[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Overzicht van de specifieke maatregelen

Bijlage

Nummer: 2014D12322, datum: 2014-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanpak jeugdwerkloosheid (2014D12321)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage

Deze bijlage geeft een overzicht van de specifieke maatregelen en gaat
vervolgens uitgebreid in op de stand van zaken en uitvoering van de
maatregelen in het onderwijs, van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid,
van de sectorplannen en de activiteiten van de ambassadeur Aanpak
jeugdwerkloosheid. 

De maatregelen aanpak jeugdwerkloosheid

Precies een jaar geleden informeerden wij u over de Aanpak
Jeugdwerkloosheid. Daarna heeft het kabinet aanvullende maatregelen
genomen en samen met werkgevers en werknemers afspraken gemaakt over
hervormingen van de arbeidsmarkt en versterking van de economie. Kern is
een integrale aanpak, samen met de jongeren zelf, de gemeenten, UWV,
sociale partners, werkgevers en vakbonden en scholen. Mirjam Sterk is
aangesteld als ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid. Daarbij is
bijzondere aandacht voor jongeren die relatief hard getroffen worden
door de oplopende jeugdwerkloosheid, zoals jongeren zonder
startkwalificatie en migrantenjongeren. Hieronder een overzicht van de
specifieke maatregelen.

School en Toekomst. Een startkwalificatie vormt de basis voor een start
op de arbeidsmarkt. Daarom investeert het kabinet 600 miljoen euro voor
het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en voor een betere
aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. 

Op 13 mei 2013 is het Nationaal Techniekpact 2020 door een groot aantal
partijen (bedrijfsleven, werknemers, het onderwijs en de (regionale)
overheden) afgesloten. Het pact is langs drie actielijnen opgesteld:
kiezen voor techniek, leren in de techniek en werken bij de techniek met
bijbehorende 22 acties die zich richten op de knelpunten binnen de
technische arbeidsmarkt.

Voor School EX 2.0 is 25 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Voor de regionale aanpak jeugdwerkloosheid is 25 miljoen euro
uitgetrokken voor de 35 arbeidsmarktregio’s voor plannen om jongeren
aan de slag te krijgen en te houden. 

Bovenop de 25 miljoen euro voor de regionale aanpak is 36 miljoen euro
uit het Europees Sociaal Fonds beschikbaar voor de
arbeidsmarktregio’s.

Er is 600 miljoen euro beschikbaar gesteld voor sectorplannen. In het
Begrotingsakkoord is samen met D66, de ChristenUnie en de SGP
afgesproken dat ten minste een derde van die 600 miljoen euro naar
bestrijding van de jeugdwerkloosheid gaat.

Voor de periode van april 2013 tot april 2015 is een ambassadeur Aanpak
Jeugdwerkloosheid aangesteld die zorgt dat de regionale en sectorale
aanpak van jeugdwerkloosheid elkaar versterken. 

Met ingang van 1 juli 2014 wordt een premiekorting ingevoerd voor
werkgevers die een jongere uitkeringsgerechtigde in dienst nemen. In de
begrotingsafspraken is hiervoor in totaal 300 miljoen euro gereserveerd.


205 miljoen euro gaat vanaf 2014 jaarlijks naar werkgevers die voor meer
praktijkleerplaatsen zorgen voor het stimuleren van het praktijkleren.

Werkgevers mogen tijdelijk vanaf januari 2014 tot januari 2016  in hun
vacatures op werk.nl specifiek vragen om jongeren. Van 1 januari tot en
met 18 maart 2014 zijn er 391 vacatures speciaal voor jongeren gemeld

School en Toekomst

Goed en uitdagend onderwijs, dat aansluit op de behoefte van de
arbeidsmarkt en een stevige aanpak van schooluitval, zijn een krachtig
instrument bij de preventie en aanpak van jeugdwerkloosheid. Met Focus
op Vakmanschap is de basis gelegd voor een generieke
kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Een goede aansluiting van het
onderwijs bij de arbeidsmarkt is hiervoor noodzakelijk. De minister zal
de Kamer voor de zomer informeren over plannen voor een
toekomstbestendig beroepsonderwijs. Het kabinet investeert daarom €
600 miljoen extra in de kwaliteit van onderwijs, onder meer door extra
middelen uit te trekken voor betere leraren en schoolleiders, extra
onderwijstijd en beter praktijkonderwijs. Een startkwalificatie vormt de
basis voor de start op de arbeidsmarkt. Uit recente  gegevens van de
jongeren onder de 23 jaar die in schooljaar 2011/2012 het onderwijs
verlieten, blijkt dat belang eens te meer: van de jongeren mèt een
starkwalificatie heeft een jaar later 72% een baan, van de jongeren
zonder startkwalificatie 41%. Jongeren moeten nu en in de toekomst
kunnen rekenen op een goed en duurzaam perspectief op de arbeidsmarkt.
Dat vereist een gezamenlijke inzet op een aantal fronten. 

Aanval op schooluitval en baankansen vergroten

Sinds 2002 is het aantal jongeren dat het onderwijs zonder
startkwalificatie verlaat, gedaald van 71.000 naar 27.950 in 2013. Deze
zeer succesvolle aanpak is het resultaat van een goede regionale
samenwerking tussen het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs,
gemeenten en andere partners, zoals zorg en hulpverlening. Het convenant
Aanval op schooluitval loopt tot in 2015. De minister van Onderwijs is
voornemens om ook ná 2015 middelen beschikbaar te stellen. Succesvolle
elementen van de aanpak, zoals de prestatiesubsidie, transparantie over
resultaten van de instellingen en focus op de regionale ketenaanpak
blijven daarin centraal staan.

Naast het voorkomen van schooluitval, wil het kabinet ook aan jongeren
die al uitgevallen zijn weer perspectief bieden op een goede positie op
de arbeidsmarkt. Met de regionale ketenaanpak is ook ‘het sturen op
cijfers’ een belangrijke succesfactor bij de aanpak van schooluitval.
Deze DUO-gegevens kunnen wij ook inzetten voor de preventie en aanpak
van jeugdwerkloosheid. Gemeenten en regio’s moeten daarvoor de
beschikking krijgen over informatie waarmee ze eerder uitgevallen
jongeren gericht kunnen begeleiden naar werk, opleiding of andere vormen
van participatie. Dit wil het kabinet faciliteren via het combineren van
uitval-gegevens van Dienst Uitvoering Onderwijs met regiogegevens van
UWV, SUWI en Inlichtingenbureau. Met de pilot in Zuid-West Friesland
(zie kader) is aangetoond dat het gebruik van gegevens leidt tot een
adequate begeleiding van uitgevallen jongeren; de minister wil alle
regio’s aansporen dit goede voorbeeld te volgen.

Het ministerie van OCW neemt in de Aanpak van jeugdwerkloosheid haar
eigen verantwoordelijkheid en onderzoekt in hoeverre het mogelijk is om
werkgevers  aan te sporen hun jonge werknemers zonder startkwalificatie
te stimuleren weer 1 dag naar school te gaan, zodat ook zij een
duurzame(re) plek op de arbeidsmarkt verwerven.

