Stenogram MV Van Veldhoven Groene stroom Rijk niet duurzaam
Bijlage
Nummer: 2014D06427, datum: 2014-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.B. Sneep, griffier
Bijlage bij: Rappel vc IM inzake toezegging n.a.v. MV Van Veldhoven Groene stroom Rijk niet duurzaam (2014D06426)
Preview document (🔗 origineel)
Vragenuur Vragenuur Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. Vragen Van Veldhoven Vragen van het lid Van Veldhoven aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "Groene stroom Rijk niet duurzaam". Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Hoe groen is groene stroom? En hoe groen is onze overheid? Is de groene stroom die onze minister in zijn nieuwe toren gebruikt eigenlijk wel groen? "Sjoemelstroom uit Noorwegen", noemde de Volkskrant het. De certificaten kloppen, maar er zou geen kilowatt extra groene energie mee worden opgewekt. Hoe groen is groene stroom? Die vraag is belangrijk, omdat het gaat over veel energie — het equivalent van honderdduizenden huishoudens — maar ook omdat de overheid aan mensen en bedrijven vraagt om duurzamer om te gaan met hun energieverbruik. Dan moet de overheid dus ook bereid zijn om zelf het geode voorbeeld te geven. D66 vindt het prima om daarbij goed op de kosten te letten, en verder te kijken dan onze landsgrenzen. Ik wil natuurlijk geen zwartkijker zijn, maar grijze stroom "witwassen" totdat die groen is, kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Toch lijkt dit met stroom uit Noorwegen wel het geval zijn. De stroom die de Noren al jaren afnemen, wordt namelijk op papier ineens aan ons als groene stroom verkocht. Op papier wordt die groene stroom dus gebruikt door onze ministeries en hun ambtenaren, zonder dat die stroom uit het stopcontact komt. Het lijkt dus dubbel te tellen. Ik krijg graag scherp hoe het zit. Vindt de minister dat hij hiermee het goede voorbeeld geeft? Leidt de inkoop van groene stroom door het Rijk nu echt tot extra nettoproductie van zon-, wind- of waterkracht en, zo nee, vindt de minister dat dit wel zo zou moeten zijn? Als groene stroom op papier via waterkracht uit Noorwegen wordt opgewekt, telt de leverancier die stroom dan dubbel of wordt dit dan echt van zijn duurzame productie afgetrokken en, zo ja, kunnen wij dat controleren? In Nederland hebben wij een certificerende instantie die checkt of alle certificaten kloppen. Zouden de door het Rijk ingekochte certificaten uit het buitenland door de keuring komen van onze eigen Nederlandse keuringsautoriteit? Met andere woorden, stellen wij daaraan dezelfde eisen als aan de groene stroom die in Nederland wordt opgewekt? Minister Blok: Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven vraagt of het Rijk als een grote verbruiker van electriciteit het goede voorbeeld geeft voor duurzame inkoop daarvan. In mijn overtuiging kan ik daar volmondig "ja" op zeggen. Ter compensatie van het elektriciteitsverbruik kopen wij garanties van oorsprong. Die garanties worden volgens een Europees certificeringssysteem beoordeeld op milieukwaliteit. Dat betekent niet per se dat daarbij sprake is van extra nettoproductie. Dat was namelijk de volgende vraag van mevrouw Van Veldhoven. Er is in Europa nu eenmaal een groter aanbod van groene stroom dan er vraag naar is. Het aankopen van die garanties van oorsprong leidt dus niet per se tot meer productie. Dat wil overigens niet zeggen dat de overheid geen initiatieven neemt om een bijdrage te leveren aan extra productie. Dat moet natuurlijk wel binnen de speelruimte blijven die, alweer, Europese inkoopregelgeving ons biedt. Wij mogen niet zomaar zeggen dat stroom uit een andere Europees land niet welkom is. We bereiden een aanbesteding voor de kantoorgebouwen rond het centraal station in Den Haag voor. Wij willen in de buurt van die kantoren duurzame energievoorziening organiseren. Dan betreft het echt additionele energievoorziening. Mevrouw Van Veldhoven vroeg ook naar de telling in Noorwegen; telt de leverancier dubbel? Die vraag kan ik niet uit het hoofd beantwoorden. Ik ben graag bereid om daar schriftelijk op te antwoorden, maar het hangt samen met de manier waarop Europa de garanties van oorsprong beoordeelt. Mevrouw Van Veldhoven (D66): Produceerden wij maar veel meer groene stroom dan dat wij met elkaar elektriciteit verbruiken. Dan zou het argument van de minister natuurlijk opgaan, maar dat is niet zo. Een heel groot gedeelte van onze stroom wordt nog steeds grijs geproduceerd, in Nederland zelfs 96%. Er is dus nog voldoende stroom om te vergroenen. De overheid kan daaraan een bijdrage leveren door ervoor te zorgen dat zijzelf in ieder geval groene stroom inkoopt. Wat is er nu in Noorwegen aan de hand? Daar krijgen de huishoudens al jaren elektriciteit op basis van waterkracht. Nu wordt op die elektriciteit ineens een groen labeltje geplakt en dat labeltje alleen wordt aan Nederland verkocht. Daarmee dragen wij dus op geen enkele manier bij aan de verdere vergroening van onze totale energiemix. Zoals ik al heb gezegd, is D66 niet tegen kosteneffectieve oplossingen. Wij zijn evenmin tegen over de grens kijken. Wij vinden echter dat het bij groene stroom niet kan gaan om stroom die er altijd al was, maar groen herlabeld is. Vindt de minister dat ook? Ik ben blij met de toezegging dat de minister voor de aanbesteding gaat kijken naar duurzame energie. Ik ben ook blij met zijn schriftelijke reactie op de dubbeltelling. Ik wil graag ook een principieel antwoord van de minister. Vindt hij ook dat groene stroom die de Nederlandse overheid inkoopt, echt groene stroom moet zijn en geen herlabeling van iets wat er allang was? Minister Blok: Allereerst heb ik een correctie op de manier waarop mevrouw Van Veldhoven mij citeerde. Zij zei dat ik gesuggereerd zou hebben dat er meer groene stroom is dan elektriciteitsverbruik, maar wat ik gezegd heb, is dat het aanbod van groene stroom groter is dan de vraag naar specifiek groene stroom. Dat is de reden dat de aanschaf van die garanties van oorsprong door de Nederlandse overheid niet leidt tot extra productie van groene stroom. Het aanbod is namelijk al groter dan de vraag naar groene stroom. De vervolgvraag van mevrouw Van Veldhoven was of ik uit principe vind dat alle groene stroom die de Nederlandse overheid inkoopt, additionele groene stroom zou moeten zijn. Daaraan hangt inderdaad een prijskaartje. Het is niet de strekking van de afspraak die wij nu gemaakt hebben. De vraag is dus of de regering en de Kamer ook bereid zijn om dit extra prijskaartje te betalen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten wij eerst die extra prijs in kaart brengen. Mevrouw Van Veldhoven zal mij vergeven dat ik dat niet even vanachter het spreekgestoelte doe. Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als de minister kan toezeggen dat hij de berekening van het prijskaartje zal opnemen in de brief over de dubbeltelling, waaraan hij daarnet refereerde, komen wij met elkaar een stap verder en leggen wij de vraag waar die hoort te liggen. De vraag naar groene stroom wordt in belangrijke mate bepaald door de vraag in hoeverre grote spelers — zoals de NS, die dit al doet, en de Nederlandse overheid — naar echt groene stroom vragen. Zo komen wij dichter bij een werkelijke vergroening van onze energiemarkt. Minister Blok: De gevraagde berekeningen zal ik graag leveren. De vergelijking met de inkoop van bedrijven als de NS gaat niet helemaal op, omdat bedrijven niet of veel minder dan overheden zijn gebonden aan de inkoopeisen volgens welke je niet mag discrimineren tussen landen. De heer Paulus Jansen (SP): Het goede nieuws van dit vragenuur is dat zelfs een eurofiele partij als D66 afstand neemt van de groene rommelcertificaten die zijn ingevoerd onder de bezielende leiding van D66-minister Laurens Jan Brinkhorst, een jaar of elf geleden. Ik heb de volgende vraag aan de minister. Klopt het dat die heel goedkope groene certificaten, waarvan ook de overheid gebruikmaakt, handig zijn voor greenwashing van het overheidsbeleid? Of wil het kabinet serieus werk maken van verduurzaming en is het bereid om zelf echt te investeren in verduurzaming in Nederland? Minister Blok: Ik weet eigenlijk niet of het woord "greenwashing" een positief of negatief oordeel inhoudt. De heer Paulus Jansen (SP): Wat denkt u zelf? Minister Blok: Ik heb geen idee, want u komt ermee. De vervolgvraag lijkt op die van mevrouw Van Veldhoven. Vind ik dat alle inkoop ter plekke duurzaam geproduceerd moet zijn? Ik heb al aangegeven dat dit een kostenafweging is en dat ik de benodigde berekeningen graag met de Kamer deel. Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): ProRail en Rijkswaterstaat gebruiken de CO2-Prestatieladder bij hun inkoop. Wij doen namelijk aan groene stroom om CO2-uitstoot te verminderen. Zou de CO2-Prestatieladder geen handig instrument zijn om toe te passen bij de inkoop van stroom? Minister Blok: Dat lijkt mij ook een dubbeltelling, want het feit dat we bij duurzame energie werken met garanties van oorsprong, geeft aan dat het daarbij gaat om energie die geen of nauwelijks extra CO2-productie oplevert. Als mevrouw Van Tongeren daarnaast ook nog om een CO2-ladder gaat vragen, dan produceren we zelf extra CO2, zou ik zeggen. De voorzitter: Dank u wel. En dank voor uw komst naar de Kamer. Vragen Marcouch Vragen van het lid Marcouch aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Vuurwerkpost nauwelijks onderschept". De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Het is bekend dat Nederlandse consumenten via webshops in het buitenland en vooral in Oost-Europa verboden, gevaarlijk, illegaal vuurwerk bestellen. Sterker nog, consumenten die die bestellingen willen doen, worden zelfs via een persoonlijke boodschap van de politie bestraffend toegesproken. Dat is heel slim. Dat is ook prima. De Task Force Opsporing Vuurwerk Bommenmakers waarin de politie en het OM werken, doet daarmee wat mij betreft goed werk: criminaliteit en gevaar preventief tegenhouden. Wat niet prima is, is dat vele duizenden pakketten, die blijkbaar toch nog worden besteld en waarvan een handvol wordt onderschept, niet via stiekeme kanalen en sluipweggetjes Nederland binnenkomen, maar gewoon via de post. Met de gevolgen daarvan worden we jaarlijks geconfronteerd: ernstig gewonden, overlast, vernielingen en noem maar op, vorig jaar weer meer dan het jaar daarvoor. Daar komt nog het gevaar voor de postmedewerkers bij. Zij moeten immers dat gevaarlijke spul verwerken en afleveren. De minister kan dan wel terecht trots zijn op de grote hoeveelheid illegaal en verboden vuurwerk dat door de politie en andere diensten in beslag wordt genomen, maar het helpt niet als dit gevaarlijke spul via de post vrijwel ongehinderd ons land binnenkomt. Dat is dweilen met de kraan open. De minister moet hier iets aan gaan doen. Het is verboden, illegaal en gevaarlijk spul. Dat verbod moet worden gehandhaafd. In de Rotterdamse haven worden containers gescand op cocaïne. Kunnen dit soort pakketten ook gescand worden? Zijn er juridische en technische handicaps, beperkingen, om deze instroom van gevaarlijk vuurwerk te onderscheppen? Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de heer Marcouch voor zijn vragen. Ook dank voor de complimenten die hij heeft uitgedeeld. Ik begrijp de zorgen van de heer Marcouch over transport via pakketdiensten van illegaal vuurwerk. De Inspectie Leefomgeving en Transport, aangestuurd door staatssecretaris Mansveld, maakt afspraken met de postbedrijven over de aanpak van het vuurwerk dat met postpakketten wordt verzonden. De ILT kan, als er geen afspraken gemaakt worden met de postbedrijven, ook afspraken maken met de douane over het gebruik van scanners. Het kan dus. Er moeten echter afspraken over gemaakt worden. Het is immers allereerst de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om binnen de regels van het spel te blijven en te opereren en afspraken te maken met de ILT, de politie en de douane. Daarbij kunnen scanners worden ingezet. Mijn antwoord is dus: het kan. De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. De minister zegt: het kan. Dan hebben wij ook de plicht om het te doen. In het algemeen overleg Vuurwerk hebben wij het hierover uitgebreid gehad. Toen heb ik aangedrongen, namens mijn fractie, op verbetering van die samenwerking. Beide bewindspersonen hebben toen gezegd tegen de Kamer dat de samenwerking goed is. Ik heb toen ook een motie aangenomen gekregen, de motie-Oosenbrug/Marcouch, waarin die integrale aanpak wordt bepleit. Wat is de stand van zaken van de uitwerking van die motie? Ik lees daar namelijk, buiten wat kritische zinnetjes in de begroting, weinig over. Hoe kan het dat de samenwerking blijkbaar niet zodanig is dat wij dit soort pakketten kunnen tegenhouden? Is de minister het met mij eens dat wij die pakketten soms moeten volgen om te kijken waar zij worden afgeleverd, zodat wij de daders die erachter zitten, kunnen pakken? Minister Opstelten: Ik wil nog even iets