen is, op de in dit artikel beschreven
uitzonderingen na, geen voorwaarde voor het opereren door de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen. Het doel is te komen tot administratieve
lastenvermindering voor betreffende luchtvaartmaatschappijen. 

Artikelen 18-24

Het betreft hier louter standaard (en procedurele) artikelen met
betrekking tot consultaties, wijziging van het verdrag,
geschillenbeslechting alsmede slotbepalingen.

De Bijlage bij het Verdrag is eveneens herzien: de routetabel is voor
zowel het Koninkrijk als voor Kaapverdië aangepast. Overeengekomen is
een open routeschema voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van
beide partijen.

De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter
invulling van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde
kaders opereren. De Bijlage die een integraal onderdeel van het verdrag
vormt, is aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot
wijziging van de Bijlage, behoeven derhalve ingevolge artikel 7,
onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het
recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie 

De Overeenkomst zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden,
alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Zoals in de
inleiding van deze toelichting wordt aangegeven, wordt de relevante
markt van luchtverbindingen bestreken door het Europese deel van
Nederland enerzijds en Kaapverdië anderzijds. 

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

  PAGE   \* MERGEFORMAT  4 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).