[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Conceptverslag van het Wetgevingsoverleg Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie)

Stenogram

Nummer: 2014D00863, datum: 2014-01-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


CONCEPTVERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG OVER:

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998

Desgewenst kunt u correcties in de weergave van uw woorden aanbrengen. U
wordt verzocht, deze correcties uiterlijk 5 december te 18.00 uur aan de
Dienst Verslag en Redactie te retourneren. Het is voldoende, alleen
gecorrigeerde blaadjes aan ons terug te zenden, eventueel per fax.
Hebben wij op het moment van het verstrijken van de correctietermijn
geen reactie ontvangen, dan gaan wij ervan uit, dat u instemt met de
weergave van uw woorden. Let op! Neem voor uitstel van de uiterste
correctiedatum contact op met de griffier van de desbetreffende
commissie.

Inlichtingen: tel. 3182104 / 3183019. 

Faxnummer Dienst Verslag en Redactie 070-3182116.

VERSLAG VAN EEN wetgevingsOVERLEG

Vastgesteld

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 2 december 2013
overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken over:

- het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998
(volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie)
(33777);

- de nota van wijziging van de minister van Economische Zaken d.d. 29
november 2013 inzake wijziging van de Elektriciteitswet 1998
(volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie)
(2013Z23601);

- de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 29 november 2013
inzake de aanbieding beantwoording vragen door de Autoriteit Consument
en Markt (ACM) in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel
volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie
(2013Z23599).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk
verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Verheijen

Griffier: Franke

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Tongeren, Leegte,
Paulus Jansen, Van Veldhoven, Klever, Vos, Verheijen

en minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele
ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 18.00 uur.

De voorzitter: Dames en heren, welkom. Ik open dit wetgevingsoverleg
inzake de Elektriciteitswet 1998. Ik heet welkom de minister en zijn
ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden en de mensen op de publieke
tribune en thuis. Op de agenda staat een wet. Die behandelen wij dus in
twee termijnen, met de mogelijkheid om amendementen in te dienen. Een
aantal is al ingediend. In tweede termijn kunnen er ook moties worden
ingediend.

Er zijn spreektijden vastgesteld per fractie. Die zijn gecommuniceerd en
kunnen door de fracties zelf worden verdeeld over de eerste en tweede
termijn. Ik stel voor om in de eerste termijn van de Kamer te bezien of
we uit kunnen met een tweetal onderlinge interrupties per fractie.

Daarmee heb ik volgens mij alles gezegd wat er vooraf gezegd moet
worden. We beginnen de eerste termijn van de zijde van de Kamer met de
inbreng van GroenLinks, mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Mag ik eerst een vraag
stellen ter verduidelijking? Ik heb begrepen dat we richttijden hebben,
maar geen tijden waar we heel strak aan gehouden worden. Ik ga
waarschijnlijk iets over mijn zeven minuten heen. Dat weet ik niet
helemaal zeker, maar kan ik dan in tweede termijn toch nog iets zeggen?

De voorzitter: Ik zal u proberen te houden aan de afgesproken tijden,
maar de leden hoeven zich daar niets van aan te trekken. Bij
wetgevingsoverleggen gelden in principe onbeperkte spreektijden. De
tijden die ik noem, zijn voor vanavond afgesproken in de
procedurevergadering, met het verzoek om ons daar zo veel mogelijk aan
te houden. Dat vraag ik dan ook aan u.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Dank u. Ik zal het zeker
niet langer maken dan strikt noodzakelijk.

Deze regering zegt met regelmaat dat zij bezig is met een transitie naar
schone energie. Daar is GroenLinks erg blij over. Daar hoort bij een
transitie van het bedrijfsleven en ook een transitie van ons
belastingen- en tarievensysteem. Het lijkt GroenLinks dan ook logisch
dat iedere overheidsingreep helpt richting die schone energie en dat
duurzame bedrijfsleven te komen, of dat het op zijn minst
overheidsingrepen zijn die de transitie naar schone energie en een
duurzaam bedrijfsleven niet hinderen. Is de minister dat met ons eens?
Zou hij kunnen uitleggen hoe deze ingreep helpt om te komen tot schonere
energie, meer energiebesparing en een duurzamer bedrijfsleven, of dat
deze ingreep op zijn minst die transitie niet in de weg staat?

Want laten we eerlijk zijn: het lijkt er toch op dat deze minister een
manier zoekt die Europaproof is en waarmee hij in deze moeilijke
conjuncturele tijden deze bedrijven financieel kan helpen. De minister
is eigenlijk industriepolitiek aan het voeren om de grootverbruikers in
de sectoren chemie, olie, aluminium, fosfaat, staal et cetera financieel
te kunnen ontzien. Klopt deze aanname van GroenLinks? Wij zien namelijk
een patroon. Eerst staat er in het Energieakkoord 78 miljoen ter
compensatie van de ETS-kosten, vervolgens zien we dat de minister wel
bezig is met het handhaven van de Wet milieubeheer, maar dat hij ook
regelmatig tegen de Kamer zegt dat hij bedrijven die in zulke
financiële problemen verkeren, niet ook nog kan dwingen om
energiebesparende maatregelen te nemen. Nu komt er weer een korting van
circa 21 miljoen op de transportkosten.

Is de minister het eens met GroenLinks dat een race to the bottom,
waarbij Europese landen tegen elkaar op blijven bieden om hun
grootverbruikers steeds grotere kortingen te geven, onwenselijk is? Is
de minister het ook met GroenLinks eens dat het ETS-systeem pas echt
gaat werken als nationale regeringen niet langer een eigen steunbeleid
gaan voeren voor grootverbruikers? Als de prijs van grondstoffen omhoog
gaat en de Nederlandse bedrijven in de problemen komen, overweegt de
minister dan ook een vorm van financiële steun te geven? Hier is de
grondstof -- dat beschrijft de minister ook in de antwoorden --
elektriciteit, maar wat als fosfaat ineens een stuk duurder wordt, als
ruwe olie duurder wordt, gas of aluminiumerts? Wordt het bedrijfsleven
dat daarmee werkt dan ook ondersteund? Zo nee, waarom dan nu wel en bij
die andere bedrijven mogelijkerwijs niet?

De onderbouwing van de minister is: hoe meer grootverbruikers stabiel
energie afnemen, hoe stabieler het net is. Verderop in de beantwoording
op de schriftelijke vragen stelt de minister echter dat er geen extra
maatregelen nodig zijn om piekvraag te verminderen en dat de huidige
financiële prikkels in het systeem voldoende zijn om de piekvraag te
dempen. Volgens de GroenLinks-fractie kan het niet beide zijn, dus dat
we enerzijds deze bedrijven nodig hebben voor een stabiel net om pieken
op te vangen en we anderzijds geen extra maatregelen nodig hebben om
pieken op te vangen. Kan de minister hierop zijn licht werpen?

De stabiliteit van het net is afhankelijk van het laatste kwartier
tussen de voorspelling en de daadwerkelijke levering. Op dat moment komt
TenneT in actie en lopen de kosten enorm op. TenneT moet dan vragen of
bedrijven kunnen afschakelen of moet kijken wie er snel bijgeschakeld
kan worden. Volgens de GroenLinks-fractie is het voorspellen van die
pieken en dalen en een snel aanbod van bijschakelen of afschakelen veel
belangrijker om het net stabiel te houden dan een grote basisvraag. Is
één grote grootverbruiker dan niet zet zo goed, in de redenering van
de minister, voor het stabiel houden van het net als tien stabiele
kleinere verbruikers die samen optellen tot hetzelfde gebruik? Waarom
alleen voor de grootverbruikers? Is het Nederlandse energienet
instabieler geworden vanwege de sluitingen van de aluminiumfabriek
Thermphos? Daarmee is een heel grote verbruiker van het net gegaan.
Volgens mij is dat niet het geval. Als de NS van tevoren bekend maakt
een dag lang volgens een winterdienstregeling te rijden, dan gebruikt de
NS veel minder stroom. Wordt het net daar dan instabieler van? Volgens
de GroenLinks-fractie niet, omdat het is aangekondigd en dus
voorspelbaar is. Dan kunnen er maatregelen worden genomen.

De minister geeft in zijn antwoorden ook aan dat het harmoniseren van
deze regelgeving over deze systeemdiensten en transportkosten binnen de
Europese Unie een van zijn doelen is. Verderop in de schriftelijke
beantwoording staat echter dat deze opbouw in Europa eigenlijk helemaal
niet vergelijkbaar is omdat elk land een heel andere opbouw kent en
daarom niet vergelijkbaar is met het Nederlandse systeem. Of je wilt
harmoniseren, dan moet je ergens naartoe werken, of elk land gebruikt
echt een heel ander systeem.

Is een flink deel van het probleem met Duitsland niet opgelost wanneer
wij veel meer interconnectiecapaciteit krijgen? Mij is verteld dat dat
over een paar jaar het geval zal zijn. Er werden net al een aantal
interconnectoren genoemd die er dan zijn. Als dat echt helpt, moet dit
dan wel een openeinderegeling zijn? Ik weet dat de minister een hekel
heeft aan openeinderegelingen op energiegebied. Moet op dit punt dan wel
een openeinderegeling worden toegestaan? Als onze bedrijven over enkele
jaren volop kunnen meegenieten van de zeer lage tarieven van de Duitse
schone stroom, is deze regeling dan niet een vorm van oversubsidiëring?
Op dit punt heb ik een amendement voorbereid om net als bij de schone
energie over vier jaar te evalueren en te bepalen of deze maatregel zijn
doel treft, nog moet worden voortgezet of op dat moment overbodig is.

Is de minister behalve met financiële steun voor de korte termijn ook
bezig met het robuust maken van de Nederlandse economie op langere
termijn? De voorspellingen zijn dat de prijzen van grondstof en energie
eerder omhoog zullen gaan dan zullen dalen. Zou er voor die 78 miljoen
plus deze 21 miljoen jaarlijks niet een effectievere bestemming zijn dan
besteding aan het redden van deze bedrijven? Ik breng in herinnering dat
Aldel voor het laatst gered is in 1996 op deze wijze. Toen is erbij
gezegd: we doen dat uiterlijk tot 2006. Toen speelde eigenlijk precies
dezelfde set problemen als de problemen die nu spelen en werd ook het
argument gebruikt van de werkgelegenheid voor de sector en de hoge
stroomprijzen waarmee Aldel kampte.

De voorzitter: Ter inspiratie en overdenking: u zit ruim over de zeven
minuten spreektijd inmiddels.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Sorry voorzitter, maar ik ga toch nog
heel even verder. De minister vergelijkt de situatie met de Duitse
grootverbruikers. Die krijgen wel transportkorting. Tegelijkertijd zegt
de minister dat onze bedrijven concurreren in de wereldmarkt en dus last
hebben van de wereldwijde stroom- en grondstoffenprijzen. Helpt het
gelijktrekken met de Duitse bedrijven dan wel? De minister wil deze
regeling invoeren vanwege oneerlijke concurrentie met Duitsland maar de
bedrijven zelf noemen schaliegas, wat wereldwijd speelt, als een van de
grote factoren. Helpt dit dan wel? De minister heeft geen informatie
over de Duitse energieslurpers en zegt ook dat een en ander eigenlijk
niet vergelijkbaar is.

Gaat de minister voornamelijk af op de informatie van de Nederlandse
grootverbruikers zelf of is er nog een onafhankelijke toets?

Voorzitter. Ik heb nog een half A4'tje.

Minister Kamp: Sorry, waar heb ik geen informatie over? Dat heb ik even
niet begrepen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Sorry, ik raffel het nu wat af, omdat
ik wat sneller moet zijn. In de schriftelijke beantwoording wordt door
meerdere fracties gevraagd: over welke bedrijven in Nederland gaat het,
over welke bedrijven gaat het in Duitsland en naar wat voor soort
tarieven kijken wij? De minister zegt: een heleboel van die informatie
is concurrentiegevoelig; die kan ik niet geven. Bovendien kun je de
Nederlandse grootverbruikers niet vergelijken met de Duitse en ik heb de
informatie over de Duitse bedrijven niet, aldus de minister. Waarop
baseert hij dat deze maatregel nodig is? Zijn dat uitsluitend de
signalen van de Nederlandse grootverbruikers of zit er nog een vorm van
een onafhankelijke toets op?

Het volgende punt is schaliegas. Herhaaldelijk worden door
grootverbruikers en grootproducenten de problemen genoemd die schone
energie zou oplossen. Welk specifiek probleem lost de minister op? Is
dat nu opgelost of komt dat jaarlijks terug?

Deze wet heeft een clausule over terugwerkende kracht. Wat is de reden
dat het echt van groot belang is om dit voorstel met flinke druk toch
nog voor de kerst erdoor te krijgen? Als de wet in januari of in
februari wordt aangenomen, zou die met deze clausule over terugwerkende
kracht precies hetzelfde doen als nu.

GroenLinks vindt dat Nederland zo snel mogelijk moet overstappen op
schone energie. Dat zal geen verbazing wekken. Daarbij hoort ook het
mogelijk maken van schone energie die lokaal wordt opgewekt. Op dit
moment moeten corporaties die lokale schone energie opwekken
transportkosten betalen. Ik weet dat door de netbeheerders is gezegd dat
zij daarvan zullen afzien vanaf 1 januari, maar sommige zeggen ook dat
er nog geen wettelijke basis voor is. GroenLinks heeft een amendement
voorbereid dat die wettelijke basis geeft, zodat de netbeheerders kunnen
doen wat zij voornemens zijn te doen.

Er wordt goed rekening gehouden met ongewenste neveneffecten op de
warmte-krachtkoppeling. Die worden weggewerkt in het voorstel. Er zijn
echter ook bedrijven die schone energie opwekken zijn of voornemens zijn
dat te doen, bijvoorbeeld Tata Steel, dat bezig is met en nagedacht
heeft over een groter windpark voor de kust. Zou de minister het zo
kunnen regelen dat niet alleen voor de wkk, maar ook voor de schone
energie belemmeringen worden weggenomen als deze grootverbruikersbonus
wordt gehandhaafd, zodat een bedrijf niet zegt: ik doe dat windpark
niet, want dan ben ik mijn grootverbruikerskorting kwijt? Ik heb
hiervoor een amendement.

De heer Leegte (VVD): Dit wetgevingsoverleg heeft een hoog gehalte van
kleur bekennen. Als ik het verhaal van GroenLinks goed begrijp, zegt zij
dat wij zo snel mogelijk naar schone energie toe moeten. Mijn vraag is
of dat ten koste mag gaan van de werkgelegenheid in de
energie-intensieve industrie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik denk dat het onmogelijk is om over
te gaan naar schone energie zonder werkgelegenheidsverlies in de kolen-
en oliesector. Het heeft dus consequenties. Je moet dat geleidelijk
doen. Daarom moet je op tijd beginnen, zodat je op tijd nieuwe
werkgelegenheid hebt in die nieuwe branche. Je kunt niet in één keer,
van de ene week op de volgende week, overgaan op schone energie. Ik noem
ALDEL, dat in 1996 al is gered onder dezelfde voorwaarden. Hoe lang kun
je een bedrijf blijven redden zonder dat je ervoor zorgt dat de economie
van het land als geheel die transitie maakt?

De heer Leegte (VVD): Precies. Dus als ik het goed begrijp, is de
kerstboodschap van GroenLinks aan de 500 medewerkers van ALDEL: wij
kunnen niks voor u doen, want voor ons gaat de windmolen en het redden
van de planeet voor de werkgelegenheid in Groningen. Is dat de kern van
uw betoog?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nee, dat is foutief samengevat.

De heer Jan Vos (PvdA): Zonder het meteen te willen verbinden aan
duurzame energie, zou ik toch willen weten of de fractie van GroenLinks
nu wel of niet voor het redden van ALDEL is, met name omdat geheel
duidelijk dat er in Europees verband nodig is, dat Duitsland die
wetgeving al heeft doorgevoerd en dat Duitsland daardoor concurrerender
is. Zegt de fractie van GroenLinks: laat die werknemers maar zitten?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): GroenLinks is vanavond bezig om een
paar verbeteringen in dit wetsvoorstel te krijgen. Ik begrijp dat dit
wetsvoorstel de steun heeft van beide regeringspartijen; er is dus een
meerderheid voor.

Dus ik heb mij geconcentreerd op drie amendementen om ervoor te zorgen
dat energiecorporaties geen transportkosten krijgen en dat er over vier
jaar, op hetzelfde moment dat de schone energie wordt geëvalueerd en
als er sprake blijkt te zijn van oversubsidiëring, een evaluatie komt
van deze regel waarbij goed gekeken wordt hoever wij al zijn met de
transitie en wat wij dan moeten doen. Het derde amendement … Nou ben
ik het even kwijt.

De heer Jan Vos (PvdA): De vraag is anders, namelijk: steunt u wel of
niet het redden van ALDEL en de 500 mensen die daar werken?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Mijn antwoord is dat wij bezig moeten
zijn met een transitie naar schone energie.

De heer Jan Vos (PvdA): Ja of nee?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dit is mijn antwoord.

Voor die transitie moet je op een langere termijn kijken dan bij een
stap-voor-stapbenadering. Als u kijkt naar de doorrekeningen van de
GroenLinks-voorstellen, zult u zien dat die het ook erg goed doen op het
gebied van werkgelegenheid. Dat kun je alleen maar doen als je op tijd
begint en als je daar stelselmatig aan doorwerkt.

De voorzitter: Dank u wel.

Wij gaan door in eerste termijn met de heer Leegte van de fractie van de
VVD.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Het is een nogal cynische
kerstboodschap van GroenLinks dat zij de werkgelegenheid van de 500
mensen bij ALDEL ondergeschikt acht aan de bouw van windmolens in
Nederland.

De voorzitter: Dit was uitlokking. Daar mag mevrouw Van Tongeren op
reageren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik vind het heel jammer dat de
regeringspartijen niet gewoon hun eigen beleid kunnen uitleggen en
kunnen verantwoorden waarom zij dit doen, maar dat zij het nodig vinden
om mij woorden in de mond te leggen die ik niet heb gebezigd.

De voorzitter: Dat staat genoteerd.

De heer Leegte (VVD): Terwijl de Nederlandse economie voorzichtig lijkt
te groeien, is de constante groei van de Duitse economie inmiddels geen
verrassing meer. De Duitsers lijken met hun economische voorspoed en
relatief lage lonen -- ze hebben nog geen minimumloon -- zonder
kleerscheuren de Europese crisis te weerstaan, maar schijn bedriegt. De
auto-industrie is de belangrijkste motor achter de goede exportcijfers.
De export van deze Duitse luxegoederen is ongekend, maar komt ook tot
stand door de kunstmatig lage energieprijs, waar overigens alleen de
Duitse industrie de vruchten van plukt en de Nederlandse industrie, net
als de Duitse burgers en het Duitse midden- en kleinbedrijf, onder te
lijden heeft.

Terwijl de Duitse export floreert, blijven de binnenlandse bestedingen
achter. De lonen zijn relatief laag en de lage energieprijs, waar vooral
bedrijven van profiteren, komt tot stand dankzij torenhoge subsidies.
Een gemiddeld Duits gezin is zo'n €700 per jaar kwijt aan die
subsidies. Dat is €700 koopkrachtverlies per huishouden. De Duitse
industrie krijgt de lusten: een lage energierekening. De burgers en het
midden- en kleinbedrijf van onze oosterburen krijgen de lasten.

Niet alleen de inwoners van Duitsland hebben er last van, ook
Nederlandse energie-intensieve bedrijven, zoals het Groningse ALDEL,
ondervinden hinder. Terwijl ALDEL met aanzienlijk minder energie per
eenheid product produceert dan zijn Duitse concurrenten, staat het
bedrijf onder financiële druk. De energiekosten dreigen het Groningse
bedrijf en zijn 500 werknemers de nek om te draaien. Donderdag 5
december zullen wij waarschijnlijk zonder GroenLinks in de plenaire zaal
de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven
voor de energie-intensieve industrie) aannemen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik herhaal mijn vraag of de VVD haar
eigen verhaal vertelt zonder te refereren aan een door GroenLinks niet
ingenomen standpunt.

De heer Leegte (VVD): Met dit hoopvolle bericht verander ik mijn tekst
in: donderdag 5 december zullen wij misschien wel unaniem in de plenaire
zaal aannemen de wijziging van de Elektriciteitswet enzovoort. Daarmee
komt de toedeling van de energiekosten voor Nederlandse bedrijven weer
enigszins gelijk met het Duitse niveau. Nederlandse bedrijven krijgen
hierdoor weer een eerlijke kans om te concurreren en banen blijven
behouden. Maar toch blijft het wringen dat wij een noodconstructie
moeten optuigen voor fouten in het huidige beleid.

Als open economie is het verstandig dat Nederland het Duitse voorbeeld
volgt om energie-intensieve bedrijven te laten profiteren van de lage
stroomprijs en niet mee te laten betalen voor de torenhoge kosten die
daarmee gepaard gaan, maar op de lange termijn is dit onhoudbaar. Iedere
dag lezen wij, ook in de Nederlandse kranten, dat het huidige
energiebeleid niet is vol te houden. Het energieakkoord heeft Nederland
met de rug naar Europa gekeerd en de mogelijkheden tot samenwerken
verzwakt.

Mevrouw Klever (PVV): Hoor ik de heer Leegte nu pleiten voor het
zwaarder belasten van de huishoudens in Nederland in navolging van
Duitsland? Begrijp ik dat goed?

De heer Leegte (VVD): Ik zit voorlopig in mijn analysefase, maar het
moet uit de lengte of uit de breedte komen. De breedte is in dit geval
het zwaarder belasten van huishoudens ten gunste van de
energie-intensieve industrie, omdat dat banen scheelt. Zonder die banen
hebben huishoudens veel meer last dan de €1 à €1,50 die dit
wetsvoorstel aan extra lasten gaat opleveren.

Mevrouw Klever (PVV): Dank voor deze toelichting. Dus de
lastenverzwaring van 3 miljard die met dank aan de VVD rondom het
energieakkoord wordt ingevoerd, wordt grotendeels op huishoudens
verhaald?

De heer Leegte (VVD): U hebt het nu over de SDE-plus. Daarvan gaat de
helft naar de huishoudens en de helft naar het bedrijfsleven. Binnen die
helft voor het bedrijfsleven wordt op grond van deze wet de
energie-intensieve industrie uitgezonderd. Dat is verstandig. Het is
allemaal niet fraai en het huidige beleid blijft wringen, maar het is
wel de beste oplossing gegeven alle omstandigheden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): In het betoog van de VVD probeer ik
te ontdekken of zij nog steeds voorstander is van het liberaliseren van
de energiemarkt. De heer Leegte wees er namelijk op dat het jammer is
dat er nu een kunstgreep nodig is. Heb ik hem daarin goed verstaan of
niet?

