[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Afdeling advisering Raad van State bij de Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer

Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D51926, datum: 2013-12-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z25407:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no. 13.001543, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer,
hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare
energie vervoer), met memorie van toelichting

Het wetsvoorstel bevat een systeemwijziging voor de uitvoering van
verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn hernieuwbare energie.
De richtlijn bevat de verplichting dat in 2020 minstens 10% van het
eindverbruik van energie in het vervoer in een lidstaat bestaat uit
hernieuwbare bronnen. Indien gebruik wordt gemaakt van biobrandstoffen,
dienen deze te voldoen aan duurzaamheidscriteria. Op dit moment dienen
alle bedrijven in de brandstof keten een biobrandstoffenbalans in en
tonen zij de duurzaamheid van de biobrandstoffen aan.

Het wetsvoorstel introduceert een register hernieuwbare energie vervoer.
Binnen dit register worden zogenoemde “hernieuwbare
brandstofeenheden” (hierna: HBE’s) verhandeld. Een onderneming
(inboeker) meldt biobrandstoffen aan in een register en krijgt daarvoor
een equivalente hoeveelheid HBE’s op zijn rekening. Deze onderneming
kan de HBE’s vervolgens verkopen aan ondernemingen met een
jaarverplichting. Zij moeten aan het eind van het jaar een verplicht
aantal HBE’s op hun rekening hebben staan.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de markt van
hernieuwbare brandstofeenheden en de levering van biobrandstoffen aan de
Nederlandse markt voor vervoer. Zij is van oordeel dat in verband
daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

1. 	Markt hernieuwbare brandstofeenheden

Op grond van het wetsvoorstel mogen ondernemingen (inboekers)
biobrandstoffen aanmelden in het register hernieuwbare energie vervoer
en krijgen daarvoor een equivalente hoeveelheid HBE’s op hun rekening.
Deze HBE’s kunnen zij verkopen aan ondernemingen met een
jaarverplichting. Ingevolge het wetsvoorstel moeten ondernemingen met
een jaarverplichting (leveranciers tot eindverbruik) aan het eind van
het jaar een verplicht aantal HBE’s op hun rekening hebben staan.
Indien ondernemingen verwijtbaar niet voldoen aan hun jaarverplichting
kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Met deze regeling worden leveranciers tot eindverbruik wat betreft de
HBE’s structureel afhankelijk van inboekende ondernemingen. Deze
afhankelijkheid bestaat onder andere uit de beschikbaarheid van HBE’s
en de prijs van HBE’s. In een brief aan de Tweede Kamer is in dit
verband aangekondigd dat de voorgenomen systematiek maatregelen bevat
voor de borging van het handelssysteem, voortkomend uit de analyse die
de Nederlandse Emissieautoriteit heeft uitgevoerd in afstemming met de
FIOD en de NMa.

De Afdeling merkt op dat in de toelichting geen aandacht wordt
geschonken aan de analyse van de Nederlandse Emissieautoriteit en aan de
borging van het handelssysteem. Hierdoor blijkt niet:

- 	op welke manier de transparantie van de markt voor hernieuwbare
brandstofeenheden wordt geborgd;

- 	of er een risico bestaat voor dominante marktposities gelet op de
aantallen aanbieders enerzijds en ondernemingen met een jaarverplichting
anderzijds.

Voor de beoordeling van de nieuwe systematiek, die wordt geĂŻntroduceerd
met het wetsvoorstel, acht de Afdeling het van belang dat nadere
gegevens hieromtrent beschikbaar zijn. De Afdeling adviseert de
toelichting aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen.

