[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 23 en 24 januari 2014 in Athene

Bijlage

Nummer: 2014D01019, datum: 2014-01-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 23 en 24 januari 2014 (2014D01018)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van

de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

23-24 januari 2014 te Athene

I. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte

Op aandringen van een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft
tijdens de JBZ-Raad van 6-7 december 2013 een eerste inhoudelijke
bespreking plaats gevonden over de toekomstige JBZ-samenwerking. Er was
brede steun van lidstaten voor focus op consolidatie, implementatie en
kostenefficiëntie, zoals ook benadrukt in de gezamenlijke brief van
acht lidstaten op initiatief van Nederland, Zweden en Finland
(Kamerstukken II 2013/14, 32 317, nr. 200). Tijdens deze informele
JBZ-Raad zal er verder van gedachten gewisseld worden over de
uitgangspunten en prioriteiten voor het JBZ-meerjarenbeleid vanaf 2015,
in aanloop naar de vaststelling door de Europese Raad, ingevolge artikel
68 VWEU, van de strategische richtsnoeren voor de JBZ-samenwerking in
juni 2014.

Nederland zet actief in op beïnvloeding van het toekomstige
JBZ-meerjarenbeleidskader. Met het oog op de beïnvloeding is een
kabinetsstandpunt voorbereid dat met uw Kamer is gedeeld. Het behelst
een visie op hoofdlijnen ten aanzien van de richting waarin het
JBZ-beleid zich vanaf 2015 volgens het kabinet moet ontwikkelen
(Kamerstukken II 2013/14, 32 317, nr. 196). Het kabinetsstandpunt dient
als een referentiekader, op basis waarvan de Nederlandse inzet
systematisch zal worden uitgedragen, zo ook tijdens de informele
JBZ-Raad.

Procedurele rechten voor kwetsbare verdachten en veroordeelden, de
onschuldpresumptie en rechtsbijstand

De Commissie zal een discussie inleiden over de op 27 november 2013
gepresenteerde richtlijnen over procedurele waarborgen voor kinderen die
verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure, over versterking van
het vermoeden van onschuld en over voorlopige rechtsbijstand voor
verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand
in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel. 

De richtlijn over waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde
zijn in een strafprocedure, vloeit voort uit de resolutie van de Raad
van 30 november 2009 over een routekaart ter versterking van de
procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures. Het
voorstel heeft betrekking op minderjarigen die worden verdacht van een
strafbaar feit. Het beoogt de positie van minderjarigen te beschermen
vanaf het moment waarop een verdenking ontstaat tot het moment waarop de
berechting eindigt. Ter verwezenlijking van het recht op een eerlijk
proces wordt aan de minderjarige een aantal rechten toegekend. Naast
deze rechten krijgen de minderjarigen bescherming doordat verhoren
audiovisueel worden geregistreerd en hebben zij recht op medische
bijstand.

Ook het voorstel over voorlopige rechtsbijstand volgt uit de genoemde
routekaart. Het bevat de verplichting voor lidstaten om te voorzien in
gefinancierde voorlopige rechtsbijstand voor verdachten die van hun
vrijheid zijn beroofd. Tevens bevat het voorstel de verplichting voor
uitvoerende lidstaten om in overleveringszaken te voorzien in voorlopige
rechtsbijstand voor opgeëiste personen die op grond van een Europees
aanhoudingsbevel (EAB) in zo’n lidstaat zijn aangehouden. In beide
gevallen gaat het om rechtsbijstand vanaf de aanhouding tot aan de
definitieve beslissing inzake het al dan niet toewijzen van
rechtsbijstand. Daarnaast bevat het voorstel met betrekking tot
overleveringszaken de verplichting voor de lidstaat die een EAB heeft
uitgevaardigd, om te voorzien in (de mogelijkheid van) rechtsbijstand
wanneer de opgeëiste persoon heeft aangegeven in die lidstaat een
raadsman te willen aanwijzen.