De heer Leegte (VVD): De heer Leegte en de VVD zijn voorstander van de
liberalisering van de energiemarkt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Waarom is er dan een kunstgreep
noodzakelijk op die energiemarkt? Je zou immers zeggen dat er op een
vrije markt zo min mogelijk moet worden ingegrepen. De prijs moet daarop
vanzelf tot stand komen. De VVD is toch altijd van mening geweest dat
bedrijven niet aan het subsidie-infuus moeten hangen?

De heer Leegte (VVD): Dat is helemaal correct. Het huidige energiebeleid
heeft steeds minder met een vrije markt voor energie te maken, omdat we
met overheidsgeld, met subsidies, overcapaciteit financieren. Wij bouwen
met subsidiegeld tot 3 miljard per jaar windmolens; de PVV wees daar
terecht op. Daardoor ontstaat er een overcapaciteit. De systeemkosten
die daarmee gepaard gaan, moeten ergens neerdalen. Dat komt terecht bij
de huishoudens en de industrie. Dat zijn zorgen waar ongelukken door
komen, zoals bij ALDEL. Dat gaan wij met een noodverband zoals deze wet
oplossen. Dat is allemaal niet fraai. Vandaar ook dat de VVD er altijd
voor pleit dat de overheid zich terugtrekt en dat we sturen op één
doelstelling, namelijk CO2-reductie, om daarmee de markt de gelegenheid
te geven om de meest efficiënte manier van CO2-reductie te vinden.

De voorzitter: Mijnheer Leegte, u hebt ook de aandacht getrokken van
mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom terug op ongeveer hetzelfde punt.
Mijn fractie maakt zich namelijk een beetje zorgen over al die
noodverbanden die wij aan het aanleggen zijn; ik ben blij dat de VVD dat
ook zegt. Raken wij daarmee niet verder van het doel af dat wij willen
bereiken, namelijk een geliberaliseerde markt? Maken we op deze manier
niet wetgeving die niet toekomstvast is? Hoe ziet de VVD de toekomst van
deze wet? De heer Leegte heeft toch ook een ander doel voor ogen?

De heer Leegte (VVD): De toekomst van deze wet beschouw ik als vrij
robuust. Daarom nemen we hem ook aan en is het een wet en geen motie of
een beleidsregeling. Ik heb er dan ook het volste vertrouwen in dat deze
wet nog lang in de Nederlandse wetboeken zal staan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Maar de vraag is natuurlijk of de heer
Leegte het wenselijk vindt dat we een noodverband zo permanent en
robuust maken. Hij sprak net van een ongewenst noodverband. Dan zou het
toch logisch zijn om in ieder geval -- dat zal ik in mijn termijn ook
voorstellen -- een evaluatie te houden en te bekijken hoe we andere,
nieuwe ontwikkelingen in de markt, zoals het afschakelen van de vraag,
ook kunnen gebruiken om toch tot minder hoge netkosten te komen en
daardoor tot een andere kostenverdeling?

De heer Leegte (VVD): Dat begrijp ik vanuit het perspectief van D66 en
GroenLinks, maar de VVD zit daar iets anders in. Wij denken dat het
verstandig is om op Europees niveau te stoppen met de drie
doelstellingen en om te sturen op CO2-reductie en daarbij de markt de
gelegenheid te geven om de meest efficiënte vorm te vinden. Dan zullen
de systeemkosten voor energie dalen. Daarmee zal Europa in zijn geheel
weer terug in de internationale concurrentierace kunnen komen. Daar
schort het namelijk aan. Wat D66 en GroenLinks zeggen, is allemaal
gerommel binnen de marge. Daarmee verschuift het een beetje binnen
Europa en blijven de kosten hoog. Nee, wij vinden dat de Europese
energiekosten naar beneden moeten. Dat kan alleen op Europese schaal.
Zolang dat niet zo is, zullen wij deze wet nodig hebben. Ik zal er
straks ook over te spreken komen dat dit een goede wet is.

Ik vervolg mijn betoog. Terwijl energie bij uitstek een terrein is voor
Europese samenwerking, zoekt ieder land een eigen, zwaar gesubsidieerde
oplossing. Het geeft een land als China in de tussentijd de ruimte om te
profiteren van goedkope energie op basis van fossiele brandstoffen, die
royaal voorhanden zijn. Het kortetermijnvoordeel daarvan is dat zij
Duitse kwaliteitsauto's kunnen kopen, voor zolang het duurt. Over de
demografie van China kunnen we immers van alles zeggen. Wie
tegelijkertijd de ontwikkelingen in de VS volgt, ziet dat de VS voor het
eerst sinds de industrialisatie energie-exporterend worden. Snap dan dat
het tijd wordt voor een koerswijziging. Woensdag zullen wij spreken over
de Energieraad. Dan zullen wij bespreken hoe wij er met elkaar voor
zouden kunnen zorgen dat Europa weer gaat doen waar het ooit voor
bedoeld was, namelijk samenwerken. In de tussentijd modderen wij door
met allerhande noodverbanden om bedrijven als ALDEL te redden en de
werkgelegenheid vast te houden.

De gortdroge titel van het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, de
wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven
voor de energie-intensieve industrie), doet dus op geen enkele manier
recht aan het belang van deze wijziging. Op woensdagavond 18 september
hebben wij een spoed-AO gehouden over de situatie bij ALDEL. Het is
klasse dat wij vandaag al over een definitieve oplossing spreken, zodat
de 500 medewerkers een goede kerst tegemoet gaan.

Het bijna-faillissement is een concreet voorbeeld van wat de minister
laatst in het FD "het langzaam afbreken van de interne energiemarkt"
noemde. Alle landen hebben een eigen subsidiegedreven systeem voor
hernieuwbare energie. De prijs van fossiele energie gaat maar niet
stijgen en zal waarschijnlijk zelfs gaan dalen, nu Iran weer olie mag
leveren. In andere landen in de wereld vindt een omschakeling plaats van
kolen- naar gascentrales, die veel CO2-winst oplevert. Ondertussen zien
wij dat er steeds meer subsidies zijn om het Europese systeem enigszins
in de benen te houden. Als huishoudens straks de concrete kosten voor
hernieuwbare energie op hun rekening zullen zien en als bedrijven deze
kosten steeds meer gaan voelen in hun concurrentiepositie, verwacht ik
dat wij elkaar vaker zullen spreken over dit onderwerp.

Met betrekking tot ALDEL schetste de minister scherp het dilemma dat een
kortetermijnoplossing alleen zin heeft als er een
langetermijnperspectief bestaat. Met de aanleg van een directe lijn
bestaat dat langetermijnperspectief. Op de korte termijn helpt de
overbruggingskrediet. De wetswijziging die wij vandaag bespreken,
betreft zowel de korte als de lange termijn. Natuurlijk maken wij geen
wetten voor individuele bedrijven. Deze wetswijziging is dan ook goed
voor de hele energie-intensieve sector en geeft Nederland een gelijk
speelveld ten opzichte van zijn buurlanden.

Ten aanzien van de wetswijziging zelf heb ik verder geen opmerkingen. Ik
dank via de minister de ambtenaren en de ACM voor de beantwoording van
de vragen in de nota naar aanleiding van het verslag dat wij op 20
november ontvingen. Ook het advies van de Raad van State geeft geen
aanleiding tot het stellen van vragen over de wijziging zelf.

Ik heb nog wel een andere vraag. Het wetgevingsvoorstel toont
klip-en-klaar aan dat een maximale volumecorrectie van 90% mogelijk is.
Waarom, zo vraag ik, heeft de rechtsvoorganger van de minister er
destijds niet meteen voor gekozen om het Duitse model te volgen?
Belangrijk nog, hoe kunnen wij voorkomen dat bij de implementatie van
nieuwe richtlijnen Nederland weer kiest voor een interpretatie die ons
bedrijfsleven op achterstand zet ten opzichte van onze buren?
Constaterende dat energiebeleid steeds meer verwordt tot
industriepolitiek en concurrentiebeleid, krijg ik graag de toezegging
van de minister dat Nederland bij nieuwe energierichtlijnen altijd zal
zoeken naar de variant die voor het energie-intensieve bedrijfsleven het
gunstigst, althans ten minste gelijk is aan de gunstigste variant van de
andere lidstaten.

Mij zijn twee amendementen bekend. Een derde amendement dat GroenLinks
heeft aangekondigd heb ik nog niet gezien, dus daarover kan ik nog niets
zeggen. Wat de andere twee amendementen betreft: ik zal mijn fractie
voorstellen om tegen te stemmen. Het eerste amendement gaat over het
niet mee laten tellen van zelf opgewekte energie. Dat zorgt juist voor
minder vlak verloop en dat haalt de argumentatie onder de wet weg. Zo
zie ik het althans. In het andere amendement wordt voorgesteld om
hetzelfde te doen voor corporaties en verenigingen van eigenaren. Dat
gaat voorbij aan dit wetsvoorstel. Dit was immers nu net een oplossing
voor energie-intensieve industrie. Veel waardering voor het werk -- ik
vind dat dit de corebusiness van ons werk is -- maar ik zal mijn fractie
adviseren om tegen te stemmen.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. De energie-intensieve industrie
is van groot belang voor onze economie. De SP-fractie ziet niet welk
belang wij erbij hebben om onze staal-, zink- of aluminiumindustrie te
laten verkassen naar Duitsland of naar landen verder weg: China of
India. Het is het fundament waarop veel dienstverlening en hoogwaardige
toelevering rusten. Als wij de Nederlandse industrie nog verder laten
uithollen, plukken wij daar op termijn de wrange vruchten van.

Het is voor deze bedrijven echter van cruciaal belang dat ze qua
energie-efficiency tot de wereldtop behoren of gaan behoren. Energie is
immers hun grootste kostenpost, een kostenpost die in de toekomst
waarschijnlijk alleen maar hoger zal worden. Hoe minder je nodig hebt
per eenheid product, hoe sterker je concurrentiepositie wordt. Landen
die subsidie geven op energie voor de energie-intensieve industrie zijn
strategisch, zo denken wij, niet slim bezig. Als de prijs lager is,
wordt het minder interessant om te investeren in energie-efficiency,
terwijl de concurrentie in landen zonder subsidie dat wel doet. Op
termijn creëer je dus een probleem.

Aan de andere kant kan subsidie, in dit geval in Duitsland, gebruikt
worden om concurrenten op korte termijn uit te schakelen. Daarover
moeten wij niet naïef zijn. Dat zou schadelijk zijn voor onze economie.
Dit wetsvoorstel is vooral gebaseerd op het oplossen van het
kortetermijnconcurrentieprobleem van onze energie-intensieve industrie.
Overigens waardering voor het tempo dat de minister heeft gemaakt na het
al genoemde overleg van vorige maand. Er is ook helemaal niets mis mee,
mits de kortetermijnoplossing niet onze strategische langetermijnkoers
in gevaar brengt. Is de minister het met de SP-fractie eens dat de
toekomst van de energie-intensieve industrie niet gediend is bij
structurele subsidies op energie of netkosten? Onderschrijft de minister
ook de opvatting dat wij zo snel mogelijk met Duitsland dan wel in
EU-verband afspraken moeten maken over reële net- en energietarieven
voor de industrie?

Daarmee kom ik op een merkwaardig aspect van het wetsvoorstel. De
minister zegt dat hij met dit wetsvoorstel is gekomen om een eind te
maken aan de discrepantie tussen de kostenstructuur en de
tariefstructuur. Grootverbruikers, met name grootverbruikers met een
constant afnamepatroon, zijn goed voor de netstabiliteit. Die factoren
worden op dit moment onvoldoende gewaardeerd in de tariefstructuur; dat
is de redenering van de minister. Als die redenering klopt, zou de
tariefstructuur wat ons betreft sowieso veranderd moeten worden, want de
SP-fractie is een groot voorstander van een tariefstructuur die is
gebaseerd op het beginsel dat de veroorzaker betaalt. Maar klopt die
redenering wel? We hebben in onze schriftelijke inbreng gevraagd om een
beschrijving van de bestaande kostenstructuur van het netbeheer, een
analyse van de bij de gebruikers spelende variabelen die de kosten
beïnvloeden, een onderbouwing van de huidige tariefstructuur en een
analyse van hoe die tariefwijziging volgt uit het
kostenveroorzakersbeginsel. Het antwoord van de minister was letterlijk:
"Dergelijke analyses zijn niet eenduidig te maken. (…) De reden
daarvoor is dat het in de praktijk niet mogelijk is om precies te
bepalen wie precies welke kosten veroorzaakt."

Hier is iets merkwaardigs aan de hand. Aan de ene kant zegt de minister
dat er op dit moment sprake is van een discrepantie tussen
kostenstructuur en tariefstructuur. Aan de andere kant kan ik van de
minister geen onderbouwing krijgen van de kostenstructuur. Dat wringt
dus. Wat ons betreft, mag er best aan de tariefstructuur gesleuteld
worden en mag dat ook best leiden tot een netto-voordeel voor
grootverbruikers, mits dit voordeel voortvloeit uit het
kostenveroorzakersbeginsel. Dat is des temeer van belang omdat de
huidige tariefstructuur ons niet op alle punten evenwichtig voorkomt. Zo
is er het probleem van de geconcentreerde vestiging van nieuw fossiel
productievermogen op drie locaties in Nederland, waardoor zeer hoge
extra investeringen in het netwerk nodig zijn. Die kosten worden voor
bijna 100% gesocialiseerd. Dat lijkt mij niet echt in lijn met het
principe dat de veroorzaker betaalt.

Daarentegen betaalt kleinschaliger duurzaam productievermogen een
relatief veel groter deel van de veroorzaakte netkosten. Ik zag dat
mevrouw Van Tongeren daar met haar amendement op stuk nr. 9 iets aan wil
doen. Dat is sympathiek, ook al vraag ik mij af of de route "het is
gratis voor de één en dus maken we het ook gratis voor de ander" in
dit verband de meest logische is. Hoe dan ook, haar voorstel is in ieder
geval beter dan de situatie zonder amendement, want er is in ieder geval
sprake van het creëren van een gelijk speelveld voor grootschalige
fossiele en decentrale duurzame energieproductie.

Een andere onvolkomenheid in de tariefstructuur is naar onze mening de
doorbelasting van de netverliezen aan de diverse categorieën
gebruikers. Daar hebben we tweeënhalf jaar geleden stevige discussies
over gevoerd met minister Verhagen, omdat kleinverbruikers naar onze
mening een extreem groot aandeel van de netverliezen voor hun kiezen
krijgen. In vergelijking met dit wetsvoorstel, dat een verschuiving van
21 miljoen euro per jaar aan kosten beoogt, gaat dat echt om groot bier.
De netverliezen bedragen 400 miljoen euro per jaar, waarvan 280 miljoen
euro aan fysieke verliezen en 120 miljoen euro aan fraude en diefstal.
Een deskundige uit de sector heeft destijds, naar mijn mening
overtuigend, voorgerekend dat de kleinverbruikers jaarlijks 112 miljoen
euro te veel betalen. Daar is nog steeds niets aan gedaan.

Waarom al deze voorbeelden, die niet rechtstreeks aan het wetsvoorstel
raken? Deze voorbeelden onderbouwen dat de huidige tariefstructuur al
een krakkemikkig gebouw is waar we nu zonder funderingsonderzoek een
flinke dakopbouw op gaan zetten. Ik ben net met minister Blok op
werkbezoek geweest in het kader van het thema "funderingsherstel";
vandaar deze vergelijking.

De SP-fractie zou nog best kunnen leven met een ietwat opportunistische
aanpak voor de korte termijn, als de coalitiepartijen en de minister
bereid zijn om hier te beloven dat zij net als wij vinden dat de
tariefstructuur zo snel mogelijk echt kostengeoriënteerd moet worden,
met als fundament een deugdelijke en onafhankelijke analyse van de
huidige kostenstructuur. Zo nodig overweeg ik op dit punt een motie.

Feitelijk is er nog wat meer nodig, namelijk een echte publieke
periodieke benchmark van de regionale netbeheerders en TenneT om te
controleren hoe zij scoren ten opzichte van vergelijkbare bedrijven.
Daarop krijg ik graag een reactie.

Mijn laatste punt is de afschaffing van het systeemtarief. Hoewel ook
dit onderdeel van het wetsvoorstel niet onderbouwd is met een
kwantitatieve analyse, vind ik de argumentatie van de minister op dit
punt wel hout snijden. Met name het gegeven dat de rest van Europa het
aparte tarief voor systeemwinsten niet nodig vindt, is een argument voor
het feit dat je ook zonder een systeemtarief kunt, met winst op het punt
van beperking van de administratieve lasten. Het wetsvoorstel kan door
deze wijziging wel leiden tot een fluctuatie van de transporttarieven in
de komende twee jaar. Dat kan voorkomen worden door in de vaststelling
van het transporttarief voor 2014 al te anticiperen op de stijging in
2015. Is de minister bereid om de Autoriteit Consument & Markt te
verzoeken om dit te doen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Er is al veel gezegd over dit
wetsvoorstel en ook mijn fractie heeft er op een aantal punten moeite
mee. Het voorstel richt zich namelijk op de symptomen van de problemen
van de industrie zonder de oorzaak ervan, namelijk het hoge
energieverbruik per euro omzet, structureel te verhelpen. Ook neemt het
directe overheidssturing als vertrekpunt voor de rol van de overheid in
plaats van het borgen van betaalbare energie via een concurrerende
markt. Tot slot is het opgesteld vanuit een puur nationale analyse in
plaats van vanuit een visie op de ontwikkeling van een Europese
energiemarkt.

Ik heb een aantal vragen, die ik in drie blokjes zal verdelen.
Allereerst probeer ik scherp te krijgen voor welk probleem deze wet een
oplossing moet bieden. Daarna ga ik in op het wetgevingsproces zelf en
daarna op een aantal eigen ideeën.

Mijn eerste vraag is dus: waar is dit wetsvoorstel nu eigenlijk voor
bedoeld? Eigenlijk zijn er twee doelstellingen. Aan de ene kant is er de
wens om de kosten en de baten van het gebruik van het elektriciteitsnet
eerlijker in rekening te brengen bij de veroorzaker. De SP refereerde
daar zojuist ook aan. We gaan bedrijven immers belonen voor hun bijdrage
aan de stabiliteit van het net. Aan de andere kant is er de wens om de
rekening te verlagen van een klein aantal energie-intensieve bedrijven,
ongeacht wat dit betekent voor andere energieverbruikers. Dat is met
elkaar in tegenspraak en de toelichting van de regering is nog niet
overtuigend.

Laten we om te beginnen kijken naar het idee dat deze wijziging is
bedoeld om de kosten en de baten voor het elektriciteitsnet preciezer in
rekening te brengen. Als de minister stelt dat het vlakke en grote
stroomgebruik van grote fabrieken tot lagere netkosten leidt en hij die
besparing wil teruggeven aan die bedrijven, moet hij wel weten over
welke bedragen het gaat. De SP refereerde er zonet ook al aan dat de
minister in zijn antwoord stelt dat een precieze cijfermatige
onderbouwing niet te geven is. Hij wil echter wel de regels wijzigen om
21 miljoen euro per jaar aan kosten door te schuiven van de
grootverbruikers naar de energierekening van de rest. Het is voor mijn
fractie moeilijk om te beoordelen of het wetsvoorstel evenwichtig is als
zij niet weet wat er tegenover die 21 miljoen euro staat. Wij willen de
ambitie niet eens heel hoog leggen. Een precieze cijfermatige
onderbouwing van historisch gegroeide kosten is voor de minister lastig
te geven, maar het bedrag in dit wetsvoorstel komt natuurlijk niet uit
de lucht vallen. Daar heeft de minister natuurlijk een goed onderbouwde
schatting voor. Ik zou die heel graag zien voor de tweede termijn van de
Kamer. Kan de minister dat toezeggen? Een meer fundamentele vraag is
waarom de minister vindt dat kleinere gebruikers nu ineens moeten gaan
betalen voor een bijeffect dat nooit in rekening werd gebracht.

Het tweede doel van het wetsvoorstel is het verlenen van een korting aan
de energie-intensieve energie. Ook aan deze gedachtegang onderbreekt wat
ons betreft de echte analyse die eronder ligt. Ook daar refereerde de SP
aan. De minister verwijst bijvoorbeeld naar zijn brieven over de
vergelijking tussen Duitse en Nederlandse kosten voor stroom, maar als
het voorstel werkelijk op die concurrentiepositie is gericht, waarom
worden dan alleen deze bedrijven op dit punt geholpen? Waarom wordt er
alleen ingezet op stroom en niet op gas? Waarom kijken we alleen naar
Duitsland en niet naar andere landen? En hoe weegt dan de stroomrekening
van die 39 bedrijven qua banen en baten in vergelijking tot de
stroomrekening van duizenden huishoudens en 1,2 miljoen andere
bedrijven, die straks duurder uit zijn? In welke mate werkt de
herverdeling van de 21 miljoen euro concreet door in de onderliggende
concurrentiekracht? Concurreren deze bedrijven nu nog primair op de
transportkosten? Voor andere energiekosten maken we namelijk ook al
andere regelingen. Kortom, kan de minister onderbouwen waarom dit netto
positief is voor de bv Nederland in plaats van voor de 39 bedrijven die
er direct van profiteren? In dit kader wijs ik ook graag op de zeer
kritische brief die we kregen van LTO Glaskracht, die aangeeft dat de
korting moet worden opgehoest door de overige netgebruikers. Dat komt
rechtstreeks uit de brief van deze partij.

De heer Leegte (VVD): Met groeiende verbazing luister ik naar de steeds
kritischer wordende inbreng van D66. Hoe verhoudt zich die tot de bijna
ongeclausuleerde oproep van de woordvoerder Economische Zaken van D66,
die bij het spoed-AO over ALDEL in september zei dat de minister met
spoed moest zorgen voor een goede oplossing? Hoe verhouden die twee
inbrengen zich? Hebben de woordvoerders contact met elkaar? Is dit ook
de lijn die hij zocht?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Met spoed zoeken naar een goede oplossing
betekent iets anders dan het verankeren van structurele noodverbanden in
de wet. Daarom vroeg ik de heer Leegte zonet ook hoe hij de toekomst van
deze regeling zag. Mijn fractie maakt daar onderscheid in.

