[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag interparlementaire conferentie inzake het Europees Semester

Brief lid / fractie

Nummer: 2014D04899, datum: 2014-02-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z02446:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Interparlementaire conferentie inzake het Europees Semester

VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 10 februari 2014

Van 20 tot en met 22 januari jl. vond in het Europees Parlement te Brussel een interparlementaire conferentie, de “Europese Week”, plaats over het Europees Semester. Conform besluit in uw procedurevergadering d.d. 28 november 2013 heeft het lid Schut-Welkzijn (VVD) hieraan deelgenomen als rapporteur voor het Europees Semester, alsmede de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD) en Omtzigt (CDA) namens de Tweede Kamer en Kneppers-Heijnert (VVD), Backer (D66) en Van der Linden (CDA) namens de Eerste Kamer. Hierbij treft u een kort verslag van de bijeenkomst.

De Europese Week werd georganiseerd door de commissies Economische en Monetaire Zaken (ECON), Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL), en Begroting (BUDG) van het Europees Parlement en door het Griekse parlement. Naast de Europarlementariërs van deze commissies waren delegaties van de nationale parlementen van de volgende landen aanwezig: België, Bulgarije, Kroatië, Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.

20 januari - Plenaire openingssessie: Towards the path of EMU deepening

Na een welkomstwoord door de heer Martin Schulz, voorzitter van het Europees Parlement, was het woord aan de voorzitter van het Griekse parlement, de heer Meimarakis. Hij heette alle aanwezigen welkom bij deze eerste van zeven interparlementaire bijeenkomsten georganiseerd door het Griekse EU-voorzitterschap. Nationale parlementen hebben een rol naast het Europese parlement om door goede samenwerking het democratisch tekort in de Unie weg te werken, stelde de heer Meimarakis. De economie begint in de EU nu langzaam te herstellen van de crisis, maar het winnen van publieke steun voor de hervormingen die in de EU worden doorgevoerd blijft een grote uitdaging. De hervormingen zijn noodzakelijk, en onder meer in Griekenland zijn die aanzienlijk geweest. De kredietwaardigheid van Griekenland is hierdoor verbeterd, maar de sociale kosten waren aanzienlijk. De werkloosheid is nu 27%, voor jongeren zelfs 57%, en een derde van de bevolking heeft te maken met armoede of sociale uitsluiting. Dit onderstreept de noodzaak om publieke steun te behouden, door het leveren van tastbare resultaten die zichtbaar zijn voor de gemiddelde burger en die ook in de Europese context van wederzijds belang zijn. Binnen het Europees Semester betekent dit dat het begrotingstoezicht nu weliswaar goed georganiseerd is, maar dat voor het monitoren van de implementatie van de macro-economische hervormingen nog stappen moeten worden gezet.

Vervolgens hield de heer Barroso, voorzitter van de Europese Commissie, een inleiding waarin hij vooral de nadruk legde op het belang van samenwerking tussen de EU-landen. Beslissingen van de één hebben immers ook effect op de ander. Dit vereist dat de samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement beter gecoördineerd wordt. Hij gaf ook aan dat de Europese Commissie, die verantwoording schuldig is aan het Europees Parlement, bereid is met de nationale parlementen samen te werken. Zo moet uiteindelijk meer coördinatie van beleid gelijk op gaan met democratische legitimiteit en verantwoording.

De tekortkomingen van het economisch bestuur van de EU zijn aangepakt: er zijn nu betere mogelijkheden om lidstaten te dwingen economische hervormingen door te voeren en de begrotingsregels te respecteren, en de bankenunie is goed op streek. De lidstaten hebben hiermee, ook naar derde landen als de VS, Rusland, China en Japan, een politiek signaal afgegeven dat de Euro moet blijven.

