[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording Kamervragen van cie KR nav Ipko

Bijlage

Nummer: 2014D06401, datum: 2014-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over dienstreizen en uitzendingen van ambtenaren naar het Caribische deel van het Koninkrijk en naar aanleiding van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van 2 tot en met 12 januari 2014 aan de (ei)landen in het Caribische deel van het Koninkrijk (2014D06400)

Preview document (šŸ”— origineel)


Beantwoording Kamervragen van cie KR nav Ipko

Volksgezondheid 

1	Wanneer loopt het contract met de helikopter voor ziekenvervoer van
Saba en St. Eustatius naar St. Maarten af?

2	Hoeveel kost het huidige contract per jaar?

Antwoord vraag 1 en 2:

Het contract met het Canadese National Helicopters Inc. loopt op 1 april
aanstaande af. Het ministerie van VWS is momenteel volop in
onderhandeling met verschillende partijen vanwege de afloop van het
contract met de huidige leverancier per 1 april 2014. Openbaarmaking op
dit moment van de bedragen aangaande het helikoptervervoer zal de
onderhandelingen ernstig verstoren. De minister van VWS zegt toe zodra
de nieuwe contracten gesloten zijn, de Kamer over de kosten te zullen
informeren voor zover openbaarmaking van bedrijfsgevoelige gegevens van
particuliere partijen dat toelaat.

3	Hoe vaak vliegt de helikopter per jaar?

Antwoord:

In 2013 heeft de helikopter 145 vluchten gemaakt. 

4	Is het mogelijk om met een grotere helikopter te vliegen, zodat het
makkelijker wordt om zorg te verlenen en er ook een familielid mee kan
reizen? Zo ja, hoeveel zou dit per jaar extra kosten?

5	Kunt u de commissie informeren over de mogelijkheden om samen met de
marine en/of de kustwacht een helikopter in te zetten voor ziekenvervoer
aldaar?

Antwoord 4 en 5:

Momenteel wordt bezien hoe het medisch spoedvervoer vanaf Saba en St.
Eustatius na 1 april zal worden voortgezet. Continuering van het
contract met de Canadese firma is hierbij een van de opties. De
mogelijkheden om samen met Defensie een helikopter in te zetten voor
ziekenvervoer zijn het afgelopen jaar onderzocht en te duur gebleken. 

6	Wanneer zal het helikopterplatform op het ziekenhuis van St. Maarten
gereed zijn?

Antwoord: 

Het ziekenhuis van Sint Maarten valt onder de bevoegdheid van dat Land.
Sint Maarten heeft aangegeven nog niet te kunnen zeggen wanneer het
helikopterplatform gereed is. 

Ontwikkelplannen

1 	Wat is de status van de ontwikkelplannen die de eilanden bij de
regering hebben ingediend?

2	Wat het totaal aan gewenste investeringen?

3	 Hoeveel budget kan er beschikbaar worden gesteld?

4	Welke projecten zullen wanneer in 2014/2015 in uitvoering worden
genomen?



Antwoord:

In het bestuurlijk overleg financiƫle verhoudingen BES op 31 oktober
heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
gesproken met de bestuurders van Bonaire, Sint Eustatius en Saba over
onder meer de ontwikkelplannen. De afspraken uit het overleg zijn op 7
november 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken: vergaderjaar
2013-2014, 33 750 IV, nr. 7). 

Het kabinet en de openbare lichamen zien de ingediende ontwikkelplannen
als een goede basis voor de verdere ontwikkeling van de eilanden. In
totaal hebben de openbare lichamen plannen ingediend voor ruim USD 300
miljoen. Het is aan de openbare lichamen om tot een goede
prioriteitstelling te komen binnen de eigen middelen. Het kabinet
constateert dat er recent door ministeries de nodige middelen ter
beschikking zijn gesteld (o.a. voor nutsvoorzieningen,
onderwijshuisvesting, sociale woningbouw, armoedebestrijding,
luchthavens etc.) en dat het kabinet geen ruimte heeft extra middelen
ter beschikking te stellen. Tegelijkertijd is geconstateerd dat ten
opzichte van de transitie de rijksuitgaven aan Caribisch Nederland fors
zijn gestegen. Het kabinet heeft daarom met de openbare lichamen
afgesproken om te onderzoeken of de prioriteitstelling binnen de reeds
beschikbare middelen voor Caribisch Nederland kan worden versterkt.
Hierbij zal mede gebruikt worden gemaakt van de evaluaties waar de Kamer
in brieven 13 september (Kamerstukken: vergaderjaar 2013-2014, 33 750
IV, nr. 25), 7 en 18 november (Kamerstukken: vergaderjaar 2013-2014, 33
750 IV, nr. 9) vorig jaar van op de hoogte is gesteld. In de CN-week van
juni 2014 kunnen vervolgens nadere afspraken worden gemaakt met de
eilanden, waarna kan worden bepaald welke projecten op welk moment en op
welke wijze in uitvoering komen.

Evaluaties

1	 Hoe worden de eilandsraden en de bevolking betrokken bij de kleine en
grote evaluatie van 10-10-10?

Antwoord:

In algemene zin merk ik op dat het allereerst aan de bestuurscolleges is
de eilandsraden en de bevolking te betrekken.

De wijze waarop de bevolking wordt betrokken bij de zogenaamde
ā€˜groteā€™ evaluatie (d.w.z. de evaluatie van de Wolbes en Finbes) zal
de komende tijd nader vorm moeten krijgen. Eerder informeerde ik uw
Kamer al in mijn brieven van 7 november en 18 november over het
oprichten van een gezamenlijke werkgroep die belast is met het
formuleren van de evaluatieopdracht. Daarbij zal de werkgroep de
voorlichting van de Raad van State betrekken die ik op 4 februari heb
ontvangen en per brief van 6 februari (Kamerstukken: vergaderjaar
2013-2014, 33 750 IV, nr. 27) heb toegezonden. Binnen het verband van de
werkgroep kan betrokkenheid van bevolking en eilandraden onderwerp van
gesprek zijn. Zoals ik uw Kamer ook eerder informeerde, zend ik u de
evaluatieopdracht uiterlijk in juni 2014.      