De heer Leegte (VVD): We constateren beiden dat het energiesysteem met
hernieuwbare energie duur wordt, en het moet ergens vandaan komen. We
kunnen niet alles gratis maken, dus die kosten komen ergens neer. De
collega van mevrouw Van Veldhoven roept de minister op om ALDEL te
redden. De minister doet dat op zeer korte termijn, waarvoor hulde.
Vervolgens wordt de oplossing die wij toen hebben aangegeven, nu door
D66 kritisch weggezaagd. Ik begrijp niet meer welke D66 we moeten
geloven. Is dat de woordvoerder Economische Zaken, die zegt dat de
werkgelegenheid gered moet worden en dat de minister iets moet doen voor
ALDEL? Of is het de groene woordvoerder energie, die zegt dat we er met
windmolens voor moeten zorgen dat de kosten gaan stijgen en dat iedereen
daaraan mag meebetalen, ongeacht de consequenties voor ALDEL?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De heer Leegte parafraseert graag op zijn
manier wat andere partijen zeggen. Ik ben ook wel eens in verwarring
over de manier waarop ik de VVD moet interpreteren, bijvoorbeeld als wij
spreken over subsidies aan boeren. Moeten wij die nu wel of niet
afschaffen in Europa? Moet de begroting omlaag? Daar moet het blijkbaar
worden afgeschaft, maar in Nederland pleiten wij voor het behoud van
subsidies aan de boeren. Aan de ene kant moet er vooral concurrentie
zijn, maar aan de andere kant moeten wij grote bedrijven beschermen en
daarvoor mogen andere bedrijven dan betalen. Ik zou bijna zeggen dat ik
daar zelfs een gespleten persoonlijkheid zie verschijnen, maar laat ik
de heer Leegte daarvan niet betichten.

Wij zijn ervoor dat wordt gestreefd naar een level playing field. Als er
werkelijk sprake is van een verstoring van dat level playing field --
dan zoeken wij ook naar de onderbouwing daarvan -- waarbij je op korte
termijn bedrijven helpt om het hoofd boven water te houden met daaraan
gekoppeld een plan om die steun aan het bedrijf af te bouwen, is dat een
heel ander verhaal dan het in de wet verankeren van een systeem. De heer
Leegte zegt dat het robuust en vooral heel langjarig zo verankerd moet
blijven. Dan subsidieer je deze bedrijven structureel terwijl andere
bedrijven daarvoor de rekening moeten betalen. Ik dacht altijd dat de
VVD een liberale partij is die zegt dat bedrijven hun eigen broek moeten
ophouden in plaats van de staatssteun op deze manier structureel te
institutionaliseren.

Na deze inleiding over het waarom nog een paar kritische vragen over het
hoe. Ik begin met het proces. Uit het antwoord van de minister maak ik
op dat hij niet in Brussel te rade is gegaan om te checken of de
vormgeving van deze wet acceptabel is. Onze oosterburen zijn met een
soortgelijke regeling tegen de lamp gelopen. Waarom heeft de minister
dit niet getoetst? Heeft hij zich wel intern of elders juridisch laten
adviseren over de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de Europese
wetgeving over staatssteun en de energiemarkt?

Wat doet hij met de opmerkingen van de ACM die ook na de nota van
wijziging kritisch blijft op dit punt? Wij willen toch niet in een
situatie terechtkomen waarin wij nu snel een noodverband aanbrengen dat
vervolgens controversieel of in strijd met de Europese wetgeving wordt
verklaard en ertoe leidt dat een bedrijf misschien grote bedragen moet
terugbetalen? Daar is uiteindelijk niemand mee geholpen.

Wat D66 betreft moet de minister de belangen van alle energiegebruikers
meewegen. Het is opvallend dat de minister schrijft dat met individuele
bedrijven en belangenverenigingen overleg is gevoerd. Is ook gesproken
met partijen die de rekening betalen? Wat vinden MKB Nederland, de
detailhandel en de Consumentenbond hiervan? Zijn de regionale
netbeheerders geconsulteerd voordat het voorstel aan de Kamer is
gestuurd?

Na deze vragen over het proces, nu nog een paar opmerkingen over de
haken en ogen in het wetsvoorstel. Beschikken de netbeheerders en de ACM
over de benodigde informatie om de beoogde volumecorrectie te berekenen?
Hoe beoordelen zij de extra administratieve lasten? De minister schrijft
dat het systeemtarief wordt afgeschaft om de administratieve lasten
terug te dringen. Dat is een prima streven waar mijn fractie zich graag
achter stelt, maar de vraag is of dit voorstel weer leidt tot een
uitbreiding van de administratieve lasten.

De ACM schrijft dat een aanvullende wettelijke regeling nodig is om de
liquiditeitstekorten van de regionale netbeheerders te dekken.
Onderschrijft de minister deze stelling? Zo ja, wat betekent dit dan in
de praktijk?

Ik kom nu op het systeemtarief voor de individuele afnemers. Is een half
procentpunt stijging in de nettarieven voor overige gebruikers alleen
het gevolg van de volumecorrectie of is dit inclusief het
systeemdienstentarief? Kan de minister een betere schatting geven van de
gevolgen, uitgesplitst naar de verschillende tariefschalen van de
energiebelasting? Zijn er naast de zeer grove cijfers die hij geeft, ook
uitschieters te verwachten, bijvoorbeeld bedrijven die wel een hoog
verbruik hebben maar niet zo'n vlak profiel?

Dit brengt mij bij de toekomst. In de toekomst is er hopelijk veel meer
Europese samenwerking, maar zeer zeker meer zon en wind en dus
waarschijnlijk ook meer fluctuatie. Wij hebben dan juist belang bij
bedrijven die geen vlak profiel hebben, maar in plaats daarvan bijdragen
aan netstabiliteit als zij tegen een bepaalde prijs in- en afschakelen,
want nog belangrijker dan de effecten op de korte termijn, is de vraag
hoe deze wijzigingen die nu in de wet worden vastgelegd, doorwerken op
de langere termijn. Wat is het structurele effect op de economie, het
investeringsklimaat en het gedrag van de energie-intensieve industrie?
Dreigt er geen perverse prikkel te ontstaan, doordat vlak- en
veelgebruik wordt beloond terwijl je op termijn misschien graag zou
willen dat bedrijven hun energieverbruik variëren naar gelang de prijs?
Kan de minister onderbouwen dat dit voorstel netto leidt tot extra
banen?

Dan een paar eigen voorstellen. Mijn fractie is van mening dat de
minister werk moet maken van een echt onderzoek naar de opbouw en
ontwikkeling van de netkosten met als vertrekpunt de criteria van
transparantie en non-discriminatie uit de Europese richtlijnen.
Eigenlijk net zoals de heer Jansen namens de SP heeft gezegd. Is de
minister daartoe bereid?

Een stip op de horizon moet zijn dat wij in plaats van nationale
pleisters plakken, een stap verder zetten naar een geïntegreerde
Europese energiemarkt. Het zou een goed begin zijn om samen met onze
buurlanden een berekening van het nettarief te onderzoeken waarbij wij
zowel een gelijk speelveld borgen als het hoofd bieden aan de
uitdagingen die spelen bij het vernieuwen van de netten voor stroom.

De regels lopen wat dat betreft achter op de technische werkelijkheid.

D66 zou verder graag willen dat de minister in EU-verband de race to the
bottom, waarin we terecht dreigen te komen, aan de kaak stelt, met als
inzet om Europese afspraken te maken over minimale tarieven en
belastingen waarbij de vervuiler betaalt, maar dan wel aan beide kanten
van de grens om een zo min mogelijk ongelijk speelveld te krijgen. En
tot slot: evalueer deze wet over een aantal jaren en neem daarbij de
mogelijkheden mee om meer via vraagsturing dan via vlak gebruik te
zorgen voor stabiliteit op het net. Is de minister daartoe bereid?

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. Het afgelopen jaar is deze minister
druk geweest met het verhogen van de lasten van burgers en bedrijven. De
btw is gestegen en dankzij het energieakkoord gaat de energieprijs
stijgen, zal de energiebelasting stijgen, zal de SDE-plusheffing met een
factor 20 stijgen en wordt ingezet op de versterking -- oftewel:
stijging -- van de ETS-prijs in Europa. Het resultaat is ernaar: tot wel
500.000 mensen in en rond de chemiesector kunnen hun baan kwijtraken, zo
blijkt uit een onderzoek van Deloitte. De energiekosten in Europa liggen
fors hoger dan in de VS. In Nederland, nota bene een gas exporterend
land, liggen deze kosten nog hoger dan in de rest van Europa, zo konden
wij in Het Financieele Dagblad lezen. Nederlandse bedrijven moeten op
een wereldmarkt concurreren tegen bedrijven die geen SDE-plusheffing
hoeven te betalen, die geen torenhoge energiebelastingen hoeven te
betalen en die niet te maken hebben met een stortvloed aan dure
regelgeving. Mooie verhalen over een duurzame economie, een bio-based
economy en een circulaire economie ten spijt, gaat Den Haag niet over
het creëren van banen. Bedrijven gaan over banen. En bedrijven creëren
alleen banen als zij kunnen concurreren op de wereldmarkt en uitzicht
hebben op een winstgevende groei. In de landen om ons heen is dat besef
al doorgedrongen. België gaat de btw op energie verlagen naar 6%. In
Duitsland pleit een raad van economische wijzen voor een onmiddellijke
stop op alle nieuwe subsidies voor groene stroom. Volgens Britse kranten
zegt premier Cameron binnenskamers nu ook: let's get rid of all the
green crap; laten we stoppen met die groene onzin.

Dit kabinet gaat echter stoïcijns door met de gedwongen verduurzaming
en trekt zich kennelijk niets aan van wereldwijde ontwikkelingen. Dat
illustreert hoe dit kabinet en alle andere partijen in de Kamer denken
over onze energie-intensieve industrie. Bijna de gehele Kamer stemt in
met maatregelen die de prijs van energie steeds hoger opdrijven.
Ondertussen roepen dezelfde politici in het Aldel-debat om het hardst
dat energie betaalbaar moet blijven.

Nederland is geen eiland. Internationaal opererende bedrijven als Dow
Chemical investeren miljarden in de Verenigde Staten, maar niet in
Nederland. Vandaag maakt de minister een begin om aan bedrijven als Dow
en Aldel te laten zien dat hij hun zorgen over de te hoge
energierekening serieus neemt. Vandaag spreken we over een minimale
lastenverlaging. Vandaag maken we een klein begin om in ieder geval
binnen Europa het speelveld wat eerlijker te maken. Het gaat om een
kleine correctie in de transporttarieven, waardoor de tien grootste
energieverbruikers gemiddeld 55% vrijstelling krijgen. Voor nog eens 25
bedrijven, die onder deze regeling vallen, ligt het gemiddelde nog
lager. En dat terwijl in Duitsland 2.300 energie-intensieve bedrijven
vooralsnog vrijwel volledig zijn vrijgesteld van extra lasten, zoals we
ook in het PricewaterhouseCoopers-rapport kunnen zien.

De minister zal uit mijn betoog begrijpen dat wij deze maatregel
steunen. Het is weinig, het is laat, het is een doekje voor het bloeden.
Hiermee wordt geen structurele oplossing geboden voor de hoge
energierekening die nog veel meer bedrijven de das om zal doen. Ik vraag
de minister het volgende. Hoe gaat hij voorkomen dat die 500.000 banen
verdwijnen, waarvan Deloitte zegt dat ze gevaar lopen? Hoe gaat de
minister al deze bedrijven compenseren? Wie gaat de rekening betalen?
Die rekening valt natuurlijk niet te compenseren. Er is maar één
structurele oplossing voor dit probleem van te hoge energiekosten:
onmiddellijk stoppen met alle duurzaamheidssubsidies en
belastingheffingen, zodat onze industrie daadwerkelijk kan profiteren
van een structureel lagere energierekening en 500.000 banen voor
Nederland behouden kunnen blijven. Let's get rid of the green crap!

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Vandaag spreken we over de wijziging
van de Elektriciteitswet die voorziet in een volumecorrectie van de
nettarieven voor de energie-intensieve industrie, oplopend tot 90%. Dat
is nodig omdat onze energie-intensieve industrie in heel zwaar weer zit,
mede omdat in de omringende landen de prijs van stroom gewoon lager is.
Zo simpel is het. In Duitsland is er een korting op het nettarief die
oploopt tot 90%. Ook dat is natuurlijk sterk in het nadeel van de
Nederlandse energie-intensieve industrie. Die bedrijven hebben een hoog
verbruik en een vlak afnameprofiel en dat heeft een positief effect op
de netstabiliteit. Dat positieve effect is tot nu toe nooit meegenomen
in de tariefstelling. Het is dan ook goed dat we er vandaag over praten.
Met dit wetsvoorstel wordt deze tekortkoming immers alsnog weggenomen.
Dit is ook conform de eerder tot uitdrukking gebrachte wensen van de
PvdA-fractie, onder andere geuit in het algemeen overleg van 18
september. We willen de minister dan ook bedanken voor het snelle werk
dat hij heeft verricht.

De heer Paulus Jansen (SP): De heer Vos komt nu toch wel snel tot de
conclusie dat een patroon van constante afname goed is voor de
netstabiliteit en dat dit dus gecompenseerd moet worden, wat ook zo'n
beetje de redenering van de minister is. Nu zijn er een aantal
marktpartijen die ik toch ook wel enige deskundigheid toedicht die dat
bestrijden. Is de heer Vos het met de SP-fractie eens dat we eerst
moeten beginnen, bijvoorbeeld gerekend vanaf een termijn van een jaar,
met een goede analyse van wat de relatie is tussen enerzijds variabelen
aan de kant van de gebruiker, zoals een patroon van constante afname, en
anderzijds de netbelasting en de nettarieven? Zou dat niet eigenlijk de
basis moeten zijn voor een goed tariefsysteem?

De heer Jan Vos (PvdA): In de ruim een jaar dat ik als Kamerlid hier
mijn werk heb mogen doen, heb ik nog nooit meegemaakt dat er een
voorstel was van de regering waar niet ook rapporten tegenover stonden
met kritiek op dat voorstel. Dat is in dit geval natuurlijk ook zo. De
algemene redeneerlijn die hierbij wordt aangehouden, is dat de
energie-intensieve industrie gedurende een langere periode constant veel
energie gebruikt, waarbij ik heb begrepen dat dit vanaf ongeveer 55% tot
65% gaat gelden, en dat daardoor het net stabieler wordt waar dan een
korting tegenover mag staan. Die redeneerlijn kan ik met mijn
boerenverstand wel volgen. Als je als bedrijf veel energie stabiel
afneemt, dan krijg je korting in de prijs. Dat werkt eigenlijk op elke
markt zo. Dus dat dit hier ook zo werkt, begrijp ik.

De heer Paulus Jansen (SP): Stabiliteit op het netwerk ligt toch iets
ingewikkelder, kan ik in de richting van de heer Vos zeggen. Wie
traditioneel altijd terecht beloond zijn, zijn energie-intensieve
bedrijven zoals NewStar die heel snel capaciteit kunnen afschakelen en
daarmee actief een bijdrage leveren aan de stabiliteit van het netwerk.
Een patroon van constant hoge afname is echter toch iets anders. Nu
hoeft de heer Vos die marktpartijen niet te geloven die dit zeggen, maar
de minister zelf zei letterlijk in de nota naar aanleiding van het
verslag: dergelijke analyses over de relatie tussen de kostenstructuur
en de tariefstructuur zijn niet eenduidig te maken. De minister zegt
zelf eigenlijk: ik weet het ook niet maar toch ga ik alvast wat doen. Er
is sprake van urgentie, dus wat dat betreft ben ik bereid de minister
daarvoor krediet te geven. Is de heer Vos echter toch niet ook van
mening dat je eerst een fatsoenlijke analyse moet maken als overheid
voordat je de langetermijntariefstructuur gaat vaststellen?

De heer Jan Vos (PvdA): Waar het gaat om de eenduidigheid van die
redenatie zal u bij de minister moeten zijn. De algemene redeneerlijn
dat  wanneer een bedrijf dat veel en constant afneemt, korting krijgt,
kan ik goed volgen. Dat mag dan wellicht gezien worden als een
simplificaite maar ik heb ook geleerd dat als je dingen terug kunt
brengen tot een eenduidige werkelijkheid het heel vaak ook klopt en dat
het lastig is daar iets tegen in te brengen. Dat is wat mij betreft hier
ook het geval. Het voorliggende wetsvoorstel kan ik dan ook alleen maar
toejuichen, inclusief de argumentatie die daarbij wordt gehanteerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ken de PvdA als een voorvechter
voor schone energie. De heer Vos pleit regelmatig voor wind op zee of
andere vormen van schone energie. Die vormen brengen een fluctuatie op
het net met zich mee. Hoe verhoudt steeds meer fluctuatie zich met een
beloning voor een stabiele afname? De heer Jansen sprak over een bedrijf
dat heel snel kan af- en opschakelen. Er zitten vanavond drie heren van
zo'n bedrijf op de tribune. Wordt nu wel de juiste partij gesteund, als
we in gedachten houden dat we naar veel meer schone energie toe willen?
Voor die energie is het nodig dat er snel op- en afgeschakeld kan
worden.

De heer Jan Vos (PvdA): De PvdA-fractie pleit niet alleen voor schone
energie en praat niet alleen over windmolens, maar zij ziet haar wensen
ook verwezenlijkt via het regeerakkoord. Het gaat om een investering van
3 miljard op jaarbasis in duurzame energie. Het gaat dan niet alleen
over windmolens, maar ook over bijvoorbeeld geothermie en over biomassa.
Er is een heel palet aan duurzame energie waar we als land in
investeren. Dat doen we, omdat we graag willen dat we naar 14% duurzame
energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2023 gaan. Het is voor het
eerst sinds heel lange tijd dat er weer zo structureel geïnvesteerd
wordt in duurzame energie. Daar zijn we trots op en blij mee. Een van de
voordelen van duurzame energie is dat je het gemakkelijk aan- en uit
kunt zetten. Dat geldt zowel voor windmolens als voor zonnepanelen. Een
van de nadelen is dat het lastig is om die energie op te slaan. Dat
heeft heel specifieke gevolgen. Er is veel gezegd en geschreven over de
veronderstelde instabiliteit van het net. De PvdA heeft daar ook moties
over ingediend. Nu wordt ook in toenemende mate duidelijk dat het
eigenlijk nog niet helemaal helder is hoe dat zich in de komende periode
gaat ontwikkelen. Dat is erg spannend. Dat heb je altijd in een
transitieperiode. We gaan natuurlijk van 4% nu naar 14% in 2020. Dat zal
veel aanpassing vragen van ons allemaal. Dat betekent niet dat we ALDEL
nu maar gewoon failliet moeten laten gaan. Daarom ben ik ook heel blij
met het wetsvoorstel dat voorligt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp dat de PvdA het
wetsvoorstel steunt. Ik begrijp ook dat alle belastingbetalers in
Nederland investeren in groene energie. Daar ben ik heel blij mee. Daar
zitten ook niet-PvdA-leden bij. Schone energie geeft een wisselende
hoeveelheid energie. Als je wilt bevorderen dat er meer schone energie
op het net past, moet je dan juist niet die bedrijven belonen die hun
energiebehoefte snel kunnen terugbrengen of opschroeven? In dit
wetsvoorstel staat dat men een stabiele afname wenst. Dat vangt de gaten
niet op van wind- of zonne-energie.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik denk dat het goed is als we ons vandaag
beperken tot de bedrijven waar het in het wetsvoorstel van vandaag om
gaat. Ik wil best nog een keer met de fractie van GroenLinks over
allerlei andere zaken en bedrijven van gedachten wisselen, maar de
verschuiving als gevolg van deze maatregel kost natuurlijk wel 21
miljoen aan netkosten. Dat is op een totaal van zo'n 3,5 miljard aan
netkosten een verschuiving van 0,5%. Voor een gemiddeld huishouden
betekent dat dus €1 à €1,5. We betalen met z'n allen in Nederland
mee aan het redden van ALDEL en aan andere energie-intensieve bedrijven.
Daar wordt dus voor betaald. Dat doen we ook voor duurzame energie. Door
een aantal fracties wordt er regelmatig op gewezen dat we heel veel voor
duurzame energie betalen. Daar kiezen we voor. Dat bespreken we hier met
elkaar in Den Haag. Dat bespreken we in de Tweede Kamer.

Als mevrouw Van Tongeren nog een keer wil kijken naar de bedrijven die
snel op- en afschakelen, dan heb ik daar geen enkel probleem mee. Wij
kunnen dat in de toekomst nog een keer uitgebreid bestuderen.

De PvdA-fractie is dus ook dankbaar voor het snelle werk dat is gedaan
door de minister op dit terrein. Wij wensen ook een spoedige behandeling
van het wetsvoorstel. Op deze manier kan het een bijdrage leveren aan
het level playing field van onze energie-intensieve industrie. Net als
de regering streeft de PvdA-fractie ook naar inwerkingtreding per 1
januari 2014. Acht de minister dat nog haalbaar? Zou een eventuele
inwerkingtreding met terugwerkende kracht na 1 januari tot
administratieve problemen leiden of valt dat in de praktijk wel mee? Wat
is de inschatting van de minister op dat terrein?

Zoals we weten en inmiddels ook uitgebreid hebben besproken, verkeert
Aldel in Groningen in zwaar weer. De oorzaak is natuurlijk de
wereldwijde overproductie van aluminium maar vooral de hogere kosten
voor elektriciteit ten opzichte van Duitsland. Omdat die situatie acuut
is, heeft de minister een voorstel tot wetswijziging gedaan waarin
grootverbruikers, net als in Duitsland, 90% korting krijgen op de
netwerkkosten. De PvdA-fractie vindt dat goed nieuws voor de honderden
werknemers daar, goed nieuws ook dat Aldel weer een eerlijke kans
krijgt. Daar zijn wij heel verheugd over. De korting die voor
grootverbruikers gaat gelden, is noodzakelijk.

Mevrouw Klever (PVV): In alle debatten over energie heb ik de PvdA
alleen maar horen praten over vergroenen en verduurzamen, en horen
zeggen dat het energieakkoord onverkort moet worden uitgevoerd, dat
alles moet worden gesubsidieerd om de doelstelling van 14% en 16% te
halen. Nu er, dankzij het PvdA-beleid, een bedrijf als Aldel failliet
dreigt te gaan, pleit u opeens voor lastenverlichting middels het
wetsvoorstel dat hier voorligt. Is dit een beetje het beleid dat de PvdA
wenst te voeren: we knijpen u uit totdat u failliet gaat en daarna gaan
we praten?

De heer Jan Vos (PvdA): De plannen op het gebied van duurzame energie
hebben vrijwel niets te maken met wat er nu in Groningen aan de hand is,
dus die koppeling begrijp ik niet. Het is wel zo dat de PvdA zich altijd
sterk heeft gemaakt voor de werknemers van bedrijven. Dat betekent dus
ook dat wij de mensen die die arbeid verrichten graag in bescherming
nemen. Ik vind het dan ook heel vervelend om te moeten constateren dat
een bedrijf als Zalco in Zeeland failliet is gegaan, dat misschien nog
wel zou hebben bestaan als wij eerder deze wetgeving hadden ingevoerd en
tijdig hadden gereageerd. Ik ben heel blij dat wij dit nu wel doen en
dat Aldel daardoor wel kan worden gered. De PvdA is altijd voor dit
soort bedrijven opgekomen. Sterker nog, het was naar ik meen Den Uyl die
ooit de energie-intensieve politiek in Nederland heeft ingevoerd nadat
wij het aardgas hadden gevonden. Dat zullen wij dus ook altijd blijven
doen.