Maar nu is het zaak om de hervormingen zelf daadwerkelijk door te voeren, op een manier die zowel op het Europese als op het nationale niveau democratisch gelegitimeerd is. Via het Europees Semester zijn de nationale en Europese beleidsniveaus naar elkaar toegegroeid. De Commissie heeft geen veto over nationale begrotingen, maar daarover is nu wel een dialoog mogelijk tussen beide niveaus. In reactie op parlementariërs die de schuld van economische krimp leggen bij de harde maatregelen die zij hebben moeten nemen van de Trojka en de Europese Commissie, gaf de heer Barroso aan, dat zonder de noodzakelijke hervormingen het met deze lidstaten niet beter zou zijn gegaan. Wat nodig is, is politieke betrokkenheid die verder gaat dan politieke elites en experts. Het politieke debat moet zich nu verder verdiepen. Dat is de onderliggende filosofie van deze Europese Week.

Ook de heer Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, benadrukte in zijn inleiding deze wederzijdse afhankelijkheid van lidstaten van elkaar. Hij noemde de verschillende hervormingen die sinds de crisis uitbrak, zijn doorgevoerd, en ging daarbij in het bijzonder in op de Bankenunie. Nu de depositogarantierichtlijn en het Single Supervisory Mechanism rond waren, hoopte hij op een spoedig akkoord met het Europees Parlement over de Richtlijn afwikkeling en redding van banken.

De volgende stap was volgens Van Rompuy het versterken van de Economische Unie. Met dat doel had de Europese Raad in december gesproken over “partnerschappen” voor concurrentiekracht, groei en banen. Deze moeten zorgen dat structurele hervormingen worden aangepakt met meer verantwoordelijkheid (meer betrokkenheid en investeringen in verstandig economisch beleid) en meer solidariteit (meer steun en financiële prikkels). Hij hoopte dat de Raad hierover in oktober 2014 een akkoord kon sluiten.

Het is natuurlijk aan ieder land om de democratische controle op het handelen van zijn eigen ministers zelf vorm te geven. Adequate democratische verantwoording is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Maar de Raad kan zelf hiertoe ook het initiatief nemen, via het rechtstreeks toezenden van voorstellen aan de nationale parlementen of via interparlementaire conferenties als deze. Ook moet bij nieuwe Europese instellingen zoals die bij het bankentoezicht gezorgd worden voor transparantie en een verslaglegging die controle achteraf van de genomen beslissingen mogelijk maakt.

De heer Van Rompuy stelde tot slot dat er ongetwijfeld nog veel kon worden gedaan om de democratische controle te verbeteren, maar voorstellen daarvoor moesten vooral van de nationale parlementen zelf komen. Hij wachtte deze dan ook met interesse af.

In de discussie die volgde ging de voorzitter van de Duitse Bondsdag, de heer Lammert, in op de verhouding tussen de Europese Week, die traditioneel door het Europees Parlement georganiseerd wordt, en de uit het begrotingsverdrag voortvloeiende zogenaamde Artikel 13 conferentie die voor deze gelegenheid met de Europese Week geïntegreerd was. De Bondsdag is van mening dat het voortouw voor deze conferentie in sterke mate bij de nationale parlementen moet liggen. Tijdens de afsluitende plenaire sessie op woensdag intervenieerde ook de Franse senator Marini over dit onderwerp. Hij stelde dat een interparlementaire conferentie die gedomineerd wordt door het Europees Parlement geen interparlementaire conferentie is. Hij had het op prijs gesteld als het Europees Parlement dit voor het einde van zijn mandaat, op basis van de afspraken die hierover tijdens de Artikel 13 conferentie in oktober 2013 gemaakt, zijn geregeld.

De heer Cash, van het Britse Lagerhuis, deed een oproep om via een aanpassing van de EU-verdragen de positie van nationale parlementen veel sterker te maken. De EU verliest anders nog meer de aansluiting met de kiezers, stelde hij.

Interparliamentary conference on economic governance of the EU (Artikel 13)

Plenaire sessie: Addressing maco-economic imbalances in Europe

Het maandagavond-gedeelte van deze conferentie bestond uit een presentatie1 door prof. Padoan, hoofdeconoom van de OESO. Hij gaf daarin een overzicht van de macro-economische onevenwichtigheden in de EU, waarbij hij ook in ging op de verhouding tussen de EU en derde landen. Het herstel in de EU is nog zwak, bleek uit zijn analyse. Na eerdere recessies afgelopen eeuw ging het herstel sneller, en ook was het effect op de werkgelegenheid kleiner. De werkloosheid in de VS daalt, maar in de EU neemt zij nog toe. Er zijn wel veel hervormingen doorgevoerd, maar het effect ervan zal pas over een aantal jaren merkbaar zijn.