Pilot Zuid-West Friesland voortijdig schoolverlaters

De regio Zuid-West Friesland heeft de situatie van hun voortijdig
schoolverlaters van 1 oktober 2012 (schooljaar 2011-2012) op 1 januari
2014 volledig in beeld gebracht. De cijfers zijn deels verheugend: op 1
januari 2014 had 20% van de jongeren alsnog hun startkwalificatie
behaald en bleek 28% weer naar school te gaan. Deel van het succes is
ongetwijfeld de aanpak van Zuid-West Friesland: de afdelingen
leerplicht, RMC en Sociale Zaken werken nauw samen. Ook in de
uitwisseling van GBA- en DUO-gegevens. Jongeren worden vanaf de uitval
direct begeleid. Iedere drie maanden is er contact. Ook als de jongeren
werk hebben, worden zij gestimuleerd alsnog hun startkwalificatie te
behalen. Helaas is ook  52% op 1 januari 2014 nog vsv’er. Daarvan
bleek de helft wel te werken. De meesten echter via een uitzendbureau of
met een tijdelijk contract. 

Samen met OCW gaat Zuid-West Friesland regionale werkgevers benaderen
met het verzoek om jonge werknemers zonder startkwalificatie minimaal 1
dag per week naar school te sturen.



School en toekomst: vroegtijdige oriëntatie op beroep en studie  is
belangrijk

Een deel van de jeugdwerkloosheid wordt veroorzaakt door een mismatch op
de arbeidsmarkt. Jongeren kiezen voor studies waar te weinig werk voor
is. Naast een verkeerde studiekeuze kan ook het onvoldoende beheersen
van vaardigheden oorzaak zijn van de mismatch op de arbeidsmarkt.
Bedrijven vragen steeds vaker om excellent vakmanschap (hard skills) en
goede werknemersvaardigheden (soft skills). Daarbij staan motivatie,
zelfvertrouwen en sociale en communicatieve vaardigheden, zoals
taalbeheersing, netheid en beleefdheid, centraal. De minister en de
staatssecretaris van OCW willen de waardering voor beroepsvaardigheden
vergroten en daarmee de keuze voor vakmanschap en de instroom van
vakmensen op de arbeidsmarkt positief beïnvloeden. Ruimte voor de
ontwikkeling van praktisch talent van leerlingen in het funderend
onderwijs is een eerste noodzakelijke stap daarin. Het kabinet reageert
binnenkort op de recente aanbevelingen van de SER hierover.

De Onderwijsraad is kritisch op de huidige vorm waarin LOB (loopbaan
oriëntatie- en begeleiding) plaatsvindt. De nieuwe SBB Barometer laat
zien dat studenten nog te vaak opleidingen met weinig perspectief
kiezen. OCW en SterkTeam richten zich op het verder brengen van goede
voorbeelden van loopbaanoriëntatie en begeleiding en het versterken van
de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven daarbij.

Daarom ook willen we die activiteiten in het land ondersteunen die
kinderen en jongeren begeleiden in het ontdekken van hun talenten,
wensen en mogelijkheden. We moeten daarin extra aandacht geven aan
jongeren van allochtone afkomst. Allochtone jongeren kiezen te vaak voor
opleidingen met een slecht perspectief op de arbeidsmarkt en hebben
moeite met het vinden van een goede stage. De jongeren – en hun ouders
- hebben vaak een onvoldoende beeld van de arbeidsmarkt, een eenzijdig
netwerk en te weinig soft skills. Het informeren van jongeren over de
arbeidsmarktperspectieven is niet alleen een zaak van het onderwijs,
daar zijn ook de ouders en het bedrijfsleven bij nodig. Initiatieven
zoals  JINC (zie kader), KIX en Champs on stage kunnen jongeren daarbij
helpen. 

Uitgelicht: JINC

JINC helpt jongeren van 8 tot 16 jaar uit achterstandswijken die
opgroeien met sociaaleconomische achterstand naar een goede start op de
arbeidsmarkt. In samenwerking met bedrijven en scholen stelt JINC een
programma op voor basisscholen en vmbo-scholen, gericht op
taalontwikkeling, beroepsoriëntatie en sociale vaardigheden.
Bedrijfsbezoeken (‘bliksemstages’) helpen de leerlingen bij het
vormen van een beeld bij een beroep. Medewerkers van bedrijven zijn
trainer of coach en dragen zo hun kennis en ervaring over. Professionals
en ondernemers komen op uitnodiging van JINC naar scholen voor een
inspirerende presentatie of workshop. JINC is actief in Amsterdam,
Rotterdam, Utrecht, Kennemerland, Brabant en Almere. In 2013 bereikte
JINC ruim 28.000 leerlingen.

Vroegtijdige oriëntatie van jongeren op de arbeidsmarkt is  belangrijk.
De minister van OCW vraagt scholen al vroeg in de schoolloopbaan, in het
primair onderwijs, te starten met een goede oriëntatie op beroepen en
opleidingen. Dat kan door inpassing van loopbaanoriëntatie in het
onderwijsprogramma en door het stimuleren van goede samenwerking met het
lokale bedrijfsleven. De minister wil met het bedrijfsleven in gesprek
om hen vroeg in de loopbaankeuze van jongeren te betrekken.  

Techniek

De technische sectoren bieden redelijke tot goede perspectieven op een
baan voor jongeren. Hoewel de instroom in technische opleidingen
toeneemt is het voor jongeren nog steeds niet vanzelfsprekend voor een
technisch beroep te kiezen. Het Nationaal Techniekpact 2020 dat op 13
mei 2013 door een groot aantal partijen is gesloten bevat activiteiten
om kinderen al in het primair onderwijs vertrouwd te maken met
wetenschap en techniek, om de technische opleidingen beter toe te
snijden op de behoefte en belangstelling van jongeren en om het werken
in een technisch beroep aantrekkelijker  te maken. In het Techniekpact
zijn hiervoor een tweeëntwintigtal acties afgesproken onder meer
gericht op het kiezen voor een technische opleiding, het verbeteren van
de opleidingen en de aansluiting op de arbeidsmarkt. Zo stelt het
kabinet onder andere voor de periode 2014 - 2017 met het Regionaal
investeringsfonds mbo €100 miljoen beschikbaar om de samenwerking  om
de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te
verbeteren, door het stimuleren van publiek-private samenwerking.
Daarnaast zullen alle basisscholen in 2020 structureel wetenschap en
technologie aanbieden in hun curriculum. In het vmbo worden de
beroepsgerichte examenprogramma’s aangepast om onder andere beter aan
te sluiten bij de arbeidsmarktbehoefte en het vervolgonderwijs in de
regio.