Daarnaast investeren wij natuurlijk ook heel graag in duurzame energie.
Naar aanleiding van vragen van GroenLinks ben ik daar al eerder op
ingegaan. Daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Klever (PVV): Het standpunt van de PvdA is dus eigenlijk gewoon
een beetje de dagkoers. We gaan door met gedwongen verduurzaming, we
verhogen de lasten met 3 miljard euro per jaar. We wachten tot er een
bedrijf failliet gaat en dan trekken we weer eens aan de bel en maken we
ons hard voor de werkgelegenheid.

De heer Jan Vos (PvdA): Het is natuurlijk heel bijzonder dat we juist in
deze kabinetsperiode een energieakkoord hebben afgesloten. Dat is gedaan
omdat met name de industrie heeft gezegd: politiek, jullie veranderen
iedere paar jaar het beleid, zorg er nu eens voor dat er
langetermijnbeleid is. Ik ben dan ook heel blij dat mede door dit
kabinet het energieakkoord nu tot stand is gekomen en er dus een breed
afsprakenpalet is, waar wij als het goed is echt een decennium lang iets
aan hebben en waarmee wij stabiliteit kunnen bieden aan die bedrijven,
zodat zij investeringszekerheid hebben. Dus die dagkoers zie ik niet zo.

Dat geldt ook voor de bescherming van werknemers, met name aan de
onderkant van de arbeidsmarkt. Dat is echt een traditioneel PvdA-punt.
Ik ben bijna dankbaar dat ik het nog een keer naar voren kan brengen dat
wij dankzij het beleid dat wij hier voeren die werknemers hun baan
kunnen laten behouden. Daarvoor zal ik mij altijd blijven inzetten, met
name als er sprake is van een ongelijk speelveld, zoals nu, waardoor er
in Duitsland gewoon goedkopere elektriciteit is voor die bedrijven, die
daardoor goedkoper kunnen produceren. Dan is het logisch dat je als land
zegt: we moeten concurrerend zijn, het beleid passen we aan, zodat onze
fabrieken ook op een goede manier kunnen blijven produceren en
werkgelegenheid kunnen blijven bieden.

Het is misschien ook wel goed om toch te constateren dat in heel Europa
bij voortduring maatregelen worden genomen om de energie-intensieve
industrie te ondersteunen die wereldwijd nadelen ondervindt van de
CO2-politiek die wij voeren. Het is ook goed om te constateren dat
daarbij, net als bij sommige fiscale trajecten, concurrentie optreedt
tussen lidstaten en dat daarbij soms sprake is van een race naar de
bodem, waarvan uiteindelijk vooral het milieu schade ondervindt en
waardoor niet het beste resultaat behaald voor de lidstaten van de Unie
als geheel.

Ik denk dat het goed is dat wij dat ook constateren bij alle vreugde
over het wetsvoorstel dat vandaag voorligt.

De korting voor grootverbruikers houdt in dat er voor hen een
uitzondering wordt gemaakt ten opzichte van andere gebruikers. De
fractie van GroenLinks wees daar al op bij interruptie. Hoewel het maken
van zo'n uitzondering risico's met zich brengt, vraagt de fractie van de
Partij van de Arbeid zich ook af of er niet moet worden gekeken naar de
situatie van corporaties die aan de slag willen met decentrale energie.
Voor deze corporaties geldt dat de aansluitkosten een mogelijke
belemmering vormen om een rendabele businesscase te realiseren. De
minister antwoordt op gestelde vragen dat het afhangt van het
individuele project en dat hij samen met andere betrokken partijen wil
bezien op welke wijze kan worden voorkomen dat aansluitkosten onnodig
hoog zijn. Dat staat in de nota naar aanleiding van het verslag op
pagina 4. De fractie van de Partij van de Arbeid juicht dit toe. Wanneer
zou hiervan eventueel een resultaat kunnen worden verwacht? Er loopt op
dit moment ook een onderzoek naar de effecten van decentrale opwekking
op de kostenstructuur en indirect de tariefstructuur. De voorlopige
resultaten laten zien dat in de toekomst decentrale opwekking nog geen
kostenbesparing in de netten zal opleveren. Wanneer kan de Kamer dat
onderzoek verwachten?

Tot slot vraag ik de minister: zouden we de corporaties op een andere
manier tegemoet kunnen komen, bijvoorbeeld in de vorm van lagere
transporttarieven of misschien zelfs in de vorm van het helemaal
schrappen van die transporttarieven?

De voorzitter: Tot zover de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De
minister heeft aangegeven meteen door te kunnen gaan met de
beantwoording.

Het woord is aan de minister voor de beantwoording van de zijde van het
kabinet in eerste termijn.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik dank de Kamer in de eerste plaats voor de
bereidheid om dit voorstel snel te behandelen. Dezelfde bereidheid is
ook getoond door de Raad van State en door de ACM en ik hoop op dezelfde
bereidheid bij de Eerste Kamer, zodat wij kunnen bereiken dat er vanaf 1
januari zekerheid is voor de bedrijven die het betreft. Een aantal leden
vroeg: je kunt het toch met terugwerkende kracht doen, dus waarom is het
nu zo nodig om er haast achter te zetten? De reden daarvoor is dat er
bij de bedrijven die het betreft nogal wat aan de hand is. Snelle
duidelijkheid is voor die bedrijven en voor de continuïteit van enkele
van die bedrijven van belang. Wij hebben voor onze wetgevende procedures
een jaar nodig, vaak meer. In dit geval denk ik dat het echt nodig is om
snel duidelijkheid te bieden. Daarom heb ik u gevraagd om bereid te
zijn, dit wetsvoorstel snel te behandelen. Ik stel het zeer op prijs dat
u dit ook doet. Als de Kamer deze behandeling zou kunnen afronden en de
Eerste Kamer het wetsvoorstel ook nog voor het kerstreces zou kunnen
afhandelen, hebben wij per 1 januari een probleem wat minder groot
gemaakt voor een aantal bedrijven in ons land.

Het is goed dat wij ons realiseren dat dit een beperkt voorstel is. Een
aantal woordvoerders hebben waardevolle opmerkingen gemaakt over lokale
energieproductie, aansluitkosten en tarieven die wel of niet in rekening
gebracht moesten worden. Ik denk dat wij hier niet alles bij hoeven te
halen. Dit is een wetsvoorstel dat helemaal is toegespitst op één
probleem. Dat probleem is door alle woordvoerders verwoord, dus dat hoef
ik niet te herhalen.

Het is niet iets incidenteels waar wij nu mee komen bij de Kamer. Ik heb
geanalyseerd wat wij allemaal kunnen doen om ervoor te zorgen dat wij zo
veel mogelijk een level playing field behouden, of anders verkrijgen,
voor de energie-intensieve bedrijven in ons land. Het is nu eenmaal een
gegeven dat wij in Nederland veel energie-intensieve bedrijven hebben.
Wij hebben grote raffinaderijen in Rijnmond. Wij hebben grote chemische
bedrijven. Wij hebben grote metaalbedrijven, voor staal, zink en
aluminium. Wij hebben ook chipproducenten die erg veel elektriciteit
verbruiken. Wij hebben relatief veel energie-intensieve bedrijven in ons
land. Zoals ook de heer Jansen zei, zijn dat geen geïsoleerde
bedrijven, maar bedrijven waar een heleboel vervolgactiviteiten en
aanpalende activiteiten aan gekoppeld zijn. 

Als je de grootschalige, energie-intensieve basisindustrie die ik net
beschreven heb, zou zien verdwijnen, dan verdwijnt daar ook een heleboel
omheen mee, en dat in een tijd waarin wij al met een sterk stijgende
werkloosheid te maken hebben. Het aantal werklozen loopt richting de
700.000. We weten allemaal wat de effecten daarvan zijn en ik denk dat
dit voor ons allemaal ook een aansporing is om met deze werkgelegenheid
even voorzichtig om te gaan als de Kamer in algemene zin altijd pleegt
te doen. Het gaat dus hier niet om een geïsoleerde maatregel. We hebben
een aantal maatregelen genomen. Het beleid is erop gericht, ervoor te
zorgen dat het level playing field er voor de energie-intensieve
bedrijven zo veel mogelijk is.

Het eerste wat we doen is zorgen voor een zo goedkoop mogelijke
stimulering van de duurzame energie. Ik hoef niet opnieuw aan te geven
waarom wij met zijn allen duurzame energie belangrijk vinden. Wij doen
dat, en bijna alle partijen steunen dat ook, omdat wij denken dat het in
het belang is van alle inwoners van ons land. Als wij tijdig een
verantwoorde transitie maken met duurzame energie, dan is dat voor de
veiligheid, voor het welzijn, voor de werkgelegenheid, maar ook voor de
financiële positie van de inwoners van ons land op lange termijn zeer
belangrijk. Dat is een analyse die wij gemaakt hebben in de politiek,
maar die niet alleen maar in de politiek gesteund wordt. Het is immers
gebleken dat de afspraken die in de politiek zijn gemaakt over de
transitie naar duurzame energie, ook zeer, zeer brede steun in de
samenleving hebben. De werknemers, die natuurlijk het grootste belang
hebben bij die werkgelegenheid, steunen het. De werkgevers en de
bedrijven zelf steunen dat beleid eveneens. De consumentenorganisaties
steunen het en de natuur- en milieuorganisaties steunen het ook. Dus ik
denk dat de transitie naar duurzame energie en de wijze waarop wij die
proberen in te vullen, brede steun heeft, zowel in de politiek als in
onze samenleving. En terecht, is mijn overtuiging.

Wij proberen die overgang naar duurzame energie zo goedkoop mogelijk te
laten zijn. In Duitsland hebben ze een andere weg gekozen. Daar hebben
ze ook snel resultaat mee bereikt. Daar is bewust voor gekozen, ook
gekoppeld aan het uitschakelen van de kernenergie in ons buurland. Daar
hebben ze een zeer hoge rekening voor betaald, maar ook echt resultaten
mee bereikt. Wij hebben ervoor gekozen om de Europese ambitie uit te
voeren en daar nog een schepje bovenop te doen, van 14 naar 16% duurzame
energie. We hebben echter ook gezegd dat wij dat op een zo goedkoop
mogelijke manier doen. Daar hebben we de regeling SDE+ voor ontworpen.
We hadden eerst andere regelingen. Daar hebben we ervaring mee opgedaan
en op grond van die ervaring zijn we gekomen tot de regeling SDE+, om
ervoor te zorgen dat we de transitie naar duurzame energie zo goedkoop
mogelijk kunnen maken.

Het tweede wat we doen om het level playing field te bevorderen, is
ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk in internationaal verband invullen.
De leden hebben daar ook bijna allemaal voor gepleit, en het lijkt mij
zeer verstandig om dat te blijven doen. In de eerste plaats noem ik de
samenwerking met Duitsland. Het is nu eenmaal zo dat Duitsland de
grootste economische macht in Europa is. Wij zitten pal tegen Duitsland
aan. Dat betekent dat de situatie in Duitsland grote effecten heeft op
de situatie in Nederland. Dan is het dus ook in het belang van
Nederland, Nederlandse bedrijven en de Nederlandse werkgelegenheid om
goede afstemming met Duitsland te plegen. Daar doen we ook zeer ons best
voor.

Een tweede punt is de afstemming in Noordwest-Europees verband. Wij zijn
een van de drijvende krachten achter de afstemming die plaatsvindt. Wij
proberen daar iedere keer weer een stapje verder mee te gaan en de rest
mee te nemen. Wij proberen dat verband ook uit te breiden. Wij hebben
Oostenrijk erbij gehaald. Ik heb er twee weken geleden met mijn
Zwitserse collega's over gesproken. Zij zijn weliswaar geen onderdeel
van de EU, maar wel bereid om daarin mee te doen. We doen dus erg ons
best om in Noordwest-Europees verband daarin samenwerking te creëren.
Verder proberen wij ook in Europees verband zo veel mogelijk
samenwerking te organiseren. Wij ondersteunen de Eurocommissaris
Oettinger die met initiatieven komt. Wij proberen het ETS-systeem te
laten werken en we proberen de subsidiesystemen op elkaar af te stemmen.
We proberen te voorkomen dat er allemaal landelijke
capaciteitsmechanismen komen. Wij willen dat graag in Europees verband
doen. Wij doen dus zeer ons best om met samenwerking bij te dragen aan
een level playing field.

Het derde wat we doen, het derde onderdeel van ons op een level playing
field gerichte beleid op dit punt, is dat we de interconnectie
versterken. We hebben al een goede interconnectie met Noorwegen, met
Denemarken, met Duitsland en met België. Vooral Duitsland en België
zijn belangrijk. Wij willen de bestaande interconnectie beter benutten
door het technische management erop te verbeteren.

Ook breiden wij de bestaande capaciteit uit waar dat mogelijk is. Verder
zetten we compleet nieuwe interconnectie erbij. Het gaat allemaal niet
zo snel omdat daarvoor grootschalige voorzieningen getroffen moeten
worden. Met allerlei procedures ben je daar toch gauw zo'n vier tot vijf
jaar mee bezig. Als je er niet aan begint, dan komt het echter nooit
voor elkaar. Wij hebben daarom beleid gezet op uitbreiding van
interconnectie. Dat is massief in gang gezet, zo mag ik wel zeggen.

Het vierde punt dat we gaan oppakken, hebben we voor een deel al gedaan
maar gaan we nu verder doorzetten. In het verleden is te veel betaald
voor systeemdiensten. Daarover zijn rechterlijke uitspraken gedaan en in
het vervolg daarop is beleid gemaakt om wat in het verleden te veel
betaald is, terug te betalen. De te veel betaalde bedragen komen ten
goede aan de bedrijven die nu in de verdrukking zitten. Die kunnen
daarvan profiteren in relatie tot de totstandkoming van een level
playing field.

Het vijfde wat wij doen, is het geven van ETS-compensatie. In andere
landen werden al initiatieven genomen om het gedeelte in de
elektriciteitsprijs -- die elektriciteitscentrales en grote afnemers in
rekening brengen -- dat veroorzaakt werd door het ETS-systeem, weg te
nemen bij de energie-intensieve bedrijven die op de wereldmarkt moeten
concurreren. Die bedrijven kunnen die kosten gewoon niet doorberekenen.
Wij doen dat nu ook in Nederland. Ondanks alle bezuinigingen hebben we
78 miljoen vrijgemaakt om bedrijven tegemoet te komen.

Het laatste wat wij nu doen, is waar wij op dit moment over spreken: de
korting op het transporttarief voor in totaal een bedrag van 21 miljoen.
Ik heb hiermee willen aangeven dat we zes onderdelen van beleid hebben
die gericht zijn op versterking van het level playing field. Dit is
daarvan de afronding.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik stel graag een vraag over de uitbreiding
van die interconnectiecapaciteit. De minister is daar in de nota naar
aanleiding van het verslag ook al op ingegaan. Het viel mij op dat bij
de nieuwe projecten die genoemd worden NorNed 2 niet werd genoemd. Is
dat bewust gedaan of komt dat project op iets langere termijn aan bod?
Het gaat om de tweede kabel tussen Delfzijl en Noorwegen. Ik denk dat
dat op zich een interessant project is, zeker gelet op de mogelijkheid
om met waterkracht toekomstige windkracht te balanceren.

Minister Kamp: Ik ben geïnteresseerd in alle reële mogelijkheden om
interconnectie met andere landen te verbeteren. Ik denk dat dat van
groot belang is. Dat geldt dus ook voor de verbinding met Noorwegen,
zeker vanwege de grote capaciteit daar in hydro-energie. Ik heb
Duitsland al genoemd, evenals Engeland, hoewel je je kunt afvragen wie
daarvan profiteert. Ik heb ook België genoemd. Voor Nederland is het
van het grootste belang om die interconnectie te hebben omdat dat een
van de elementen is die de leveringszekerheid in Nederland echt op een
heel hoog niveau brengt. Andere landen maken zich zorgen om de
leveringszekerheid; Duitsland doet dat, België doet dat en Zwitserland
doet dat ook. Een heleboel landen worstelen daarmee. In Nederland is de
vraag op dit moment totaal afgedekt door de productie van elektriciteit.
We hebben zelfs 20% overcapaciteit. Bovendien hebben we nog capaciteit
in aanbouw en een heel goede interconnectie vergeleken met andere
landen. Dat neemt allemaal niet weg dat ik die interconnectie van het
allergrootste belang vind. Ik zeg de heer Jansen graag toe dat ik alle
reële mogelijkheden om interconnectie te verbeteren, zal benutten,
inclusief de mogelijkheid die hij oppert.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat is mooi, temeer omdat ik inderdaad denk
dat interconnectie met Noorwegen meerwaarde kan hebben in het kader van
North Sea Grid, de ontsluiting van de Noordzee. Om die reden zou het
tactisch mogelijk goed zijn om daarvoor actief te lobbyen. Het ijzer
voor dat project is momenteel vrij heet.

Minister Kamp: Ik neem graag kennis van die aanbeveling van de heer
Jansen. Ik heb niet alle ins en outs wat betreft die specifieke
verbinding op dit moment op een rijtje staan. Er zijn altijd plussen en
minnen. Aangespoord door de heer Jansen zal ik mij daarin weer eens
apart verdiepen.

Ik kom te spreken over het belang van dit voorstel. Ik heb al aangegeven
dat dit voorstel onderdeel uitmaakt van een groter geheel.

Voor een aantal bedrijven is het zeer relevant. Bij ons is het in beeld
gekomen, met name omdat je regelingen altijd kunt verbeteren en
verfijnen. Dat doe je niet altijd, want hoe ingewikkelder je het maakt,
hoe meer lastendruk er vaak aan verbonden is. Het moet efficiënt
blijven. Op dit punt wisten wij dat de grote energie-intensieve
bedrijven die een heel vlak afnamepatroon hebben, ervoor zorgen dat de
kosten die je moet maken voor het beheer van het net aanmerkelijk lager
zijn. Er zijn grote pieken en dalen in de benutting van het net. Als die
pieken en dalen op een hoger niveau liggen omdat er een grote basis
onder ligt, is het gemakkelijker om ze te hanteren. Wij hebben altijd
geaccepteerd dat die basis van deze grote bedrijven eronder lag. Vanwege
de huidige marktsituatie in Europa hebben wij er specifiek naar gekeken.
Wij vonden het noodzakelijk om hieraan recht te doen en deze bijdrage
aan het laaghouden van de kosten voor netbeheer te vertalen in de vorm
van een korting. Ik zal er nog twee dingen over zeggen.

21 miljoen per jaar is natuurlijk een behoorlijk bedrag voor de
bedrijven die het betreft, maar je moet het wel zien op een totaal van
3,5 miljard ofwel 3.500 miljoen per jaar, de gezamenlijke kosten voor de
systeemdiensten en de transporttarieven. Daarin brengen wij nu een
verschuiving aan van 21 miljoen. Voor de meeste afnemers gaat het dan
ook om heel kleine bedragen. Voor huishoudens gaat het om €1 tot
€1,50, zoals de heer Leegte al terecht heeft gezegd. Voor
mkb-bedrijven zoals een bakkerij gaat het om maximaal enkele tientjes
per jaar. Voor grotere bedrijven zoals een bouwmarkt gaat het om een
aantal honderden euro's per jaar. U moet zich voorstellen dat dit zich
allemaal afspeelt binnen een marge van ongeveer 0,5% van de hoogte van
de elektriciteitsrekening. Het zijn geringe lasten die de burgers en de
overige bedrijven worden opgelegd, maar het is ook een belangrijke
verbetering voor een aantal grote bedrijven die veel energie afnemen. De
totale kostprijs van sommige van die bedrijven wordt voor 40% door hun
elektriciteitsrekeningen bepaald. Die bedrijven zijn dan ook zeer
kwetsbaar voor prijsverschillen met andere landen en voor verstoring van
het level playing field. Door deze gerichte ingreep voor een relatief
klein bedrag op een groot geheel kun je toch het verschil maken voor een
belangrijke basisindustrie in Nederland, met alle andere maatregelen die
ik in het begin heb genoemd. De aanleiding zit erin dat wij wisten dat
hiermee voordeel werd behaald voor iedereen en dat het voordeel niet
werd doorberekend in de tarieven voor degenen die dat voordeel
veroorzaakten, te weten de stabiele grootafnemers. Nu gaan wij dat wel
doen. De reden waarom wij dat op dit moment doen, is de marktsituatie,
het gebrek aan level playing field, voor deze bedrijven.

Mijn tweede opmerking is dat het grote land naast ons, dat van cruciaal
belang is voor de concurrentiepositie van met name de energie-intensieve
bedrijven in Nederland, op dit moment al een 100%-kortingsregeling heeft
lopen. Wij hebben helemaal geen kortingsregeling. Zoals u zich kunt
voorstellen, is het verschil tussen een 100%-regeling in Duitsland en
een 0%-regeling in Nederland problematisch in de huidige marktsituatie.

Vandaar dat wij nu aankoersen op een regeling net zoals in Duitsland.
Men gaat daar over van 100% op 90%. Wij zetten haar op voor 90%. Daarmee
hebben wij vanaf 1 januari op dit punt het verschil weggewerkt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp het pleidooi van de
minister voor de grote bedrijven. Ik hoor hem ook heel duidelijk zeggen
dat het maar om een heel gering bedrag gaat voor de consumenten en het
midden- en kleinbedrijf. Maar ik hoorde hem ook in een bijzin zeggen: ik
weet dat er over die energiecoöperaties veel gedoe is. Dat zijn niet
mijn woorden maar die van de minister. En hij zei: maar het is nu niet
het moment om te praten over die energiecoöperaties. Die
energiecoöperaties leveren op dit moment misschien nog niet grote
hoeveelheden schone stroom of bieden nog geen grote hoeveelheden
werkgelegenheid, maar de bedoeling is wel dat die sector gaat groeien.
Als je de energiecoöperaties zou vrijstellen van transportkosten, dan
gaat het maar om een gering bedrag. Ik weet niet hoeveel nullen achter
de komma je nodig hebt om dat in termen van 3,5 miljard uit te drukken.
Er zijn een heleboel businessplannen die op omvallen staan en
energiecoöperaties die zich de grootst mogelijke zorgen maken over de
vraag of ze nu nog wel uit de kosten komen. Dus zou dat argument en het
argument van urgentie voor hen niet ook opgaan? Waarom veegt de minister
zo direct mijn amendementen van tafel en kunnen wij vandaag niets
regelen voor energiecoöperaties?