zeggen over de scanners, want daar stond ik nog even over na te denken. De douane helpt de ILT en postbedrijven door ze scanners te lenen. Die worden dus aangeboden. De postbedrijven kunnen ze lenen. Onze taskforce zit daar dus bovenop. Het is zuiver toeval, maar een staat een brief met een reactie op de motie op stapel. De Kamer ontvangt die vandaag of morgen. De staatssecretaris van I en M heeft die brief geschreven, mede namens mij. Dat zijn de posities. Ik wil niet al te zeer op de brief vooruitlopen. In de brief wordt ingegaan op landelijke regie, inclusief de prioriteiten van de toezichthouders, de landelijke informatiepositie en de operationele afstemming tussen de betrokken diensten. Als die brief straks de deur uitgaat, denk ik dat de heer Marcouch op zijn wenken wordt bediend. De heer Marcouch (PvdA): Het gaat er uiteindelijk om dat die papieren werkelijkheid ook in de echte wereld werkelijkheid wordt. Ik vraag nogmaals, omdat ik nog niet een echt antwoord op die vraag heb gekregen, hoe de minister met de opsporing omgaat om ervoor te zorgen dat de pakkans ook vanuit de invalshoek post groter wordt. Daar schijnt schijnt een gat te zijn, qua capaciteit. Bovendien wordt kennelijk niet de urgentie gevoeld om ook daar te controleren. Hoe gaat de minister dat in de echte wereld regelen, zodat wij met oud en nieuw niet worden geconfronteerd met dit soort fout en gevaarlijk vuurwerk? Minister Opstelten: Dat zijn twee vragen, die beide heel serieus zijn. De heer Marcouch sprak over de wereld. De ILT probeert ook zaken aan de voorkant te regelen en te voorkomen dat pakketten worden opgestuurd. Veel vuurwerk wordt in China geproduceerd. Vuurwerkwebshops opereren vanuit Polen en andere Oost-Europese landen. Met de overheden van deze landen hebben wij afspraken gemaakt over strenger toezicht. Als het zich voordoet, spreken wij bijvoorbeeld de Polen aan over het bestuurlijk aanpakken van een bedrijf daar. Het OM zit hier scherp in, in deze tijd. De ILT kan bedrijven bestuursrechtelijk aanpakken, bijvoorbeeld door de vergunning in te trekken of het bedrijf te sluiten. Het OM kan daarnaast hoge straffen uitdelen, zowel hoge vrijheidsstraffen als hoge boetes. Dat is de kern van de manier waarop wij hier bovenop zitten. Wij zijn ons zeer bewust van onze verantwoordelijkheden hierin. In dit geval begint de verantwoordelijkheid overigens in de eerste plaats bij het bedrijf zelf. Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik hoor de minister tot mijn genoegen zeggen dat er ter plekke wordt opgetreden, bijvoorbeeld in Polen. Hij zegt dat er daar sprake zou moeten zijn van een bestuurlijke aanpak. Ik denk dat het goed zou zijn als daar een strafrechtelijke aanpak op zou volgen. Is de minister bereid om met zijn Europese collega's afspraken te maken over te zwaarte van vuurwerk, zodat er één lijn kan worden getrokken en er dus geen illegaal vuurwerk meer wordt geproduceerd en naar ons land verzonden? Minister Opstelten: Ik ben daartoe bereid. Dat doen wij natuurlijk al. Wij doen dat nu bilateraal, want dat is effectiever. Wij hebben contact met de Poolse collega's, bestuursrechtelijk of strafrechtelijk, als zoiets zich voordoet. Welk instrumentarium men gebruikt, bepalen wij niet. Samenwerking is goed. Die verantwoordelijkheid wordt aan beide kanten gevoeld. De voorzitter: Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. Vragen Ulenbelt Vragen van het lid Ulenbelt aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het niet van toepassing zijn van de bouw-cao voor buitenlandse arbeiders die werken aan de A2-tunnel en het voortduren van de misstanden. De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Afgelopen donderdagavond was ik in Duinrell, samen met mijn fractievoorzitter Emile Roemer. Wij waren daar niet om te zwemmen, maar wij bezochten daar Portugese en Spaanse arbeiders die werken aan de A4 in Vlaardingen. Ze worden onderbetaald, werken tien tot elf uur per dag en ook op zaterdag. Hun loon wordt minstens anderhalve maand te laat uitbetaald. Ze zijn nu naar huis gegaan. Ze hebben beloftes, maar geen geld. Bij de A2 is het van hetzelfde laken een pak: ook Spanjaarden, Polen en Portugezen die €1000 per maand aan huisvesting moeten betalen. Twee maanden geleden werd dat bekend. Ze hebben de toezegging dat ze het geld zouden terugkrijgen, maar ze hebben nog steeds niets. Deze projecten van de A2 en A4 — er zijn er veel meer — zijn uitgevoerd onder de Crisis- en herstelwet om het werk in de bouw te stimuleren. Grote ondernemers schakelen geen Nederlandse jongeren of ouderen in, maar huren buitenlandse bedrijven en buiten die mannen uit. Dit speelt bij de A15, bij de A1 en bij de A16. Het ergste is misschien nog wel dat de overheid de opdrachtgever is van deze projecten. Ik weet dat deze minister een hekel heeft aan uitbuiting, schijnconstructies en malafide uitzendbureaus en ik heb maar één vraag voor hem. Gaat hij ervoor zorgen dat deze mannen en een paar vrouwen voor kerstmis hun geld hebben? De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de beantwoording van de vraag. Minister Asscher: Voorzitter. Met de heer Ulenbelt deel ik de weerzin tegen uitbuiting en schijnconstructies. Deze mensen worden gedwongen om hun werk te doen onder slechte omstandigheden en slechte voorwaarden. Er kan sprake zijn van arbeidsuitbuiting. De Inspectie SZW bestrijdt die misstanden door ze te signaleren en op te sporen. Ook in dit geval, het voorbeeld waarover de heer Ulenbelt spreekt, loopt een onderzoek van de Inspectie SZW. Intussen staan partijen tegenover elkaar voor de rechter. De toepasselijkheid van de bouw-cao wordt voor de rechter bestreden. Men moet met elkaar tot een oplossing komen. Het doet er niet aan af wie de opdrachtgever is, ook als dat de overheid is; schijnconstructies en uitbuiting kunnen niet worden geaccepteerd. We gaan de wet nog strenger maken. In dit geval loopt er een onderzoek van de inspectie en zodra er uitkomsten zijn, deel ik die met de Kamer. De heer Ulenbelt (SP): Dat zijn mooie woorden. Dat zijn we van de minister gewend. Maar mijn vraag was wat hij gaat doen, zodat deze harde werkers aan de Nederlandse infrastructuur voor kerst het achterstallige loon en het niet betaalde overwerk terug hebben. Het is mooi dat de minister de wet gaat veranderen, maar deze mannen zitten nu zonder centen in Lissabon, in Madrid of waar dan ook, terwijl ze gewerkt hebben. Daar moet deze minister toch iets aan doen? Gaat hij dat geld bij die aannemers