De ā€˜kleineā€™ evaluatie ziet toe op de wijze waarop de
Rijkscoƶrdinatie vorm wordt gegeven. Zie mijn brieven van 13 september,
7 oktober (Kamerstukken: vergaderjaar 2013-2014, 33 750 IV, nr. A), 7
november, 18 november en 17 december 2013 (Kamerstukken: vergaderjaar
2013-2014, 33 750 IV, nr. F). Het streven naar effectiviteit en
efficiency staat daarbij voorop, en vraagt dus vooral overleg met de
openbare lichamen en de departementen. De opzet van de bestuurlijke
commissie die met deze evaluatie is belast voorziet onder meer in
gesprekken met bestuurscolleges en eilandraden. Met mijn brief van 7
februari jl. (Kamerstukken: vergaderjaar 2013-2014, 33 750 IV, nr. 25)
heb ik u het eerste deel van de evaluatie, het rapport van de Inspectie
Signalering en Begeleiding d.d. 22 november 2013 doen toekomen. De
bestuurlijke commissie, zie mijn brieven van 18 november en 17 december
2013, zal in de eerste week van maart ā€“een maand later dan
oorspronkelijk beoogd- haar concept rapport voor ā€œhoor en wederhoorā€
voorleggen aan degenen die de commissie heeft gesproken te Bonaire, Sint
Eustatius en Saba en in Den Haag. Daarna rondt de commissie haar rapport
af, opdat ik conform mijn toezegging, zonder vertraging ten opzichte van
het beoogde tijdpad, aan u kort na het eerste kwartaal 2014 een
kabinetsreactie (en beide rapporten) kan doen toekomen.

2	Hoe worden de eilandsraden en de bevolking betrokken bij het opstellen
van een profiel voor de nieuwe Rijksvertegenwoordiger?

Antwoord: 

Het kabinet zal het profiel opstellen aan de hand van de uitgevoerde
evaluaties, zie het antwoord op vraag 1, en een concept daarvan
voorleggen aan de bestuurscolleges van de eilanden. 

3	Per wanneer wordt een nieuwe waarnemend gezaghebber benoemd op
Bonaire? Hoe worden de eilandsraad en de bevolking bij deze benoeming
betrokken?

Antwoord: 

Ik heb uw Kamer per brief van 7 februari geĆÆnformeerd over de benoeming
van de waarnemend gezaghebber van Bonaire. 

4	Per wanneer wordt een nieuwe gezaghebber benoemd op Bonaire? Hoe
worden de eilandsraad en de bevolking bij deze benoeming betrokken?

Antwoord: 

De procedure tot benoeming van een nieuwe Gezaghebber, op basis van
artikel 73 van de wet, is inmiddels in gang gezet. In dat artikel is
onder andere vastgelegd dat de eilandsraad uit zijn midden een
vertrouwenscommissie kan instellen. Ik zal met het eilandsbestuur
overleggen of de afronding van deze procedure afhankelijk is van de
nieuw te benoemen Rijksvertegenwoordiger.

Postbezorging

1. De overgang van NPNA naar Flamingo Express is allesbehalve soepel
verlopen. Veel medewerkers zijn hun baan kwijt. Zij hoorden dat pas op
24 december 2013. Waarom is de aanbesteding pas op 17 oktober 2013
afgerond, terwijl de veranderingen op 1 januari 2014 hun beslag kregen?

Antwoord

Op 17 oktober 2013 is Flamingo Express aangewezen als concessiehouder
voor de postdienstverlening in Caribisch Nederland met ingang van 1
januari 2014 (Staatscourant 2013, nummer 30604). In de periode tussen de
gunning van de concessie (17 oktober 2013) en de ingang van de concessie
(1 januari 2014) heeft Flamingo Express circa 2,5 maand de tijd gehad
voor het maken van afspraken over de overgang. Zo zijn er in deze
periode gesprekken gevoerd tussen de vorige concessiehouder NPNA en
Flamingo Express over de overname van personeel, goederen, huisvesting,
inventaris, IT en overige zaken. Deze gesprekken zijn goed verlopen en
ook over de overname van het personeel is overeenstemming bereikt. Het
personeel heeft een arbeidsrechtelijke overeenkomst met NPNA en de
verantwoordelijkheid voor de wijze waarop wordt omgegaan met het
personeel, ligt derhalve primair bij NPNA. Voorafgaand aan het
publiceren van de offerteaanvraag op 27 juni 2013 is veelvuldig contact
geweest met NPNA over de mogelijke gevolgen voor het personeel. NPNA
heeft niet ingeschreven op de nieuwe offerteaanvraag, en wist daarom al
medio 2013 dat er gevolgen zouden zijn voor het personeel. Helaas is het
personeel pas op 24 december 2013 door NPNA geĆÆnformeerd over de
gevolgen van de overgang. Daarnaast is vanuit het ministerie van
Economische Zaken voorafgaand aan de publicatie van de offerteaanvraag
contact opgenomen met de vakbond over de mogelijke gevolgen voor het
personeel.