In de discussie die volgde werd onder meer het woord gevoerd door het lid Omtzigt (Tweede Kamer). Hij vroeg de heer Padoan naar aanleiding van de analyse die in de Jaarlijkse Groeianalyse gemaakt wordt van Nederland of hij eerder het begrotingstekort of het overschot op de lopende rekening zou aanpakken. Deze antwoordde dat het er bij het overschot op de lopende rekening niet zozeer om gaat dat dit wordt teruggedrongen, maar dat de investeringen en groei binnen Nederland toenemen. Gegeven een bepaald niveau van belastinginkomsten en overheidsuitgaven is het mogelijk om het belastingstelsel zo in te richten dat deze groei veel meer bevorderen. Dat is wat we moeten doen, volgens de heer Padoan.

Plenaire Sessie: The Democratic legitimacy of economic adjustment programmes

De heer Karas en Ngoc presenteerden het EP-rapport waarin onder meer de democratische legitimiteit van de Trojka besproken wordt. Beide heren trokken de legitimeit alsook de transparantie over de werkzaamheden van de Trojka in twijfel. Zo ontbreekt het aan effectieve communautaire controle en daaruit zouden lessen getrokken moeten worden voor de toekomst. Zo zou het ESM, dat nu nog een intergouvernementele basis heeft, geïmplementeerd moeten worden in de institutionele structuur van de EU om zodoende de democratische verantwoording over de uitgaven uit het ESM te bestendigen.

In de discussie die volgde gaf de heer Lammert (Voorzitter van de Duitse Bundestag) aan het niet eens te zijn met de mening van de heer Karas en Ngoc op het punt van transparantie, legitimiteit en verantwoording. Zo zijn de Memorandum of Understandings (MoU’s), die vastgesteld worden bij de macro-economische aanpassingsprogramma’s, besproken in de lidstatelijke parlementen. Daarnaast dient elke betaling uit de noodfondsen in Duitsland goedgekeurd te worden door het Duitse Parlement.

Volgens Lammert wordt er in de EU teveel aandacht besteed aan de democratische legitimiteit van de macro-economische aanpassingsprogramma’s. De focus zou juist moeten liggen op de effectiviteit van die programma’s. Enkele afgevaardigden uit het Griekse en Cypriotische parlement benadrukten dat er meer oog zou moeten zijn voor de sociale consequenties van de aanpassingsprogramma’s.

Plenaire Sessie: Promoting Growth and jobs in Europe through financing the real economy

De heer Edward Scicluna, voorzitter van de Raad van Gouverneurs van de Europese Investeringsbank sprak over de bevordering van groei en werkgelegenheid in Europa middels financiering van de reële economie. Hij stelde dat het economische vertrouwen binnen de Europese Unie geleidelijk terugkomt, prees in dat opzicht de aanpak van de EU, maar gaf aan dat er nog belangrijke uitdagingen zijn:

  • Privé-investeringen bevinden zich binnen de EU nog steeds onder het niveau van 2008. De totale vermindering van investeringen in de periode 2008-2012 leidt volgens hem tot een economisch verlies van € 540 mld. tegen 2020.

  • Er is een blijvende hoge werkloosheid die in bepaalde landen structureel dreigt te worden.

  • Structurele hervorming van de arbeidsmarkt is noodzakelijk voor de creatie van banen. Daarbij moet er voldoende aandacht zijn voor onderwijs en beroepsopleidingen.