ophalen? Minister Asscher: Ik kan niet tussen de private partijen komen die nu voor de rechter staan. Dat gaat over het derde beslag dat gelegd was bij het ene bedrijf en de vordering van het andere. Dat heeft de voorzieningenrechter nu opgeheven, omdat hij de toepasselijkheid van de bouw-cao niet kan vaststellen. Daar hangt ook van af welke rechten de werknemers tegenover hun werkgever hebben. Wij kunnen ervoor zorgen dat de Inspectie SZW onderzoek verricht als er signalen zijn van arbeidsuitbuiting. Dat is ook de rol van de overheid. Dat onderzoek loopt ook. Zodra de uitkomsten bekend zijn, zal ik die met de Kamer delen. Mocht dat leiden tot sancties, dan zal ik die ook treffen, ook als ze andere overheden of de rijksoverheid raken. De heer Ulenbelt (SP): Iedere arbeider werkt voor zijn centen. Daar doet hij het voor. De minister kan wel een onderzoek instellen, maar de vraag is nu of hij voor deze mensen achter het geld aan gaat. Inderdaad hebben cao-partijen een conflict. Bouwend Nederland vindt het prachtig wat er gebeurt, want zo worden de leden — de grote aannemers — beschermd. Laat ik de minister dan helpen. Is de minister bereid om een noodwet uit te vaardigen om dit soort uitbuiting van buitenlandse werkers aan onze infrastructuur te voorkomen? Ik vraag dus om een noodwet. Niet praten, maar ingrijpen. Minister Asscher: Even voor de goede orde: werknemers hebben recht op hun loon. Als er discussie is over dat loon, moeten zij zelf dat recht zien te halen, hoe lastig dat ook is. In dit geval is de vraag of de bouw-cao wel of niet van toepassing is. Ook is de vraag of er intussen nog sprake is van uitbuiting, verkeerde arbeidsomstandigheden en lange uren. Dat waren de voorbeelden die de heer Ulenbelt gaf. Naar dat laatste kijk ik. Ten aanzien van de tweede vraag, namelijk hoe het verder moet met de toekomst van dit soort constructies, zeg ik het volgende. Wij hebben de sociale partners beloofd om met advies te komen over betere naleving en handhaving van cao's en aanscherping van de regels. Ik verwacht dat advies in het voorjaar van 2014. De sociale partners moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen om de cao waarbij iedereen belang heeft, na te laten leven. Je houdt dan nog altijd de discussie of werknemer X of werknemer Y goed wordt behandeld — die kan naar de overheid als dit niet zo is — maar het is aan de baas en de werknemer om zich met elkaar aan de afspraken te houden over welke betaling er is voor welk werk. De heer Ulenbelt (SP): Het grote probleem is natuurlijk dat de Portugese bouwvakker in Portugal zit. Moet hij dan hier naar de rechter om zijn loon te vorderen? Dat gaat toch niet werken? De minister zou op zijn minst kunnen zeggen dat de Arbeidsinspectie mensen moet helpen bij het verhalen van het loon waarop zij recht hebben. Als hij dat niet doet, kan hij wetten maken wat hij wil, maar dan betekent het dat de constructie met het uitbuiten van buitenlandse arbeiders alleen maar doorgaat. Nogmaals vraag ik de minister wat hij gaat doen zodat die mensen aan hun eerlijke loon komen, dat zij hebben verdiend. Minister Asscher: Dat is het gevaar van een individuele casus die onder de rechter is. De rechter heeft de werknemers nu niet gelijk gegeven ten aanzien van hun rechten op voorzieningen. Zeker, er geschiedt onderzoek naar de eventuele misstanden bij het werken aan de A2. Verder kunnen mensen in de toekomst, ook in het buitenland, rechtstreeks een vordering wegens achterstallig loon inzetten. Dat is de ketenbepaling die er komt, ook in Europees verband. Dat kun je niet bij noodwet doen, maar dit kun je wel in Nederlandse wetgeving doen. Die hebben wij aangekondigd in het kader van de aanpak van schijnconstructies. Wat mij betreft jassen wij die zo snel mogelijk door de Kamer met de hulp van de Kamerleden. Dat laat onverlet dat de inspectie in dit geval eerst onderzoek moet doen naar de vraag of er uitbuiting is. De heer De Graaf (PVV): Spanjaarden bouwen de A4, Portugezen bouwen de A2 en hier in de binnenstad zijn er bouwprojecten waarbij je binnen het project over de hoofden van Oost-Europeanen kunt lopen, terwijl de Nederlandse bouwvakker werkloos thuiszit. Dat is allemaal zo dankzij de fantastische EU met de heel mooie verplichte Europese aanbestedingen. Wordt het niet eens tijd dat wij gewoon zeggen dat wij kappen met die verplichte Europese aanbestedingen? Het antwoord dat ik niet wil horen, is dat dit niet kan. Minister Asscher: Wij willen — hopelijk is dat met steun van de Kamer en de PVV— de uitbuiting en de schijnconstructies waardoor buitenlandse werknemers soms worden betaald onder de niveaus die wij in Nederland hebben afgesproken en die dus een concurrentievoordeel bieden, onmogelijk maken. Hoe doe je dat? Dat doe je door meer inspectiecapaciteit, strengere boetes, een verantwoordelijkheid voor de opdrachtgever, die zich niet moet kunnen verschuilen tussen allerlei kerstbomen van bv's, door internationale boeteïnning en internationale aansprakelijkheid. Dan haal je het voordeel weg van altijd maar werken met mensen die bereid zijn om voor een lager inkomen te werken. Dat kunnen wij doen. Dat kan. Daarvoor reken ik dus ook op de steun van de Kamer. Mevrouw Karabulut (SP): Het is natuurlijk de vraag hoe het kan dat nota bene de overheid zelf met dit soort clubs, dit soort bedrijven, in zee is gegaan. De minister en de staatssecretaris zeggen dat zij dit alles erg vinden, maar vervolgens zegt de minister dat dit een individuele casus is en dat hij daar niet in kan treden. Die houding van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken begint mij steeds meer tegen te staan. Deze werknemers, deze werkers, missen loon. Dat is loon dat zij heel hard nodig hebben. De voorzitter: Uw tijd is op. Mevrouw Karabulut (SP): Wil de minister vandaag in de Kamer zeggen dat hij met die bedrijven om tafel gaat en dat hij ze aanspreekt, zodat deze mensen zo snel mogelijk hun loon krijgen? Minister Asscher: Het staat mevrouw Karabulut tegen dat ik antwoord geef op de vraag, namelijk dat het kabinet streng optreedt tegen schijnconstructies, dat het daarbij internationaal vorderingen maakt en successen boekt om de aansprakelijkheid te vergroten, dat het de boetes voor uitbuiting van arbeiders verhoogt, dat het voor extra inspectiecapaciteit en meer controles zorgt en dat het samenwerkt met cao-partijen om de cao te laten naleven. Vervolgens krijg ik commentaar van mevrouw Karabulut op houding en toon. Dat laat ik graag bij haar. Ik heb