Overzicht van de belangrijkste punten uit het GVB hervormingspakket
Bijlage
Nummer: 2013D47382, datum: 2013-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Kwartaalrapportage van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (2013D47381)
Preview document (🔗 origineel)
BIJLAGE De basisverordening Maximum Sustainable Yield (MSY) In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Teneinde het doel van een geleidelijk herstel en behoud van populaties van visbestanden boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, te bereiken, wordt het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst indien mogelijk tegen 2015, en geleidelijke toenemend voor alle bestanden uiterlijk in 2020 verwezenlijkt. In de overwegingen bij de verordening is opgenomen dat uitstel tot 2020 alleen gerechtvaardigd is, als aangetoond kan worden dat het bereiken van de MSY doelstelling sociaal en economisch zeer grote gevolgen heeft. Ecosysteembenadering In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt op het visserijbeheer de ecosysteemgerichte benadering toegepast, om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt en wordt ernaar gestreefd aantasting van het mariene milieu door aquacultuur- en visserijactiviteiten te voorkomen. Meerjarenplannen Meerjarenplannen worden bij voorrang vastgesteld op basis van wetenschappelijke, technische en economische adviezen, en bevatten instandhoudingmaatregelen om de visbestanden boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, te brengen en te behouden. Aanlandplicht De ingangsdatum van de aanlandplicht voor de pelagische visserij is 1 januari 2015. De ingangsdatum van de aanlandplicht voor visserij op tong en schol, en op kabeljauw en andere witvis is 1 januari 2016 voor de doelsoorten en uiterlijk 1 januari 2019 voor de bijvangstsoorten. Uitgezonderd van de aanlandplicht zijn: De visserij op ongequoteerde soorten als garnalen, poon en mul; Soorten welke verboden zijn om aan boord te hebben (zoals de haringhaai en de reuzenhaai), In de meerjarenplannen zullen voorts de volgende uitzonderingen worden vastgelegd: Soorten met een hoge overlevingskans. Vangsten die vallen onder de 5% de de minimis uitzondering; deze uitzondering maakt het mogelijk om een klein deel van de bijvangst niet aan te landen en niet van de quota af te trekken. Toepassing van de regeling kan bovendien alleen als uit wetenschappelijk advies blijkt dat verhoging van selectiviteit zeer moeilijk te bereiken is of om disproportionele kosten van verwerken van ongewenste vangsten te voorkomen voor bepaald vistuig waarbij de ongewenste bijvangsten slechts een klein percentage uitmaken van de totale vangst. Een en ander dient opgenomen te worden in meerjarenplannen en geldt alleen als de betreffende vangsten volledig worden geregistreerd. Gelijktijdige introductie van de aanlandplicht en de de minimis uitzondering is geborgd. Bij ontbreken van een meerjarenplan zal een tijdelijk discardplan voor drie jaar een vacuüm moeten voorkomen Indien quota voor bijvangsten ontoereikend zijn, mogen de bijvangsten tot 9% van het quotum van de doelsoort worden afgeboekt, mits de bestanden binnen biologisch veilige grenzen zijn. Lidstaten moeten de vangsten accuraat documenteren. Zij kunnen daar zelf de instrumenten voor kiezen, waaronder camera’s aan boord. Instandhoudingmaatregelen in verband met EU milieuverplichtingen De werkingssfeer van de beschermende maatregelen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is beperkt tot beschermde gebieden (Natura 2000). Lidstaten kunnen, indien andere lidstaten betrokken zijn bij de visserij in die gebieden, in regionaal kader en op basis van de overeengekomen procedures voor regionalisering aanbevelingen opstellen over de noodzakelijke beschermingsmaatregelen. De Europese Commissie kan deze aanbevelingen op basis van een gedelegeerde handeling vaststellen. Bij afwezigheid van een regionale aanbeveling kan de Europese Commissie aan de Raad en het EP een voorstel voorleggen. In geval van urgentie kan de Europese Commissie noodmaatregelen