Scicluna benadrukte dat de Europese Investeringsbank (EIB) een belangrijke opdracht heeft liggen in de bevordering van de economische groei door het scheppen van een gunstig investeringsklimaat. Zo kan zij doelgericht verplichtingen/leningen aangaan in sectoren die met een investeringstekort te kampen hebben. Dat is vooral gunstig voor kleine en middelgrote ondernemingen die zwaar zijn getroffen door de terugval van de toekenning van grensoverschrijdende leningen. Bijkomend voordeel daarbij is dat de EIB bij rating-agencies een gunstige AAA-rating heeft. Scicluna sloot af door te stellen dat de EIB haar opdracht zo goed mogelijk probeert te vervullen door de gerichte aanbieding van kapitaal in die markten waar de privé-investeringen achterwege blijven. Zij poogt daardoor een anticyclisch beleid te voeren en levert zo een bijdrage aan de doelstellingen die de Europese Unie zich stelt.

Tijdens de gedachtewisseling stond de rol van de EIB in het stimuleren van economische groei centraal. Daarbij bleek dat consensus over die rol ontbrak. Sommigen stelden dat de EIB haar opdrachten breder zou moeten invullen daar de toename van de openbare investeringen van groot belang zou zijn voor het aantrekken van de groei. Anderen stelden dat de EIB zich zou moeten beperken tot haar kernopdrachten en aan de lidstaten van de Europese Unie ruimte zou moeten laten om op de meest adequate manier op te treden binnen een niet beperkend Europees regelgevingskader. De middelen waarover de bank beschikt, zouden niet voldoende aangewend zijn voor productieve investeringen. Volgens sommigen zouden sociale aspecten en leefmilieu ten slotte meer meegenomen moeten worden door de EIB.

Na afloop van de gedachtewisseling stelde de heer Scicluna dat de geformuleerde opmerkingen wezen op onvrede of strekten tot een evaluatie van het handelen van de EIB, maar dat er geen alternatieven voor het huidige beleid naar voren waren gebracht. In het licht van haar beperkte mogelijkheden moet de EIB nu eenmaal strenge keuzes maken, gebaseerd op een analyse van de te verwachten investeringseffecten. De EIB moet haar beperkte middelen dus investeren in de meest productieve sectoren. Scicluna sloot af door aan te geven dat een uitbreiding van EIB-middelen (en dus ook een toename van de door de bank verleende investeringssteun) in de huidige economische en politieke situatie niet aan de orde is.

Plenaire sessie: Enhanced fiscal surveillance in the EMU

De heer Olli Rehn, Vicepresident van de Europese Commissie en belast met Economische en Monetaire Zaken, leidde de plenaire sessie over 'Versterkt begrotingstoezicht in de Economische en Monetaire Unie' in. Centraal in zijn toespraak stonden de drie principes die voor de EU leidend zijn in het begrotingstoezicht en die beogen duurzame en gezonde overheidsfinanciën te bevorderen:

1. het op orde brengen van overheidsfinanciën moet worden afgestemd op de specifieke situatie van de lidstaten;

2. waar mogelijk wordt gekozen voor maatregelen die een zo min mogelijk negatief effect hebben op de economische groei;

3. bezuinigingen moeten gepaard gaan met structurele hervormingen die economische groei stimuleren en resulteren in langdurige effecten.

Hoewel sinds kort een bescheiden economische vooruitgang zichtbaar is, meent de eurocommissaris dat blijvende aandacht en beleid, met name gericht op het terugdringen van de hoge werkloosheidscijfers in Europa, nodig zijn.

In het aansluitende debat noemde het lid Schut-Welkzijn, tevens Tweede Kamerrapporteur voor het Europees Semester, de maatregelen die Nederland heeft genomen naar aanleiding van de landenspecifieke aanbevelingen. Zij wees erop dat het Nederlandse parlement de regering uitnodigt om de documenten die zij met Europa deelt in het kader van het Europees Semester in het parlement te bespreken. Mevrouw Schut-Welkzijn nodigde vervolgens andere delegaties uit tot het delen van goede ervaringen. Verwijzend naar de Nederlandse ervaringen met het Europees Semester prees eurocommissaris Rehn het Centraal Planbureau, dat beleid doorrekent op economische effecten en ook de verkiezingsprogramma's van politieke partijen doorlicht op de gevolgen van de hierin voorgestelde beleidsmaatregelen voor de economie. Hij wees erop dat dergelijke onafhankelijke nationale instellingen onontbeerlijk zijn voor aanleveren van betrouwbare economische gegevens.