Minister Kamp: Vandaag spreken wij over het voor grote bedrijven, voor
grootafnemers met een stabiel patroon, realiseren van een kostenreductie
voor het beheer van het net, voor het technisch stabiel maken van het
net. Mevrouw Van Tongeren spreekt over kleine coöperaties die
elektriciteit leveren als er wind of zon is. Dat is een onderdeel van de
pieken en dalen. Dat is geen onderdeel van de oplossing maar van het
probleem. Als je praat over de oplossing van een probleem, dan is het
raar dat je het probleem nog groter gaat maken. Ik wil niet zeggen dat
er helemaal niets gedaan moet worden aan lokale energie. Integendeel,
daar doen wij van alles en nog wat aan. Ik zal daar straks in reactie op
het amendement van mevrouw Van Tongeren op terugkomen. In het licht van
dit voorstel is het echter niet logisch om te doen wat zij net heeft
bepleit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het zijn beide doelen van de
regering: het zorgen voor werkgelegenheid en de overgang naar schone
energie. Nu wordt gezegd: voor het ene doel moeten wij wel wat regelen,
aangezien er bedrijven zijn die op omvallen staan. Van het andere
probleem, dat van kleine energiecoöperaties, wordt gezegd dat het nu
niet van belang is, omdat ze nog zo klein zijn en nog niet veel
werkgelegenheid bieden. Maar het is heel goed mogelijk om beide dingen
in dit wetsvoorstel te regelen. Dat is een van de redenen waarom ik mijn
exacte mening over dit wetsvoorstel nog even in beraad heb. Als je op
die gronden iets doet voor de grote bedrijven, vind ik het eerlijk als
je het ook doet voor de kleine. Mijn toetssteen is: werpen wij nieuwe
blokkades op voor schone energie of proberen wij op de korte termijn
iets te regelen voor de grote bedrijven terwijl wij ook het oog houden
op de lange termijn, namelijk de nieuw opkomende sector van schone
energie? Ik vind het een beetje jammer dat dat afgewezen wordt op het
technisch argument dat ze nu nog zo klein zijn dat ze niet helpen voor
de stabiliteit van het net.

Minister Kamp: Wij hebben zes verschillende beleidsinvalshoeken of
maatregelen om een zo level mogelijk playing field te hebben voor de
industrie in Nederland. Dit is er een van. Hier lossen wij een specifiek
probleem mee op en doen wij recht aan bedrijven die ervoor zorgen dat de
kosten voor het netbeheer laag zijn. Die bedrijven zorgen er dus voor
dat de kosten voor het netbeheer laag zijn, maar mevrouw Van Tongeren
haalt de lokale coöperaties erbij en die zorgen er juist voor dat de
kosten van het netbeheer hoog zijn. Die dragen immers bij aan die pieken
en dalen. Er zijn allerlei goede redenen om daar een en ander voor te
doen. Daar ben ik ook voor gemotiveerd. Daar hebben wij in een ander
verband al over gesproken. Wij hebben ook al de lijn uitgezet om lokale
energieproductie te stimuleren. Dat is ook een onderdeel van het
energieakkoord. Daar komen wij bij de uitwerking van de regeling nog op
terug. Dat praat ik dus absoluut niet weg, maar het is raar om dat nu
bij dit wetsvoorstel te halen, want dit wetsvoorstel regelt iets anders
en heeft juist een oplossing voor een probleem dat mevrouw Van Tongeren
met haar punt alleen maar groter maakt. Met alle respect voor haar, maar
het is niet logisch om te bepleiten wat zij nu bepleit. Ik begrijp wel
dat dit punt belangrijk voor haar is, maar het is niet logisch in het
kader van dit wetsvoorstel.

Voorzitter. Ik heb net gesproken over enkele tientallen en enkele
honderden euro's per jaar. Mag ik dat even verduidelijken? In mijn
papieren heb ik, voordat ik naar mevrouw Van Tongeren ging luisteren,
het volgende gevonden. Voor een huishouden is het €1,00 à €1,50 per
jaar. Voor een kleine mkb'er, bijvoorbeeld een buurtwinkel, gaat het om
een bedrag van €7,50 per jaar. Voor een grote mkb'er, bijvoorbeeld een
grote bouwmarkt op een bedrijventerrein, gaat het om een bedrag van
€90,00 per jaar. Het gaat dus om kleine bedragen, waarmee je een
kleine verschuiving realiseert die voor een klein aantal bedrijven wel
van grote betekenis is.

Dan kom ik op een vergelijking met de Duitse situatie. Dit maakt deel
uit van de urgentie. Mevrouw Van Veldhoven vroeg of wij bij het maken
van deze nieuwe regeling bij de Europese Commissie hebben gecheckt wat
zij daarover gaat zeggen. Wij kunnen die regeling gaan bedenken, we
kunnen verschillende varianten gaan maken en wij kunnen met de Europese
Commissie overleggen. Dat duurt een tijdje. Vervolgens komen wij weer
met een reactie en praten wij erover door. Het zou echter heel zuur zijn
als we daardoor te laat zijn als die regeling eindelijk tot stand komt.
We hebben namelijk een urgente behoefte aan een level playing field. Er
zijn bedrijven die daar op dit moment iedere dag mee te kampen hebben.
Wij moeten proberen om onze bijdrage aan het level playing field zo snel
mogelijk te leveren. De Duitsers hebben een regeling van 100%, wij
hebben een regeling van 0%. Zij werken nu aan een regeling van 90%. Als
wij dat ook doen, hebben wij daarmee een level playing field gecreëerd.
Als dat geaccepteerd wordt, blijft dat level playing field in stand. Als
het niet geaccepteerd wordt, geldt dat voor allebei, en blijft het level
playing field ook in stand. Ik denk dus dat wij hiermee een praktische
oplossing hebben aangedragen.

Ik begrijp heel goed dat dit niet allemaal digitaal 100% logisch is. Wij
zijn met energiebesparing bezig en doen ondertussen iets waarmee wij de
grote energieverbruikers tegemoetkomen. Ik begrijp heel goed dat je
daartegen zou kunnen zijn als je het alleen bekijkt vanuit die
invalshoek van energiebesparing, zoals mevrouw Van Tongeren in het begin
van haar bijdrage even leek te doen. Maar mevrouw Van Tongeren maakt,
net zo goed als wij dat doen, voortdurend afwegingen. Zij is voor
energiebesparing, maar zij is ook voor duurzame energie, een behoorlijke
koopkracht voor de mensen en een behoorlijk welvaartsniveau. Ook is zij
voor werkgelegenheid op de korte en lange termijn en voor het
terugdringen van de werkloosheid. In dat geheel maakt zij een afweging.
Dat moeten wij ook doen. Als het allemaal zo makkelijk was, hadden wij
de Tweede Kamer niet nodig. Het is moeilijk en daarbij hebben wij de
Tweede Kamer wel nodig. Wij maken die afwegingen inzichtelijk. Vertaald
vanuit het energieakkoord en het regeerakkoord doen wij recht aan de
doelstelling voor duurzame energie en energiebesparing, maar daarnaast
proberen wij ook om de werkgelegenheid, in het bijzonder in de
Nederlandse basisindustrie, overeind te houden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik ben blij dat de minister het makkelijker
vindt met de Tweede Kamer dan zonder de Tweede Kamer. Dat stelt mij
helemaal gerust.

De minister zegt dat hij nu maatregelen neemt. Neemt hij daarmee bewust
het risico dat hij een wet opstelt die mogelijk door Brussel wordt
teruggefloten? Enige durf kan hem niet ontzegd worden en ik begrijp zijn
punt dat we wel eindeloos kunnen wachten maar dat het dan misschien te
laat is. Neemt hij dus bewust dat risico? Ik hoor graag een bevestiging
van de minister. Mijn tweede vraag is of hij daarover dan nog wel met
Brussel in gesprek is. Kan hij de Kamer op de hoogte houden van de
voortgang?

Minister Kamp: Mijn invalshoek is niet zozeer dat ik bewust een risico
neem. Mijn invalshoek is dat ik de overtuiging heb dat ik hiermee iets
goeds en belangrijks doe wat zo goed mogelijk onderbouwd is. Ik kom daar
zo dadelijk op terug. Bovendien wordt het in Duitsland al in de praktijk
gebracht, zelfs in versterkte mate. Hiermee komen we weer op een level
playing field met Duitsland, niet geïsoleerd maar in een groter geheel,
zoals ik in het begin heb geschetst. Ik kom hiermee omdat ik denk dat
dit een zeer goed verdedigbaar verhaal is.

Enkele woordvoerders, onder wie mevrouw Van Veldhoven, hebben gezegd: je
komt nu met een regeling, maar de kosten voor die tarieven kun je
helemaal niet goed toerekenen en dat geldt ook voor de tegemoetkoming
aan bedrijven; we hebben je hierop bevraagd, maar je komt niet met
bevredigende antwoorden. Wij zijn bezig met een regeling die in
Duitsland al bestaat en die wij nu ook in Nederland willen hebben. Het
gaat dan om de 90%-regeling. Wij vertalen deze in een bedrag. Wij hebben
gekeken naar het totaal van de kosten voor de systeemdiensten. Dat is
een bedrag van ruim 120 miljoen euro per jaar. Wij hebben geredeneerd
dat een goede vertaling van die 90% in combinatie met die 120 miljoen
per jaar, een bedrag van 20 à 21 miljoen oplevert. Vervolgens hebben
wij bezien hoe wij dat substantiële bedrag op een goede manier --
uitgangspunt is de mate waarin bedrijven bijdragen aan lage kosten
doordat ze een hoog afnameniveau en een vlak afnameniveau hebben --
kunnen vormgeven. Dat hebben wij in deze regeling uitgewerkt.

Als men zegt dat dit niet perfect is en dat er geen inzicht is in dit of
dat, is mijn antwoord dat ik het verhaal echt niet mooier ga maken dan
het is. Ik ga u niet voorspiegelen dat ik een perfect inzicht heb in de
opbouw van de tarieven. Dat is niet zo. De tarieven die bedrijven
betalen voor elektriciteit zijn de sector niet toe te rekenen. Wij
hebben een historisch gegroeide tarievenstructuur. Er is een algemeen
niveau van de tarieven die door iedereen betaald moeten worden. Hierop
zit een aantal verfijningen voor gebruik in daluren en in piekuren, voor
gebruik van elektriciteit en energie in een bepaalde vorm, voor een
bijdrage aan het aftoppen van de pieken en voor een bijdrage aan de
stabiliteit en het laag houden van de kosten van het technische
netbeheer. Wij hebben dus een aantal verfijningen, maar wij hebben geen
berekening op grond waarvan wij voor alle categorieën afnemers precies
kunnen berekenen wat voor hen de reële elektriciteitstarieven zouden
zijn, laat staan wat de reële transporttarieven of
systeemdiensttarieven zouden zijn. Zo verfijnd zit het niet in elkaar.
Wat gegeven de informatie waarover ik beschik mogelijk is, heb ik
toegepast op deze regeling. Het is niet perfect, maar het is wel in
voldoende mate onderbouwd. Het is ook functioneel. Hiermee bieden wij
een immers een betekenisvolle bijdrage aan het level playing field.

De voorzitter: Er is een interruptie van mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom terug op mijn eerste interruptie.

De voorzitter: De tweede vraag van uw vorige interruptie is niet
beantwoord. En die ging over?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Over de relatie tot het Europees recht. In
de tweede brief van de Autoriteit Consument & Markt staat letterlijk dat
de zorgen omtrent de verenigbaarheid met het Europees recht niet geheel
zijn weggenomen. Ik denk dat de minister een risico neemt. Wat kunnen de
consequenties zijn als toch geoordeeld wordt dat er geen sprake is van
verenigbaarheid? Wat betekent dat voor bijvoorbeeld een bedrijf als
ALDEL? Moet men dan gaan terugbetalen? Heeft de minister de
consequenties voor zichzelf op een rijtje?

Minister Kamp: Waarom zou ik onzekerheid bij bedrijven creëren die toch
al in onzekerheid verkeren? Eén bedrijf wordt voortdurend genoemd, maar
er zijn nog andere bedrijven waar ook minder arbeidsplaatsen en
verliezen aan de orde zijn. Wij moeten het voor die bedrijven mogelijk
maken om op de wereldmarkt en de Europese markt te concurreren. Ik kan
wel weer allerlei beschouwingen gaan geven op grond waarvan er weer
verdere onzekerheid bij deze bedrijven wordt gecreëerd, maar laten wij
dat niet doen. Laten wij bezien wat op dit moment de situatie in Europa
is, laten wij met elkaar inzien dat het verschil tussen Nederland en
Duitsland op dit punt niet te verdedigen is en laten wij bekijken wat
Duitsland naar aanleiding van een eerdere confrontatie met de Duitse
rechter en de Europese Commissie gaat doen. Laten wij hetzelfde voor
Nederland doen, op de manier waarop ik het heb gedaan.

Laten we dat op korte termijn doen in het kader van het grotere geheel
van nog vijf andere maatregelen. Ik denk dat we dan met verantwoord
beleid bezig zijn en proberen om daarmee zo veel mogelijk duidelijkheid
en zekerheid te scheppen.

Mevrouw Van Veldhoven zei dat de ACM aangeeft dat de zorg niet geheel is
weggenomen. Ik kan deze zorg best geheel wegnemen door af te zien van
dit wetsvoorstel, maar dan heb ik een veel grotere zorg over het feit
dat wij geen recht doen aan bijdragen die bedrijven leveren aan het laag
houden van de systeembeheerkosten. Bovendien brengen we bedrijven dan in
een moeilijke situatie met betrekking tot hun playing field, met
mogelijk ernstige negatieve consequenties voor de werkgelegenheid in ons
land. De ene zorg is dus misschien niet weggenomen, maar een andere, nog
veel grotere en acute zorg ligt op de loer. In dat geheel maken wij onze
afweging en zal ook de Kamer haar afweging maken wanneer zij
uiteindelijk moet besluiten of zij wel of niet voor dit wetsvoorstel
stemt.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb waardering voor de openhartigheid van
de minister. Eigenlijk zegt dat hij de analyse achter het wetsvoorstel
een beetje een zooitje is, maar dat wij hiertoe zijn gedwongen door onze
goede vrienden, de oosterburen, en dat wij ons de kaas niet van het
brood laten eten. Dat vindt de SP-fractie ook, maar mijn zorg is vooral
dat de kortetermijnoplossing de structurele verbetering op lange termijn
van onze concurrentiepositie in de weg zit. Vandaar mijn vraag aan de
minister of hij alsnog bereid is om een analyse te maken van de echte
kostenstructuur van het netbeheer, zodat we op een redelijke termijn --
bijvoorbeeld bij de begrotingsbehandeling van volgend jaar -- kunnen
debatteren over de vraag hoe we deze zaak echt structureel beter kunnen
aanpakken. Nogmaals: wat mij betreft, doen we dat in samenwerking met zo
veel mogelijk van onze buren, maar in ieder geval met zelf een goede
stip aan de horizon.

Minister Kamp: Op het punt van energie heb ik al erg veel op mijn bord
liggen. Ik ben terughoudend om daar nog meer op te stapelen, omdat ik
een groot aantal verplichtingen heb jegens bedrijven, jegens burgers en
jegens de Kamer. Ik moet het energieakkoord uitwerken. Ik zit niet te
springen om nog meer op mijn bord te stapelen. Daarnaast is één tarief
in Europees verband voor het transport van elektriciteit helemaal niet
zo aantrekkelijk voor ons. Om een voorbeeld te noemen: in Duitsland
moeten zeer grote investeringen worden gedaan om een verbinding te maken
tussen het noorden van Duitsland en het zuiden van Duitsland. Ik heb in
de krant al bedragen gelezen van 10 miljard en meer. Dat zal in
Duitsland dus allemaal nog doorvertaald moeten worden in de Duitse
tarieven. Wat schiet ik ermee op als ik de Nederlandse burgers hoge
tarieven laat betalen voor investeringen die in Duitsland gedaan moeten
worden? Ik denk dat het redelijker is om ervoor te zorgen dat wij onze
eigen tarieven op orde hebben. We kunnen op dit moment vaststellen dat
de Nederlandse burgers per saldo 30% minder voor hun elektriciteit
betalen dan de Duitse burgers, dat dit ook bij de kleine mkb-bedrijven
in die orde van grootte ligt en dat er een probleem ligt bij de
energie-intensieve bedrijven, maar dat we met de door mij aan het begin
van de beantwoording geschetste zes beleidsonderdelen ons best doen om
op dat punt een forse verbetering aan te brengen. Ik denk dus dat wij
doen wat op dit moment redelijkerwijs gedaan moet worden en dat we, als
we naar zo'n Europees tarief zouden gaan, wat ook door anderen is
bepleit, geen goede zaak doen voor Nederland.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was hoe
de analyse van de kostenstructuur van het Nederlandse netwerk of
eigenlijk de netwerken -- gas en elektriciteit -- eruitziet. Die analyse
zie ik graag alsnog gemaakt worden, zodat we de kostenoriëntatie -- die
is ook voor de minister het uitgangspunt -- nog tegen het licht kunnen
houden in relatie tot onze strategische doelen, bijvoorbeeld het op
lange termijn bevorderen van de efficiency. Daarvoor is een goede
kostenstructuur nodig. Ik herinner de minister eraan dat de SP-fractie
een van de weinige fracties was die destijds heeft gewaarschuwd voor de
positie van TenneT in Duitsland, die ons inmiddels per saldo aardig wat
geld heeft gekost. Op dat punt delen wij dus onze voorzichtigheid.

De voorzitter: Dat was een concreet verzoek.

Minister Kamp: TenneT in Duitsland kost ons geen geld, maar levert ons
geld op. Dat is dus een misverstand bij de heer Jansen. Verder heb ik
zijn vraag wel degelijk beantwoord, want het is natuurlijk mogelijk om
allerlei dingen erbij te halen. Mevrouw Van Tongeren haalde de lokale
elektriciteitsproductie erbij; dat deed mevrouw Van Veldhoven ook. U
haalt er nu het punt van de tariefopbouw bij. We kunnen er van alles bij
halen. We kunnen verder van alles onderzoeken en specificeren, maar het
moet voor ons ook behapbaar zijn.

Ik denk dat we met het energieakkoord en met de ambities in het
regeerakkoord al heel veel te doen hebben en dat we niet alles tegelijk
overhoop moeten halen. Ik ben dus niet van plan om op dit moment te gaan
doen wat de heer Jansen vraagt, ook een beetje geprikkeld door zijn
stelling dat mijn verhaal tot dusver erop neerkomt dat het maar een
zootje is en dat we in het wilde weg iets aan het doen zijn. Het is geen
zootje. We stellen vast dat bedrijven die veel elektriciteit afnemen en
dat op een vlakke manier door het jaar heen doen, een bijdrage leveren
aan het laag houden van de kosten voor het netbeheer. Dat willen wij
graag doorvertalen in hun tarieven, waarbij we als uitgangspunt de
regeling nemen die ook in Duitsland bestaat, de 90%-regeling. We
vertalen dat in een substantieel bedrag, zijnde 21 miljoen op een totaal
van 120 miljoen aan systeemdiensten. Dat kun je moeilijk een zootje
noemen. Dat is gewoon goed doordacht.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb de woorden van de minister
even goed op mij laten inwerken. Als ik het goed heb, zei de minister:
zon en wind helpen niet om het systeem stabiel te houden en dat is een
van de redenen waarom ik me nu niet wil buigen over energiecoöperaties
en hun transportkosten. De grote energieproducenten, of het nu van kolen
of van gas is, en de grote producenten die wind en zon gebruiken, hebben
echter een totale vrijstelling. Alle grote producenten van energie
hebben een vrijstelling op transportkosten. Waarom die hele kleintjes,
die nauwelijks kosten veroorzaken, dan niet?

Minister Kamp: Maar dat heb ik toch al twee keer gezegd? Die grote
elektriciteitsafnemers zorgen voor een basis van stabiliteit waardoor de
kosten laag zijn. De kleine, lokale initiatieven die wind- en
zonne-energie benutten en daar elektriciteit van maken, zorgen juist
voor pieken en dalen, waardoor de kosten veroorzaakt worden. Het is dus
heel raar om, als je bezig bent om het probleem op te lossen, in die
oplossing het probleem nog groter te maken. Dat wil niet zeggen dat we
de lokale energie en alles wat daaromheen aan de orde is, zoals
aansluitkosten en tarieven, niet op een verstandige manier met elkaar
kunnen bespreken. Ik zou dat echter niet willen doen in het verband van
dit wetsvoorstel. Dat zou ook niet logisch zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het Nuon-windpark hoeft niets te
betalen om de windstroom uit dat windpark op het hoogspanningsnet te
krijgen. Dat park is vele malen groter dan die paar energiecoöperaties
in Nederland die plannen hebben om dit te gaan doen. Wat zij willen, is
een ongelofelijk stuk kleiner en de eventuele kostenbesparing is
0,00001. De kosten kunnen ons de kop niet kosten en het betekent wel dat
een groep ondernemers die graag aan de slag wil, aan de slag kan. We
hebben daar eerder over gewisseld. Dit hele wetsvoorstel gaat over
transportkosten en over het rechtvaardiger verdelen van zaken. Dan
begrijp ik niet waarom de grote jongens die windstroom invoeren, niets
betalen en de hele kleintjes wel zouden moeten betalen.

Minister Kamp: Nu maakt mevrouw Van Tongeren het nog ingewikkelder. Zij
heeft er eerst de kleine, lokale energieproductie bij gehaald en nu wil
zij de grote windparken er ook nog bij halen. Ik zou dat niet doen. Wij
kunnen natuurlijk over de grote windparken en de kleinere, lokale
initiatieven allerlei dingen bespreken, maar hier spreken we over het
bijdragen aan lage beheerskosten, hoe we dat vervolgens gaan vormgeven
en wat we daarmee kunnen bereiken voor het level playing field. Als je
al allerlei dingen in het energieakkoord en in het beleid met betrekking
tot lokale energieopwekking besproken hebt, is het helemaal niet
verkeerd om ook dit reële probleem te bespreken. Dan hoef je niet
meteen dat andere er weer bij te halen, want zo maak je alles voor
jezelf zo ingewikkeld en kom je uiteindelijk niet tot resultaten.

De voorzitter: Gaat u verder.

Minister Kamp: Ik heb gesproken over de verschillen met Duitsland en
over de maatregelen die wij nemen voor een level playing field. Ik heb
ook besproken waarom we voor deze systematiek hebben gekozen.