Zoals aangegeven in antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer is er op
de postmarkt sprake van teruglopende volumes en is voor de nieuwe
concessie een andere afweging gemaakt met betrekking tot de
concessievoorwaarden, bijvoorbeeld een vermindering van het aantal
verplichte bezorgdagen van 5 naar 3 (zie Kamerstukken II 2013/2014
aanhangsel 596). Onder deze omstandigheden heeft Flamingo Express
aangegeven niet het voltallige personeel te kunnen overnemen van NPNA.
Flamingo Express heeft 9 van de 14 medewerkers op Bonaire, 1 van de 2
medewerkers op Saba en 2 van de 4 medewerkers op Sint Eustatius een
nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. Op Saba en Sint Eustatius zijn
alle geselecteerde medewerkers op het aanbod van Flamingo Express
ingegaan. Vanwege onenigheid met NPNA over de afvloeiingsregeling hebben
de 9 geselecteerde medewerkers op Bonaire er, in overleg met de
betrokken vakbond, voor gekozen om in eerste instantie niet in te gaan
op het aanbod van Flamingo Express, ook niet na aanpassingen in het
aanbod en na overleg met de betrokken vakbond. Inmiddels zijn op Bonaire
3 van de 9 geselecteerde medewerkers alsnog een arbeidsovereenkomst met
Flamingo Express aangegaan. Daarnaast heeft Flamingo Express op Bonaire
vanaf begin januari tijdelijk personeel ingezet om de post te bezorgen. 


2. 	Op welke manier is er in de aanbesteding aandacht geweest voor de
positie van de betrokken medewerkers? 

3. 	Welke voorwaarden zijn gesteld aan Flamingo Express voor wat betreft
arbeidsvoorwaarden? 

Antwoord 2 en 3 

De verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken is te
zorgen voor een postvoorziening door middel van concessieverlening.
Naast postale zaken is als eis in de offerteaanvraag opgenomen dat een
nieuwe concessiehouder zich moet inspannen om in overleg te treden met
de oude concessiehouder over mogelijke overname van het personeel. Deze
eis is ingegeven door het belang van het personeel bij een zorgvuldige
overgang. Daarbij merk ik op dat NPNA voorafgaand aan de offerteaanvraag
ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geen specifieke informatie over de
kosten van het personeel voor de postvoorziening op Caribisch Nederland
heeft verstrekt. Alle informatie die wel van NPNA is gekregen over het
personeel is in de offerteaanvraag opgenomen, zodat geĆÆnteresseerde
partijen zich op hoofdlijnen een beeld konden vormen van de kosten van
het personeel. Tenslotte is in de offerteaanvraag aangegeven welke wet-
en regelgeving zou gelden bij het in dienst nemen van personeel
(Arbeidswet 2000 BES, Pensioenwet BES, Wet beƫindiging
arbeidsovereenkomsten BES, Wet collectieve arbeidsovereenkomst BES, Wet
inkomstenbelasting BES, Wet minimumlonen BES, de Vakantiewet 1949 BES en
de Arbeidsgeschillenwet 1946 BES). 

4. 	Welke beloften heeft Flamingo Express gedaan voor wat betreft
arbeidsvoorwaarden? 

Antwoord

Flamingo Express heeft aangegeven dat hun aanbod uitging van hetzelfde
salaris, hetzelfde aantal vakantiedagen en dezelfde pensioenregeling
(maar dan bij een ander pensioenfonds) als deze medewerkers bij NPNA
genoten. Aanvankelijk betrof het een contract voor Ć©Ć©n jaar. Na
overleg met het personeel en de vakbond is het aanbod omgezet in een
contract voor onbepaalde tijd. 

5. 	Was u ervan op de hoogte dat Flamingo Express vooral ervaren
personeel zou ontslaan en minder ervaren personeel zou willen behouden?
Zo ja, heeft dit bij u geleid tot zorgen over de kwaliteit van de
postbezorging? Zo nee, was dit niet relevant voor het al dan niet gunnen
van de aanbesteding aan Flamingo Express?

Antwoord

Flamingo Express heeft de intentie om een kwalitatief goede
dienstverlening neer te zetten. Door het aanvaarden van de
concessievoorwaarden heeft Flamingo Express zich hiertoe ook verplicht.
Door middel van de concessiebeschikking zijn aan de concessiehouder
kwaliteitseisen gesteld. De Autoriteit Consument en Markt houdt toezicht
op het door de concessiehouder voldoen aan de gestelde eisen. Welk
personeel de concessiehouder selecteert omtrent de uitvoering van de
postdienstverlening is aan de concessiehouder zelf. Hier ligt geen
verantwoordelijkheid voor de Nederlandse overheid. 

6. 	Is het u bekend dat de medewerkers van de NPNA die geen contract van
Flamingo Express krijgen nog altijd in onzekerheid zijn over hun rechten
en eventueel ontslag?

Antwoord

Het is mij bekend dat er nog onzekerheid is bij deze medewerkers over
hun rechten en eventueel ontslag. Het is de verantwoordelijkheid van
NPNA om deze zekerheid te geven. Het ministerie van Economische Zaken
heeft er bij NPNA opaangedrongen om hierover snel duidelijkheid te geven
en op een zorgvuldige wijze met het personeel om te gaan. Daarnaast is
het belangrijk dat deze medewerkers (eventueel via hun vakbond) het
gesprek met NPNA blijven aangaan om tot een goede afwikkeling te komen. 

7. 	Kunt u bevestigen dat de contracten van de medewerkers op
arbeidsrechtelijk juiste manier moeten worden afgerond?

8. 	Kunt u bevestigen dat deze medewerkers onder het Nederlands
arbeidsrecht vallen?

Antwoord 7 en 8

De betrokken medewerkers hebben een arbeidsrechtelijke overeenkomst met
NPNA en de verantwoordelijkheid voor een goede afwikkeling ligt derhalve
bij NPNA. NPNA is voor 75% in handen van de overheid van CuraƧao en
voor 25% in handen van de overheid van Sint Maarten. Om deze reden
vallen de betrokken medewerkers onder het arbeidsrecht van CuraƧao. 