Hiermee eindigde het Artikel 13-gedeelte van de conferentie.

Implementatie van de Europees Semester 2013 en prioriteiten voor het Europees Semester 2014

Het tweede gedeelte van de Europese Parlementaire Week was gewijd aan de bespreking van de implementatie van de cyclus van het Europees Semester 2013 en van de prioriteiten voor het Europees Semester voor 2014 met inleidingen door eurocommissarissen Rehn (Vicepresident, Economische en Monetaire Zaken) en Andor (Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie). De heer Rehn lichtte met name de prioriteiten van de Europese Commissie voor het Europese Semester 2014 toe:

1. een blijvende inzet op gedifferentieerde en groeigerichte aanpak van overheidsfinanciën;

2. het stimuleren van kredietverstrekking door banken voor het ontplooien van economische activiteiten;

3. de bevordering van duurzame groei en concurrentievermogen;

4. de aanpak van de hoge werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis;

5. blijvende aandacht voor moderniseren van het openbaar bestuur.

De heer Rehn benadrukte dat een belangrijk onderdeel van de EU-agenda om het fragiele herstel om te zetten in duurzame groei en werkgelegenheid, gericht is op het opheffen van de schadelijke macro-economische onevenwichtigheden die tijdens de crisis zichtbaar zijn geworden. De procedure voor het adresseren van macro-economische onevenwichtigheden krijgt om deze reden bijzondere aandacht in het Europees Semester.

De heer Rehn pleitte tot slot voor engagement en een gevoel van eigenaarschap van alle betrokkenen in het Europees Semester. Daarbij dichtte hij ook het Europees Parlement en de nationale parlementen een centrale rol toe in het slagen van de doelstellingen van het Europees Semester.

De heer László Andor, eurocommissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, stelde de groeiende armoede en sociale uitsluiting als gevolg van het gebrek aan werkgelegenheid in de lidstaten centraal in zijn inleiding. Hij verwees daarbij naar het op 21 januari 2014 gepubliceerde jaarlijkse verslag van de Europese Commissie over 'Werkgelegenheid en Sociale ontwikkelingen in Europa' en het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid (november 2013) dat als begeleidend document is gepubliceerd bij de mededeling van de Commissie 'Jaarlijkse groeianalyse 2014'. De eurocommissaris waarschuwde dat de verwachtte groei in het BBP slechts een langzame afname van werkloosheid en armoede teweeg zal brengen en vroeg aandacht voor het creëren van een inclusieve arbeidsmarkt en van fatsoenlijk werk. Het hebben van een baan is immers geen automatische garantie op het ontstijgen van armoede.

Verder besprak de heer Andor het recent door de Commissie ontwikkelde scorebord met werkgelegenheids- en sociale indicatoren dat in het Europees Semester 2014 zal worden meegenomen. Hij wees er tevens op dat de hoofdprioriteiten voor het beleid op sociaal en werkgelegenheidsgebied in 2014 gelijk zijn aan die in 2013, met als kanttekening dat een aantal uitdagingen acuter zijn geworden.

Het lid Schut-Welkzijn wees in haar interventie op de maatregelen die in Nederland zijn genomen ten aanzien van pensioenen, waaronder het verhogen van de pensioensleeftijd, maar kaartte het mogelijke gebrek aan solidariteit tussen de verschillende generaties aan. Zij herhaalde tot slot haar oproep aan alle delegaties tot het kenbaar maken van de genomen nationale maatregelen en het onderling uitwisselen van goede praktijken bij de behandeling van het Europees Semester. Eurocommissaris Rehn merkte in aansluiting hierbij op dat in de verschillende lidstaten momenteel een golf van duurzame pensioenhervormingen is ontstaan.

