[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2014D11283, datum: 2014-03-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israƫl, anderzijds; Luxemburg, 10 juni 2013 (2014D11282)

Preview document (šŸ”— origineel)


Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar
lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israƫl, anderzijds;
Luxemburg, 10 juni 2013 (Trb. 2013, 102)

1. Inleiding

De luchtvaartrelatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Israƫl is
geregeld in het op 23 oktober 1950 te Jeruzalem tot stand gekomen
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Israƫl inzake
luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (Trb. 1951,
529). De onderhavige Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar
lidstaten, enerzijds, en IsraĆ«l, anderzijds (hierna: ā€œde
Overeenkomstā€) vervangt het bestaande bilaterale regime tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en Israƫl, alsmede de overige bestaande
bilaterale overeenkomsten tussen andere lidstaten van de Europese Unie
en Israƫl.

Er  zij op gewezen dat al is er in de titel van de Overeenkomst sprake
van ā€œde regering van de Staat IsraĆ«lā€, het niet de regering, maar
de staat is die door het verdrag wordt gebonden. 

Voor zover de bilaterale verdragen op bepaalde punten gunstiger zijn,
worden zij niet vervangen. Het regime van de Overeenkomst is echter zo
ruim en uitgebreid dat in dit geval het bilaterale regime vervalt. 

De Overeenkomst vindt haar oorsprong in het door de Europese Commissie
van de Raad op 7 april 2008 van de lidstaten verkregen mandaat om
onderhandelingen te openen met de Staat Israƫl over een overeenkomst
inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte. Naar aanleiding van de
uitspraak van het Europese Hof van Justitie op 5 november 2002 in de
zaken Commissie/Verenigd Koninkrijk (C-466/98), Commissie/Denemarken
(C-467/98), Commissie/Zweden (C-468/98), Commissie/Finland (C-469/98),
Commissie/Belgiƫ (C-471/98), Commissie/Luxemburg (C-472/98),
Commissie/Oostenrijk (C-475/98) en Commissie/Duitsland (C-476/98) is
gebleken dat de Europese Commissie een aantal exclusieve bevoegdheden
heeft met betrekking tot het externe luchtvaartbeleid. 

Op basis van deze bevoegdheden heeft de Europese Commissie in haar
mededeling ā€œTotstandbrenging van een gemeenschappelijke
luchtvaartruimte met IsraĆ«lā€ (COM/2007/0691 def. ) voorgesteld om
onderhandelingen aan te gaan betreffende liberalisering van de
luchtvaartmarkt tussen de Europese Unie en Israƫl. 

2. De Overeenkomst

Met het tot stand gebrachte regime van een Open Aviation Area is het
onder nadere voorwaarden aan Israƫlische luchtvaartmaatschappijen
toegestaan om naar iedere plaats binnen de Europese Unie en aan
luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie om naar iedere plaats
binnen Israƫl te opereren. Met deze belangrijke uitbreiding van de
wederzijdse markttoegang wordt beoogd de concurrentie tussen de
Israƫlische luchtvaartmaatschappijen en luchthavens en die van de
Europese Unie te versterken. 

Tegelijkertijd dient een geliberaliseerde overeenkomst de belangen van
consumenten en de luchtvaartsector en haar werknemers. 

Bij de Overeenkomst zijn afspraken gemaakt over een stapsgewijze
uitbreiding van de  verkeersrechten voor directe verbindingen tussen
Lidstaten en Israƫl (3e en 4e vrijheid) en mogelijkheden voor eigendom
van en zeggenschap over de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen
(bijlage I en II bij de Overeenkomst). In de Overeenkomst wordt reeds
uitgegaan van een volledige 3e en 4e vrijheid en mogelijkheden voor
volledige eigendom van en zeggenschap door onderdanen van de ene partij
over luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. De Overeenkomst
vormt ook een belangrijke basis voor harmonisatie tussen de Europese
Unie en haar lidstaten en Israƫl op verschillende terreinen van de
luchtvaart die door de Overeenkomst bestreken worden zoals mededinging,
veiligheid, beveiliging, milieu en consumentenbescherming.