Betere voorlichting leidt tot betere aansluiting met de arbeidsmarkt

Om te bevorderen dat studenten kiezen voor opleidingen met goede
arbeidsmarktperspectieven is stevig ingezet op het verbeteren van goede
studievoorlichting. Al geruime tijd wordt onafhankelijke vergelijkende
informatie over de opleidingen in het hoger onderwijs aangeboden door de
door de overheid gesubsidieerde Stichting Studiekeuze123. In het bestuur
van stichting hebben studenten en hogeronderwijsinstellingen zitting. De
Stichting Studiekeuze123 heeft ook in opdracht van OCW en in
samenwerking met de studentenorganisaties de zogenaamde studiebijsluiter
(“Studie in Cijfers”) ontwikkeld die inmiddels door nagenoeg alle
hogeronderwijsinstellingen wordt gebruikt in hun folders,
voorlichtingsactiviteiten en op hun websites. De studiebijsluiter bevat
informatie over de studenttevredenheid, het studiesucces, de kans op
slagen, de kans op werk en de verwachte hoogte van het salaris. SBB is
gevraagd om, net als voor het hoger onderwijs, voor het mbo een
vergelijkbare studiebijsluiter te ontwikkelen. Deze bijsluiter zal in
april gereed zijn voor gebruik door de instellingen.

De minister van OCW heeft recent de portal “startstuderen.nl”
geopend die scholieren, (aankomende) studenten en afgestudeerden
informatie verschaft die van belang is voor een profielkeuze en
studiekeuze en waar ze aan moeten denken als ze zijn afgestudeerd. Een
studiekeuzecheck met alle stappen die moeten worden doorlopen bij de
aanmelding en inschrijving voor een opleiding is onderdeel van de site.
Maar ook formele wet- en regelgeving en verwijzing naar sites met
studiekeuze-informatie zoals Studiekeuze123 is er te vinden.

De Associate degree  (Ad), die inmiddels een vaste plaats heeft gekregen
in het hoger onderwijs, biedt mbo-afgestudeerden de mogelijkheid een
goede stap om zich verder op te scholen en zich beter te positioneren op
de arbeidsmarkt. Het Landelijke Platform Ad zet sterk in op voorlichting
over de Associate degree.

School EX 2.0

Het is van belang om jongeren die aan het eind van een opleiding zijn en
(tijdelijk) weinig kans op werk hebben, te stimuleren door te leren en
te kiezen voor een opleiding op een hoger niveau of een opleiding met
meer arbeidsmarktperspectief. Door intensieve begeleidingsgesprekken met
jongeren te voeren wordt de kans op werk vergroot. Deze gesprekken
moeten vast onderdeel worden van de loopbaan oriëntatie  op school. Met
het School Ex 2.0-programma heeft de minister daaraan een impuls
gegeven. 

Later in 2014 rapporteert de minister over de resultaten, maar met de
nodige voorzichtigheid valt te constateren dat scholen op grote schaal
exitgesprekken hebben gevoerd in het schooljaar 2012/2013. Zo heeft
ongeveer driekwart van de respondenten met een MBO-BOL diploma en
tweederde van de respondenten met een MBO-BBL diploma minimaal 1 keer
met iemand van de school over vervolgstappen gesproken. Bijna 30% van de
jongeren die een exitgesprek heeft gehad, geeft aan hierdoor in de keuze
wat de vervolgstappen betreft beïnvloed te zijn. Onder de respondenten
van het MBO-BOL niveau 1 is dat bijna 40%.

De regionale aanpak jeugdwerkloosheid

Het kabinet heeft € 25 miljoen beschikbaar gesteld voor een nieuwe
impuls voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid in de
arbeidsmarktregio’s. De regio is de plek waar gemeenten en hun
samenwerkingspartners, met kennis van de lokale en regionale situatie,
jongeren die het op eigen kracht niet redden ondersteunen naar een
opleiding of een baan.

Gezamenlijke aanpak

Om het gezamenlijke voornemen tot een regionale aanpak van de
jeugdwerkloosheid te markeren hebben de minister van SZW, de Ambassadeur
Aanpak jeugdwerkloosheid, vertegenwoordigers van de Programmaraad en
vertegenwoordigers van de arbeidsmarktregio’s op 17 april 2013 een
intentieverklaring ondertekend. Vervolgens hebben de 35
arbeidsmarktregio’s voor 1 juli 2013 een plan van aanpak ingediend om
in aanmerking te komen voor een deel van de € 25 miljoen regionale
middelen (verdeeld op basis van het aantal niet-werkende werkzoekende
jongeren per regio). Het betreft cofinanciering, die de regio’s
minimaal verdubbelen. Om daadwerkelijk aan te kunnen sluiten bij de
situatie ter plaatse is de arbeidsmarktregio’s een grote mate van
beleidsvrijheid gegeven bij de vormgeving van hun aanpak. Dat heeft
geleid tot een grote diversiteit aan plannen. Na bestuurlijke afstemming
van deze regionale plannen van aanpak, het beschikbaar stellen van de
middelen (via een decentralisatie-uitkering) en bekrachtiging in een
convenant is de regionale aanpak jeugdwerkloosheid in september 2013 van
start gegaan. 

Quick scan en monitoring van de regionale aanpak

Met een quick scan van de regionale plannen van aanpak zijn de
belangrijkste regionale ambities, uitgangspunten, middelen en doelen
samengevat. Om inzicht te krijgen in de verdere uitvoering, resultaten
en voorbeelden van de regionale aanpak laat de minister van SZW, in
samenwerking met de arbeidsmarktregio’s, halfjaarlijks een monitor
uitvoeren (voorjaar 2014, najaar 2014 en voorjaar 2015). Hieronder
worden, aan de hand van het eerste deelrapport van de monitor (meetpunt
februari 2013), de hoofdlijnen van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid
geschetst en (voor zover al beschikbaar) de eerste resultaten.

Focus op samenwerking en uitstroom

Alle arbeidsmarktregio’s zetten zich actief in voor de aanpak van
jeugdwerkloosheid. De regio’s benutten de gegeven beleidsvrijheid
optimaal om aan te sluiten bij de arbeidsmarktsituatie ter plaatse. Zij
doen dit in een bredere context van hun regionale arbeidsmarktbeleid en
meer specifieke maatregelen om jeugdwerkloosheid te bestrijden en
voorkomen, zoals School Ex 2.0, de VSV-aanpak, Techniekpact en de
initiatieven voor jongeren in de sectorplannen.

Nu de regionale aanpak enkele maanden op gang is, zijn enkele
belangrijke overeenkomsten en verschillen waarneembaar. Zo worden de
extra middelen in ongeveer 40% van de arbeidsmarktregio’s vooral
gebruikt om de bestaande aanpak te versterken (een aanpak die in veel
gevallen is ontstaan tijdens het Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009-2011).
In ongeveer een kwart van de regio’s wordt de huidige aanpak
jeugdwerkloosheid vooral gezien als een impuls om de eerder opgebouwde
structurele aanpak te versterken. Enkele regio’s vullen de regionale
aanpak in als tijdelijke crisisaanpak om jongeren aan het werk of terug
naar school te helpen. De regio’s zoeken in hun aanpak de samenwerking
met een diversiteit aan partners: ROC’s, RMC’s, kenniscentra/SBB,
UWV, werkgevers(koepels) en jongeren zelf.