Eurocommissaris Andor bevestigde de oproep van het lid Schut-Welkzijn voor de uitwisseling van goede praktijken door te onderstrepen dat goede modellen, zoals op gebied van pensioenhervormingen, kunnen dienen als voorbeeld voor andere landen. Hij verwees daarbij naar een conferentie te Brussel, gepland op 6 maart 2014, over de vooruitgang van de implementatie van het witboek over Pensioenen.

Het plenaire gedeelte werd 's avonds afgesloten door een werkdiner voor de delegaties. Het diner werd ingeleid met toespraken van de heer Martin Schultz, voorzitter van het Europees Parlement, de heer Vangelis Meimarakis, voorzitter van het Griekse parlement, en de heer Benoît Coeuré, directielid van de Europese Centrale Bank, waarna ruimte voor discussie was.

Bilaterale gesprekken

En marge van de conferentie heeft de delegatie op initiatief van het lid Schut-Welkzijn (Tweede Kamer), gesprekken gevoerd met de Deense en de Duitse delegaties op de conferentie. De gesprekken zijn onderdeel van haar voornemen om als rapporteur Europees Semester nadruk te leggen op het uitwisselen van best practices bij de omgang met landenspecifieke aanbevelingen.

Deense delegatie

Gesproken is met de voorzitter van de commissie Europese Zaken van het Deense parlement, mevrouw Kjer Hansen. Gesproken is vooral over de parlementaire behandeling van Europese besluitvorming. Zij gaf de delegatie een paper met 23 aanbevelingen ter versterking van de democratische legitimiteit van Europese besluitvorming, en een paper over de behandeling van het Europees Semester in het Deense parlement. De leden hebben ervaringen uitgewisseld over de parlementaire behandeling van EU-dossiers in Nederland en Denemarken. De opvattingen in Denemarken over manieren waarop de rol van nationale parlementen op EU-niveau versterkt kan worden, sluiten in veel opzichten goed aan bij die in Nederland. De Deense papers zijn inmiddels in uw commissie verspreid.

Duitse delegatie

De delegatie heeft ook gesproken met enkele Duitse afgevaardigden over de opmerking van de Europese Commissie in de Jaarlijkse Groeianalyse dat het overschot op de Duitse lopende rekening kan duiden op een zwakke ontwikkeling van de binnenlandse vraag. Zoals bekend heeft het Nederlandse overschot op de lopende rekening in de Jaarlijkse Groeianalyse dezelfde kwalificatie gekregen. De Duitse afgevaardigden stelden dat in het nieuwe regeerakkoord reeds maatregelen waren genomen die deze binnenlandse vraag zouden kunnen stimuleren (de introductie van een minimumloon). Daarnaast waren zij van mening dat de groei die dit overschot op de Duitse handelsbalans veroorzaakte ook ten gunste was gekomen van –bijvoorbeeld- programmalanden die op dit moment stevige hervormingen moeten doorvoeren.

22 januari - Deelsessie: Interparlementaire commissievergadering georganiseerd door de Commissie Economische en Monetaire Zaken (ECON) van het EP

Het eerste deel van deze deelsessie was getiteld “Towards an efficient VAT system in the EU”. BTW is met een totaal in de gehele EU geïnd bedrag van 900 miljard per jaar een belangrijke inkomstenbron voor overheden. Tegelijk hebben ondernemers en particulieren die producten kopen of verkopen in andere EU-lidstaten te maken met een grote variatie aan regels en tarieven. De afgelopen jaren heeft de Europese Commissie onder meer een Groenboek en een Strategiedocument het licht doen zien over de toekomst van het BTW-systeem. De komende jaren zal de Commissie waarschijnlijk verschillende voorstellen lanceren om het BTW-systeem efficiënter te maken, onder meer door het aantal uitzonderingsgevallen terug te brengen waarvoor lidstaten een lager tarief mogen rekenen, en de variatie in tarieven zelf eveneens kleiner te maken. Voorafgaand de discussie hielden de heren Marini (voorzitter van de commissie Financiën van de Franse senaat), Jensen (lid van de commissie Begrotingszaken van het Deense parlement) en Veres (lid van het Hongaarse parlement) een inleiding over de BTW-hervormingen die in hun landen waren doorgevoerd. Uit de inleidingen en de discussie die volgde was op te maken dat vooral de aanpak van BTW-fraude in veel landen nog een probleem is. Europarlementslid Stolojan (EPP, RO) pleitte voor meer aandacht van nationale parlementen voor dit probleem. De heer Rosati, voorzitter van de commissie Publieke Financiën van het Poolse parlement, vertelde dat naar schatting 10-15% van de BTW in Polen niet kan worden geïnd door carousselfraude. In Tsjechië is de aanpak hiervan volgens hem echter juist erg effectief. De heer Benesik, voorzitter van de commissie Europese Zaken van de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden, beaamde dat de aanpak van belastingfraude een belangrijke prioriteit is van de regering en dat recent een wet is goedgekeurd die de bestrijding hiervan een impuls moet geven. Verschillende afgevaardigden benadrukten het belang van Europese samenwerking noodzakelijk is om deze problemen effectief aan te pakken.

