Eindtekst
Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met het schrappen van de aanwijzingsbevoegdheid om een privaatrechtelijk lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP aan te wijzen
Eindtekst
Nummer: 2014D03567, datum: 2014-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z12219:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-06-18 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-06-20 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-09-12 14:00: Wijziging van de Wet privatisering ABP (33658) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-01-30 10:14: Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met het schrappen van de aanwijzingsbevoegdheid om een privaatrechtelijk lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP aan te wijzen (33658) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 30 januari 2014 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met het schrappen van de aanwijzingsbevoegdheid om een privaatrechtelijk lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP aan te wijzen VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet privatisering de mogelijkheid te schrappen om te worden aangewezen als een lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid, de onderdelen b en c, komt te luiden: b. een privaatrechtelijk lichaam dat tussen 31 december 1995 en het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP (Stb. 2001, 537) door Onze Minister op grond van de doelstelling en financiële verhouding tot een of meer publiekrechtelijke lichamen is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP of dat daartoe vóór het genoemde tijdstip van inwerkingtreding het verzoek had gedaan; c. een privaatrechtelijk lichaam, waarvan de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van dat lichaam overeenkomen met de arbeidsvoorwaarden van het personeel dat werkzaam is in een van de sectoren genoemd in artikel 1, onder q, onderdeel 1 tot en met 8, dat tussen 16 november 2001 en het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met het schrappen van de aanwijzingsbevoegdheid om een privaatrechtelijk lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP (Stb. PM), door Onze Minister is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP. 2. Het vierde lid vervalt. 3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid. B Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste, tweede en derde lid vervallen. 2. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot eerste tot en met derde lid. ARTIKEL II De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, PAGE PAGE 2