Datakabel

Vragen:

1. 	Hoe komt het dat gebruik van de datakabel erg duur is?

2. 	Wat kan door wie worden gedaan om de kosten van dit gebruik te
verlagen?

Antwoord 1 en 2: 

Voor de beantwoording verwijs ik mede naar mijn eerdere beantwoording
van de Kamervragen van de leden De Liefde, Bosman en De Vries (allen
VVD) (kamerstuk 2014D02847).

De aansluiting op de zeekabel internetverbinding heeft juist een
prijsdrukkend effect op de IP-transit tarieven (de tarieven voor het
gebruik van capaciteit op de zeekabel) voor de eilanden. Zo is vanaf het
moment dat Sint Eustatius en Saba gebruik maken van de zeekabel (medio
2013) het Internet Protocol (IP) transit tarief tot 1/3 teruggebracht.
Het huidige tarief is vergelijkbaar met de tarieven in de bovenwindse
regio. Verwacht wordt dat met het aanlanden op St Barths en St Maarten
de tarieven voor IP Transit voor Saba en Statia verder zullen dalen.Ā Ā 

De IP-transittarieven worden vastgesteld door de beheerder van de kabel.
De IP transittarieven zijn niet gereguleerd onder de Wet op de
Telecommunicatie-voorzieningen BES. De Nederlandse staat kan als
toezichthouder hier dus geen invloed op uitoefenen. Wel heeft de
toezichthouder, in dit geval de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de
bevoegdheid om geschillen tussen partijen over toegang tot de kabel, of
koppeling van infrastructuren, te beslechten. 

Zoals in mijn antwoorden op de vragen van de VVD aangegeven is het
verder brengen van het voordeel van de zeekabel naar de burgers en
bedrijven op de eilanden zelf (inclusief de prijsstelling) een zakelijke
afweging en ligt primair bij de lokale aanbieders op de eilanden. De
lokale aanbieders op Sint Eustatius en Saba hebben recent de kwaliteit
van de dienstverlening verbeterd (hogere internetsnelheden tegen gelijke
prijzen). Ook werken zij aan het verbeteren van hun vaste infrastructuur
waardoor het potentieel van de zeekabel verder kan worden gebracht en de
kosten omlaag kunnen gaan.

De Saba Statia Cable System B.V. heeft geen winstoogmerk. De
exploitatiekosten worden gefinancierd met de opbrengsten van de kabel.
Op basis van de kosten zullen jaarlijks de verrekentarieven voor IP
transit (gebruik van de kabel) worden aangepast. Het voorziene
kostenniveau tot en met 2015 wordt gedekt met de geplande inkomsten uit
het leveren van IP transit aan de gebruikers. Hoe meer aansluitingen hoe
lager de kosten van het gebruik per persoon zullen bedragen. 

In theorie zouden in totaal 2.000 tot 2.500 internetaansluitingen op
beide eilanden van de zeekabel kunnen profiteren. Met de voorgenomen
infrastructurele verbeteringen en technische ontwikkelingen op dit
terrein (vast en mogelijk ook mobiel) kan het aantal aansluitingen de
komende jaren toenemen. Vanuit EZ is aangegeven dat zijĀ bereid is mee
te denken over oplossingen om eventuele knelpunten in de (deels nog
sterk verouderde) netwerken op te lossen.

3. 	Welke zeggenschap krijgen de eilanden over de kabel en per wanneer?

Antwoord:

In aanvulling op mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen van de
leden De Liefde, Bosman en De Vries (allen VVD) (kamerstuk 2014D02847).
Het aandeelhouderschap van de SSCS B.V. zal op termijn overgaan naar de
eilandgebieden Saba en Sint Eustatius. DeĀ eilandgebieden zijn op dit
moment onvoldoende in staat om een internationale zeekabel te beheren en
exploiteren. Daarom zullen de toekomstige aandeelhouders worden getraind
en opgeleid in het beheer en de exploitatie van de onderneming alvorens
de aandelen zullen worden overgedragen. 

In de loop van 2014 wordt samen met de openbare lichamen gewerkt aan een
overeenkomst waarin wordt bepaald aan welke voorwaarden de openbare
lichamen moeten voldoen voordat de aandelen (om niet) worden
overgedragen. De voorwaarden hebben onder andere betrekking op onder
andere de continuĆÆteit van het bestuur, het borgen van het ā€˜open
accessā€™ karakter van de kabel en de prijzen van internettoegang.

De overdracht van aandelen vindt waarschijnlijk gefaseerd plaats. Bij
elke stap wordt bezien of aan de voorwaarden is voldaan. De verwachting
is dat dit proces in 2015 start. Mogelijk houdt de Staat in de toekomst
een deel van het geplaatste aandelenkapitaal. De Rijksdienst Caribisch
Nederland (RCN), de Rijksvertegenwoordiger en Defensie zijn voor een
belangrijk deel voor haar dienstverlening afhankelijk van de zeekabel
vanwege het strategisch belang van goede verbindingen en de
mogelijkheden tot kostenbesparing. Daarom zou de RCN, al dan niet
tijdelijk, een deel van de aandelen kunnen houden als waarborg voor een
goede dienstverlening. 

Zolang de Staat aandeelhouder is, kan ze als eigenaar via de
aandeelhoudersvergadering  haar invloed uitoefenen op de SSCS BV, het
management, haar activiteiten en de prijsstelling.  

Koopkracht

De commissie heeft met eigen ogen gezien dat de prijzen op de eilanden
hoog zijn. Wat kunnen de eilandsraden c.q. de bestuurscolleges doen om
de prijzen naar beneden te krijgen?