gezegd wat we in dit individuele geval doen en geschetst wat het beleid van het kabinet is, dat verder gaat dan enig eerder kabinet. Mevrouw Hamer (PvdA): De minister zei, als ik het goed heb, dat hij een SER-advies heeft gevraagd over de naleving van cao's. Die discussie ligt in het verlengde hiervan. De minister zei dat dit advies in het voorjaar komt. Misschien kunnen wij vanaf deze plek en de minister vanaf zijn plek sociale partners aansporen om daarmee heel vroeg in het voorjaar te komen, dus zo snel mogelijk, omdat dit een dringend probleem is. Ik snap dat de minister niets kan zeggen over individuele casussen en ook dat hij niets kan zeggen over zaken die onder de rechter zijn, maar hij kan natuurlijk wel in algemene zin bijvoorbeeld Bouwend Nederland aanspreken door te zeggen: hoe gaat dat nu met elkaar; doe daar wat aan. Minister Asscher: In het kader van het sociaal akkoord is afgesproken dat sociale partners advies uitbrengen over het voorkomen van misstanden bij aanbestedingen en van driehoekrelaties tussen opdrachtgever, werkgever en werknemer. In het bijzonder denkt men dan aan misstanden in de bouw. Het advies van de Stichting van de Arbeid moet in het voorjaar komen. Ik wil er bij sociale partners op aandringen om dat zo snel mogelijk te doen. Bouwend Nederland heeft zich geschaard achter de zeer strenge aanpak van schijnconstructies. De werkgevers in Nederland hebben gezegd in te willen stemmen met ketenaansprakelijkheid, waarbij iedere opdrachtgever verantwoordelijk is voor het loon en de arbeidsvoorwaarden van iedere werknemer, ook als hij getrapt aan het werk is. De situatie van de energiecentrale in Groningen waar werknemers worden onderbetaald en niemand zich verantwoordelijk voelt, wordt daarmee onmogelijk. Ik zal werkgevers op die houding blijven aanspreken, maar ik ben er trots op dat in Nederland de goede werkgevers ervoor kiezen om zich te scharen achter de overheid in de strijd tegen uitbuiting. Daarmee moeten we door. De voorzitter: Ik dank u voor de beantwoording van de vragen en voor uw komst naar de Kamer. Vragen Fritsma Vragen van het lid Fritsma aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "Asielzoekers kraken opnieuw Amsterdams pand". De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Dit kabinet en deze staatssecretaris maken helaas een enorme bende van het vreemdelingenbeleid. Terwijl Nederland de problemen van de massa-immigratie allang niet meer aankan, worden er niet minder, maar veel meer asielzoekers verwelkomd. Iedereen in de wereld die dat wil, krijgt toegang tot de Nederlandse asielprocedure, zelfs wanneer opvang in de eigen regio mogelijk is. Velen krijgen een verblijfsvergunning, maar zelfs als het asielverzoek toch is afgewezen, kan men rustig in Nederland blijven. Zie de zoveelste pardonregeling, waarmee ook deze staatssecretaris weer uitgeprocedeerde vreemdelingen beloont die botweg hun vertrekplicht negeren. Zie ook het gebed zonder einde van de uitgeprocedeerde asielzoekers in Amsterdam. Afgelopen vrijdag kwam in het nieuws dat zij voor de zoveelste keer hun intrek hebben genomen in een gekraakt pand. Weer is er niet opgetreden. Krakende illegalen wordt geen strobreed in de weg gelegd. De staatssecretaris staat erbij en kijkt ernaar. Hij laat zich helaas overlopen door PvdA-burgemeester Van der Laan, die het terugkeerbeleid steeds saboteert door uitgeprocedeerde nepvluchtelingen te helpen om in Nederland te blijven. Daarbij gaat het om mensen die wel terug kunnen keren naar de landen van herkomst, maar dat simpelweg niet willen. Ook van de Amsterdamse krakende illegalen over wie we het nu hebben, is bekend dat zij elke medewerking aan terugkeer hebben geweigerd. Desondanks worden zij niet aangepakt. Daar betaalt de Nederlandse samenleving letterlijk en figuurlijk de rekening voor. Zo kan het niet langer. Daarom stel ik de volgende drie vragen aan de staatssecretaris. 1. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat de asielinstroom wordt beperkt? De actualiteit leert immers dat wie hier binnenkomt, gewoon niet meer weg is te krijgen door de staatssecretaris. 2. Waarom wordt in het geval van uitgeprocedeerde asielzoekers het kraakverbod nooit gehandhaafd? 3. Is de staatssecretaris bereid om deze illegalen zo snel mogelijk uit te zetten en voor zover dat niet kan, vast te zetten? Alleen dan zullen zij meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst. Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de heer Fritsma voor zijn vragen over dit onderwerp. De heer Fritsma en ik wisselen regelmatig van gedachten over dit onderwerp. De vragen zijn ook een beetje voorspelbaar. De eerste vraag betreft de beperking van de asielinstroom. Het is duidelijk dat het kabinet op dat punt allerlei maatregelen neemt. Het programma Stroomlijning Toelatingsprocedures is doorgevoerd en de wetgeving die daarvoor noodzakelijk was, treedt in werking, de laatste wetgeving op 1 januari aanstaande. We proberen het dus wel, maar we hebben natuurlijk te maken met een vergrote instroom, onder meer vanuit Eritrea en Syrië. Degenen die afgelopen weekend de beelden hebben gezien van drums, explosieven en staal die op de hoofden van de bevolking van Aleppo worden gegooid, zullen begrijpen dat mensen dat land op dit moment ontvluchten. Met die vergrote asielinstroom heeft ook Nederland te maken. Het tweede punt betreft de uitgeprocedeerde asielzoekers en het handhaven van het kraakverbod. De heer Fritsma weet natuurlijk dat het handhaven van het kraakverbod plaatsvindt door de lokale driehoek, door de burgemeester, de plaatselijke politiechef en het Openbaar Ministerie. In dat verband worden de beslissingen met betrekking tot het kraakverbod genomen. Het mag ook als bekend worden verondersteld dat het Amsterdamse gemeentebestuur een kraakpand niet ontruimt als er vervolgens sprake is van leegstand. Het gemeentebestuur bekijkt dus of er een eigenaar is die gebruik wil maken van het pand of dat ontruiming zou resulteren in leegstand. Het is ook nooit de bedoeling van de antikraakwet geweest om voor leegstand te ontruimen. De derde vraag van de heer Fritsma betreft het vastzetten van illegalen. Dat doen wij wel, natuurlijk ter uitzetting naar het land van herkomst, maar alleen als uitzetting mogelijk is. We gaan in Nederland geen mensen vastzetten als er zelfs niet een begin van zicht is op de mogelijkheid om iemand uit te zetten. Dat staat in de wet. Die heeft de heer Fritsma als medewerker van de IND ook een aantal jaren