Uit de uitkomsten van de monitor blijkt dat veel regio’s kiezen voor
(een combinatie van) verdieping van bestaand beleid (bijvoorbeeld voor
jongeren met een WWB- en WW-uitkering) en verbreding naar andere
doelgroepen, zoals ontwikkeling van beleid voor
niet-uitkeringsgerechtigden. Ongeveer 80% van de regio’s hanteert een
brede doelgroep en richt zich op alle jongeren die werkloos zijn of met
werkloosheid worden bedreigd. Een kleine minderheid richt zich op een
specifieke doelgroep, bijvoorbeeld jongeren met een uitkering of
jongeren in een kwetsbare positie.

De projecten die de regio’s inzetten richten zich daarbij op drie
doelen: jongeren toeleiden naar (leerwerk)banen, stage of onderwijs
(‘uitstroom’), voorkomen van werkloosheid/uitval uit het onderwijs
(‘instroom’) en onderwijs- en arbeidsfit houden/maken van jongeren.
Van deze drie doelen ligt de focus over de gehele linie vooral op het
vergroten van de uitstroom naar werk en het onderwijs- en arbeidsfit
maken/houden van jongeren. 

Sommige regio’s concentreren hun inzet op één of twee instrumenten.
Maar de meeste regio’s zetten een scala aan instrumenten in, waarvan
hier enkele voorbeelden. Om uitstroom te bevorderen zetten bijvoorbeeld
18 regio’s jongerenvouchers, loonkostensubsidies, plaatsingsbonussen
of -cheques in. Het gemiddelde bedrag daarvan ligt tussen de
€2.000-2.500. Daarbij stellen veel regio’s aanvullende voorwaarden:
uitstroom moet zijn naar kansrijke sectoren en voor een minimale
arbeidsduur (6-12 maanden). In 24 regio’s wordt daarnaast ingezet op
extra fte’s voor de bemensing van de jongerenloketten,
werkgeversservicepunten en het aantrekken van jobhunters. Een behoorlijk
aantal regio’s geeft aan te willen aansluiten bij de sectorplannen. In
een paar regio’s is – voor zover dat al kan – aansluiting gevonden
bij sectoren in de regio’s en heeft men afspraken gemaakt met
uitzendbureaus (zie kader). Regio’s realiseren niet alleen uitstroom
naar werk maar ook worden jongeren zonder startkwalificatie begeleid
naar onderwijs in samenwerking met ROC’s en kenniscentra.

 

Uitgelicht: werkgelegenheidsprojecten in arbeidsmarktregio Haaglanden

In de regio Haaglanden zijn met sectoren waar de meeste arbeidspotentie
ligt, zoals de schoonmaak, glazenwasserij, detailhandel en horeca,
afspraken gemaakt over arrangementen voor werkloze jongeren. Hierbij
wordt zoveel mogelijk gezocht naar combinaties met een opleiding,
waaronder BBL. Indien nodig, biedt de gemeente hierbij een
loonkostensubsidie of werkgeverscheque aan. Op deze manier zijn tussen
maart en december 2013 500 banen en leerwerkplekken gerealiseerd.
Concrete voorbeelden van projecten zijn een project met een
thuiszorgorganisatie, waarbij 25 jongeren een BBL-opleiding volgen en
daarbij van de organisatie een jaarcontract als zorghulp krijgen
aangeboden. Een ander voorbeeld is een project van een kenniscentrum en
een opleidingsinstituut in de schoonmaak, waarbij 15 jongeren in een
leerwerktraject van 9 tot 12 maanden (BBL-1) worden opgeleid voor werk
in de schoonmaak. Zij krijgen daarbij een payrol-contract bij het
opleidingsinstituut en zo snel als kan een leerwerkovereenkomst bij de
werkgever.

In 24 van de 35 regio’s worden projecten uitgevoerd die jongeren
onderwijs- en arbeidsfit maken of houden met de inzet van
leerwerkervaringstrajecten en in 21 van de 35 regio’s via coachings-
en begeleidingstrajecten. Daarbij komen leerwerkervaringstrajecten in
diverse vormen voor: zo wordt de Startersbeurs via Startersbeurs
Nederland in 14 regio’s aangeboden of oriënteert men zich hierop. In
5 regio’s wordt gewerkt met een eigen, lokale variant van de
Startersbeurs. 5 regio’s zetten een wijkleerbedrijf/opleidingsbedrijf
op en er worden in 2 regio’s consultancyopdrachten binnengehaald bij
bedrijven. In verschillende regio’s lopen jongeren-voor-jongeren
projecten, waarbij (veelal zelfredzame) jongeren elkaar helpen om
arbeidsmarkt- of onderwijsfit te worden. In de kaders hieronder een
overzicht van initiatieven die de arbeidsmarktregio’s inzetten en twee
voorbeelden.

Overzicht: een keur aan initiatieven in de arbeidsmarktregio’s

Vergroten van de uitstroom

Incentives voor werkgevers: jongerenvouchers, loonkostensubsidie,
plaatsingsbonus en cheques

Extra fte’s voor de begeleiding van jongeren naar onderwijs of werk
en/of de acquisitie van banen en leerwerkplekken (bemensing
jongerenloketten, werkgeversservicepunten en jobhunting)

Ontwikkeling van nieuwe opleidingstrajecten (bijvoorbeeld
‘werkzware’ BOL-trajecten voor jongeren die geen BBL-plek kunnen
vinden en instroomprogramma’s ter voorbereiding op het MBO)

Afspraken met sectoren en uitzendbureaus over het plaatsen van jongeren

Mentor- of maatjesprojecten

Banenmarkten

Speeddaten met werkgevers

Regionale ambassadeurs aanpak jeugdwerkloosheid (overheid en/of
werkgevers)

Onderwijs- en arbeidsmarkt fit maken en houden

Re-integratietrajecten voor kwetsbare jongeren

Leerwerkervaringsplaatsen

Startersbeurs of regionale variant (Stage Nieuwe Stijl, Leerwerkcheque,
Ondersteuningsbeurs)

Wijkleerbedrijf of opleidingsbedrijf

Consultancyopdrachten bij bedrijven

Coaching- en begeleidingstrajecten

Jongeren-voor-jongeren projecten

Ondernemerschap: zelf ondernemer worden of ondernemersvaardigheden
opdoen

Verkleinen van de instroom

Arbeidsmarktoriëntatie bij studiekeuze

Samenhangend beleid: VSV-aanpak, SchoolEx 2.0

Overige projecten en instrumenten

In beeld brengen van de doelgroep via bestandsanalyse of onderzoek

Stroomlijnen van interne en samenwerkingsprocessen

Communicatiecampagnes om de doelgroep beter te bereiken



Uitgelicht: Stage Nieuwe Stijl (arbeidsmarktregio Holland-Rijnland)