Antwoord:

De Bestuurscolleges hebben op grond van Prijzenwet BES de bevoegdheid om
de prijzen van goederen en diensten te reguleren. In dit kader zijn de
Bestuurscolleges bevoegd om maximale marges te stellen op bepaalde
producten en diensten. Ook zijn de Bestuurscolleges bevoegd om
voorschriften te geven betreffende het voeren van een administratie,
waaruit de vorming blijkt van de prijzen, waartegen goederen of diensten
worden aangeboden. De Bestuurscolleges hebben de afgelopen jaren niet of
slechts zeer beperkt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Om te komen
tot een effectief systeem van prijsregulering heeft het Openbaar Lichaam
Bonaire in 2013 extern onderzoek laten verrichten. ƉƩn van de
aanbevelingen uit het onderzoek is het effectiever inzetten van de
bevoegdheid van het Bestuurscollege op grond van de Prijzenwet BES ten
aanzien van prijsregulering. Hiertoe hebben de onderzoekers het
Bestuurscollege van Bonaire een voorstel gedaan dat door het
Bestuurscollege van Bonaire naderĀ dient te worden uitgewerkt. Eind 2013
heeft het Bestuurscollege van Bonaire bekend gemaakt omĀ hierop
vooruitlopend voor een aantal specifieke producten maximumprijzen in te
stellen, waaronder voor rijst, brood, koffie, groenten, fruit en suiker.
Met de Bestuurscolleges van Caribisch Nederland heeft het ministerie van
Economische Zaken afgesproken dat bij het ontwerpen van de
prijsregulering een beroep kan worden gedaan op inhoudelijke expertise
die aanwezig is bij het ministerie. 

2	Zijn er mogelijkheden voor overheden om de prijs van vervoer van
vracht van en naar de eilanden goedkoper te maken?

3	Welke belastingen, heffingen, tarieven e.d. spelen een rol bij het
vervoer van vracht naar Bonaire, St. Eustatius en Saba?

Antwoord op 2 en 3

De prijs voor vervoer van vracht van en naar de eilanden wordt bepaald
door particuliere aanbieders van vervoersdiensten door de lucht of over
zee. De overheid heeft geen bevoegdheden of andersoortige mogelijkheden
om de kosten van vervoer te beĆÆnvloeden. Volledigheidshalve wordt
opgemerkt dat ter zake van het importeren van goederen op Caribisch
Nederland in veel gevallen Algemene bestedingsbelasting (ABB)
verschuldigd is. Deze ABB wordt volgens internationaal gebruik berekend
over de zogenoemde CIF (cost/Insurance/freight) waarde, dat wil zeggen
de douanewaarde van de geĆÆmporteerde goederen (cost), inclusief de
kosten van verzekering (Insurance) en de transportkosten (freight).

4	 Is het mogelijk om de lijst met belastingvrije goederen verder uit te
breiden, bijvoorbeeld met alle goederen en levensmiddelen die in de
supermarkten verkocht worden? Is het mogelijk de lijst uit te breiden
met noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, zoals wasmachines, drogers,
koelkasten, televisies, meubilair, etc.?

Antwoord 4

In theorie is het altijd mogelijk om de lijst met belastingvrije
goederen verder uit te breiden. Dat geldt niet alleen voor goederen en
levensmiddelen die in supermarkten worden verkocht, maar in beginsel ook
voor duurzame gebruiksgoederen. Het is echter de vraag of een dergelijke
uitbreiding een doeltreffende en doelmatige maatregel zou zijn, dit mede
gegeven de budgettaire consequenties en het feit dat is gebleken dat het
voordeel van het per 1 januari 2013 vrijstellen van ABB van een pakket
eerste levensbehoeften slechts voor een beperkt deel bij de
uiteindelijke consument terecht is gekomen. Op dit punt wordt tevens
verwezen naar de antwoorden op de vragen 8 en 9 van de op 7 januari 2014
beantwoorde vragen van de leden Van Laar en Groot (beiden PvdA) aan de
ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van
Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiƫn over de
uitzending ā€˜Caribisch Nederland, Drie jaar later, Bonaireā€™,
2013Z21651. Kort samengevat is in die antwoorden aangegeven dat het hoge
prijsniveau in Caribisch Nederland vooral voortvloeit uit de beperkte
economische schaal van de eilanden, de relatief hoge productiekosten
(per eenheid product) en de transportkosten, maar ook een beperkte
concurrentie. Van belang in dat verband is voorts dat in die antwoorden
is aangegeven dat onderzoekers van SEO (onder meer) hebben geconcludeerd
dat ā€œvanuit fiscaal oogpunt bezien producten op Bonaire goedkoper
zouden moeten zijn dan op CuraƧao, omdat op CuraƧao zowel
invoerheffingen als omzetbelasting wordt geheven (over de verkoopwaarde,
soms in meerdere schakels) terwijl op Bonaire alleen algemene
bestedingsbelasting bij invoer verschuldigd is over de inkoopwaarde
(incl. vracht- en verzekeringskosten)ā€. Tegen deze achtergrond bezien
wordt een verdere uitbreiding van de lijst van vrijgestelde producten in
de ABB vooralsnog niet opportuun geacht.

5	Wanneer komt het kabinet met voorstellen voor het verhogen van het
minimumloon, onderstand en AOV op de eilanden?

Antwoord:

In bestuurlijk overleg van april 2010 is een gezamenlijk streven
uitgesproken om het wettelijk minimumloon en de uitkeringen in de
toekomst verder te verbeteren binnen de randvoorwaarden van economische
draagkracht, evenwichtige sociale verhoudingen (en budgettaire ruimte).