toegepast. Hij is daar dus goed mee bekend. De heer Fritsma (PVV): Natuurlijk moeten vluchtelingen geholpen worden, maar dat moet in de eigen regio gebeuren. Nu hebben we de bizarre situatie dat deze staatssecretaris duizenden verblijfsvergunningen klaarlegt, bijvoorbeeld voor Syriërs, terwijl de rijke Golfstaten in de eigen regio helemaal niets doen. Dat is een bizarre situatie. Ik kom ook terug op het kraken: wat is het kraakverbod in hemelsnaam waard als dat niet wordt gehandhaafd? De staatssecretaris vindt het kennelijk de normaalste zaak van de wereld dat een groep illegalen van het ene naar het andere kraakpand trekt, terwijl er niet wordt opgetreden. Dat is toch raar? De staatssecretaris zegt dat hij hier niet over gaat en dat de driehoek hierover gaat. Dat is onzin, want het terugkeerbeleid van deze staatssecretaris wordt gewoon ondermijnd. Sterker nog: die krakende illegalen chanteren de zaak en daarmee hebben ze nog succes ook. Van der Laan heeft hun immers gemeentelijke opvang aangeboden. Zelfs daarmee is de staatssecretaris akkoord gegaan. Ik vraag de staatssecretaris dus nogmaals waarom hij zich gewoon laat chanteren door krakende illegalen. Staatssecretaris Teeven: Wij hebben bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie uitgebreid over dit onderwerp gesproken. Ik heb toen bij herhaling gevraagd of er van de Partij voor de Vrijheid oplossingen waren te verwachten, zeker voor dit probleem in Amsterdam. Die oplossingen waren er niet; er waren geen ideeën over hoe je dit probleem zou moeten oplossen, afgezien van de mantra dat je mensen moet vastzetten. Dat kan een onderdeel van de oplossing zijn, maar een onderdeel van de oplossing in Amsterdam is op dit moment ook dat wij proberen om die mensen iets meer lucht te geven en even op adem laten komen. Dat gebeurt op dit moment ook in de Havenstraat. Ik heb dat goedgevonden en ik heb daar met de burgemeester over gesproken. In het nieuwe jaar gaan we de inspanningen voor het uitzetten naar het land van herkomst natuurlijk weer intensiveren, maar we gaan ook bekijken of we mensen ertoe kunnen bewegen om uit vrije wil terug te keren, want dat is natuurlijk het beste. Als mensen uit vrije wil terugkeren, hebben ze de beste kans op een start in het land van herkomst. Ik laat me dus absoluut niet chanteren, maar ik probeer wel voor oplossingen te zorgen en om de mensen niet van het ene kraakpand naar het andere kraakpand te jagen zonder dat we daadwerkelijk naar een oplossing kijken. En nogmaals: uitzetten kan alleen als je zicht hebt op terugkeer naar het land van herkomst. Je kunt mensen in Nederland niet vastzetten als er geen begin van zicht is op uitzetting. Dat weet de heer Fritsma ook heel goed. De heer Fritsma (PVV): In plaats van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie staat hier een staatssecretaris van spek en bonen, want deze staatssecretaris kan niets doen naar eigen zeggen. Er worden panden gekraakt en de staatssecretaris kan er niets aan doen, want de lokale driehoek gaat erover. Illegalen worden niet uitgezet. Daar kan de staatssecretaris ook niets aan doen, want ze mogen niet worden vastgezet. Dit kan toch zo niet doorgaan? De staatssecretaris had het over een oplossing van de PVV. Die is klip-en-klaar: uitgeprocedeerden moeten terugkeren naar het land van herkomst, ze moeten uitgezet worden en als dat niet kan moeten ze worden vastgezet. Dat is een werkende oplossing. Dat deze staatssecretaris daar niet aan wil, zorgt ervoor dat de problemen in stand blijven. Staatssecretaris Teeven: Als ultimum remedium wil ik daar wel aan, maar we bekijken ook of mensen uit vrije wil terug kunnen. Daar zijn we mee bezig. Sommige mensen gaan op dit moment al uit vrije wil terug. Tja, met dat spek en bonen kan ik niet zo vreselijk veel. Ik hoor dat de Partij voor de Vrijheid er geen ideeën over heeft. De regering heeft er wel ideeën over. Daar zijn we op dit moment mee bezig. We zullen dus bekijken of het probleem over een aantal maanden is opgelost. De heer Voordewind (ChristenUnie): De regering heeft hier goede ideeën over en heeft die inmiddels in werking gezet in Amsterdam. Daar dank ik de staatssecretaris voor. Toch valt een aantal mensen buiten die regeling en buiten die 159, zoals de heer Fritsma al opmerkte, terwijl dat gezinnen echt splijt. Ik heb een man en een vrouw gesproken: de man zit binnen en de vrouw zit buiten. Is de staatssecretaris bereid om flexibel om te gaan met die 159? Van die 159 worden op dit moment namelijk maar 100 mensen opgevangen. Staatssecretaris Teeven: Van de groep van 159 zijn er 100 in de Havenstraat. Die zijn goed geïndividualiseerd. Er zijn ook mensen die er zelf voor hebben gekozen daar niet heen te gaan. Dat is hun eigen keuze. We kunnen hen nergens toe verplichten. Naast de ongeveer 100 personen die in de Havenstraat zitten, zijn er ook nog 90 mensen die daar niet zitten. Zo'n 30 personen zitten in een locatie van de gemeente Amsterdam voor mensen die hulpbehoevend zijn. Verder hebben we niet iedereen uit die groep geïndividualiseerd. Dat is dus onze eerste opgave. Daarmee is de gemeente Amsterdam samen met mijn diensten bezig. Als we daarmee klaar zijn, zullen we bezien of die mensen dezelfde faciliteiten kunnen krijgen. Mensen moeten echter wel bekendmaken wie ze zijn en zeggen waar ze zitten in de procedure. Mevrouw Maij (PvdA): Ik zou de staatssecretaris willen complimenteren met de pragmatische oplossing die hij samen met de burgemeester van Amsterdam heeft gezocht en gekozen voor de mensen die op dit moment in de Havenstraat zitten. Ik zou hem ook willen vragen of hij het gesprek aan wil gaan over de groep die nu een pand heeft gekraakt en over de groep die hier in Den Haag in de Sacramentskerk zit. Hij noemt individualiseren als een voorwaarde. Is de staatssecretaris ook bezig om te bekijken of deze mensen individueel geïdentificeerd kunnen worden en of er een individuele oplossing voor die mensen kan worden gevonden? Staatssecretaris Teeven: De inspanningen van de diensten zijn daar wel op gericht. De Dienst Terugkeer & Vertrek is zowel in Amsterdam als in Den Haag bezig te bekijken welke procedures er lopen ten aanzien van enkele individuele mensen. Als daar duidelijkheid over is, kunnen we gaan werken aan een oplossing. Dat kan uitzetting zijn, vrijwillige terugkeer of opvang gedurende een langere periode aan de Havenstraat. Dat zijn de zaken waar we op dit moment aan werken. De heer Van Klaveren (PVV): Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris. Waarom