met een looptijd van één jaar vaststellen met een verlengingsmogelijkheid van maximaal één jaar Regionalisering Indien de Europese Commissie bevoegd is in een gedelegeerde of uitvoeringshandeling instandhoudingmaatregelen te treffen kunnen lidstaten in een regio gezamenlijke aanbevelingen aan de Europese Commissie doen om de doelstelling van die instandhoudingmaatregel te verwezenlijken. De regionale aanbevelingen moeten onder meer zijn gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke adviezen en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het GVB. Indien op regionaal niveau geen overeenstemming wordt bereikt over een gezamenlijke aanbeveling of de aanbeveling niet in overeenstemming is met de doelstellingen van het meerjarenplan, dan kan de Europese Commissie een voorstel met maatregelen aan Raad en EP voorleggen. Introductie van herstelgebieden voor visbestanden Ter bescherming van biologisch gevoelige gebieden zal de Unie blijven streven naar additionele bescherming. Met het oog hierop, kunnen lidstaten gebieden identificeren die onderdeel vormen van een coherent netwerk en in regionaal kader de Europese Commissie aanbevelen om een voorstel aan Raad en EP voor te leggen. Dergelijke gebieden kunnen dan worden opgenomen in meerjarenplannen. Allocatie visserijmogelijkheden Het voorstel van de Europese Commissie om het nationaal quotumbeheer te baseren op individueel overdraagbare quota is door Raad en EP niet overgenomen. De lidstaten blijven daarmee vrij in de wijze waarop zij de nationale quota beheren, maar moeten bij de toedeling van quota aan de vissers, transparante en objectieve criteria toepassen, zoals milieu,sociale en economische criteria, de mate van naleving van de GVB regels, de bijdrage aan de locale economie en de historische vangsten. Achterliggende gedachte is ook om via deze weg vissers te stimuleren meer selectief en met minder milieu-impact te opereren. Bij visserijen die niet onder een systeem van individueel overdraagbare quota vallen, moeten deze criteria worden toegepast. Vlootcapaciteit De lidstaten moeten jaarlijks de omvang van de vlootcapaciteit in relatie tot de vangstmogelijkheden rapporteren. De Europese Commissie zal richtsnoeren opstellen voor de jaarlijkse rapportageverplichting. Indien er sprake is van structurele overcapaciteit moet een plan van actie met doelen, maatregelen en deadlines overlegd worden om dit in te perken. De Europese Commissie zal jaarlijks aan EP en Raad rapporteren over de balans tussen vangstmogelijkheden en vlootcapaciteit. Het niet nakomen van rapportageverplichtingen of implementatie van een plan van actie kan tot schorsing leiden van de financiële bijdrage aan vlootinvesteringen in overeenstemming met het EFMZV. Tenslotte worden de bestaande capaciteitsplafonds gehandhaafd en zal het entry/exit systeem dat uitbreiding van capaciteit moet voorkomen, worden gecontinueerd. Wetenschappelijke basis voor het visserijbeheer Lidstaten moeten biologische, milieu, technische en sociaaleconomische gegevens verzamelen, die nodig zijn voor het visstandbeheer en desgewenst beschikbaar maken voor geïnteresseerde partijen. Jaarlijks moeten lidstaten een rapport aan de Europese Commissie voorleggen over hun datacollectie programma. De huidige praktijk, zoals opgenomen in de bestaande datacollectie verordening, wordt zo voortgezet. Extern beleid Het hoofdstuk over het EU extern beleid is gestoeld op de Raadsconclusies uit 2012 en komt overeen met de Nederlandse inzet. In de basisverordening is expliciet vastgelegd dat de visserijactiviteiten buiten de Unie op dezelfde principes en standaarden zijn gebaseerd als de EU wetgeving in het kader van het GVB. De Unie zal een actieve rol blijven spelen in internationale visserijorganisaties en zich richten op versterking van de Regionale Visserijbeheer Organisaties. De doelstellingen en principes van de Visserij Partnerschapovereenkomsten, zoals opgenomen in de basisverordening, komen overeen met de Nederlandse inzet. Het gaat hier onder meer om respectering van mensenrechten, ontwikkeling