De derde richtlijn wil het recht van personen om voor onschuldig te
worden gehouden totdat zij schuldig zijn bevonden aan het plegen van een
strafbaar feit – vaak ook aangeduid als de ‘onschuldpresumptie’
– versterken. Het recht op het vermoeden van onschuld wordt vervolgens
geconcretiseerd in een aantal bepalingen. Autoriteiten dienen zich te
onthouden van uitingen over verdachten als zouden zij reeds veroordeeld
zijn. Voorts dient de bewijslast in strafzaken te rusten op het openbaar
ministerie. Verder zijn verdachten niet verplicht om voor zichzelf
belastende verklaringen af te leggen noch om medewerking te verlenen aan
een strafrechtelijk onderzoek waarin zij als verdachte gelden.
Verdachten komt bovendien een zwijgrecht toe; zij dienen hierop door
middel van een cautie te worden gewezen. Ten slotte wil de richtlijn het
recht van de verdachte om aanwezig te zijn bij de berechting versterken.
Het gaat in dit verband om algemene uitgangspunten voor wat doorgaans
wordt aangeduid als de verstekregeling. Dit laatste onderdeel van de
richtlijn staat in beginsel los van het recht op het vermoeden van
onschuld.

De kabinetsreactie op deze voorstellen is neergelegd in de gebruikelijke
BNC-fiches, die op korte termijn aan beide Kamers der Staten-Generaal
zullen worden aangeboden.

Grensoverschrijdende uitvoering van geringe vorderingen 

Tijdens de informele Raad spreken de lidstaten over het voorstel tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure
voor geringe vorderingen en Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het
Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een
Europees betalingsbevelprocedure. De kabinetsreactie op dit voorstel is
neergelegd in een BNC-fiche dat reeds aan beide Kamers der
Staten-Generaal is aangeboden (Kamerstukken II 2013/14, 22 112, nr.
1758).

Voorgesteld wordt om de verordening inzake de Europese procedure voor
geringe vorderingen te herzien. Daarbij wordt onder meer het
toepassingsbereik van de verordening verruimd tot vorderingen tot €
10.000 en moet het mogelijk worden om in de procedure elektronische
(tele)communicatiemiddelen te gebruiken, alsmede om de gerechtskosten
online te betalen. Ook wordt een plafond (maximumbedrag) vastgesteld
voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden
gebracht. 

Nederland is positief over de uitbreiding van het toepassingsbereik van
de verordening tot vorderingen tot € 10.000, nu dit de toegang tot de
rechter voor zowel consumenten als ondernemers voor de beslechting van
grensoverschrijdende geschillen betreffende geringe vorderingen kan
verbeteren.

Nederland staat in beginsel ook positief tegenover de introductie in de
procedure van elektronische (tele)communicatiemiddelen. Daarbij is het
wel van belang dat de lidstaten niet worden verplicht om een
afzonderlijk digitaliseringstraject in te richten specifiek voor de
Europese procedure voor geringe vorderingen. Dit zou immers betekenen
dat grote kosten zouden moeten worden gemaakt voor een beperkt aantal
zaken. Over een dergelijk voorstel zou Nederland om die reden een
negatief proportionaliteitsoordeel hebben. Naar het oordeel van
Nederland zou het een passender oplossing zijn wanneer de lidstaten
worden aangemoedigd om het gebruik van elektronische
(tele)communicatiemiddelen mogelijk te maken. Bestaan deze middelen
reeds in nationale procedures, dan zouden de lidstaten het gebruik
daarvan in de Europese procedure voor geringe vorderingen toe moeten
staan.

Nederland oordeelt negatief over het voorstel tot vaststelling van een
plafond voor de griffierechten. Dit voorstel zou ertoe leiden dat wij de
tarieven die nu op basis van de Wet griffierechten burgerlijke zaken
worden geheven, zullen moeten aanpassen en in veel gevallen fors zullen
moeten verlagen. Daarmee zou dit voorstel aanzienlijke consequenties
kunnen hebben voor het stelsel van financiering van de rechtelijke
macht. Bovendien is Nederland van oordeel dat artikel 81 VWEU, de
verdragsbepaling waarop de verordening gebaseerd is, de Europese
wetgever niet de bevoegdheid geeft tot het nemen van een dergelijke
maatregel. De onderhandelingen over het voorstel zijn nog niet begonnen.