In het licht van dit uitgangspunt is in 2013 op elk van de eilanden de
vraag aan de orde geweest of er ā€“ gegeven de economische situatie ā€“
aanleiding zou kunnen zijn om het wettelijk minimumloon te verhogen.
Werkgevers en bestuurscolleges op Bonaire en Sint Eustatius hebben
aangegeven dat daar op dit moment geen ruimte voor is. De werkgevers en
het bestuurscollege op Saba hebben aangegeven een verhoging realistisch
te achten. 

De staatssecretaris van SZW heeft besloten om het verzoek van Saba deels
te honoreren en het wettelijk minimumloon te verhogen met 7,5% (1,4%
verhoging in verband met de inflatie en 6,1% autonome verhoging). In het
verlengde hiervan is tot een identieke stijging van de uitkeringen op
Saba besloten (6,1% autonome stijging), zodat het wettelijk minimumloon
en de uitkeringen met elkaar in de pas blijven. Op Bonaire en Sint
Eustatius is een autonome verhoging van de uitkeringen niet aan de orde
omdat de lonen daar niet zijn gestegen. Het niveau van de uitkeringen
dient in samenhang met het minimumloon te worden bezien omdat werken
moet (blijven) lonen. 

Het is wenselijk om beslissingen als deze in de toekomst op basis van
ā€“ langs onafhankelijke weg verkregen (statistische) informatie over de
economische ontwikkeling, zoals de ontwikkeling van het BBP ā€“ te
kunnen nemen. Deze gegevens zijn nog in opbouw, het CBS is gevraagd
relevante data te verzamelen. Verdere stappen ten aanzien van Saba (of
Ć©Ć©n van de andere eilanden) worden overwogen, wanneer de benodigde
statistische informatie over de economische ontwikkeling beschikbaar is
en daartoe aanleiding geeft. De eerste onderzoeksresultaten komen in de
loop van 2014 beschikbaar. 

6	Wat zijn de opbrengsten van de belasting op importgoederen,
uitgesplitst naar de drie verschillende eilanden van de BES? Wat zijn de
kosten voor echt innen van deze belastingen, wederom uitgesplitst naar
eiland? Is het zinvol om deze belasting te heffen als de kosten per
eiland hoger zijn dan de opbrengsten, dan wel als er slechts een
relatief zeer gering positief saldo is? Kunt u, meer algemeen, een
overzicht geven van belastingen die nu op elk van de BES eilanden worden
geheven waarvan de inningskosten relatief hoog zijn in vergelijking met
de opbrengsten, vergeleken met de gemiddelde verhouding tussen inning en
opbrengst in het Europese deel van Nederland?

Antwoord:

Burgers en bedrijven die op Caribisch Nederland gevestigd zijn en die
goederen importeren, zullen in veel gevallen te maken krijgen met de
algemene bestedingsbelasting (ABB). De ABB is een indirecte belasting
die wordt geheven ter zake van goederen die op Caribisch Nederland
worden geproduceerd en op deze eilanden worden verkocht, ter zake van
diensten die op Caribisch Nederland worden verricht en ter zake van
goederen die op Caribisch Nederland worden geĆÆmporteerd. Het tarief van
de ABB bedraagt 8% op Bonaire en 6% op Sint Eustatius en Saba, met dien
verstande dat voor diensten van restaurants het tarief met 2%-punt lager
is, voor personenautoā€™s een hoger tarief geldt en dat voor diverse
goederen, waaronder veel eerste levensbehoeften, een vrijstelling geldt.
Caribisch Nederland kent geen BTW. De voor 2014 geraamde opbrengst van
de ABB bedraagt 26,7 miljoen euro voor Caribisch Nederland als geheel.
De opbrengst van de ABB, die een Rijksbelasting is, wordt niet
uitgesplitst over de verschillende eilanden van Caribisch Nederland. In
(Europees) Nederland worden de opbrengsten van Rijksbelastingen ook niet
per gemeente of provincie uitgesplitst.

De structurele kosten van B/CN zijn voor 2014 geraamd op circa 9,5
miljoen euro. Gegevens omtrent kosten per belastingmiddel per eiland
zijn niet beschikbaar. Bij de vormgeving en uitwerking van het per 1
januari 2011 in werking getreden stelsel van rijksbelastingen is ter
beperking van de administratieve lasten en van de uitvoeringskosten
overigens gekozen voor een zo eenvoudig mogelijk belastingstelsel. In
dat kader is onder andere gekozen voor het heffen van ABB bij invoer van
goederen (over de invoerwaarde) in plaats van het heffen van een
indirecte belasting van groothandel, tussenhandel en winkeliers over de
verkoopwaarde van verkochte goederen, mede omdat heffing bij invoer is
veel gemakkelijker is te controleren. Volledigheidshalve wordt opgemerkt
dat B/CN niet alleen verantwoordelijk is voor het heffen en innen van
alle rijksbelastingen op Caribisch Nederland, maar ook voor alle premies
volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen op de eilanden.
Daarnaast int B/CN ten behoeve van de openbare lichamen ook veel van de
lokale belastingen en heffingen. Van belang is voorts dat de douane van
Caribisch Nederland niet alleen verantwoordelijk is voor het heffen en
innen van de ABB op geĆÆmporteerde goederen (en het administreren van de
omvang en de aard van deze goederenstroom), maar ook belangrijke taken
heeft op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu.
Daaronder valt ook het voorkomen en opsporen van drugsmokkel; een taak
die zeker in de Caribische regio relevant is. 

Overbewoning

Op alle eilanden, zeker op Saba en St. Eustatius, is overbewoning een
groot probleem. Is bekend hoe groot de reƫle behoefte aan woningen is
ten opzichte van de huidige woningvoorraad? 