Stage Nieuwe Stijl biedt recent afgestudeerde hoger opgeleide jongeren
(minimaal MBO-4, HBO of WO) die niet direct een baan kunnen vinden de
mogelijkheid om leerwerkervaring op te doen bij bedrijven in de regio.
De door werkgevers te betalen stagevergoeding bedraagt ongeveer
 €650,- per maand inclusief werkgeverslasten. De jongere ontvangt
€400,- netto. Daarnaast krijgen de deelnemende jongeren ook een
opleidingsprogramma, in samenwerking met ROC Leiden, afdeling
contractonderwijs. De deelnemers zijn maximaal 6 maanden voor 24 uur per
week werkzaam en volgen daarnaast 10 à 15 dagen trainingen en
gastlessen. Het lesprogramma wordt in samenwerking met de deelnemende
bedrijven opgesteld en verzorgd, om zo te garanderen dat het aansluit op
de praktijk van het bedrijfsleven. Tussen februari 2013 en januari 2014
hebben 149 jongeren deelgenomen en 46 deelnemers zitten nog in het
project. Tot nu toe zijn 103 jongeren uitgestroomd en 72% van hen heeft
werk gevonden.

Uitgelicht: NoorderBaanBattle (arbeidsmarktregio Groningen)

NoorderBaanBattle is in januari 2014 van start gegaan met 7 teams in
Groningen, Assen en Hoogezand. Bij NoorderBaanBattle gaan afgestudeerde
starters van 18-26 jaar (MBO, HBO en WO) zelf aan de slag om werk te
vinden. Ze komen in een team met andere gemotiveerde werkzoekenden en
vormen samen een netwerk om kennis, ervaring en contacten met elkaar te
delen. Elk team krijgt een (vrijwillige) coach. Dat zijn succesvolle
mensen uit het bedrijfsleven die het team helpen om een plan van aanpak
te maken. Diverse bedrijven hebben al werkervaringsplekken beschikbaar
gesteld. Het team dat de meeste leden weet te plaatsen, wint de
competitie. De jongeren gaan naar huis met nieuwe vaardigheden, een
groter netwerk en misschien zelfs een werkervaringsplek of baan. In juni
2014 is de prijsuitreiking.

Eerste opbrengsten gerealiseerd

De regionale aanpak van jeugdwerkloosheid is enkele maanden van start.
Toch zijn er al eerste resultaten te melden, zowel kwantitatief als
kwalitatief. Door de regionale verschillen in de aanpak
jeugdwerkloosheid verschillen ook de geboekte resultaten. De
kwantitatieve resultaten en meer nog de kwalitatieve resultaten vormen
daarbij de meerwaarde aan de aanpak jeugdwerkloosheid.

De kwantitatieve resultaten in termen van gerealiseerde plaatsingen
lopen per regio uiteen van enkele tot enkele honderden plaatsingen op
banen, leerwerkbanen en stages. Hiervoor is een aantal oorzaken te
noemen: verschillen in registratie en periode van de gebruikte cijfers
(de resultaten zijn dan ook niet zonder meer op te tellen tot een
totaalcijfer), de fase waarin de regio’s zich bevinden (opstart of
vergevorderd) en de keuze van instrumenten. Sommige instrumenten
genereren vrijwel direct plaatsen. Dit zijn instrumenten zoals
loonkostensubsidies en vouchers. Andere instrumenten leveren daarentegen
meer kwalitatieve resultaten op: verbreding van de doelgroep
(niet-uitkeringsgerechtigden, kwetsbare jongeren), inzetten van extra
fte’s, intensivering van de regionale samenwerking en innovatie in de
arbeidstoeleiding (zie kader), waardoor het instrumentarium om
jeugdwerkloosheid te bestrijden kan worden uitgebreid. Die kwalitatieve
instrumenten moeten in de komende tijd tot succesvolle plaatsingen
leiden. We blijven deze ontwikkeling uiteraard volgen via de monitor.

Uitgelicht: versterking samenwerking Zuid-Kennemerland, Zuidoost-Brabant
en nieuwe regio’s

De regio Zuid-Kennemerland is bezig met het opzetten van een
Werkplein-structuur waarin UWV en gemeenten samenwerken in het bedienen
van de doelgroep. Die bestond al in het deel boven het Noordzeekanaal
(Beverwijk), maar nog niet in het deel daaronder (Haarlem). Dat wordt
momenteel opgezet.

De regio Zuidoost-Brabant heeft als kwalitatieve doelstelling het
verstevigen van de samenwerking tussen de 14 deelnemende gemeenten. Dat
is temeer aan de orde omdat de gemeenten voorheen deel uitmaakten van
het bredere SRE-verband, samen met de regio Helmond. Tussen de 14
gemeenten is er inmiddels periodiek overleg op ambtelijk niveau over
jeugdwerkloosheid en het bredere arbeidsmarktbeleid. In enkele gevallen,
zoals Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Zuid-Holland Centraal, is de
arbeidsmarktregio nog een betrekkelijk nieuwe entiteit. De aanpak
jeugdwerkloosheid bestaat daar uit het tot stand komen van een
effectieve samenwerking.

Hoe verder met de eerste resultaten uit de regio’s

De verschillen in uitkomsten tussen regio’s zijn voor een belangrijk
deel het gevolg van de gekozen aanpak om aan te sluiten bij de situatie
in de arbeidsmarktregio’s. Dat neemt niet weg dat regio’s elkaar
kunnen inspireren en van elkaar kunnen leren. De arbeidsmarktregio’s
kunnen de uitkomsten van dit eerste deelrapport van de monitor benutten
voor de verdere versterking van de regionale aanpak van de
jeugdwerkloosheid. Gedurende de looptijd van de Aanpak jeugdwerkloosheid
worden daarom zogenaamde ‘Leercirkels’ georganiseerd. Op deze druk
bezochte bijeenkomsten voor de regionale projectleiders worden goede
ervaringen en kennis uitgewisseld. De eerstvolgende Leercirkel staat
gepland op 13 mei. Op deze Leercirkel zullen de uitkomsten en
voorbeelden uit deze monitor worden gepresenteerd.

Extra ESF-middelen voor de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid

In december 2013 heeft de minister van SZW €36 miljoen extra
beschikbaar gesteld voor de centrumgemeenten van de 35
arbeidsmarktregio’s voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Dit
geld is vrijgemaakt uit het Europees Sociaal Fonds (ESF 2007-2013). 34
arbeidsmarktregio’s hebben hiervoor een aanvraag ingediend. Er wordt
vooral ingezet op de thema’s ‘begeleiding naar een baan’ en
‘begeleiden van kwetsbare jongeren’. Ook het verstrekken van
loonkostensubsidie is een populaire maatregel. In totaal hebben 10
centrumgemeenten ESF aangevraagd voor de Startersbeurs. Daarnaast wordt
ingezet op versterking van jongerenloketten en extra jobcoaches.