Het tweede deel van de bijeenkomst was gewijd aan “Fiscal consolidation and structural reforms: exchange of best practices”. Het lid Van Nieuwenhuizen (Tweede Kamer) was gevraagd om als voorzitter van de commissie Financiën een inleiding te geven over de ervaringen hiermee in Nederland. Zij ging in op twee belangrijke Nederlandse “best practices” bij het doorvoeren van hervormingen, namelijk het sluiten van brede akkoorden (over pensioenen, het sociale stelsel, de woningmarkt en de zorg) en decentralisatie, waardoor besluiten over de uitvoering zo dicht mogelijk bij de burger genomen worden. Over de rol van de EU bij structurele hervormingen merkte zij op dat in de Tweede Kamer weliswaar brede steun bestaat voor de maatregelen die in het kader van het Europees Semester genomen worden, maar dat de implementatie van hervormingen toch echt een nationale bevoegdheid moest blijven. In dit kader wees zij erop dat de Kamer de regering had opgeroepen om de invoering van juridisch bindende lidstaatcontracten op EU-niveau te verwerpen. Ook de solidariteitsmechanismen mogen geen verplichtingen met zich meebrengen voor niet-deelnemende lidstaten, geen middel worden voor inkomstenoverdracht, geen effect hebben op het Meerjarig Financieel Kader, en zij moeten de begrotingssoevereiniteit van de lidstaten respecteren. Tot slot gaat zij in op mechanismen die in Nederland bestaan om de efficiency van overheidsuitgaven te monitoren, onder meer via rapportages van de Algemene Rekenkamer en eigen evaluaties die de regering laat uitvoeren.

Ook de heer Martínez-Pujalte López, lid van de commissie Economie en Concurrentiekracht van het Spaanse Congres, ging daarna in op de ervaringen in Spanje, waar de economie begint aan te trekken. Lidmaatschap van de Eurozone op zich is geen garantie voor economische groei, heeft de ervaring geleerd. Lidstaten, ook Spanje, moeten strenger zijn met het naleven van het economisch en begrotingsbeleid dat op Unieniveau is afgesproken.

In de discussie die volgde sprak de heer Saura García, lid van de commissie Overheidsfinanciën en Openbaar Bestuur van het Spaanse Congres, zijn zorg uit dat de Europese economie door de maatregelen “Japanser” wordt. Arbeidsmarkthervormingen bijvoorbeeld maken dat het gemakkelijker wordt mensen te ontslaan, maar een groter aantal werklozen betekent ook weer dat begrotingsconsolidatie moeilijker wordt.