Antwoord:

Er zijn geen onderzoeksgegevens over bestaande en toekomstig
noodzakelijke woningvoorraad in Caribisch Nederland, zoals die wel over
Europees Nederland bestaan. De drie openbare lichamen Bonaire, Saba en
Sint Eustatius hebben wel in 2011 elk een eigen woonvisie opgesteld
waarin een analyse is gemaakt van de woonsituatie, inclusief ramingen
van de bestaande en in de toekomst te verwachten behoefte aan woningen.
Voorts zijn in deze woonvisies de ambities bepaald en beleidskeuzes
gemaakt ten aanzien van de woningvoorraad, woningtoewijzing, woon- en
leefomgeving en de institutionele capaciteit die nodig is voor een goede
uitvoering van het sociaal woningbeleid. 

2	Wat kunnen overheden doen om de woningnood te verminderen?

Antwoord:

In overleg met de openbare lichamen is al een aantal stappen genomen om
de woningnood te verminderen:

In hun ontwikkelplannen hebben de drie openbare lichamen een aantal
urgente prioriteiten benoemd op het terrein van sociale woningbouw.
Tijdens het bestuurlijk overleg in oktober 2013 zijn deze prioriteiten
besproken en heeft de minister voor Wonen en Rijksdienst een financiƫle
bijdrage toegezegd van in totaal ā‚¬ 1,43 miljoen voor nieuwbouw en
noodzakelijke renovatie van de bestaande voorraad. Deze bijdrage
ondersteunt de openbare lichamen in het realiseren van de in hun
woonvisie opgenomen ambities. 

Eveneens is in het bestuurlijk overleg in oktober 2013 overeengekomen
dat naast de reeds geldende vrijstelling van vastgoedbelasting voor
particuliere woningeigenaren, met ingang van 2014 ook een vrijstelling
aan de voet van $ 70.000 gaat gelden voor woningen die in bezit zijn van
niet-natuurlijke personen, waaronder verhuurders van sociale woningen en
openbare lichamen. Tevens is de investeringsfaciliteit waarbij nieuwbouw
en waardestijgingen van onroerende zaken door investeringen voor een
termijn van vijf jaar waren vrijgesteld van vastgoedbelasting, verlengd
naar een termijn van tien jaar. Deze belastingvrijstellingen geven zowel
meer financiƫle armslag als een prikkel om te investeren in nieuwbouw
van woningen.

Er wordt gestreefd naar invoering van een Nationale Hypotheek Garantie
in Caribisch Nederland (streefdatum januari 2015) welke ook kan
bijdragen aan meer doorstroom op de woningmarkt.

Tuinbouw

Op Saba is een tuinbouwproject gestart dat succesvol is. Welke
mogelijkheden ziet u om tuinbouw en akkerbouw op de eilanden te
stimuleren/mogelijk te maken?

Antwoord:

Het project opĀ Saba betreft een biologische boerderij die in de eerste
plaats een sociale werkplaats is voor dit eiland.Ā De boerderij biedt
werkplekken voorĀ veelal jongeren met sociale problemen die zijn
verstoten en aan de kant zijn gezet.Ā Zij krijgen zowel praktisch als
theoretisch landbouwkundig onderwijs. Ook krijgen zij
verantwoordelijkheden die hun zelfvertrouwen helpen opbouwen. De boeren
verkopen vervolgens hun lokaal gekweekte, verse en biologische producten
aan de gemeenschap voor lagere prijzen dan de door de supermarkt
geĆÆmporteerde producten. Voorwaarde is wel dat de klanten hun
groenafval terug brengen zodat het gerecycled en gecomposteerd kan
worden. Het project is gefinancierd uit het Oranjefonds. Ā 

Overige mogelijkheden om land- en tuinbouwprojecten in Caribische
Nederland te stimuleren, zijn er middels de NatuurgeldenĀ Caribisch
Nederland. In dat kader kunnen land- en tuinbouwprojecten worden
ingediend die een relatie hebben met natuur in brede zin. In dit kader
hebben Bonaire en Saba projectplannen ingediend voor duurzame landbouw
en plattelandsontwikkeling. Een onafhankelijke adviescommissie
beoordeelt deze projecten, onder andere op de relatie met natuur,
doelmatigheid en doeltreffendheid.Ā  Zo het er nu naar uitziet is
hetĀ project op BonaireĀ kansrijk; dat van Saba behoeft naar verwachting
aanpassingĀ om in aanmerking te komen voor de natuurgelden.

NuStar

Bent u bereid het bestuur van St. Eustatius ondersteuning te bieden bij
nieuwe onderhandelingen over de belasting die NuStar gaat betalen?

Antwoord:

Het is niet nodig om ondersteuning te verlenen aan het bestuurscollege
aangaande rijksbelastingen; immers, de (eventuele) gesprekken hierover
vinden rechtstreeks plaats tussen Nustar en de Belastingdienst Caribisch
Nederland; de bestuurders van Sint Eustatius hebben hierin geen
verantwoordelijkheid. Net zoals in Europees Nederland kan de
Belastingdienst vanuit privacy overwegingen verder geen uitspraken doen
over individuele burgers en bedrijven.

Extra ondersteuning is ook niet nodig voor het heffen en innen van de op
Sint Eustatius geldende eilandbelastingen (te weten:
motorrijtuigenbelasting, logeergastenbelasting en verhuurautobelasting);
Nustar neemt ten aanzien van deze belastingen geen bijzondere positie in
(voor zover deze eilandbelastingen al voor Nustar van toepassing zijn).
Ā Ā 

Het afgeven van vergunningen (en het afdragen van hiervoor verschuldigde
leges) is wel een lokale aangelegenheid. Hierbij verstrekt het
ministerie van I&M de nodige bijstand.