Extra middelen aanpak jeugdwerkloosheid Caribisch Nederland

In een brief van 3 juli 2013 aan uw Kamer (kamerstukken II, 24515 , nr.
265) is u meegedeeld dat een deel van de extra middelen die het kabinet
in 2013 heeft vrijgemaakt voor intensivering van armoede- en
schuldenbeleid, voor Caribisch Nederland wordt bestemd. In het verlengde
daarvan is besloten middelen beschikbaar te stellen voor onder meer de
aanpak van jeugdwerkloosheid op de eilanden. Met de bestuurscolleges
aldaar is besproken dat het in totaal gaat om € 100.000 voor
jeugdwerkloosheid. De bestuurscolleges hebben in reactie hierop plannen
ingediend (zie kader).

Het Openbaar lichaam St. Eustatius is in oktober 2013 gestart met het
project ‘Huiswerkbegeleiding en naschoolse opvang’, uitgevoerd door
de Mega D Youth Foundation. De activiteiten zijn gericht op de aanpak
van leerachterstanden, het voorkomen van schooluitval, begeleiding naar
de arbeidsmarkt of een stageplek, voorlichting op verschillende
onderwerpen, aanpak van hangjongeren, verbetering van de beheersing van
de Nederlandse taal en stimuleren van een gezonde levensstijl (voeding
en beweging). Met behulp van de extra middelen aanpak jeugdwerkloosheid
(in combinatie met de middelen voor het tegengaan van armoede- en
schuldenproblematiek) kan de Mega D Youth Foundation momenteel aan 50
jongeren huiswerkbegeleiding en naschoolse opvang aanbieden, met name
ook aan jongeren van wie de ouders niet de financiële mogelijkheden
hebben om dit te betalen.

Het Openbaar lichaam Saba is in november 2013 gestart met het project
‘Werkmeester+’, waarin jongeren die hun taakstraf hebben afgerond,
tijdelijk betaalde werkzaamheden kunnen verrichten in de lokale
bouwsector. Doel is uiteindelijk uitstroom naar een vaste betaalde baan.
De jongeren worden op de werkplek getraind in vaardigheden voor de
bouwsector, zoals timmeren en schilderen. Ook nemen ze deel aan diverse
cursussen, zoals een sollicitatietraining en een EHBO cursus. Daarnaast
worden ze intensief begeleid op werknemersvaardigheden, zoals op tijd
komen, samenwerken en communiceren. Deze intensieve begeleiding door de
werkmeester is nodig gezien de vaak ernstige multiproblematiek van de
jongeren, bijvoorbeeld drugs- en drankproblematiek. 

Het Openbaar lichaam Bonaire is in december 2013 gestart met het project
‘Toeleiding jongeren naar werk’ in de wijken Rincon, Antriol en Nort
i Saliňa. Het project is gericht op  jongeren met een laag IQ of die
een lange gevangenisstraf van drie of meer jaren er op hebben zitten.
Het streven van dit project is om kandidaten uit te laten stromen naar
een reguliere plek op de arbeidsmarkt, al zal dat niet in alle gevallen
haalbaar zijn. Er wordt een leerwerktraject aangeboden om de benodigde
sociale en beroepsvaardigheden op te doen om kansen op een reguliere
baan te vergroten. Eén dag in de week zijn de deelnemers bij FORMA
(organisatie voor volwasseneneducatie). Vier dagen in de week zijn ze
werkzaam bij Stichting Project, waar ze op basis van een leerwerkplan
werken aan beroepshouding en eenvoudige beroepscompetenties. De jongeren
worden begeleid door een jobcoach, een docent en een maatschappelijk
werker. Bij de begeleiding worden ook de gezinnen van de jongeren
betrokken.



De eilanden rapporteren halfjaarlijks aan de CN tafel, het
interdepartementale overleg voor Caribisch Nederland.

Sectorplannen

Sociale partners hebben in het sociaal akkoord aangegeven bereid te zijn
zich in te zetten om de werkloosheid op korte termijn te bestrijden en
de werking van de arbeidsmarkt op lange termijn te verbeteren. Op korte
termijn door het bevorderen van instroom van jongeren, het behoud van
vakkrachten en het begeleiden van mensen die met werkloosheid worden
bedreigd naar ander werk in dezelfde of een andere sector. Op langere
termijn door te zorgen voor gezonde en goed geschoolde werknemers, die
indien nodig makkelijk naar ander werk toe worden begeleid. 

Gekozen is voor een maatwerkaanpak door middel van sectorplannen.
Sociale partners in sectoren en in de regio kunnen immers het beste
inschatten wat nu en op langere termijn de behoefte aan personeel is.
Het kabinet heeft in totaal € 600 miljoen uitgetrokken om deze
gerichte aanpak van knelpunten op de arbeidsmarkt financieel te
ondersteunen. Het gaat om een co-financiering, dus sectoren leggen er
zelf ook nog eens € 600 miljoen bij. Ten minste een derde deel is
bestemd voor de arbeidsinstroom van jongeren in de sectoren.

Veel sectoren voelen de urgentie van de problemen op de arbeidsmarkt en
zijn voortvarend aan de slag gegaan met de aanpak van de knelpunten en
zetten daarbij fors in op het bestrijden van de jeugdwerkloosheid (zie
kader). Ook zijn er in het Techniekpact afspraken gemaakt om technisch
geschoold personeel voor (technische) sectoren te behouden en ‘up to
date’ te houden, door gezamenlijke inspanning van sectoren in
sectorale plannen. 

Er zijn 35 sectorplannen ingediend in de eerste tranche. De tweede
tranche start vanaf april. De eerste sectoren hebben uitsluitsel
gekregen over hun sectorplan en kunnen aan de slag met het aanpakken van
de knelpunten op de arbeidmarkt. Momenteel is het ministerie van SZW
druk bezig de overige plannen te beoordelen en de sectoren zo snel
mogelijk duidelijkheid te geven zodat ook zij aan de slag kunnen met de
uitvoering van de plannen. Op basis van de tot op heden goedgekeurde
plannen is het de verwachting dat het doel dat ten minste een derde van
de sectormaatregelen wordt bestemd voor de arbeidsinstroom van jongeren
gerealiseerd zal worden. De minister van SZW zal de Kamer in het
voorjaar informeren over de voortgang van de sectorplannen.

Jeugdmaatregelen in de goedgekeurde sectorplannen

Ruim 6.000 mensen van werk naar werk in de Bouw. 2.500 extra
leerwerkplekken worden gecreëerd, 500 banen voor (langdurig) werklozen
te realiseren en 2.500 leermeesters behouden voor de sector.

750 extra leerwerkplekken erbij voor jongeren in de Procesindustrie. En
300 mensen aantrekken vanuit andere sectoren. Het versneld opleiden van
200 werkloze jongeren met het bieden van een baangarantie.

In de Schilders en de Afbouw komen er 1335 extra leerwerkplekken bij en
700 trajecten voor begeleiding van werk naar werk.