Voor Nederland en de Nederlandse luchtvaartsector is de Overeenkomst van
belang omdat Israƫl voor de Nederlandse luchtvaart in het verleden een
relatief gesloten markt was, die zich kenmerkte door een restrictie op
het aantal aan te wijzen luchtvaartmaatschappijen. De Overeenkomst biedt
de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen bovendien meer mogelijkheden op
het gebied van beschikbare frequenties en toegestane bestemmingen. 

Op het terrein van beveiliging  blijft het voor individuele Lidstaten
mogelijk om bilaterale beveiligings overeenkomsten met Israƫl te
sluiten zolang deze buiten de exclusieve competentie van de EU vallen. 

De Overeenkomst wijkt inhoudelijk op het gebied van beveiliging en
veiligheid af van de standaardtekst van zogenaamde ā€œgemengdeā€
Europese luchtvaartverdragen met derde landen om de specifieke
veiligheidssituatie van Israƫl te accommoderen. Zo wordt onder artikel
14 de Israƫlische overheid toegestaan een deel van de
beveiligingskosten voor Israƫlische carriers op Israƫlische
luchthavens, welke verder gaan dan normaal gesproken van een
luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht, te subsidiƫren. 

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 verklaart de in de Overeenkomst gebezigde definities.

Artikel 2 stelt dat de toegestane verkeersrechten voor het verrichten
van luchtvervoer van luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het
recht omvatten van overvlucht en van landing voor andere dan
verkeersdoeleinden en het recht om op het grondgebied van de andere
partij te landen voor het, afzonderlijk of gecombineerd, ophalen of
afzetten van passagiers en bagage, inclusief post. Deze laatste
verkeersrechten zijn gekoppeld aan de in bijlage II opgenomen
overgangsbepalingen die zien op de overeenstemming van de Israƫlische
wet-en regelgeving met de wet- en regelgeving van de Europese Unie.

Alle verkeersrechten die al uit hoofde van een van de bilaterale
overeenkomsten tussen Israƫl en de lidstaten van de Europese Unie zijn
verleend, mogen verder worden uitgeoefend zolang geen onderscheid wordt
gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie op basis
van nationaliteit. 

De Overeenkomst zal worden geƫvalueerd twee jaar na de inwerkingtreding
van de Overeenkomst zoals bepaald in bijlage II. 

In artikel 3 en 3 Bis zijn de afspraken met betrekking tot aanwijzing en
vergunning vastgelegd. Aanvragen van luchtvaartmaatschappijen voor
vergunningen om op grond van de Overeenkomst te mogen opereren, worden
ingewilligd op voorwaarde dat voldaan wordt aan de desbetreffende wetten
en regels voor de uitgifte van vergunningen en toelatingen. 

Verder dient in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Israƫl, de
effectieve zeggenschap over de luchtvaartmaatschappij te berusten bij
onderdanen van Israƫl en dient  de luchtvaartmaatschappij een
Israƫlische vergunning te hebben. In het geval van een
luchtvaartmaatschappij uit een lidstaat van de Europese Unie, dient de
effectieve zeggenschap te berusten bij landen en/of onderdanen van de EU
 of van landen en/of onderdanen van , IJsland, Liechtenstein, Noorwegen
of Zwitserland en dient de luchtvaartmaatschappij over een vergunning
van de EU te beschikken.

De bepalingen inzake veiligheid (artikel 13) en beveiliging (artikel 14)
worden onverkort gehandhaafd en toegepast bij de verlening van
vergunningen. Indien niet aan de vereisten voor vergunningverlening
voldaan wordt, kan de vergunning worden ingetrokken(artikel 4).

Onderdanen van beide partijen mogen volledige eigendom verkrijgen van
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover de voorwaarden
bij de Overeenkomst worden nageleefd (artikel 5). Artikel 6 regelt de
naleving van regels en wetten op het grondgebied van de andere partij.
De Overeenkomst bevat verder bepalingen over mededinging (artikel 7). 

De commerciƫle aangelegenheden van luchtvaartmaatschappijen van
partijen omvatten onder andere het recht om op elkaars grondgebied
kantoren te vestigen voor promotie en verkoop van luchtvervoer, het
recht op eigen grondafhandeling, alsmede het recht op het sluiten van
samenwerkingsregelingen met andere luchtvaartmaatschappijen (artikel 8).


