Advies Afdeling advisering Raad van State bij de Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer
Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D51926, datum: 2013-12-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J. Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Onderdeel van zaak 2013Z25407:
- Indiener: W.J. Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2014-01-14 14:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-01-15 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2014-02-12 14:00: Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2014-04-16 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2014-04-17 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-05-20 20:30: Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer) (33834) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-05-27 16:30: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2014-06-03 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no. 13.001543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer), met memorie van toelichting Het wetsvoorstel bevat een systeemwijziging voor de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn hernieuwbare energie. De richtlijn bevat de verplichting dat in 2020 minstens 10% van het eindverbruik van energie in het vervoer in een lidstaat bestaat uit hernieuwbare bronnen. Indien gebruik wordt gemaakt van biobrandstoffen, dienen deze te voldoen aan duurzaamheidscriteria. Op dit moment dienen alle bedrijven in de brandstof keten een biobrandstoffenbalans in en tonen zij de duurzaamheid van de biobrandstoffen aan. Het wetsvoorstel introduceert een register hernieuwbare energie vervoer. Binnen dit register worden zogenoemde âhernieuwbare brandstofeenhedenâ (hierna: HBEâs) verhandeld. Een onderneming (inboeker) meldt biobrandstoffen aan in een register en krijgt daarvoor een equivalente hoeveelheid HBEâs op zijn rekening. Deze onderneming kan de HBEâs vervolgens verkopen aan ondernemingen met een jaarverplichting. Zij moeten aan het eind van het jaar een verplicht aantal HBEâs op hun rekening hebben staan. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de markt van hernieuwbare brandstofeenheden en de levering van biobrandstoffen aan de Nederlandse markt voor vervoer. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Markt hernieuwbare brandstofeenheden Op grond van het wetsvoorstel mogen ondernemingen (inboekers) biobrandstoffen aanmelden in het register hernieuwbare energie vervoer en krijgen daarvoor een equivalente hoeveelheid HBEâs op hun rekening. Deze HBEâs kunnen zij verkopen aan ondernemingen met een jaarverplichting. Ingevolge het wetsvoorstel moeten ondernemingen met een jaarverplichting (leveranciers tot eindverbruik) aan het eind van het jaar een verplicht aantal HBEâs op hun rekening hebben staan. Indien ondernemingen verwijtbaar niet voldoen aan hun jaarverplichting kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Met deze regeling worden leveranciers tot eindverbruik wat betreft de HBEâs structureel afhankelijk van inboekende ondernemingen. Deze afhankelijkheid bestaat onder andere uit de beschikbaarheid van HBEâs en de prijs van HBEâs. In een brief aan de Tweede Kamer is in dit verband aangekondigd dat de voorgenomen systematiek maatregelen bevat voor de borging van het handelssysteem, voortkomend uit de analyse die de Nederlandse Emissieautoriteit heeft uitgevoerd in afstemming met de FIOD en de NMa. De Afdeling merkt op dat in de toelichting geen aandacht wordt geschonken aan de analyse van de Nederlandse Emissieautoriteit en aan de borging van het handelssysteem. Hierdoor blijkt niet: - op welke manier de transparantie van de markt voor hernieuwbare brandstofeenheden wordt geborgd; - of er een risico bestaat voor dominante marktposities gelet op de aantallen aanbieders enerzijds en ondernemingen met een jaarverplichting anderzijds. Voor de beoordeling van de nieuwe systematiek, die wordt geĂŻntroduceerd met het wetsvoorstel, acht de Afdeling het van belang dat nadere gegevens hieromtrent beschikbaar zijn. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen. 2. Levering van biobrandstoffen aan de Nederlandse markt voor vervoer Het wetsvoorstel bepaalt dat een ondernemer die biobrandstoffen heeft geleverd aan de Nederlandse markt, deze mag aanmelden in een register en daarvoor een equivalente hoeveelheid HBEâs op zijn rekening krijgt. âLeveren aan de Nederlandse markt voor vervoerâ wordt in het wetsvoorstel als volgt gedefinieerd: âLeveren tot eindverbruik dan we/leveren aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats (âŠ) Indien de biobrandstoffen worden geleverd aan een andere accijnsgoederenplaats, is het mogelijk dat ze worden geĂ«xporteerd. De biobrandstoffen worden in dat geval niet uitgeslagen tot verbruik op de Nederlandse vervoermarkt. De toelichting vermeldt in dit verband dat inboekende ondernemingen moeten aantonen dat duurzame biobrandstoffen niet zijn verkocht aan het buitenland. In het huidige systeem moeten alle ondernemingen in de brandstofketen een biobrandstoffenbalans bijhouden. Een onderneming die biobrandstoffen naar het buitenland overbrengt, brengt deze in mindering op zijn biobrandstoffenbalans. De Afdeling merkt op dat de verplichting voor de inboekende onderneming om aan te tonen dat duurzame biobrandstoffen niet zijn geleverd aan het buitenland, alleen in de toelichting is opgenomen en niet in het wetsvoorstel. Voorts wordt geen aandacht geschonken aan de uitvoerbaarheid van deze verplichting voor de inboekende onderneming, die dan moet bewijzen dat, in het geval de biobrandstoffen zijn geleverd aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, de biobrandstoffen daarvandaan al dan niet naar het buitenland zijn geleverd. Dit is te meer van belang nu de toelichting vermeldt dat de fysieke stroom van hernieuwbare energie vervoer niet wordt gevolgd. De Afdeling adviseert om de toelichting op het bovenstaande in te gaan en tevens het voorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen. 3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner Richtlijn 2009/28 van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG De inboekende ondernemingen bewijzen dat de biobrandstoffen duurzaam zijn. Leveranciers tot eindverbruik moeten jaarlijks een gedeelte van de door hen op de markt gebrachte hoeveelheid benzine, diesel en vloeibare biobrandstof âinleverenâ in de vorm van HBEâs. Artikelen 9.7.4.1 en 9.7.4.6 van het wetsvoorstel. Leveranciers tot eindverbruik moeten jaarlijks een gedeelte van de door hen op de markt gebrachte hoeveelheid benzine, diesel en vloeibare biobrandstof âinleverenâ in de vorm van HBEâs. Artikelen 9.7.4.1 en 9.7.4.6 van het wetsvoorstel. Artikel 9.7.2.1 van het wetsvoorstel. Leveranciers tot eindverbruik moeten jaarlijks een gedeelte van de door hen op de markt gebrachte hoeveelheid benzine, diesel en vloeibare biobrandstof âinleverenâ in de vorm van HBEâs. Artikel 18.1 6s van het wetsvoorstel Kamerstukken 2012/13,32813, nr. 22, blz. 6. Artikel 9.7.4.1 van het wetsvoorstel. Artikel 9.7.1 .1 van het wetsvoorstel In dat geval ontdaan van duurzaamheidskenmerken, zodat de biobrandstoffen niet nogmaals worden ingeboekt in het register of worden ingezet voor de doelstelling van een ander land, zie artikel 9.7.4.9 van het wetsvoorstel en paragraaf 3.1 van de toelichting. Paragraaf 3. 1 van de toelichting. Op deze manier is geregeld dat de administratieve werkelijkheid en de fysieke werkelijkheid met elkaar in overeenstemming zijn als biobrandstoffen naar het buitenland worden gebracht. Toelichting bij artikel 9.7.4.9 van het wetsvoorstel.