2. 	Levering van biobrandstoffen aan de Nederlandse markt voor vervoer

Het wetsvoorstel bepaalt dat een ondernemer die biobrandstoffen heeft
geleverd aan de Nederlandse markt, deze mag aanmelden in een register en
daarvoor een equivalente hoeveelheid HBE’s op zijn rekening krijgt.
“Leveren aan de Nederlandse markt voor vervoer” wordt in het
wetsvoorstel als volgt gedefinieerd: “Leveren tot eindverbruik dan
we/leveren aan een andere houder van een vergunning voor een
accijnsgoederenplaats (
)  Indien de biobrandstoffen worden geleverd
aan een andere accijnsgoederenplaats, is het mogelijk dat ze worden
geëxporteerd. De biobrandstoffen worden in dat geval niet uitgeslagen
tot verbruik op de Nederlandse vervoermarkt. De toelichting vermeldt in
dit

verband dat inboekende ondernemingen moeten aantonen dat duurzame
biobrandstoffen niet zijn verkocht aan het buitenland.

In het huidige systeem moeten alle ondernemingen in de brandstofketen
een

biobrandstoffenbalans bijhouden. Een onderneming die biobrandstoffen
naar het

buitenland overbrengt, brengt deze in mindering op zijn
biobrandstoffenbalans.

De Afdeling merkt op dat de verplichting voor de inboekende onderneming
om aan

te tonen dat duurzame biobrandstoffen niet zijn geleverd aan het
buitenland, alleen

in de toelichting is opgenomen en niet in het wetsvoorstel. Voorts wordt
geen

aandacht geschonken aan de uitvoerbaarheid van deze verplichting voor de

inboekende onderneming, die dan moet bewijzen dat, in het geval de

biobrandstoffen zijn geleverd aan een andere houder van een vergunning
voor een

accijnsgoederenplaats, de biobrandstoffen daarvandaan al dan niet naar
het

buitenland zijn geleverd. Dit is te meer van belang nu de toelichting
vermeldt dat

de fysieke stroom van hernieuwbare energie vervoer niet wordt gevolgd.

De Afdeling adviseert om de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en tevens

het voorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel

van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het

vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

 Richtlijn 2009/28 van het Europees parlement en de Raad van 23 april
2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare
bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en
Richtlijn 2003/30/EG

 De inboekende ondernemingen bewijzen dat de biobrandstoffen duurzaam
zijn.

Leveranciers tot eindverbruik moeten jaarlijks een gedeelte van de door
hen op de markt gebrachte hoeveelheid

benzine, diesel en vloeibare biobrandstof ‘inleveren’ in de vorm van
HBE’s.

Artikelen 9.7.4.1 en 9.7.4.6 van het wetsvoorstel.

 Leveranciers tot eindverbruik moeten jaarlijks een gedeelte van de door
hen op de markt gebrachte hoeveelheid

benzine, diesel en vloeibare biobrandstof ‘inleveren’ in de vorm van
HBE’s.

 Artikelen 9.7.4.1 en 9.7.4.6 van het wetsvoorstel.

 Artikel 9.7.2.1 van het wetsvoorstel. Leveranciers tot eindverbruik
moeten jaarlijks een gedeelte van de door

hen op de markt gebrachte hoeveelheid benzine, diesel en vloeibare
biobrandstof ‘inleveren’ in de vorm van

HBE’s. 

 Artikel 18.1 6s van het wetsvoorstel 

 Kamerstukken 2012/13,32813, nr. 22, blz. 6.

 Artikel 9.7.4.1 van het wetsvoorstel.

 Artikel 9.7.1 .1 van het wetsvoorstel

 In dat geval ontdaan van duurzaamheidskenmerken, zodat de
biobrandstoffen niet nogmaals worden ingeboekt in het register of worden
ingezet voor de doelstelling van een ander land, zie artikel 9.7.4.9 van
het

wetsvoorstel en paragraaf 3.1 van de toelichting.

 Paragraaf 3. 1 van de toelichting. 

 Op deze manier is geregeld dat de administratieve werkelijkheid en de
fysieke werkelijkheid met elkaar in

overeenstemming zijn als biobrandstoffen naar het buitenland worden
gebracht. 

 Toelichting bij artikel 9.7.4.9 van het wetsvoorstel.