Het lid Van der Linden (Eerste Kamer) stelde dat in de lidstaten teveel de indruk bestaat dat de 3%-grens voor het begrotingstekort een maatregel uit Brussel is. Maar ook deze maatregel is door de lidstaten zelf afgesproken. We moeten burgers dus niet de indruk geven dat maatregelen als deze een inbreuk op de soevereiniteit betekenen, maar juist onze commitment aan deze afspraken waarmaken. De nationale parlementen moeten hier samen met het Europees Parlement aan werken. De soevereiniteitsdiscussie wordt vaak op valse gronden gevoerd. Wij zijn niet meer soeverein: dat begrip houdt immers in dat je helemaal zelf beslist, maar voor veel onderwerpen (zoals handel) is dat niet langer het geval. Daarover moeten we duidelijk zijn naar burgers. We zijn van elkaar afhankelijk: het beleid van de een beïnvloedt dat van de ander.

Deelsessie: Interparlementaire commissievergadering georganiseerd door de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het EP

De deelsessie Werkgelegenheid en Sociale Zaken, die was georganiseerd door de commissie voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het Europees Parlement en voorgezeten door mevrouw Berès (S&D), was gewijd aan de sociale dimensie van het Europees Semester. De sessie ging van start met de bespreking van de groeiende sociale onevenwichtigheden tussen de verschillende lidstaten in de EU en in de EMU als gevolg van de crisis en van de genomen maatregelen. Verder stonden de vijf indicatoren voor het recent geïntroduceerde sociale scorebord, dat de sociale ontwikkelingen in het Europese Semester moet volgen, centraal. Onderwerp van discussie hierbij was met name het al dan niet uitbreiden van het aantal indicatoren en het niet-bindende karakter ervan. Tevens werd de Europese aanpak van de werkloosheid, met name ook onder jongeren, besproken en de grote rol die sociaal ondernemerschap hierbij kan spelen. De leden Schut-Welkzijn (Tweede Kamer) en Kneppers-Heijnert (Eerste Kamer) woonden deze sessie bij.

Deelsessie: Interparlementaire commissievergadering georganiseerd door de Commissie Begrotingszaken (BUDG) van het EP

Tijdens deze deelsessie, georganiseerd door de Begrotingscommissie van het Europees Parlement, stond de besteding van het geld uit de Europese begroting ter bestrijding van de financieel-economische crisis centraal. De Spaanse afgevaardigde mevrouw Martinez (Spaanse Senaat) en de Litouwse afgevaardigde mevrouw Vesaite (Litouwse Parlement) gaven in dat kader een presentatie over de besteding van cohesiefondsen in respectievelijk Spanje en Litouwen.

De aanwezigen deelden de mening dat arbeidsmarktbeleid en de kredietverlening aan MKB-bedrijven de focus moesten zijn van het cohesiefonds. Mevrouw Martinez benadrukte dat projecten uit het cohesiefonds die hierop gericht zijn de zichtbaarheid van de EU in de bestrijding van de financieel-economische crisis mogelijk maakt en zo het draagvlak voor Europese samenwerking in de bestrijding van die crisis vergroot. De Zweedse afvaardiging gaf aan dat Europese middelen vooral moeten worden ingezet op die plekken waar ze een Europese meerwaarde hebben, bijvoorbeeld in het domein van R&D en innovatie. Mevrouw Martinez gaf aan dat een flexibilisering van de bestedingen uit de fondsen noodzakelijk was. Het Europees Parlement had hier reeds om gevraagd tijdens de onlangs afgeronde onderhandelingen over de meerjarenbegroting 2014-2020. De Italiaanse afvaardiging stelde daarom dat het punt van flexibilisering meegenomen zou moeten worden bij de herziening van het meerjarig financieel kader van de Europese begroting in 2016.

Plenaire afsluiting

Tijdens de afsluitende plenaire bijeenkomst gaven de voorzitters van de commissies ECON, EMPL en BUDG van het Europees Parlement een korte samenvatting van de discussies in de verschillende deelsessies.

De Griekse minister van Financiën, de heer Stournaras, gaf namens het voorzitterschap een afsluitende toespraak, waarin hij stelde uit te zien naar de uitkomsten van de diepteonderzoeken die de Europese Commissie aan het uitvoeren is.

De voorzitter van de delegatie,

Schut-Welkzijn

De griffier van de delegatie,

Beun


  1. De presentatie en de speeches zijn te vinden op http://www.europarl.europa.eu/webnp/cms/pid/1975↩︎