In dit voorstel gaan wij, zoals onder anderen mevrouw Van Veldhoven zei,
het systeemdienstentarief en het transporttarief samenvoegen tot één
tarief.

Ik denk dat het goed is om dat meteen te doen omdat wij op die manier de
regeling die wij beogen, namelijk recht doen aan wat ik net heb
toegelicht en dat meer specifiek toegespitst op een aantal bedrijven in
het licht van hun positie op de markt, beter kunnen realiseren als het
systeemdienstentarief en het transporttarief worden samengevoegd.
Bijkomend voordeel is dat je dan een systeem hebt dat ook al in de
meeste Europese landen geldt en dat de administratieve lasten daardoor
ook nog wat minder worden. Daarom maakt dit onderdeel uit van het
wetsvoorstel.

Ik heb al aangegeven hoe het zit met het verschil tussen die 21 miljoen
en de 3,5 miljard.

Ik ga nu in op de diverse vragen en opmerkingen. Mevrouw Van Tongeren
zegt dat het hier eigenlijk om industriepolitiek gaat. Ik denk dat wij
daarover voldoende hebben gesproken. De werkgelegenheid, het milieu en
al dat soort dingen zijn voor alle partijen van belang, ook voor de
fractie van GroenLinks, schat ik in. Dus ik denk dat zij er ook begrip
voor zal hebben dat behalve duurzaamheid, nog andere dingen op een
gegeven moment om aandacht vragen. Je kunt het ene steunen, maar dat wil
niet zeggen dat je het andere niet ook zou kunnen steunen.

Een aantal woordvoerders heeft gezegd dat een race to the bottom voor
wat betreft subsidiëring zeer ongewenst is. Ik ben het daar van harte
mee eens. Als wij echter helemaal los van de rest van Europa komen te
staan, schieten wij ook maar weinig op. Wij volgen de doelstellingen in
Europa voor duurzame energie. Dit houdt ook in dat je in de
overgangsperiode moet subsidiëren tot een situatie van marktwerking is
bereikt waarin duurzame energie gelijk kan opgaan met fossiele energie,
een situatie die uiteindelijk ook door het ETS moet worden bevorderd.
Die subsidiëring moet op een zo goedkoop mogelijke manier gebeuren, een
manier die de burgers en de energieafnemers zo min mogelijk geld kost.
Dat systeem hebben wij in Nederland opgezet. Intussen houden wij het
level playing field in de gaten.

Wij zorgen ervoor dat wij in Europa zo snel mogelijk tot een gezamenlijk
energiebeleid komen. Wij wachten niet op Europa als geheel. Wij kijken
ook naar Noordwest Europa. Wij wachten ook niet op Noordwest Europa. Wij
zijn ook al bezig met Duitsland. Wij doen op alle niveaus alles om te
komen tot gezamenlijk beleid en om een race to the bottom te voorkomen.
Intussen zijn wij wel verstandig en houden wij het Nederlandse belang in
de gaten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wij zien nu dat alle tarieven omlaag gaan
omdat de landen niet duurder willen zijn dan de concurrent. Als nu in
Duitsland grote investeringen binnenslands moeten worden gedaan en de
kosten daarvan worden vervolgens verwerkt in de binnenlandse tarieven,
zal de minister dan aansluiten bij het weer verhogen van de tarieven?
Anders lopen wij hier geld mis en wentelen wij dat af op kleine
bedrijven terwijl dat niet meer nodig is.

Minister Kamp: Nee, want de Duitsers waren echt van plan die kosten
helemaal weg te houden van de energie-intensieve bedrijven. Nu willen
zij die voor 90% weghouden van de energie-intensieve bedrijven. Dus als
die kosten heel hoog worden en 10% van die kosten komt bij de
energie-intensieve bedrijven terecht, dan worden die niet zo geraakt. De
Duitsers hebben er tot nu toe voor gekozen om die kosten vooral bij de
burgers en de kleine bedrijven neer te leggen. Of zij dat in de toekomst
volhouden, weet ik niet, maar ik heb daar wel mee te maken op dit
moment. Erger nog, het gaat er niet zozeer om waarmee ik te maken heb,
maar wel waarmee de raffinaderijen, zinkbedrijven, aluminiumbedrijven,
staalbedrijven en de chemische industrie te maken hebben. Daar hebben
wij het op dit moment over.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat klopt, maar ik vroeg de minister naar
het principe. Als je elkaar volgt naar beneden, volg je elkaar dan ook
weer omhoog, is de principiële vraag die ik aan de minister stel.

Dat brengt mij op een tweede vraag. Een kortingspercentage zegt niets
over de absolute basis. Dus wij kunnen het kortingspercentage wel op
hetzelfde stellen, maar als het absolute bedrag heel anders is, hebben
wij nog steeds geen gelijke tarieven. Voor de bedrijven is het dus van
belang dat die tarieven in absolute zin gelijk zijn en niet zozeer dat
de kortingspercentages gelijk zijn.

Minister Kamp: Ja, maar daar spelen wel andere zaken mee.

Wij hebben in Nederland de zaak al goed op orde. Nederland kent nadelen,
omdat wij hier met veel mensen op een kleine oppervlakte bij elkaar
zitten. Wij kennen ook voordelen, bijvoorbeeld bij het realiseren van
transportinfrastructuren als de gasinfrastructuur en de
elektriciteitsinfrastructuur. Wij hebben die zaken al zeer goed op orde
en het is ook relatief gemakkelijk in een land als Nederland. Andere
landen hebben dit minder goed op orde en moeten dus nog heel fors
investeren. Als wij nu gaan pleiten voor een Europees tarief, betekent
dat dat Nederland eerst al voor de Nederlandse investeringen zou hebben
betaald en daarna nog een opslag zou krijgen in verband met de kosten
die in andere landen moeten worden gemaakt. Dat lijkt mij niet goed. Als
er Europees beleid komt, denk ik dat het op de lange duur goed is om ook
de transporttarieven Europees te bezien. Maar voor zover ik het nu kan
overzien, is mijn oordeel dat wij, vanuit ons Nederlands belang
geredeneerd, er belang bij hebben om vooral te zorgen voor onze eigen
kostenstructuur en op grond daarvan onze tarieven vast te stellen.

De vraag van mevrouw Van Tongeren over de kleine bedrijven heb ik al
beantwoord. Ook ben ik ingegaan op de interconnectiecapaciteit. Over de
evaluatietermijn van vier jaar het volgende. Mevrouw Van Veldhoven sprak
over een evaluatietermijn van vijf jaar. Ik ben er niet op uit om op dit
moment onzekerheid te creëren. Ik wil graag zekerheid creëren.
Zekerheid met betrekking tot de energie-intensieve industrie is voor mij
dat ik van haar verwacht dat ze energie-efficiënt is. Dat is ze ook
vaak. Ik verwacht dat ze nog energie-efficiënter wordt en dat ze ieder
jaar verbeteringen op dat gebied realiseert. Als wij de industrie daarin
tegemoetkomen, worden daaraan voorwaarden over energie-efficiency
gekoppeld, maar ik wil haar ook graag de zekerheid geven dat wij op alle
mogelijke manieren echt ons best doen om in Europa een level playing
field te creëren. Ik zit er niet op te wachten om daar nu weer met een
evaluatie onzekerheid in te brengen. De Kamer heeft natuurlijk altijd
het recht om te zeggen dat zij op enige termijn een evaluatie wil. Deze
regeling van 21 miljoen op 3,5 miljard is van belang voor een aantal
bedrijven die het toch al moeilijk hebben, dus ik zou het gewoon zo doen
en hun daarmee die zekerheid bieden. Als de Kamer van mening is dat er
toch een evaluatie moet worden ingebracht, wacht ik dat wel af en zie ik
het wel. Het heeft niet mijn voorkeur om dat te doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp niet zo goed waarom de
minister het niet belangrijk vindt om, als we met andermans geld
bedrijven moeten helpen, over een periode van vier jaar te bekijken of
dat nog steeds nodig is. Op allerlei andere beleidsterreinen hoor ik
deze en andere ministers zeggen dat je van tijd tot tijd even de vinger
aan de pols moet houden en moet bekijken of vormen van steun nog nodig
zijn, of de verdeling nog adequaat is, of het helpt en of het misschien
wel meer zou moeten zijn. Waarom zo'n duidelijk njet tegen een evaluatie
van deze regeling? 

Minister Kamp: Ik vind niet dat wij met andermans geld bedrijven aan het
helpen zijn. Ik vind dat wij bedrijven recht doen door de bijdrage die
zij leveren aan het drukken van de kosten, te vertalen in een vorm van
tariefkorting. Dat is de redenering achter dit wetsvoorstel. Dat is niet
de redenering van mevrouw Van Tongeren van zojuist. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het klopt dat de minister dat niet
heeft gezegd. De VVD-fractie noemde dit in de Kamer wel een noodverband;
misschien ben ik daar te veel op doorgegaan. Maar stel dat het over vier
jaar omhoog zou moeten, dat dan blijkt dat de diensten die deze
bedrijven leveren eigenlijk nog veel meer waard zijn; zou het dan niet
handig zijn om te evalueren of het goed is, of we zo moeten doorgaan, of
het omhoog moet, of het inmiddels wat naar beneden kan omdat een aantal
van de factoren waaraan de minister werkte, inmiddels zijn opgetreden?
Waarom evalueren we bij een heleboel wetsvoorstellen wel en hierbij
niet?  

Minister Kamp: Omdat ik het gewenst vind om een duidelijk signaal te
geven aan de energie-intensieve bedrijven, die het moeilijk hebben. Zij
moeten op een wereldmarkt concurreren, terwijl in Amerika de
energieprijzen op dit moment drie keer zo laag zijn als in Nederland en
in het Midden-Oosten een enorme chemische industrie en
raffinagecapaciteit worden opgebouwd, terwijl men daar boven op
gasbellen en oliebellen zit en dichtbij een industriële productie kan
opbouwen. In zo'n wereldmarkt moeten die Nederlandse bedrijven
concurreren. Ik ben niet ingehuurd voor de werkgelegenheid in het
Midden-Oosten en ook niet voor die in China of in Amerika. Van mij wordt
verwacht dat ik opkom voor de werkgelegenheid in Nederland. Ik doe wat
van belang is voor de werkgelegenheid in Nederland; dat is wat van mij
mag worden verwacht.

Misschien is het goed als ik hier meteen iets anders bij neem wat
mevrouw Van Tongeren zei, namelijk dat we in 1996 hebben besloten dat we
het bedrijf ALDEL tot 2006 zouden helpen. Zij vroeg waarom ik dat niet
nog een keer doe.

Ik geloof niet dat het verstandig is om één bedrijf er specifiek uit
te pikken. Er zijn meerdere bedrijven waar verlies aan de orde is en
waar de marktpositie en de werkgelegenheid onder druk staan. Het gaat
mij om de gehele sector van de energie-intensieve industrie die
concurreert op de wereldmarkt als geheel. Daar hoort ALDEL bij maar daar
horen ook andere bedrijven bij. Ik denk dat het goed is om te proberen
al die bedrijven zo veel mogelijk recht te doen.

	Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd waar ik dit voorstel op baseer als
ik geen informatie heb over Duitsland. Welnu, ik heb alle informatie
over Duitsland die ik nodig heb. Op dit moment is in Nederland de
korting op de transporttarieven nul procent en in Duitsland is er een
korting van 100% op de transporttarieven. Dat is waar het mij om gaat.
Uitgaande daarvan ben ik nu bezig om de zaak te corrigeren. Natuurlijk
kun je daar van alles en nog wat bij halen om het ingewikkeld te maken
-- ik bedoel dat niet negatief in de richting van mevrouw Van Tongeren
-- maar het gaat er nu even om te doen wat nodig is.

	Verder heeft mevrouw Van Tongeren gesproken over de contrafactor in
relatie tot met name de schone energie. Zij heeft gezegd dat met een
bedrijf dat schone energie produceert ook rekening zou moeten worden
gehouden bij de regeling die nu getroffen wordt om de bedrijven een
korting te geven. Dat zou echter niet goed zijn. Mevrouw Van Tongeren
zegt dus dat als een energie-intensief bedrijf een aantal windmolens
neerzet, dit bedrijf dezelfde kortingen zou moeten krijgen als een
bedrijf dat deze windmolens niet plaatst. De redenering van dit
wetsvoorstel is juist dat het erom gaat welke bijdrage je levert aan het
verlagen van de beheerskosten. En dat doe je door een heel stabiel
afnamepatroon. Als je duurzame energie gaat produceren, wat zeer te
prijzen is, is het bijkomende effect wel dat dat stabiele patroon minder
wordt. Ik denk dat we dat gewoon onder ogen moeten zien. We hebben nog
een veel ruimere regeling om duurzame energie te stimuleren, te weten de
SDE-plusregeling. Dus als een bedrijf genoegen neemt met iets minder
korting wat betreft de voorliggende regeling omdat het een grotere
tegemoetkoming krijgt uit de SDE-plus door zelf duurzame energie te gaan
produceren, dan is dat iets waar zo'n bedrijf zelf voor kan kiezen. Ik
laat dat graag aan het bedrijf zelf over.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb mij waarschijnlijk in mijn
bijdrage niet helder genoeg uitgedrukt. Ik wil niet een extra
stimulering voor schone energie. Ik wil alleen hetzelfde bereiken wat nu
bereikt wordt voor de wkk. Er wordt gezegd dat het niet zo moet zijn dat
bedrijven een deel van de 21 miljoen niet meer krijgen alleen omdat ze
gebruikmaken van wkk. Dat laatste is namelijk ook iets wat we graag
willen. Ik vroeg de minister om diezelfde redenering uit te breiden naar
bedrijven die al schone energie hebben of voornemens zijn om dat te
realiseren. Dus ik zoek niet naar extra subsidie. Ik wil alleen niet dat
dergelijke bedrijven strafpunten krijgen omdat ze gebruikmaken van
schone energie onder deze regeling. 

Minister Kamp: Wkk is een onderdeel van het productieproces van zo'n
bedrijf. Zo'n bedrijf ziet een mogelijkheid om binnen zijn productie een
bepaalde maatregel te nemen waardoor de zaak qua energie-efficiency
beter uitpakt. Zo'n productieproces mag je niet verstoren. Iets anders
is dat je los van dat productieproces duurzame-energieproductie gaat
organiseren op je eigen bedrijventerrein of iets verderop. Dat is een
keuze die je kunt maken. Ik wijs in dit verband op het feit dat we
daarvoor een aparte regeling hebben, namelijk de SDE-plusregeling op
basis waarvan men daarin tegemoetgekomen kan worden. Opnieuw pleit ik
ervoor om de grote lijn van dit voorstel in de gaten te houden. Ik zie
best dat er allerlei andere dingen zijn die je verder kunt verfijnen en
nuanceren maar waarom zouden we dat doen? Waarom zouden we iets wat
nodig is voor een level playing field en voor de werkgelegenheid in
Nederland en waarmee je recht doet aan een bijdrage aan kostenbeheersing
die bedrijven leveren, niet gewoon doen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp de bedoeling van de
minister. Ik stel deze vragen niet omdat ik de minister de hele avond
wil bezighouden met zinloze vragen, maar omdat ik probeer vooruit te
kijken. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat je nu dingen moet doen om
acute problemen op te lossen, maar dat je die dan wel zo moet opzetten
dat daarmee niet de beweging die deze regering wil maken naar schone
energie klemzet. De minister vindt het gebruik van restwarmte op een
bedrijventerrein logisch, maar het gebruik van de daken van een
fabrieksgebouw op datzelfde terrein vindt hij heel iets anders. Ik zie
het verschil niet. Wat maakt het uit of het bedrijf zijn restwarmte
nuttig gebruikt of zijn lege daken volzet?

Minister Kamp: Ik merk allereerst op dat mevrouw Van Tongeren, zoals
altijd, geen onzin beweert. Je kunt daar wel degelijk over
discussiëren. Het ene is onderdeel van het productieproces en het
andere is dat niet. Voor datgene wat onderdeel is van het
productieproces, heb ik die verfijning aangebracht. Ik doe het niet voor
het realiseren van duurzame-energieproductie, omdat dat nog weer een
stap verder gaat.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of dit Brussel-proof is, of dit
allemaal overeind blijft. De redenering dat er een bijdrage wordt
geleverd aan het drukken van de kosten en dat die bijdrage wordt
doorvertaald in de tarieven, is een goede redenering. Dat heb ik al
toegelicht. Maar als je daar duurzame energie bijhaalt, waarvan iedereen
weet dat het geen bijdrage levert aan het stabiel houden van het patroon
maar juist zorgt voor pieken en dalen daarin, dan breek je dus je eigen
redenering af. Dat wil ik niet doen. Ik wil die redenering zo zuiver
mogelijk houden.

Mevrouw Van Tongeren zegt dat het niet 100% zuiver gebeurt, omdat er
binnen het productieproces toch sprake is van een tegemoetkoming. Dat
klopt. Maar het zou raar zijn om binnen het productieproces dingen die
voor energie-efficiency zorgen, te laten liggen. Buiten dat
productieproces, waarvoor we ook nog eens een andere
stimuleringsregeling hebben, is dat een ander verhaal. Daarom heb ik de
regeling zo gemaakt.

De heer Leegte heeft aangegeven dat Nederland met het energieakkoord
zijn rug naar Europa heeft gekeerd. Wij hebben juist met het
energieakkoord, met name met pijler 4 van het energieakkoord -- een van
de grote pijlers -- aangegeven dat wij de noodzaak zien voor meer
Europese samenwerking. Dat is een van de basisgedachten achter het
energieakkoord. Dat wordt ook vertaald in de aanleg van de
transportnetten, in de manier waarop de kosten verdeeld moeten worden,
het stimuleren van de interconnectoren, het koppelen van de
energiemarkten en het afstemmen van het energiebeleid. Van al die
onderdelen is in het energieakkoord gezegd dat die in Europees verband
moeten worden gedaan en dat wij ons daar in de Nederlandse samenleving
met z'n allen voor zullen inzetten. Het feit dat we daar in de
samenleving brede steun voor hebben gekregen, versterkt ook onze positie
in Europa. Wij kunnen zeggen: wij hebben een energiebeleid voor de wat
langere termijn waarvoor wij politieke steun hebben in de
volksvertegenwoordiging en maatschappelijke steun blijkens het
energieakkoord. Op grond hiervan kunnen wij met andere landen zaken
doen. Het blijkt ook dat de regeling die wij gekozen hebben, heel goed
aansluit bij datgene wat nu in Europa en in Noordwest-Europees verband
bepleit wordt. Ook de wijzigingen die op dit moment in Duitsland aan de
orde zijn, sluiten daar goed bij aan. Ik denk dat we het met het
energieakkoord juist mogelijk maken om in Europees verband verder te
komen. Dat is ook zeer wenselijk.

De heer Van Leegte wil ook op het volgende punt een toezegging hebben.
Hij heeft gezegd dat je er bij de Europese richtlijnen voor moet zorgen
dat je voor de energie-intensieve industrie steeds de meest gunstige
keuzes maakt.

Ik vind dat wij vervolgens de afwegingen voor de Kamer inzichtelijk
moeten maken, maar ik kan niet zeggen dat die afwegingen altijd per
definitie in het voordeel van energie-intensieve bedrijven zullen
uitvallen. Er zijn ook andere belangen waarmee wij rekening moeten
houden. De heer Leegte kent die belangen ook omdat hij die ook bij
andere gelegenheden terecht aandacht geeft. Ik ben zeer gemotiveerd om
aan de energie-intensieve bedrijven recht te doen door te zorgen dat wij
bij de versterking van het ETS-systeem de energie-intensieve
exportindustrie een aparte positie geven. Ik ben zeer gemotiveerd om te
doen wat ik kan om het level playing field te bevorderen voor die
energie-intensieve bedrijven, in vergelijking met Duitsland, op Europees
niveau en als het even kan op wereldschaal. Maar ik kan niet bij
voorbaat garanderen dat iedere beslissing er altijd toe leidt dat dit
voor de energie-intensieve industrie het meest gunstig uitpakt. Die
afweging moet daar ook altijd worden gemaakt.

De heer Jansen heeft gezegd dat de toekomst van de energie niet gebaat
is bij subsidiëring. Dat ben ik met hem eens. Op lange termijn moet het
de markt zijn die zijn werk goed doet en moet duurzame energie
concurreren met fossiele energie, op zodanige wijze dat we onze
klimaatdoelen ook realiseren. Alleen in de opbouwperiode om die duurzame
energie van de grond te krijgen is die subsidiëring wel van belang.

Op de onderbouwing ben ik ingegaan. De heer Jansen zei dat hij vindt dat
de kleinverbruikers te veel opdraaien voor de netverliezen die worden
gemaakt. De heer Jansen zei verder dat de SP dit punt al vaker naar
voren heeft gebracht. Ik vraag hem ook hier om zijn ongeduld even op te
zouten, om het ondiplomatiek te zeggen. Er zijn vele gelegenheden om dit
punt naar voren te brengen. De heer Jansen is zeer vaardig om dat te
doen, maar dat is niet het onderwerp van dit wetsvoorstel. Ik denk dat
dit wetsvoorstel ook door de heer Jansen op zijn merites zou kunnen
worden beoordeeld.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg zich af wat het probleem is. Ik denk dat wij
daarover voldoende hebben gesproken. Ze vroeg zich af met betrekking tot
de vorm wat wij daar nu voor gedaan hebben te verdedigen is. Ik hoop dat
ik dat inmiddels heb aangegeven.

Zij vroeg in het bijzonder aandacht voor de liquiditeitsproblemen bij de
regionale netbeheerders als gevolg van het feit dat de ACM voor drie
jaar de tarieven voor hen heeft vastgesteld, terwijl er nu verandering
in die tarieven optreedt, waardoor een liquiditeitsprobleem bij de
regionale netbeheerders van 100 miljoen per jaar ontstaat. Het is juist
wat mevrouw Van Veldhoven hierover heeft gezegd. Vandaar dat ik bij nota
van wijziging ook een oplossing daarvoor heb voorgesteld aan de Kamer.

Verder heeft mevrouw Van Veldhoven ook gesproken over de toekomst. Ik
heb haar geantwoord hoe ik tegen de nettarieven aankijk waarover zij
sprak. Zij heeft zich afgevraagd of wij voor de toekomst niet
flexibiliteit moeten gaan honoreren, namelijk door bedrijven die op een
gegeven moment afkoppelen daarvoor te belonen. Tennet treft daarvoor al
regelingen met bedrijven. Er zijn bedrijven waaraan op een gegeven
moment wordt gevraagd dit te doen en die daarvoor een tegemoetkoming
ontvangen. Het hele technische beheer van het netwerk, met
grootverbruikers die met een 200-tal bedrijven 54% van alle
elektriciteit in Nederland afnemen maar waarop ook steeds meer duurzame
energie komt, met pieken en dalen, afhankelijk van wind en zon, is een
complex geheel, waarbij verschillende aspecten in de gaten moeten worden
gehouden.