In de Transport en Logistiek komen er 1.250 extra leerwerkplekken bij.



Leerbedrijven en leerbanen

Het aantal leerbedrijven verandert voortdurend. Door de economische
crisis is de uitstroom van leerbedrijven sterker dan voorheen. Het
Stage- en leerbanenoffensief van SBB en de samenwerkende kenniscentra en
de inspanningen van de ambassadeur Aanpak jeugdwerkloosheid zijn gericht
op werving van extra nieuwe leerbedrijven. In de laatste vier maanden
van 2013 konden mede daardoor 10.000 leerbedrijven erkend worden door de
kenniscentra, tegenover een uitstroom van 9.200 leerbedrijven. Tijdens
de Jeugdtop van 7 oktober jl. konden we bekend maken dat er, dankzij de
gezamenlijke inspanning van het kabinet, de ambassadeur Aanpak
jeugdwerkloosheid, werkgevers en werknemers, 10.094 extra leerbanen
komen voor jongeren in het bedrijfsleven. Die afspraken laten zien dat
de animo vanuit het bedrijfsleven groot is om jongeren perspectief te
bieden. Deze afspraken worden momenteel vastgelegd binnen de
sectorplannen.

Premiekorting

In de Begrotingsafspraken 2014 is tevens afgesproken de arbeidsmarkt
voor jongeren te versterken met een premiekorting. Met ingang van 1 juli
2014 wordt een premiekorting van maximaal € 3.500 op jaarbasis
ingevoerd voor werkgevers die een jongere uitkeringsgerechtigde in
dienst nemen. Dit is via het Belastingplan 2014 geregeld. Het betreft
een tijdelijke regeling die gericht is op nieuwe banen in de periode van
1 januari 2014 tot 1 januari 2016. Hiervan zijn op dit moment geen
gegevens te melden. Vanaf 2015 zullen het gebruik en de uitgaven worden
gemonitord. 

Ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid 

Als onderdeel van de aanpak jeugdwerkloosheid heeft het kabinet voor de
duur van twee jaar een ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid, Mirjam
Sterk, aangesteld. De ambassadeur heeft voornamelijk als taak ervoor te
zorgen dat de regionale en de sectorale aanpak van de jeugdwerkloosheid
elkaar versterken. Zij moet ook stimuleren dat een match ontstaat tussen
de vacatures, stageplaatsen en leerwerkbanen die werkgevers beschikbaar
stellen en de jongeren die op zoek zijn naar werk. Daarbij besteedt de
ambassadeur bijzondere aandacht aan die jongeren die relatief hard
worden getroffen door werkloosheid, zoals jongeren die op zoek zijn naar
een stage of leerwerkbaan, jongeren zonder startkwalificatie en jongeren
met een niet-westerse achtergrond. Ook ondernemerschap maakt onderdeel
uit van de aanpak jeugdwerkloosheid.

Mirjam Sterk en haar team kunnen geen nieuwe banen creëren. Daarvoor is
een stijging in de vraag naar producten en diensten en dus economische
groei nodig. Zij kan wel bijdragen aan snellere en/of betere matches
voor jongeren op de arbeidsmarkt. Zo probeert de ambassadeur de dynamiek
op de arbeidsmarkt van jongeren gaande te houden en de werkloosheidsduur
zoveel mogelijk te bekorten. SterkTeam wil jongeren arbeidsfit maken en
houden door jongeren werkervaring op te laten doen, hun vaardigheden te
verbeteren en hun netwerk te verbreden. Dit versterkt hun positie op de
arbeidsmarkt als de economie weer aantrekt.

Dit doet de ambassadeur allereerst door eraan bij te dragen dat er
voldoende stages en leerbanen beschikbaar zijn voor jongeren die nog
studeren. Meer dan de helft van de werkloze jongeren zit immers nog op
school en is op zoek naar een bijbaan, stage of leerbaan van meer dan 12
uur per week. De andere helft van de werkloze jongeren is klaar met
school en zoekt werk. Zij leggen het in de concurrentie om de banen
nogal eens af vanwege een gebrek aan werkervaring, een gebrek aan een
goed netwerk en een gebrek aan vaardigheden die nodig zijn om werk te
vinden en werk te houden. Ervaring opdoen en bijleren is de enige
remedie. De ambassadeur probeert hen op weg te helpen. En daarbij geldt:
Elk werk telt! Ook ondernemen is een reële carrièreoptie. Vanuit de
gangbare gedachte dat voorkomen beter is dan genezen, zet de ambassadeur
in op een goede voorbereiding van leerlingen en studenten op het
werkende leven. Om de overgang van school naar werk te versoepelen
stimuleert zij dat jongeren al vroeg ervaren welke beroepen er  zijn en
wat werken van je vraagt. De specifieke problemen waar jongeren tegenaan
lopen die al van oudsher een kwetsbare positie hebben op de
arbeidsmarkt, zoals allochtone jongeren en jongeren zonder
startkwalificatie, pakt de ambassadeur gericht aan. Het bieden van
sociaal kapitaal - professionals uit het bedrijfsleven die hen helpen
bij het maken van een studiekeuze, de zoektocht naar een stage of een
baan of het starten van een onderneming - is voor hen cruciaal om te
voorkomen dat zij buiten de werkende samenleving komen te staan. Tot
slot: het is goed om te zien dat steeds meer jongeren ook zelf
initiatief nemen om zichzelf en andere jongeren online en offline te
ondersteunen bij hun zoektocht naar werk door hun netwerk te verbreden
en hun vaardigheden verder te ontwikkelen. De ambassadeur wil
jongereninitiatieven effectiever, invloedrijker en duurzamer maken. Hoe
sterker de jongereninitiatieven, hoe meer jongeren op weg worden
geholpen naar werk.

Werkwijze ambassadeur

Om vooruitgang te boeken op al deze onderwerpen is de inzet van
ondernemers, overheid, politiek, onderwijs en jongeren zelf nodig. Zij
hebben de banen, de verantwoordelijkheid, de financiële  middelen en de
instrumenten om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Door de krachten te
bundelen en gebruik te maken van elkaars kennis, expertise, middelen,
netwerk en ambitie bereiken we betere resultaten en kunnen we een
verschil maken. Een complex maatschappelijk probleem als
jeugdwerkloosheid dat zich manifesteert in een veranderende samenleving,
vraagt ook om een veelzijdige aanpak. Vanuit deze optiek bezien werkt 
Mirjam Sterk en haar team op verschillende wijze aan een betere toekomst
voor jongeren: door te agenderen,  door partijen te verbinden en
afspraken te maken, door samen te werken in netwerken en door proactief
op te zoek te gaan naar en ruimte te geven aan initiatieven van onderop.