Wegenfonds St. Eustatius

Klopt het dat een deel van het wegenfonds op St. Eustatius dat bedoeld
was voor aanleg en onderhoud van wegen is besteed aan extra beloning
voor personeel?

Antwoord:

Uit de begroting van Sint Eustatius leid ik af dat zoā€™n USD 500.000
beschikbaar is voor wegen. Een deel van deze middelen zijn ā€“ zo
begrijp ik van het College financieel toezicht - gebruikt voor
salarislasten van personeel dat daar op de loonlijst staat. Het is
verder aan de eilandsraad om tot deze keuzes en prioriteitstelling
binnen de eilandelijke uitgaven te komen.

Dienstreizen - in reactie op het schriftelijk verslag van de Voorzitter
van de commissie voor Koninkrijksrelaties van 24 januari 2014

Over uw vragen en opmerkingen inzake melding en afweging informeer ik u
het volgende: 

Zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld (antwoorden Kamervragen
2012Z15338 en brief minister Spies inzake haar kennismaking met het
Caribisch deel van het Koninkrijk van 16 maart 2012), is elk departement
zelf verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van dienstreizen. In
mijn brief van 12 december jl. heb ik de algemene lijn van soberheid
toegelicht. Ministeries belast met Koninkrijkstaken hebben uit de aard
van hun verantwoordelijkheden meer dienstreizen dan andere ministeries. 

Bij mijn ministerie zijn sinds 1 juli 2013 alle voorgenomen dienstreizen
bij de directie Koninkrijksrelaties bekend gemaakt. Sinds die datum
gelden aangescherpte richtlijnen. De richtlijnen zijn voorzien van de
nadrukkelijke opmerking dat eerst moet worden bekeken of het overleg per
videoconferentie of telefoon kan worden gevoerd. Vervolgens dienen de
ministeries de voorgenomen dienstreizen te melden aan mijn ministerie
(directie Koninkrijksrelaties) opdat afstemming en waar opportuun nadere
(her)overweging kan plaatsvinden. Voor zover het Caribisch Nederland
betreft, kan advies van de Rijksvertegenwoordiger worden ingewonnen. 

De daling van het aantal dienstreizen moet worden bekeken in een groter
verband. Sinds 10-10-10 heeft de Rijksoverheid verschillende taken op de
eilanden. Ten tijde van de transitie is het noodzakelijk geweest
regelmatig ambtenaren te laten afreizen en werkzaamheden te laten
verrichten. In mijn brief van 12 december 2013 heb ik de Kamer
geĆÆnformeerd dat het aantal reizen sinds 2010 aan het afnemen is. Dat
geldt ook voor mijn ministerie. Daarbij zij aangetekend dat het voor het
ministerie van BZK een van de kerntaken is de relaties met de Landen en
openbare lichamen te onderhouden. Een zeker niveau van dienstreizen is
onvermijdelijk. 

Op basis van de geldende uitzendregeling hebben uitgezonden ambtenaren
uit het Europese deel van Nederland recht op Ć©Ć©n reis per jaar naar
Nederland. Incidenteel vinden reizen naar Nederland plaats in verband
met overleggen waarbij hun inbreng en/of aanwezigheid van belang is.

Over uw vragen en opmerkingen inzake kosten en verantwoording informeer
ik u het volgende:  

Het BES-fonds ziet alleen op de vrij besteedbare middelen van de
openbare lichamen, de vrije uitkering en dus niet op de rijksuitgaven
(waaronder dienstreizen naar het Caribische deel van het Koninkrijk). De
dienstreizen worden ā€“ net als de andere apparaatuitgaven en
beleidsuitgaven ā€“ verstrekt en verantwoord vanuit de verschillende
departementale begrotingen. Dit conform de verantwoordelijkheid die bij
de verschillende ministers ligt voor het uitvoeren van de verschillende
rijkstaken, inclusief de afweging ten aanzien van dienstreizen. Zo
worden de dienstreizen van de directie Koninkrijksrelaties verantwoord
vanuit het begrotingshoofdstuk (IV) Koninkrijksrelaties en de overige
dienstreizen vanuit mijn ministerie vanuit het begrotingshoofdstuk (VII)
Binnenlandse Zaken. Conform de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II, 33
000-IV, nr. 28) wordt wel jaarlijks een overzichtsconstructie aan de
begroting van het BES-fonds toegevoegd, met daarin alle budgetten voor
de BES-eilanden. 

In eerdergenoemde brief informeerde ik u over de kosten van dienstreizen
over de eerste helft van 2013. De totale kosten over 2013 zijn inmiddels
bekend en bedragen: ā‚¬ 250.569,00.

Over uw vragen en opmerkingen inzake reisfaciliteiten informeer ik u het
volgende:  

In enkele gevallen wordt toestemming verleend business-class te reizen
in plaats van economy. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld extreem korte
reizen, wanneer op de dag van aankomst wordt aangevangen met de
werkzaamheden, gezondheidsredenen en bewindspersonen en hun delegaties.
Ik heb de Kamer per brief van 16 december 2013 geĆÆnformeerd over de
kosten van dienstreizen van de afgelopen vijf jaar. 

Over uw vragen en opmerkingen inzake reisduur informeer ik u het
volgende:  

De richtlijn van BZK dat de dienstreis maximaal drie werkdagen is, is
per 1 juli 2013 ingesteld. In de praktijk blijkt dit vanwege de geplande
werkzaamheden vaak niet haalbaar. Een iets langere reisduur blijkt
effectiever wanneer werkzaamheden kunnen worden gecombineerd. Ik ben het
met u eens dat een dienstreis zo efficiƫnt mogelijk gepland moet
worden, daarom wordt deze richtlijn op korte termijn geƫvalueerd en
mogelijk aangepast.

  PAGE   \* MERGEFORMAT  1