Dit aspect is nu aan de orde. Het aspect dat mevrouw Van Veldhoven
noemde, is zeker zo relevant. Het krijgt dus ook al aandacht en zal
mogelijk in de toekomst in een breder verband extra aandacht moeten
krijgen.

Mevrouw Klever heeft aangegeven dat zij het wetsvoorstel kan steunen.
Zij steunt het beleid van het kabinet niet, maar zegt: aan het beleid
dat ik wil, levert dit tenminste een kleine bijdrage. Daarom zal zij dit
wel kunnen steunen en dat stel ik op prijs. Mevrouw Klever vroeg ook:
wat doe je nu in verband met die 500.000 banen die volgens Deloitte op
de tocht staan? Waar zij waarschijnlijk op doelt, is een rapport dat
Deloitte heeft opgesteld over de chemische industrie in Nederland. De
chemische industrie in Nederland zit in de verdrukking, als onderdeel
van de chemische industrie in heel Europa. Op dit moment is in Amerika
de kostprijs laag, zowel van de energie als van de grondstoffen. Beide
halen ze die uit schaliegas. Wij hebben dat niet -- nog niet -- in
Europa. In het Midden-Oosten wordt een enorme capaciteit opgebouwd,
omdat men daar eigenlijk de beschikking heeft over gratis energie. Ze
kunnen daar bezien hoeveel ze daarvan op grond van de
wereldmarktsituatie in de prijs van de producten kunnen doorberekenen.
Ze hebben voor zichzelf uitgemaakt dat ze de energie kunnen exporteren,
maar ook omzetten in producten, en dan de producten exporteren. Dan
kunnen ze daar nog meer mee verdienen. Dat is ook een groeiende
concurrent.

In dat geheel zit de chemische industrie in Europa in de verdrukking,
maar dat hoeft niet per definitie zo te blijven. Amerika is onderdeel
van de wereldmarkt, dus enige correctie voor wat betreft de verschillen
tussen de prijzen in Amerika, Europa en Azië zal optreden. Verder maakt
Nederland onderdeel uit van de zogenaamde ARRRA-cluster. Dat is de
cluster van de chemische industrie van Noordrijn-Westfalen, Vlaanderen
en Nederland. Het is op dit moment de sterkste cluster van de wereld,
waar heel veel aan elkaar verbonden is. Vanwege het feit dat wij die
cluster hebben, hebben wij wel degelijk ook in Nederland mogelijkheden
om de positie van de chemische industrie in de huidige wereldmarkt te
verbeteren. De markt is dichtbij, de afnemers zitten dichtbij en de
toeleveranciers van de bedrijven zitten dichtbij. Door slim te werken
kun je kosten drukken en je marktpositie verbeteren. Ik ben met de
chemische industrie in overleg hoe wij dit in het verband van
Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nederland kunnen doen. Ook binnen
Nederland hebben wij een aantal clusters. Er is er een in Limburg, waar
ik vanavond nog naartoe ga. Er is er een in Rijnmond, een in Zeeland en
een in het noorden van het land. Wij hebben dus een aantal clusters in
Nederland, waar door bedrijven al goed gebruik wordt gemaakt van de
mogelijkheden om elkaar te versterken. Er zijn nog aanvullende opties in
beeld. Wat wij nu doen, is via gerichte acquisitie in het buitenland en
via het gericht bevorderen van nieuwe activiteiten van Nederlandse
bedrijven die clusters verder versterken. Zo proberen wij binnen onze
mogelijkheden, gegeven de moeilijke situatie van dit moment op de
wereldmarkt voor de chemische industrie, zo veel mogelijk te doen om de
bedrijven in Nederland een zo sterk mogelijke positie op die wereldmarkt
te laten innemen.

De heer Vos heeft gesproken over de terugwerkende kracht en over de
lokale energie en de aansluitkosten. Hij heeft van mij begrepen dat ik
dat absoluut niet wegpraat, maar dat ik er graag in een ander verband
over blijf praten hoe wij de lokale energie en de daaraan verbonden
kosten recht kunnen doen. Bij het stimuleren van de lokale energie
moeten wij ons realiseren dat de rekening uiteindelijk altijd weer door
anderen moet worden betaald. Je moet ook het belang van degenen die van
de lokale energie profiteren afwegen tegen het belang van degenen die de
rekening daarvoor moeten betalen. Wij hebben daarvoor een afgewogen
beleid. Wij hebben daar al eerder met elkaar over gesproken en wij
zullen er nog verder met elkaar over spreken.

De voorzitter: Er ligt een drietal amendementen. Het laatste is zojuist
rondgedeeld. Ze zijn alle drie ingediend door GroenLinks.

Minister Kamp: Laten wij even kijken. Ik heb hier het eerste amendement
voorliggen van mevrouw Van Tongeren.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik onderbreek even. Het derde
amendement wordt nog verspreid in de zaal?

De voorzitter: Dat is al geschied, het is het amendement op stuk nr. 11.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat heb ik dan gemist. Excuus.

De voorzitter: Heeft iedereen het ontvangen? Ja? Oké. De minister heeft
eveneens alle drie amendementen voorliggen.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik begin met het amendement-Van Tongeren op
stuk nr. 8 over het punt dat we net al hebben besproken. We hebben dat
naar aanleiding van interrupties van mevrouw Van Tongeren kunnen
uitdiepen met elkaar. Wat zij wil, is diegenen die het probleem
veroorzaken, ook tegemoetkomen, terwijl het de bedoeling van dit
voorstel is om in de vorm van een korting recht te doen aan degenen die
het probleem helpen oplossen door de kosten zo laag mogelijk te houden.
Mevrouw Van Tongeren heeft aangegeven hoe zij daar tegenaan kijkt. Ik
heb aangegeven hoe ik daar tegenaan kijk. We zijn het daar dus niet over
eens en vandaar dat ik haar amendement op dit punt ontraad.

Het volgende amendement van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 9 betreft
de coöperaties en de lokale energie. Het is zo dat degenen die lokale
energie produceren, ook energie leveren en energie afnemen. Als zij
elektriciteit afnemen, profiteren ze van het netwerk dat daarvoor is.
Dat netwerk moet in stand worden gehouden. Het is logisch dat iedereen
op een redelijke manier bijdraagt aan de kosten van het netwerk als
geheel. Dat geldt, denk ik, ook voor de lokale energieproductie. Daar
moet dus een zorgvuldige afweging gemaakt worden. Dat zullen we ook doen
en dat gebeurt ook op dit moment. Over de regeling voor lokale energie
hebben we al gesproken en daar zullen we nog een keer opnieuw over
spreken. Ik vind het echter niet passen bij dit wetsvoorstel om op een
onderwerp dat in het wetsvoorstel niet behandeld is, met een amendement
een tegemoetkoming te realiseren. Het lijkt mij veel beter om bij het
bespreken van de lokale energie te gaan besluiten over het geheel aan
voor- en nadelen van de lokale energie en de manier waarop dat
rechtgedaan moet worden in het bepalen van de hoogte van
aansluittarieven en transporttarieven. Vandaar dat ik dit amendement bij
het voorliggende wetsvoorstel ontraad.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. De Elektriciteitswet
wordt niet elke maand herzien. Omdat we nu met een herziening bezig
zijn, heb ik daar maar bij aangesloten. Het gaat hier echt alleen om
lokale producenten die alleen leveren. Dat is de gelijkstelling die ik
vraag. Ik begrijp ook dat je een ander tarief hebt als je levert én
gebruikt. Ik heb gekeken naar de grote leveranciers van stroom, zowel
kolenstroom als schone stroom. Die zijn allemaal vrijgesteld, maar de
kleintjes die alleen leveren, zijn dat niet. Dat is het enige wat dit
amendement beoogt. Ik ben bereid om de formulering aan te passen als de
minister daarin enige verduidelijking wil, maar het is echt alleen
bedoeld voor coöperaties die leveren.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Van Veldhoven iets wil zeggen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een vraag aan mevrouw Van Tongeren.
Ik probeer het mij voor te stellen. Iemand heeft zonnepanelen op zijn
dak en maakt onderdeel uit van een coöperatie die alleen wil leveren
aan het net. Dat je zonnepanelen op je dak hebt, is toch voor eigen
gebruik bedoeld? Dus dan trek je toch ook uit het net? Of zou je dan een
elektriciteitsaansluiting moeten aanvragen die maar één kant op werkt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat is volgens mij precies het
probleem van de dubbele aansluitingen die op dit moment geëist worden.
Als je van die dubbele aansluiting af bent, is dat ook een manier om het
op te lossen, maar vooralsnog staat die dubbele aansluiting echt
verankerd in de wet. Dit zou een oplossing zijn, maar mevrouw Van
Veldhoven heeft gelijk: je kunt het eventueel ook de andere kant op
wijzigen.

Daarom heb ik ook gezegd: dit kan er bij AMvB weer uit. Het is misschien
net zo'n lapmiddel als een andere oplossing, maar het haalt een acuut
probleem weg bij energiecoöperaties die, de een na de ander, besluiten
om niet meer te investeren en niet door te gaan met hun plan. Het heeft
dezelfde urgentie, want we behandelen niet elke week de
Elektriciteitswet. Het is echt alleen voor energiecoöperaties die
leveren.

De voorzitter: Voordat aan de kant van de Kamer een tweede termijn
ontstaat, ga ik naar de minister.

Minister Kamp: Ik ben daar zeer op tegen. Als de Kamer dit zou doen, dan
zou dat geen zorgvuldige besluitvorming zijn. Ik weet ook niet of ik dat
voor mijn rekening kan nemen. Als je praat over aansluitkosten voor
lokale energieproductie en over transportkosten, dan moet je dat goed
voorbereid en zorgvuldig doen voordat je daarover een standpunt inneemt.
Hier ligt een voorstel voor dat gericht is op bedrijven met een enorme
elektriciteitsafname en een stabiel afnamepatroon, wat bijdraagt aan
lage kosten voor het beheer van het net. Ik vind het raar om daarover
zonder voorbereiding en gedegen afwegingen besluiten te nemen zoals de
besluiten die voorgesteld worden door mevrouw Van Tongeren. Ik ontraad
het amendement van mevrouw Van Tongeren dan ook krachtig op dit moment.

De voorzitter: Dan het amendement op stuk nr. 11, waarover u net al wat
heeft gezegd.

Minister Kamp: Dat amendement van mevrouw Van Tongeren gaat over de
evaluatiebepaling. Ik heb aangegeven dat ik het belangrijk vind om een
helder signaal af te geven aan de energie-intensieve industrie die op
dit moment met allerlei problemen te kampen heeft. Wij doen dat niet met
één signaal; wij geven een aantal signalen af. Daarmee zeggen wij: wij
begrijpen wat er aan de hand is, wij vinden jullie belangrijk en binnen
onze mogelijkheden komen we jullie op een verantwoorde manier tegemoet.
Op het moment dat je die positieve signalen afgeeft die echt nodig zijn
voor die bedrijven, moet je niet meteen weer onzekerheid creëren in de
vorm van evaluatiebepalingen in de wet. Ik zit daar niet op te wachten.
Ik kom niet met dat signaal. Ik laat het oordeel aan de Kamer over, uit
respect voor de Kamer die altijd zelf het belang van een evaluatie kan
afwegen. Mijn opvatting is evenwel dat we dat niet moeten doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister wijst heel duidelijk een
evaluatie af omdat daarmee een signaal van onzekerheid zou worden
afgegeven aan de sector. Geldt hetzelfde niet voor de evaluatie van het
salderen en de energiecoöperaties? Moeten groot en klein niet op een
soortgelijke wijze behandeld worden? Op dat laatstgenoemde punt zit wel
een evaluatiebepaling en die geeft onzekerheid. De minister zegt,
terecht, dat hij op dat andere punt geen evaluatie wil omdat dat
onzekerheid geeft.

Minister Kamp: Ik wijs niet het houden van een evaluatie af. Ik snap
heel goed dat de Kamer en de regering, als medewetgever,
evaluatiebepalingen inbouwen. Ik begrijp ook heel goed dat wij
eindigheid van wettelijke regelingen inbouwen. Het gaat er hier om dat
de energie-intensieve industrie in Nederland met een moeilijke
wereldmarktsituatie te maken heeft en met een moeilijke situatie op de
Europese markt. Het is onze verantwoordelijkheid om behalve naar lokale
energie en duurzame energie ook naar de werkgelegenheid te kijken. Met
dit voorstel doen wij dat op een verantwoorde manier. Ik wil dat graag
een helder signaal aan de industrie laten zijn. Ik probeer niet de
argumenten van mevrouw Van Tongeren weg te praten door het amendement te
ontraden. Ik zeg alleen dat ik dat niet zou doen. Ik laat het oordeel
over het amendement aan de Kamer.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb een vraag gesteld aan de minister over
het op een andere manier tegemoet komen van coöperaties, bijvoorbeeld
met lagere transporttarieven of het schrappen van transporttarieven. Dat
betreft niet zozeer het amendement. De minister kan hierop ook in tweede
termijn terugkomen, maar ik ben wel benieuwd naar de beantwoording van
die vraag. Misschien heb ik die gemist, maar ik denk dat die niet aan de
orde is gekomen.

Minister Kamp: Ik realiseer mij heel goed dat er op het punt van de
lokale energie nog het nodige te verhapstukken is tussen de Kamer en
mij. Er zijn een aantal vraagstukken. De heer Vos heeft er zelf een
aantal genoemd, bij meerdere gelegenheden. Andere woordvoerders hebben
dat ook gedaan. Ik moet gewoon met een inhoudelijke reactie daarop
komen. Ik zal kijken hoe ik de verschillende punten die nu aan de orde
zijn gesteld met betrekking tot lokale energie aan de Kamer kan
verduidelijken en hoe ik met standpunten kan komen waar de Kamer
vervolgens een opvatting over kan hebben.

Ik zal inventariseren wat er nog aan onduidelijkheid is en wat er aan
gewenste duidelijkheid moet komen en ik zal daarvoor zorgen richting de
Kamer.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee komt een einde aan de beantwoording
in eerste termijn van de minister. Er is ruim gelegenheid gegeven om te
interrumperen, dus ik denk -- ik hoop het; dat loopt een beetje door
elkaar -- dat wij naar een relatief korte tweede termijn kunnen. In de
tweede termijn is het mogelijk om eventuele moties in te dienen. In
ieder geval zijn er drie amendementen ingediend, waarover een helder
oordeel is gekomen van de zijde van het kabinet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor
de heldere beantwoording. Hoewel ik het regelmatig inhoudelijk niet met
hem eens was, heeft de minister toch zijn best gedaan om het allemaal
uit te leggen, ook bij herhaalde vragen, waarvoor dank.

Ik begrijp dat deze minister de grootverbruikers op korte termijn wil
steunen, domweg om de bv Nederland overeind te houden. In elke maatregel
bouwen wij een extra rem in op "schoon". Ik heb een paar kleine punten
gezien waarvoor ik de aandacht van de minister heb gevraagd. Lukt dat
niet in dit overleg -- hij kent mij, hij kan op mij rekenen -- dan zal
ik in andere overleggen met deze voorstellen komen.

Wij hebben een fundamenteel verschillend begrip van het energienet. Ik
heb mij zo goed mogelijk laten voorlichten. Mijn begrip van de
stabiliteit van het net is dat het vooral gaat om het snel kunnen op- en
afregelen het laatste kwartier voor de daadwerkelijke stroomafname
wanneer TenneT moet inspringen. Ik heb niemand kunnen aantreffen die mij
kan uitleggen dat het verschil maakt op het net, als tien
middengebruikers hetzelfde stabiele profiel hebben als één
grootverbruiker. Wellicht moet ik nog een keer bij de
energieleveranciers langs om het mij nogmaals te laten uitleggen, want
mij is dat niet duidelijk geworden. Snel op- en afregelen moet volgens
mij meer beloond worden in plaats van die grote stabiele afname.

Ik heb een motie; ik blijf het gewoon dapper proberen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de wetswijziging volumecorrectie nettarieven een
lastenverlichting wordt verzorgd voor de energie-intensieve industrie;

overwegende dat de energie-intensieve industrie een aanzienlijk aandeel
heeft in het verbruik van fossiele energie;

overwegende dat de volumecorrectie nettarieven niet zou moeten leiden
tot een nog hoger verbruik;

verzoekt de regering, de Wet Milieubeheer en de tegenprestaties onder de
Energieinvesteringsaftrekregeling voor deze bedrijven streng te
handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33777).

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik denk dat de minister het goed zegt
over de urgentie vandaag dat het een feit is dat bedrijven in Nederland
niet kunnen concurreren met bedrijven in Duitsland. Wij delen met zijn
allen dat dit te maken heeft met de hoge systeemkosten voor hernieuwbare
energie. Duitsland belast die niet door en Nederland vanaf 1 januari ook
niet wat de VVD betreft.

Voor de VVD is dit een waarschuwing dat het systeem uit de bocht vliegt.
In september hebben wij een spoed-AO ALDEL gehad, zoals dat heette. De
minister heeft daar net als vandaag de vier punten genoemd waaraan wat
hem betreft iets moet worden gedaan om de concurrentiepositie met
Duitsland gelijk te schakelen. Hij heeft daarbij gezegd dat de korting
van de één natuurlijk betaald moet worden door de ander. Dat is ook
precies hoe wij de minister kennen, die heel duidelijk aangeeft wat er
is.

Alle partijen, waaronder D66, hebben het gezegd: de analyse van het
probleem is glashelder. Het ligt aan de concurrentiepositie met
Duitsland op het punt van de elektriciteitsprijzen en de
aluminiumprijzen. Je kunt inderdaad een aantal dingen doen qua
overbrugging en qua compensatie, maar uiteindelijk is er natuurlijk een
structureel probleem, waarbij D66 de minister alle ruimte geeft om te
doen wat goed is, aldus de woordvoerder van D66.

Ik deel die mening met de woordvoerder Economische Zaken van D66, omdat
ik denk dat het goed is om op te komen voor de werkgelegenheid. Het
schijndebat dat wij hier voeren over de vraag waar het aan ligt en hoe
wij toch meer hernieuwbare energie kunnen gebruiken, past hier niet.
Vandaag hebben wij het over de vraag hoe wij die ALDEL-achtige
energie-intensieve bedrijven kunnen helpen, omdat het natuurlijk gaat om
de werkgelegenheid.

Met de SP deel ik de analyse dat er onvoldoende informatie beschikbaar
lijkt over de huidige kostenstructuur van de Nederlandse elektriciteit-
en gasnetwerken. Ook is er volgens mij onvoldoende inzicht in de
variabelen in het gebruik bij afnemers die de kostenstructuur
beïnvloeden. Wat mij betreft, zou het dan ook goed zijn om daaraan
volgend jaar een AO te wijden om eens goed met elkaar na te denken: hoe
zit het met die kosten, waar komen ze vandaan en hoe kunnen we die
bespreken? Misschien kunnen wij dat voorstellen in een
procedurevergadering.

Misschien kunnen wij dat in een procedurevergadering voorstellen.

Het derde amendement van GroenLinks gaat over een evaluatiebepaling. Ik
ben nooit tegen evaluaties, maar volgens er een evaluatie in de
Elektriciteitswet. Ik zal mijn fractie toch adviseren om tegen te
stemmen vanwege de toelichting. Het gaat GroenLinks namelijk niet zozeer
om het redden van ALDEL als wel om het bekijken op welke manier wij
elektriciteitsproductie uit restwaarde nog meer kunnen stimuleren en
gebruikers kunnen ontmoedigen om daarmee de duurzame transitie voor
elkaar te krijgen. GroenLinks zegt dus eigenlijk: wij kiezen windmolens
boven banen. Daar hoeven wij niet aan mee te werken. Dus ik zal mijn
fractie negatief adviseren op dit amendement.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik dacht dat de VVD het
regeringsbeleid steunt waar het energieakkoord op aanstuurt. Daar staat
toch een duidelijke toename van windenergie in. Dus waarom zegt de heer
Leegte ten eerste dat windenergie blijkbaar geen banen creëert?  En ten
tweede, steunt hij wel of niet het energieakkoord en de uitwerking
daarvan door deze regering? Ik ben nu in verwarring.

De heer Leegte (VVD): Zoals ik vaker heb gezegd, zorgt het stimuleren
van hernieuwbare energie voor dure melkertbanen, maar het staat in het
regeerakkoord en het energieakkoord, dus dat gaan wij doen. Wij zijn
goed voor onze handtekening. Mooier kan ik het niet maken. Dat is hoe
het is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De heer Leegte is het er niet mee
eens, maar doet het toch onder druk?

De heer Leegte (VVD): Nee, ik doe het helemaal niet onder druk. Dit is
een goed kabinet met de Partij van de Arbeid en de VVD, dat goede dingen
doet voor de Nederlandse economie. Daar zitten winstpunten en
verliespunten in. Op het gebied van hernieuwbare energie zou de VVD
andere keuzes hebben gemaakt, zoals iedereen hier. Dit is een van de
debatten waarin de tegenstellingen tussen partijen het grootst zijn. Dat
neemt niet weg dat wat wij hebben afgesproken, goed is. Daar staan wij
volledig achter, maar je moet niet je ogen sluiten voor de
werkelijkheid. Dat doe ik dan ook niet. Wat wij doen, wil ik ook doen in
het volle besef van de consequenties. Het is goed dat wij één
consequentie, namelijk het dreigend faillissement van ALDEL, kunnen
aanpakken. Als wij daar op 5 december over stemmen, vind ik dat een mooi
sinterklaascadeau voor de mensen in Groningen.

De voorzitter: Dank u wel.

Dan gaan wij naar de tweede termijn van de heer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Die
was heel degelijk en af en toe ook heel openhartig. Ik zal mij in tweede
termijn beperken tot de vraag: wat is er nou een zootje en wat moet er
al dan niet worden opgezouten?