De Overeenkomst bevat verder bepalingen inzake douanerechten en
belastingen (artikel 9), gebruiksheffingen op luchthavens en
luchthavenvoorzieningen en ā€“diensten (artikel 10), prijsstelling
(artikel 11), statistieken (artikel 12), veiligheid en beveiliging 
(artikelen 13 en 14) , luchtverkeersbeheer (artikel 15), milieu (artikel
16) , aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen,
consumentenbelangen (artikel 18), geautomatiseerde boekingssystemen
(artikel 19) en sociale aspecten (artikel 20). 

Ter evaluatie van de tenuitvoerlegging alsmede interpretatie van de
Overeenkomst (artikel 21) is een Gemengd ComitƩ ingesteld dat minstens
eenmaal per jaar bijeenkomt en op basis van consensus werkt (artikel
22). Met de instelling van het Gemengd ComitƩ wordt tevens beoogd
informatie uit te wisselen over nieuwe wet- en regelgevende
initiatieven.  

De Overeenkomst voorziet tevens in de mogelijkheid van arbitrage
(artikel 23) en het treffen van vrijwaringsmaatregelen (artikel 24). Het
 verband tussen de Overeenkomst en de reeds bestaande bilaterale
overeenkomsten tussen Israel en de lidstaten van de EU wordt behandeld,
evenals de relatie met besluiten van internationale organisaties, met
name van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (artikel 26).
Artikel 27 regelt het wijzigingen van de Overeenkomst. Daarnaast zijn
afspraken over het beƫindigen van de Overeenkomst vastgelegd (artikel
28).

Ten slotte wordt in artikel 29 bepaald dat de Overeenkomst en alle
wijzigingen daarvan worden geregistreerd bij de ICAO en het secretariaat
van de Verenigde Naties en regelt artikel 30 de voorlopige  toepassing
(zie ook punt 5 van deze toelichting) en de inwerkingtreding. 

4. Bijlagen

De zes bijlagen vormen een integraal onderdeel van de Overeenkomst.
Bijlage I specificeert de overeengekomen diensten en routes. Bijlage II
beschrijft het stappenplan waarbij de beschikbaarheid van rechten wordt
gekoppeld aan de gefaseerde uitbreiding van de frequenties naar een
onbeperkt regime. Bijlage III vermeldt de landen behorende tot de
Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte die geen lidstaat zijn van
de Europese Unie. Bijlage IV geeft een opsomming van de huidige geldende
wet- en regelgeving in de Europese Unie op het gebied van veiligheid,
beveiliging, luchtverkeersbeheer, milieu, consumentenbescherming en
geautomatiseerde boekingssystemen. Bijlage V geeft een overzicht van de
afgesproken frequenties tussen bepaalde luchthavens en Israƫl, die
vallen onder een minder snelle gefaseerde marktopening dan de overige
luchthavens en routes in de EU. Bijlage VI geeft aan welke onderdelen
van de huidige geldende wet- en regelgeving in de Europese Unie op het
gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, milieu,
consumentenbescherming en geautomatiseerde boekingssystemen wel of niet
van toepassing zijn op Israƫl.

De bijlagen, voor zover zij niet onder de exclusieve bevoegdheid van de
EU vallen, zijn aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot
wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f,
van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht terzake
voorbehouden.  

5. Voorlopige toepassing

De Overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf het moment van
ondertekening (artikel 30, eerste lid). Deze voorlopige toepassing is in
het belang van Nederland vanwege de verruiming van de
luchtvaartbetrekkingen met  Israƫl. Verder bevordert de voorlopige
toepassing o.a. dat lijndiensten tussen Nederland  en Israƫl worden
verricht op basis van de bepalingen inzake de luchtvaartveiligheid en
van de milieubepalingen.     

6. Koninkrijkspositie

De onderhavige Overeenkomst geldt alleen voor het gebied waarop het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is.
De Overeenkomst zal dan ook voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor
het Europese deel van Nederland gelden. 

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele
aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad
van State).