Internationale aspecten van de algemene verordening gegevensbescherming

Het Voorzitterschap heeft aangegeven tijdens deze Informele Raad te
willen spreken over de bepalingen in hoofdstuk V van de algemene
verordening gegevensbescherming inzake de overdracht van
persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties.
Tijdens het vorige Voorzitterschap is ook al over dit hoofdstuk
gesproken en het Voorzitterschap wil graag de discussie verder brengen.
Het Voorzitterschap is op dit moment bezig met het opstellen van een
discussiestuk. De inhoud van dit discussiestuk is nog onbekend. De
discussie zal waarschijnlijk mede in het licht worden gevoerd van
recente ontwikkelingen, zoals de mededeling van de Commissie over 	het
herstel van vertrouwen in EU-VS gegevensstromen en de evaluatie van het
Safe Harbour regime door de Commissie. De kabinetsreactie op deze
voorstellen is neergelegd in de gebruikelijke BNC-fiches, die op korte
termijn aan beide Kamers der Staten-Generaal zullen worden aangeboden.

Nederland vindt het van groot belang dat de verordening een goede basis
biedt voor overdracht van persoonsgegevens naar derde landen voor zowel
de publieke als private sector en tevens een antwoord geeft op de
uitdagingen van deze tijd, zoals cloud computing. Daarbij streeft
Nederland naar een evenwichtige benadering tussen de belangen van de
bescherming van burgers en de positie van het bedrijfsleven dat soms met
conflicterende verplichtingen uit verschillende jurisdicties wordt
geconfronteerd. Bijzondere aandacht zal Nederland laten blijven uitgaan
naar een zo hoog mogelijke bescherming van de gegevens van Nederlandse
burgers die door de overheid worden verwerkt.

Presentatie door de Commissie Mededeling over preventie van
radicalisering naar terrorisme en gewelddadig extremisme 

De Commissie zal de Mededeling over preventie van radicalisering naar
terrorisme en gewelddadig extremisme presenteren. De Mededeling vormt
een bijdrage aan de revisie van de EU-radicaliseringsstrategie, die de
Europese Contraterrorisme Coördinator dit jaar zal uitvoeren. Een
definitieve versie van de Mededeling is op dit moment nog niet
beschikbaar.

II. Immigratie en Asiel

Terrorisme en grensbewaking

Discussie 

Het Griekse Voorzitterschap heeft op het gebied van terrorisme het
onderwerp “terrorisme en grensbewaking” geagendeerd voor de
JBZ-Raad. Er is nog weinig bekend over de voornemens van het Griekse
Voorzitterschap op het gebied van terrorisme en de agendering van dit
onderwerp. Op het moment van schrijven is het discussiedocument nog niet
beschikbaar.

Toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte 

Zie onder punt 1 van Veiligheid en Justitie, Grondrechten en
Burgerschap.

Bulgarije en de Dublinverordening

Tijdens de informele Raad zal op instigatie van de Europese Commissie
ook gesproken worden over de asielinstroom in Bulgarije die vanaf de
zomer van 2013 substantieel is toegenomen. Deze toegenomen instroom
heeft als gevolg dat de opvangvoorzieningen in Bulgarije onder druk zijn
komen te staan. Dit stelt de Bulgaarse regering voor flinke uitdagingen.
De Bulgaarse regering werkt samen met onder meer de UNHCR en de EASO aan
verbeteringen van het stelsel. In het algemeen overleg van 4 december
2013 is uw Kamer geïnformeerd dat de situatie in Bulgarije voor de
Nederlandse regering aanleiding is om in Bulgaarse Dublinzaken
ruimhartig invulling te geven aan de soevereiniteitsclausule uit de
Dublinverordening, indien de individuele omstandigheden van de
vreemdeling daar aanleiding toe geven. Dit signaal zal de Nederlandse
regering ook uitdragen in de informele JBZ-Raad.

 COM (2013) 821, 822, 824.