verkiest deze staatssecretaris het laten kraken van panden door illegalen boven het vastzetten van illegalen? Want dat kan wel, en dat is ook wat er moet gebeuren. Deze staatssecretaris zegt: dat doen we niet. Maar waarom niet? Waarom vindt hij het prachtig om deze mensen te laten bestaan in kraakpanden? Ze zijn illegaal. Ze zouden hier niet mogen zijn. Pak die mensen op en zet ze vast. Staatssecretaris Teeven: Het aanhouden van mensen ter uitzetting gebeurt ook, maar dan moet je wel daadwerkelijk mogelijkheden tot uitzetting hebben. Ze moeten wel terug kunnen naar hun land van herkomst. Dan kun je ze vastzetten. Echter, het enkele vastzetten zonder dat je zelfs maar het zicht op terugkeer naar het land van herkomst hebt, laat de wet niet toe. Het is misschien af en toe moeilijk maar we moeten ons wel aan de wet houden, zeg ik tegen de heer Van Klaveren. Het is namelijk belangrijk dat je dat wel doet, want dat geldt nou eenmaal in een rechtsstaat. Daar moet ook de heer Van Klaveren een beetje rekening mee houden. De voorzitter: Nee, mijnheer Van Klaveren, uw collega de heer De Graaf heeft hierover al een vraag gesteld. Dus u kunt geen vragen meer stellen. Ik dank de staatsecretaris voor de beantwoording van deze vragen. Vragen Voordewind Vragen van het lid Voordewind aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de oproep van Amnesty International over de opvang van Syrische vluchtelingen. De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. We zien dezer dagen de beelden op televisie van besneeuwde tenten en kinderen met slippertjes in de modder en de sneeuw. Inmiddels worden de meeste vluchtelingen alweer tweeënhalf jaar lang opgevangen in omliggende landen en zijn er 6,5 miljoen van huis en haard verdreven in Syrië. We horen van de honderden vluchtelingen die inmiddels zijn omgekomen in de Middellandse Zee. Er wordt al gesproken van één groot zeekerkhof. Afgelopen zaterdag volgde Zembla een Syrische familie van zes mensen van wie helaas alleen de vader Hassan en de zoon de tocht overleefd hebben. Zij zullen donderdag hier in dit parlement hun verhaal komen vertellen. Amnesty International heeft net een nieuw rapport uitgegeven, waarin op een rijtje is gezet hoeveel Syrische vluchtelingen in Europa worden opgevangen. Het resultaat is 0,5% van de 2,3 miljoen vluchtelingen. Nederland was bereid om 50 vluchtelingen op te vangen en daarbovenop komen dan nog de 200 van volgend jaar. Ik kom tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat is de uitkomst geweest van het overleg van gisteren van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn collega's in Europa om meer te doen voor de Syrische vluchtelingen? Is de staatssecretaris bereid over te gaan tot een versoepeling van de visa voor de meest kwetsbare vluchtelingen met familie in Nederland? Is de staatssecretaris bereid om er bij de Europese collega's van de achttien lidstaten die op dit moment geen enkele vluchteling willen opnemen, op aan te dringen om alsnog ruimhartig Syrische vluchtelingen op te vangen? Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de heer Voordewind voor zijn vragen. Laat duidelijk zijn dat de beelden die we afgelopen weekend hebben gezien rond de stad Aleppo iedereen natuurlijk schokken. Het is ook duidelijk dat als dat gebeurt in Syrië, dit, hoewel we dat niet hopen, vermoedelijk tot nog veel meer vluchtelingen zal leiden. Kijkend naar de vragen van de heer Voordewind denk ik dat het belangrijk is even vast te stellen wat Nederland al doet. Nederland is een belangrijke donor; tot op dit moment is een bedrag van ruim 61 miljoen beschikbaar gesteld voor het steunen van de opvang van vluchtelingen in de regio. Nederland heeft hervestiging toegezegd van dit jaar 50 vluchtelingen en volgend jaar 250. Bovendien wordt bezien of er volgend jaar nog 250 vluchtelingen extra mogen komen. Daarnaast is het zo dat Nederland de afgelopen negen maanden 1.900 vluchtelingen die asiel hebben aangevraagd in Nederland, heeft opgevangen; die mensen hebben ook een vluchtelingenstatus gekregen. Het is dus niet zo — maar dat weet de heer Voordewind ook wel — dat het zich beperkt tot 300 mensen, zoals hij zegt, want dan gaat om hervestiging; daarnaast zijn er dus de 1.900 mensen die asiel hebben aangevraagd. De heer Voordewind heeft gevraagd of de regering bereid is om te komen tot extra opvang van mensen die in Nederland al familieleden hebben. Er worden op dit moment 30.000 vluchtelingen in Europa opgevangen, van wie Nederland er dus zo'n 2.000 voor zijn rekening neemt en Duitsland nog aanzienlijk meer, maar dat is ook een groter land. Als het gaat om het opnemen van die familieleden is het probleem — ik heb er ook een brief over gestuurd aan de Kamer — dat die mensen hier dan niet tijdelijk blijven maar dat het dan ook een blijvende situatie zal zijn die je dan in het leven roept. Het is ook een situatie die we niet willen. Het betekent ook dat we niet precies weten wie er dan komt. We kunnen dat niet goed checken. Maar we gaan wel twee andere dingen doen. Ik spreek morgen met vertegenwoordigers van de UNHCR om te bezien wat voor extra zaken we kunnen doen. Bovendien ga ik zelf in januari naar Jordanië om de kampen daar te bezoeken en om te kijken welke maatregelen we dan verder kunnen nemen. De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Dank voor de toezegging van de staatssecretaris dat hij bereid is met de UNHCR te bekijken wat er eventueel nog mogelijk is. Ik hoop ook dat de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland daar op aandringt bij de andere achttien lidstaten die tot nu toe daartoe nog niet bereid zijn. Het gaat om twee zaken. Ten eerste gaat het om het verruimen van de visatoekenningen voor mensen met familieleden in Nederland. Ten tweede gaat het om het opvangen van uitgenodigde Syrische vluchtelingen via de UNHCR. De UNHCR heeft gezegd ook volgend jaar veel meer mensen uit te kunnen nodigen dan het aantal van 200 dat tot nu toe is toegezegd. Ik hoor graag van de staatssecretaris aan welke getallen hij denkt om enigszins in de buurt te komen van een redelijk aantal in vergelijking met landen als Duitsland, dat op dit moment 10.000 mensen opvangt. Is het kabinet bereid om er bij Griekenland op aan te dringen dat dat land geen boten met vluchtelingen uit de Griekse wateren terugsleept naar bijvoorbeeld de Turkse wateren? Daardoor moeten de mensen immers langer dan nodig is op zee blijven en kunnen zij Europa niet