locale duurzame visserij, bevissing van het surplus, de exclusiviteitclausule, regels ten aanzien van omvlaggen, beschikbaarheid ex post en ex ante evaluaties, ontkoppeling sectorale steun aan betalingen voor toegang en een adequate redersbijdrage. Aquacultuur De Europese Commissie zal niet - bindende strategische richtsnoeren met betrekking tot gemeenschappelijke doelen en prioriteiten voor de ontwikkeling van duurzame aquacultuur opstellen. Daarin wordt onder meer gestreefd naar verbetering concurrentiepositie en ondersteuning innovatie, verlaging administratieve lasten en integratie van aquacultuuractiviteiten in ruimtelijke ordening. Lidstaten moeten meerjarige nationale strategische plannen voor de ontwikkeling van aquacultuur activiteiten opstellen. Controle en handhaving De doelstellingen voor controle en handhaving zijn vastgelegd en een speciale expertgroep bestaande uit vertegenwoordigers van lidstaten en Europese Commissie wordt opgericht om toe te zien op de implementatie en naleving van de verplichtingen in het GVB controlesysteem. Raad en EP worden regelmatig geïnformeerd over de activiteiten van deze groep. Financiële instrumenten Financiële bijstand aan lidstaten is gebonden aan de voorwaarde dat de regels van het GVB worden nageleefd. Niet naleving kan leiden tot schorsing of intrekking financiële steun. Ook ten aanzien van steun voor ondernemers wordt deze voorwaarde gesteld. Adviesraden De Adviesraden worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de visserijsectoren (60%) en uit de overige belanghebbenden (40%) zoals bijvoorbeeld milieuorganisaties en consumenten groeperingen. Nieuwe Adviesraden worden opgericht voor de Zwarte Zee,de aquacultuur, voor afzet en verwerking, en verafgelegen gebieden. In het kader van het regionaliseringproces zullen de Adviesraden worden geconsulteerd met betrekking tot de opstelling van gezamenlijke aanbevelingen. Indien adviezen van de Adviesraden niet worden opgevolgd zullen Europese Commissie en lidstaten dat moeten onderbouwen. De Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) De mate van marktondersteuning wordt verlaagd: de vergoeding voor doordraai wordt bij inwerkingtreding stopgezet en die voor tijdelijke opslag wordt in 5 jaar gelijkmatig afgebouwd. De financiering van de opslagsteun wordt geregeld in het EFMZV. Er wordt nog gediscussieerd over het hiervoor beschikbare bedrag en de cofinancieringpercentages. De rol van producentenorganisaties wordt versterkt via ruimere doelstellingen. Naast de op de markt gerichte doelstellingen, zoals verbetering van de voorwaarden waaronder producten op de markt gebracht worden, verbetering van winstgevendheid van ondernemers en stabilisering van de markten, kunnen de producentenorganisaties zich ook gaan richten op bevordering van duurzame visserijactiviteiten. In dat kader kunnen zij bovendien een rol gaan spelen bij de reductie en het gebruik van ongewenste bijvangsten. Ze moeten jaarlijks een productie- en afzetplan opstellen waarin beschreven wordt hoe ze hun doelen willen gaan bereiken en hoe ze hun leden aan die afspraken binden. De procedures rond erkenning van de producentenorganisaties, het indienen en goedkeuren van de productie- en afzetplannen, de drempelwaarden voor vergoeding van tijdelijke opslag en de regels voor verbindend verklaren worden opgenomen in een uitvoeringsverordening die naar verwachting begin december wordt vastgesteld. De GMO is afgestemd met de algemene voedselwetgeving. Voor consumenten komt op het etiket meer en gedetailleerdere informatie over herkomst en vangst- of productiewijze. Bij de productinformatie is vermelding van minimale houdbaarheiddatum verplicht en vermelding van vangstdatum facultatief. Verder is overeengekomen dat informatie over het gebruikte vistuig en een meer gedetailleerde indicatie van het vangstgebied verplicht wordt. En de Europese Commissie zal vóór 2015 een haalbaarheidsstudie uitvoeren naar opties voor Eco-labelling. Daarbij ook wordt ingegaan op het vaststellen van minimumeisen waaraan ecolabels moeten voldoen.