De minister veronderstelt dat ik de tariefstructuur op dit moment een
zootje vind. Dat heb ik niet gezegd. Dat zou zo kunnen zijn, maar ik
weet het gewoon niet. De analyse die ten grondslag ligt aan het
wetsvoorstel, mag wel worden bestempeld als een zootje, al is het
misschien een noodzakelijk zootje. Het is haastwerk omdat onze buren op
diezelfde toer zitten. Maar de minister is niet alleen verantwoordelijk
voor de korte termijn -- de SP vindt het heel belangrijk dat wij niet
gekke Henkie zijn en ons in dit opzicht niet de kaas van het brood laten
eten -- wij moeten ook zorgen voor de juiste prikkels die bedrijven
ertoe aanzetten op de lange termijn efficiënter te gaan werken en dus
tot de wereldtop te blijven behoren op het gebied van
energie-efficiency. Dat is de enige manier om op termijn die goede
positie te behouden. Ik weet niet of de huidige tarievenstructuur daar
wel deugdelijk voor is. Vandaar dat ik een motie op dit punt wil
indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Tweede Kamer en regering van mening zijn dat de
tariefstructuur voor netwerken kostengeoriënteerd dient te zijn;

overwegende dat er op dit moment geen samenhangende analyse beschikbaar
is van de bestaande kostenstructuur van de Nederlandse elektriciteits-
en gasnetwerken, noch een analyse van de variabelen in het gebruik bij
de afnemers die de kostenstructuur beïnvloeden;

verzoekt de regering om binnen een jaar een analyse als bedoeld te laten
uitvoeren en de Kamer te betrekken bij de onderzoeksopdracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33777).

De heer Paulus Jansen (SP): Daarmee kom ik op de vraag wat wij moeten
opzouten. Zoals minister Kamp zal zien als hij de motie leest, zijn wij
best bereid om dit punt even op te zouten, in die zin dat wij hem nog
even de tijd willen geven om daarmee te komen. Dit is een urgent
wetsvoorstel dat snel afgehandeld moet worden. Daar zijn wij het over
eens. In de motie staat "binnen een jaar". Wij kunnen een en ander ook
koppelen aan stroom. Dat kan een optie zijn, maar de minister zal moeten
erkennen dat wij de lange termijn ook in het oog moeten houden. Graag
krijg ik daarop een heldere reactie.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Met de SP zou ik zeggen dat in
ieder geval de onderbouwing van dit wetsvoorstel niet al te ruim was. De
minister heeft echter wel aangegeven dat de urgentie heel groot is. Dat
compenseert voor een deel het ontbreken van harde cijfers over de vraag:
waar hebben we het nou werkelijk over? Er blijft echter een vraag staan,
ook na de inspirerende woorden van de heer Leegte, die mijn collega zo
goed aanhaalde. Als we spreken over een level playing field, hebben we
het natuurlijk niet alleen over Duitsland. Als we spreken over de
bedrijven die van deze regeling gaan profiteren, hebben we het niet
alleen over ALDEL. Voor ALDEL is het misschien Duitsland, maar voor
andere bedrijven die ook onder deze regeling vallen, zijn misschien
andere onderdelen van het Europese level playing field van belang. Ik
heb geen inzicht in het verschil tussen de Nederlandse situatie en
bijvoorbeeld de situatie in België of Frankrijk. Kan de minister mijn
fractie daar nog over informeren? Dan kan ik dat nog betrekken bij onze
afweging ten aanzien van het wetsvoorstel.

Ik sluit mij wel graag aan bij wat de heer Leegte over de noodzaak tot
structurele versterking zei; ook de heer Jansen refereerde daaraan. Dat
is voor mijn fractie altijd een heel belangrijk element bij dit soort
noodverbanden. Dragen zij uiteindelijk bij aan een structurele
versterking en verbetering van de situatie, waardoor dat noodverband op
termijn misschien niet meer nodig is? Als je ze zou afschaffen omdat ze
niet meer nodig zijn, zullen de bedrijven daar natuurlijk ook geen
bezwaar tegen hebben. Ik heb een suggestie om dat te koppelen, waarop ik
zo meteen terugkom in een motie.

Het lijkt mij een uitstekend idee om met elkaar van gedachten te
wisselen over de werkelijke kosten van het netwerk. Ik denk namelijk dat
wij het uitgangspunt van de kostenoriëntatie allemaal belangrijk
vinden. Dan moeten wij ook weten, als wij daarvan afwijken, wanneer wij
daarvan afwijken en waarom wij dat doen. Ik had samen met de heer Vos
een motie voorbereid over de race to the bottom, omdat wij ons allebei
zorgen maakten over die race to the bottom. Wat mij betreft heeft de
minister echter voldoende toegezegd dat hij daarover het gesprek aangaat
en dat hij dat eigenlijk een onwenselijke situatie vindt. Die motie zal
ik dus niet indienen. Daarmee blijven drie moties over. Met excuses,
want ik had er twee, maar tijdens het debat kwam er nog eentje bij. Dat
krijg je als je blijft nadenken tijdens het debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontwikkelingen in het karakter van zowel het aanbod als
de vraag naar elektriciteit sterk aan verandering onderhevig zullen zijn
door de verdere integratie van markten, duurzame energie en smart grids;

overwegende dat er bedrijven zijn die hun vraag gemakkelijk kunnen
aanpassen bij een hoge energievraag, maar dat de maatschappelijke
meerwaarde daarvan nog niet erkend of beloond wordt;

verzoekt de regering, de gevolgen van de wetgeving met betrekking tot de
volumecorrectie uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding te evalueren en
de Kamer hierover te informeren;

verzoekt de regering, bij die evaluatie de voordelen van het
stabiliseren door middel van vrijwillige vraagsturing te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33777).

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Overigens komt het door mij voorgestelde
evaluatiemoment overeen met het reguliere moment van evaluatie van de
Elektriciteitswet. De reden dat ik deze motie alsnog indien, ondanks dat
er een amendement van GroenLinks op hetzelfde punt ligt, is dat de heer
Leegte net de toelichting van GroenLinks aanvoerde als reden om ertegen
te gaan stemmen. Deze motie heeft die toelichting niet, dus wellicht
maakt zij toch nog een kans bij de VVD-fractie.

De voorzitter: Gaat u verder.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik meende dat de heer Leegte een vraag
wilde stellen.

De voorzitter: Hij wuifde omdat hij de motie ondersteunde.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Steun voor de indiening was al voldoende,
maar steun voor de motie is helemaal mooi.

Omdat we het continu hebben over een level playing field om tussen de
verschillende landen nader tot elkaar te komen, dien ik de volgende
motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in steeds grotere mate sprake is van een
geïntegreerde regionale markt voor energie in Nederland, België,
Frankrijk, Luxemburg en Duitsland, waardoor Nederland bijvoorbeeld vorig
jaar voor 30% van de tijd netto-stroomimporteur was;

overwegende dat hierdoor de knelpunten en investeringen op het
elektriciteitsnet van ieder land steeds nadrukkelijker
grensoverschrijdende gevolgen hebben voor buurlanden, terwijl per land
de kosten verhaald moeten worden;

verzoekt de regering, in overleg te treden met onze buurlanden over een
gemeenschappelijk referentiekader voor het vaststellen van een
nettarief, om regionaal een gelijk speelveld te bieden aan producenten
en afnemers van stroom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en
Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33777).

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Tot slot heb ik een motie over de
structuurversterking. Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat we een
juiste prikkel behouden voor energiebesparing?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is om energie-intensieve
bedrijven een korting op de transporttarieven te verlenen;

overwegende dat dit de energielasten van deze bedrijven verlaagt,
waardoor dit mogelijk ten koste gaat van de businesscase van
energiebesparingsprojecten;

overwegende dat energiebesparing juist van groot belang is voor de
structurele concurrentiekracht van deze bedrijven;

verzoekt de regering, de korting te koppelen aan de prestatie onder de
een-op-eenafspraken voor energiebesparing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33777).

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. De minister heeft aangegeven dat hij
inziet dat de chemische industrie in Nederland in de verdrukking zit. Ik
ben blij met dit inzicht en met de aandacht die dit van de minister
heeft, maar het is nog geen structurele oplossing. Sterker nog, vanwege
het prijsopdrijvende beleid van dit kabinet -- ik heb hieraan al
aandacht besteed in mijn eerste termijn -- zal het niet lang duren
voordat wij bij het volgende noodverband zijn aanbeland.

Om te voorkomen dat andere bedrijven en huishoudens en bedrijven
hiervoor gaan opdraaien, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de noodzakelijke vrijstelling van de transportkosten
voor

de energie-intensieve industrie zorgt voor een ongewenste verschuiving

van de lasten van 21 miljoen richting andere bedrijven en huishoudens;

overwegende dat een verdere lastenverzwaring voor bedrijven en

huishoudens ongewenst is;

verzoekt de regering, de lastenverzwaring die dit wetsvoorstel met zich

meebrengt voor de overige energiegebruikers in Nederland te

compenseren vanuit de beschikbare subsidiepot voor duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33777).

De heer Paulus Jansen (SP): Het klinkt alsof dit een principieel punt is
voor de PVV-fractie. "Als dat niet gebeurt, steunen wij het wetsvoorstel
niet." Is dat ook het geval?

Mevrouw Klever (PVV): Het is goed dat u dat vraagt. Nee, wij steunen het
wetsvoorstel sowieso. Ik heb in mijn termijn echter heel duidelijk
aangegeven dat wij tegen het prijsopdrijvende energiebeleid van dit
kabinet zijn en dat dit slechts een doekje voor het bloeden is. Wij
hebben een probleem met het feit dat wij de lasten voor andere groepen
moeten verzwaren vanwege de verduurzaming, die ook door uw partij altijd
fel bejubeld wordt. Die lasten mogen niet verder opgedreven worden.

De heer Paulus Jansen (SP): Maar per saldo vindt de PVV-fractie een
kostenverhoging van €1 à €1,50 voor de huishoudens per jaar
acceptabel om deze bedrijven te redden?

Mevrouw Klever (PVV): Wij rekenen op de steun van de SP-fractie voor
deze motie. Ik neem immers aan dat ook de SP-fractie niet wil dat de
kosten voor huishoudens nog verder omhooggaan.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de
beantwoording van de vragen. Ik wil hem ook bedanken voor de toezegging
om nog eens goed op een rijtje te zetten wat wij allemaal kunnen doen op
het gebied van decentrale energie en de opwekking van duurzame
elektriciteit.

Wij hebben sympathie voor het amendement van GroenLinks over de
corporaties en de verenigingen van eigenaren en de rol die zij spelen.
Gezien de toelichting van de minister, zullen wij op dit moment echter
niet voorstemmen en wachten wij de nadere informatie van de minister op
dit gebied af.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee is er een einde gekomen aan de tweede
termijn van de Kamer. Ik constateer dat naast de drie amendementen zes
moties zijn ingediend. Wij schorsen even zodat de minister alle moties
kan doornemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Kamp: Voorzitter. Mevrouw Van Tongeren zei: als je de grote
energie-intensieve bedrijven met een stabiel patroon tegemoetkomt, kun
je ook tien kleinere bedrijven tegemoetkomen die met elkaar net zoveel
presteren. Ja, en je kunt ook 100 kleinere bedrijven of 10.000 kleinere
bedrijven tegemoetkomen die met elkaar hetzelfde presteren, maar terwijl
we daarover zitten te praten en te verfijnen, zakt de boel in elkaar.
Dat is toch geen manier van doen? Het is toch veel beter om vast te
stellen dat grote energie-intensieve bedrijven last hebben van de
aantasting van het level playing field, dat het voor de werkgelegenheid
in Nederland van belang is om daar iets aan te doen en dat dit met zes
beleidsinvalshoeken gedaan kan worden? Dit is een van die
beleidsinvalshoeken en daar nemen we nu een besluit over. Ik denk dat
dit heel goed is onderbouwd en dat het heel nuttig is om dit toe te
spitsen op bedrijven die heel veel elektriciteit afnemen. Soms wordt 40%
van hun kostprijs bepaald door de afname van elektriciteit. Je richt je
dus op de bedrijven waar de problemen zich echt concentreren. Je kunt
daar wel een heel grote andere groep bij halen, maar daar speelt dit
allemaal in veel mindere mate. Ik denk dus dat het niet zinvol is om te
doen wat mevrouw Van Tongeren suggereert.

Mevrouw Van Tongeren verzoekt in haar motie op stuk nr. 12 om de Wet
milieubeheer en de tegenprestaties onder de
energie-investeringsaftrekregeling voor deze bedrijven streng te
handhaven. Ik heb geen behoefte aan zo'n signaal. Het signaal dat
volgens mij nu moet worden afgegeven, is dat wij recht willen doen aan
de betekenis van bedrijven voor het drukken van de beheerskosten, dat
wij dat op deze manier willen doen en dat dit de bedrijven ook
tegemoetkomt op het punt van het level playing field. Om dan nu bij
motie uit te spreken dat wij andere wetten streng gaan handhaven … We
gaan alle wetten handhaven. Daar hebben we in recente discussies in de
Kamer over gesproken. Ik denk dus dat zo'n motie op dit moment geen
meerwaarde heeft. Vandaar dat ik deze motie ontraad.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 13 van de heer Jansen. De heer Jansen
loopt net als ik al wat langer mee in dit huis. Hij weet dus dat er
allerlei dingen zijn die je kunt oppakken, uitzoeken en proberen om nog
beter te doen, maar als je dat allemaal op elkaar stapelt, kom je daar
op een gegeven moment niet meer uit. Wij zijn op het punt van ons
energiebeleid zeer ambitieus. We hebben in het regeerakkoord veel dingen
opgeschreven, net als in het energieakkoord. Dat moet nu allemaal
gerealiseerd worden. Er moet het komende jaar nog heel veel gedaan
worden. Ik ben er geen voorstander van om daar ook nog die analyse van
de tarieven bij te zetten. Ik ben wel bereid om met de ACM te bekijken
wat een natuurlijk moment is om dit op een verantwoorde manier in te
passen in al onze andere werkzaamheden. Als de heer Jansen dat jaar niet
als een harde grens stelt maar wil dat dit punt op enig moment, niet te
ver weg, de aandacht krijgt die het volgens hem verdient -- dat begreep
ik ook uit zijn toelichting -- en als hij mijn uitleg accepteert dat ik
samen met de ACM zal nagaan op welke manier en waaraan gekoppeld wij dit
binnen een redelijke termijn kunnen doen, laat ik het oordeel over deze
motie over aan de Kamer.

De heer Paulus Jansen (SP): Daartoe ben ik bereid. Ik heb ook de
suggestie gedaan om te bekijken in hoeverre dit thema gekoppeld kan
worden aan de stroomagenda. Volgens mij noemde ook de heer Vos in zijn
eerste termijn een element van zo'n studie in relatie tot de
kostenstructuur van de inpassing van windenergie in de regionale netten.
Dat lijkt mij een goed natuurlijk moment om dit zonder al te veel extra
werk mee te nemen.

Minister Kamp: Met de beleidsnotitie Stroom moet ik in het eerste
kwartaal van het volgende jaar komen. Ik kan de heer Jansen verzekeren
dat dat werk genoeg is. Dit aspect krijg ik in ieder geval niet in het
eerste kwartaal van volgend jaar voor elkaar. Het door de heer Jansen
genoemde element zit inderdaad in de beleidsbrief Stroom. Dat zullen we
dus in dat verband met elkaar bespreken, maar ik ben zeker niet in staat
om dan ook te komen met de analyse van hoe de tarieven zijn opgebouwd en
van alles wat daarbij komt kijken.

Ik heb al aangegeven dat ik dat niet zo overneem. Ik heb daar mijn eigen
uitleg aan gegeven. Ik zal in de beleidsbrief stroom duiden hoe ik het
proces in dit verband zie. Dat zal een nadere uitwerking zijn van wat ik
zonet tegen de heer Jansen heb gezegd. Als de heer Jansen kan instemmen
met de uitleg die ik heb gegeven, laat ik het oordeel over deze motie
aan de Kamer.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat kan ik, voorzitter.

De voorzitter: Helder!

Minister Kamp: In haar motie op stuk nr. 14 verzoekt mevrouw Van
Veldhoven de regering om de gevolgen van de wetgeving met betrekking tot
de volumecorrectie uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding te evalueren.
Ik heb over die evaluatie tegen mevrouw Van Tongeren gezegd wat ik
daarover heb gezegd. Mevrouw Van Veldhoven is mij even lief als mevrouw
Van Tongeren, dus ik geef haar geen andere reactie daarop. Ik laat het
oordeel over deze motie aan de Kamer, maar ik heb er zelf geen behoefte
aan.

In de motie-Van Veldhoven/Leegte op stuk nr. 15 wordt de regering
verzocht om met de buurlanden te overleggen over een gemeenschappelijk
referentiekader voor het vaststellen van nettarief. Dat vind ik een
begaanbare weg en ik vind het nuttig om te doen. We zijn al begonnen om
dat in gang te zetten, zowel met Duitsland als in Noordwest-Europees
verband als in Europees verband. Ik laat het oordeel over deze motie dus
aan de Kamer.

In de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 16 wordt de regering verzocht om
de korting te koppelen aan de prestatie op de een-op-eenafspraken over
energiebesparing. Ik wil dat niet doen. Ik denk dat de
energiebesparingsafspraken van groot belang zijn. Ik ben ook zeer
gemotiveerd om die zeker voor dit soort bedrijven de aandacht te geven
die ook mevrouw Van Veldhoven eraan wens te geven, maar ik wil niet
iedere keer alles aan elkaar koppelen. Hier heb ik iets te doen wat
volgens mij voor de bedrijven belangrijk is en wat ook verstandig is om
recht te doen aan het kostenveroorzakingsprincipe. Ik zou graag met deze
wet een eenduidig signaal af willen geven. Ik wil daar niet nog eens
voorwaarden aan koppelen waardoor het signaal verzwakt. Om die reden
ontraad ik deze motie.

Mevrouw Klever diende de motie op stuk nr. 17 in, over de extra kosten
voor de overige energieverbruikers. Ik heb gezegd dat het voor een klein
mkb-bedrijf gaat om €7,50 per jaar, voor een huishouden maximaal om
€1,50 per jaar en voor een bouwmarkt of een vergelijkbaar groot
bedrijf om minder dan €100 per jaar. Mevrouw Klever vindt dat ik die
bedragen uit de SDE-plusregeling moet halen. Dat kan ik niet doen. De
SDE-plusregeling is gebaseerd op een wet, en die wet staat mij niet toe
om dat te doen. Om die reden ontraad ik de motie van mevrouw Klever.

De heer Leegte heeft een bepaalde manier van formuleren waardoor hij
steeds afstand neemt van de transitie richting duurzame energie die op
dit moment wordt opgezet. Mag ik de heer Leegte er toch aan herinneren
dat in het verkiezingsprogramma van de VVD staat dat er voor het jaar
2020 14% duurzame energie moet komen? Daar is al een ambitieus
transitieprogramma voor nodig. Mag ik hem er ook aan herinneren dat zijn
fractie ook het regeerakkoord heeft onderschreven, waarin staat dat er
16% duurzame energie in het jaar 2020 moet komen, en dat hij ook het
energieakkoord zijn steun heeft gegeven? Ook daarin is die 16%
opgenomen, maar dan voor het jaar 2023. Ik denk dat de overgang naar
duurzame energie een zo belangrijk maatschappelijk proces is, ook
blijkens het verkiezingsprogramma van zijn partij, het regeerakkoord van
zijn partij en het energieakkoord dat hij gesteund heeft, dat ook bij de
uitwerking van het beleid gehoopt mag worden op de steun van de fractie
van de heer Leegte en van de heer Leegte persoonlijk.

Voorzitter, dit waren de punten die ik graag naar voren wilde brengen.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter, ik zou bijna bij interruptie de
heer Leegte de vraag willen stellen: wat is hierop uw antwoord?

De voorzitter: Maar helaas gaat de heer Leegte er zelf over of hij er
nog iets op zegt, en dat is volgens mij niet het geval! Ik zie nog wel
een interruptie van mevrouw Van Veldhoven. Of een mededeling, dat weet
ik niet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik had de minister nog een korte vraag
gesteld over het level playing field ten opzichte van andere buurlanden
of andere landen waar Nederland veel handel mee drijft.

Minister Kamp: Ja, daarop moet ik inderdaad nog antwoorden en ik zal ook
nog reageren op een punt van de heer Vos.

Eerst wat betreft de buurlanden. In België en in Frankrijk is sprake
van een heel andere situatie. Mevrouw Van Veldhoven weet ook dat in
Frankrijk meer dan 50% nucleaire energie wordt gebruikt. De discussie
daar gaat over de vraag hoe dit nog verder kan worden opgevoerd. In
België is men van plan extra gascentrales te bouwen, terwijl die in
Nederland op dit moment leeg staan. Er is daar dus echt sprake van een
andere situatie.

De verstoring van het level playing field wordt niet veroorzaakt door
België of Frankrijk, maar door Duitsland. Dit land heeft de meest
vergaande regeling getroffen en het geeft op dit moment 100% korting. De
directe concurrentie wordt ons op dit moment aangedaan door ons buurland
dat vijf maal zo groot is als Nederland en dat de sterkste economische
macht in Europa is. Daar reageren wij op. Ik heb daar geen andere landen
bij betrokken; ik heb alleen gereageerd op de praktische situatie die
zich op dit moment voordoet in de relatie met Duitsland.

Het voorbeeld van Duitsland kan natuurlijk worden gevolgd door andere
landen. Ik heb liever niet dat wij dat afwachten en dat wij vervolgens
in Nederland met de negatieve effecten worden geconfronteerd. Ik ben er
liever snel bij. Daarom heb ik het voorstel gedaan dat nu voorligt.

De heer Vos heeft van zijn opvattingen over lokale energie ook al laten
blijken tijdens het wetgevingsoverleg dat wij daarover hebben gevoerd.
Wij zijn toen gezamenlijk tot conclusies gekomen. Ik heb nu toegezegd
dat ik de verschillende discussiepunten over lokale energie, die nog
naar voren zijn gebracht door de heer Vos en anderen, op een rijtje zal
zetten in het verband van de beleidsbrief Stroom die in het eerste
kwartaal van komend jaar aan de Kamer zal worden aangeboden. De heer Vos
kan die discussiepunten dan nog eens overzien en hij kan dan bezien of
zijn opvattingen en de conclusies die hij daaruit heeft getrokken, nog
steeds gelden of dat op onderdelen bijstelling nodig is. Ik stel voor om
die discussie te voeren bij de behandeling van de beleidsbrief Stroom.

Dat was het, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee komen wij aan het einde van de
beraadslaging.

Er zijn drie amendementen en zes moties voorgesteld. De stemming over
het wetsvoorstel inclusief amendementen en moties is aankomende
donderdag.

De minister heeft één toezegging gedaan, namelijk dat hij in het
eerste kwartaal van 2014 bij de Kamer terug zal komen op de lokale
energieopwekking in het kader van de beleidsbrief Stroom.

Ik dank iedereen voor de inbreng vanavond. Ik wens de minister een goede
reis naar Limburg; dat is altijd een groot genoegen.

Sluiting: 21.04 uur

  SAVEDATE  \@ "dd-MM-yyyy / H:mm"  \* MERGEFORMAT  03-12-2013 / 9:54 		
 DOCPROPERTY  Vergadernr  \* MERGEFORMAT  OSV21  -   PAGE \* MERGEFORMAT
 2