binnenkomen. Staatssecretaris Teeven: Ik begin met de laatste vraag van de heer Voordewind. Ik zal vanavond al in de gelegenheid zijn om dat onder de aandacht van de Griekse autoriteiten te brengen. Wij hebben een Griekse delegatie op bezoek die de immigratie-inspanningen bekijkt die wij hier verrichten. De delegatie wil zien of er van de best practices iets geleerd kan worden. Ik zal de opmerking van de heer Voordewind verifiëren en ik zal bezien of ik die onder de aandacht van de Griekse collega's, de Griekse immigratie-autoriteiten, kan brengen. Ik kom op de gesprekken met de UNHCR. Er is een langdurig misverstand. De UNHCR zou steeds zeggen dat zij veel meer kan doen, ook als het gaat om uitgenodigde vluchtelingen hier in Nederland, terwijl wij juist informatie van de UNHCR hebben dat zij op dit moment niet meer kan doen; zij kan niet zorgen voor de opvang van meer mensen dan de aantallen die wij met elkaar in de Kamer hebben afgesproken. Ik hoop morgen te kunnen ophelderen hoe dit precies zit. Wij zullen bekijken wat er dan mogelijk is. Ik heb de Kamer in een brief al uitgelegd dat het extra verstrekken van visa aan familieleden niet de optie is waar het kabinet op dit moment aan denkt, ten eerste omdat het nooit tijdelijk zal zijn, waardoor wij een blijvende situatie in het leven roepen, en ten tweede omdat wij niet goed kunnen controleren wie er op dat moment nog meer binnenkomen. Wij willen in ieder geval niet dat er mensen kunnen binnenkomen in Nederland van wie wij niet weten wat hun geschiedenis is geweest in Syrië. Daarmee bedoel ik dat wij oorlogsmisdadigers of mensen die die verdenking op zich hebben geladen, hier natuurlijk geen onderdak willen bieden. Dat zou de omgekeerde situatie zijn. De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is goed om te horen van de staatssecretaris dat hij bereid is om met de UNHCR te overleggen over de vraag wat er nog meer mogelijk is volgens de UNHCR. Ik heb net nog contact met de commissie gehad. De UNHCR is bereid om veel meer mensen op te vangen dan het door de staatssecretaris toegezegde aantal van 200. Kan de staatssecretaris nogmaals bevestigen dat de motie van de ChristenUnie, ondersteund door de Kamer, wordt uitgevoerd, zodat het aantal van 250 mensen in ieder geval bovenop het vaste quotum van 500 mensen van de UNHCR komt? Ik zal bekijken waartoe de staatssecretaris bereid is als het gaat om grotere aantallen uitgenodigde vluchtelingen. Dat is natuurlijk de beste route, in plaats van dat mensen zelf over land naar Nederland moeten komen. Staatssecretaris Teeven: De heer Voordewind weet dat 250 van die 500 mensen uit Syrië komen. De motie die door de Kamer is aangenomen, heeft betrekking op nog eens 250 Syriërs. Ik heb aangegeven dat ik eerst wil nagaan hoe ik die 250 mensen een plek kan geven. Daarna zullen wij kijken naar de uitvoering van de motie. Dat is de stand van zaken. Dat verdraagt zich inderdaad niet met de mededelingen die de heer Voordewind krijgt van de UNHCR, dus het is goed dat ik morgen met de commissie spreek, want dan krijgen wij daar gelijk duidelijkheid over. De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Voordewind, sorry, mevrouw Voortman, voor een interruptie. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het is inderdaad goed dat de staatssecretaris morgen met de UNHCR spreekt over de vraag of er nog meer mogelijk is. Ik ben erg benieuwd naar de uitkomst daarvan, dus ik hoop dat de staatssecretaris ons daar snel van op de hoogte kan snellen. Mijn tweede punt betreft andere EU-landen. Er zijn genoeg EU-landen die nog minder doen dan Nederland. Is de staatssecretaris bereid om zich ervoor in te zetten dat ook andere landen Syrische vluchtelingen gaan opvangen? Staatssecretaris Teeven: Het onderwerp van de Syrische vluchtelingen is twee weken geleden bij de Europese Raad aan de orde geweest. Dat ging onder meer over de opvangactiviteiten in Bulgarije en de vermeende slechte opvang van vluchtelingen in Bulgarije. Toen is ook gevraagd of andere Europese landen, niet alleen Nederland en Zweden, bijstand kunnen geven aan de migratie- en opvangautoriteiten in Bulgarije. Dat beroep op de andere lidstaten hebben de Zweedse collega en ik toen gedaan. Wij hebben ook over Syrië gesproken. Wij hebben gezegd dat de inspanningen wel over alle 28 lidstaten moeten worden verdeeld. Ik ben het met, niet mevrouw Voordewind, maar mevrouw Voortman eens, dat ook andere lidstaten hierop moeten worden aangesproken. De heer Schouw (D66): De problematiek met Syrië neemt elke dag toe, maar het standpunt van de regering blijft hetzelfde als een paar weken geleden. Ik vraag het kabinet om eind januari een nieuwe brief aan de Kamer te sturen, met daarin verwerkt het resultaat van het gesprek met de UNHCR, de impressie van de staatssecretaris na zijn werkbezoek aan Jordanië en de visumaanpak, die in Duitsland kennelijk wel mogelijk is en in Nederland niet. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Dan kunnen wij misschien met elkaar discussiëren over de vraag of de deur een stukje kan worden opengezet of dicht blijft. Staatssecretaris Teeven: Ik ben zeer bereid om eind januari de Kamer te informeren over de stand van zaken rond de eerste twee onderwerpen: de gesprekken met de UNHCR en mijn werkbezoek aan Jordanië. Dat zal ik zeker doen. Over het derde onderwerp heb ik de Kamer al geïnformeerd. Ook vandaag nog heb ik in de Kamer aangegeven dat de manier waarop Duitsland het doet geen zekerheid biedt dat je goed screent wie er op dat moment Europa binnenkomen. Daarover heb ik ook met mijn Duitse collega gesproken. Het laatste wat wij moeten willen is ongescreende vluchtelingen binnenkrijgen, onder wie zich misschien ook mensen bevinden tegen wie wij later artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag moeten inzetten omdat ze zelf betrokken of mogelijk betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden. Dat hebben wij in het verleden ook meegemaakt in verband met Afghanistan en Irak. Dus ja, ik heb aandacht voor de nood die ontstaat. Informeren zal ik zeker, maar ik zal wel goed kijken wie wij concreet binnenkrijgen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de D66-fractie dit helemaal met mij eens is, want wij moeten het 1F-probleem niet groter maken dan het op dit moment al is. De voorzitter: Ik dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Ik heb begrepen dat u bereid bent bij de stemmingen nog even aanwezig te blijven. Daarvoor ben ik u ook dankbaar.