Agenderen

 De ambassadeur spoort overheid, politiek en onderwijs aan om werk te
maken van hun verantwoordelijkheid om de jeugdwerkloosheid aan te pakken
en zet op deze manier jeugdwerkloosheid op de kaart. De ambassadeur
probeert de vormgeving van het lokale, regionale en landelijke beleid en
de inzet van financiële middelen te beïnvloeden, door bijvoorbeeld te
wijzen op de gevolgen voor jongeren van een toenemende flexibilisering
van de arbeidsmarkt en zij roept partijen op om jongeren nieuwe
zekerheid te bieden. Ook stimuleert de ambassadeur de inzet van
financiële incentives voor werkgevers door gemeenten en sectoren. En
neemt signalen uit de praktijk mee over knelpunten in regelgeving, zodat
deze als daartoe aanleiding is, kan worden aangepast,  zoals
bijvoorbeeld bij de Regeling cofinanciering sectorplannen is gebeurd. 

Partijen verbinden middels afspraken

De ambassadeur stimuleert dat organisaties die allen vanuit hun eigen
invalshoek de jeugdwerkloosheid aanpakken samenwerken en concrete
(prestatie)afspraken maken. Zo draagt de ambassadeur eraan bij dat
nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan, waarin elke organisatie
bijdraagt aan een gezamenlijk doel. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in
de convenanten die UWV mede op aangeven van de ambassadeur sluit met
gemeenten en grote bedrijven als BurgerKing, Defensie, een grote
drogisterijketen en een grote kledingketen. Daarin worden nu ook
afspraken gemaakt over het realiseren van (leerwerk)banen voor jongeren.
Bedrijven kiezen niet voor de makkelijkste weg en openen ook hun deuren
voor jongeren met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt. En UWV en
gemeenten trekken bij de vervulling van de vacatures samen op, ondanks
eigen verantwoordelijkheden, eigen doelgroepen en eigen financiële
belangen. 

Samen werken en samen doen

De ambassadeur trekt met haar team samen op met organisaties die vanuit
een eigen verantwoordelijkheid of taak bijdragen aan de aanpak van de
jeugdwerkloosheid. Gezamenlijke doelen worden in
samenwerkingsarrangementen gerealiseerd. De organisaties versterken
elkaar. Zo zet de ambassadeur landelijke acties op touw samen met
uitzendbureaus, arbeidsmarktregio’s en een aantal grote bedrijven -
die de actie vanaf de start ondersteunen - om jonge baanzoekers een
gezicht te geven, hen te helpen bij hun zoektocht naar werk, hen te
trainen in solliciteren, hen werkervaring te bieden, hun netwerk te
vergroten, hun werknemersvaardigheden te verbeteren en om bedrijven te
laten zien dat jongeren nieuwe energie, recente vakkennis en een frisse
blik te bieden hebben. Zoals bij de actie Jeugd op zoek en de actie
Piekwerk. Zo zijn er  de bijeenkomsten voor de arbeidsmarktregio’s om
kennis uit te wisselen en goede initiatieven om jongeren naar werk toe
te leiden onder de aandacht te brengen, die het ministerie van SZW en de
VNG organiseren. En zo brengt de ambassadeur in aanloop naar 1 juli 2014
samen met onder andere UWV de mogelijkheid van de premiekorting actief
onder de aandacht bij jongeren en werkgevers. Ook versterkt de
ambassadeur het stage- en leerbanenoffensief van Samenwerking
Beroepsonderwijs en bedrijfsleven (SBB) en de samenwerkende kenniscentra
om voldoende stages en leerbanen voor jongeren te realiseren. Samen
werven we nieuwe leerbedrijven om tegen de economische trend in het
verlies aan leerbedrijven door bedrijfsbeëindiging, reorganisatie of
faillissement te compenseren met onder andere de campagne ‘Word
leerbedrijf, daar word je beter van’. Samen werven we extra leerbanen
voor jongeren die beter leren met hun handen dan met hun hoofd met inzet
van middelen van het kabinet voor cofinanciering van de sectorplannen.
Samen roepen we scholen, ouders en studenten op om stagetekorten te
melden. Gemelde tekorten proberen we op te lossen door studenten beter
voor te bereiden op hun stage, door een rem te zetten op opleidingen met
een slechte kans op werk en door nieuwe stages en leerbanen te werven en
te creëren in samenwerking met scholen, gemeenten en het bedrijfsleven.
Zo werkt de ambassadeur samen met gemeenten om het concept Link2Work -
een initiatief van de SER en het ministerie van SZW - in de praktijk te
brengen en jongeren uit achterstandsbuurten het broodnodige sociaal
kapitaal te bieden. Professionals uit het bedrijfsleven ondersteunen
jongeren bij het maken van een studiekeuze, het zoeken naar een stage of
een baan of het starten van een onderneming. En zo werkt de ambassadeur
samen met jongerenorganisaties en Microsoft in het project Hete Pepers
om jongereninitiatieven verder te brengen en meer jongeren vaardigheden
en een goed netwerk te bieden.

Ruimte geven aan initiatieven

De ambassadeur en haar team zijn proactief op naar kansrijke
initiatieven die van onderop ontstaan. Ongestuurd en ongevraagd door
maatschappelijke instituties, maar ingegeven door eigen wensen en
ambities. Bottom-up, in plaats van top-down. Nieuwe vormen van
onderlinge solidariteit en creativiteit. De ambassadeur geeft ruimte aan
deze initiatieven en helpt hen verder. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt
van de veerkracht in de maatschappij. Het gaat om initiatieven van
jongeren zelf, zoals DeBroekriem, Try Before You Get The Job, Young
Ambition en NLWorkXX, die andere jongeren online en offline te
ondersteunen bij hun zoektocht naar werk. Initiatieven van
investeerders, zoals ABN AMRO en Start Foundation die samen met de
gemeente Rotterdam via een social impact bond de Buzinezzclub
financieren om jongeren uit een uitkering aan de slag te helpen.
Initiatieven in en buiten de school, die jongeren voorbereiden op het
werkende leven in samenwerking met het bedrijfsleven, zoals Jet-Net
(Junior), TechniekTalent, JINC, K!X, IMC Basis-/Weekendschool, Champs on
Stage en Werken aan je Toekomst. En initiatieven van internationale
bedrijven die wereldkundig maken bij te willen dragen aan de aanpak van
de jeugdwerkloosheid, zoals Nestlé, Microsoft, Hilton en Coca Cola, die
vaak ook  een appèl willen doen op hun toeleveranciers en afnemers om
te participeren. Maatschappelijke betrokkenheid wordt steeds meer gezien
als een bedrijfspolicy, als een onderdeel van de cultuur en bedrijven
zijn ook steeds meer verbonden met de maatschappelijke ontwikkeling van
de regio. De komende maanden gaat de ambassadeur met meer individuele
ondernemingen en lokale werkgeversverenigingen het gesprek aan om hen te
stimuleren banen te bieden voor jongeren of op andere wijze bij te
dragen aan de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Om de verschillende
mogelijkheden voor werkgevers in beeld te brengen ontwikkelt de
ambassadeur in afstemming met onder andere VNO-NCW en MKB-Nederland een
keuzekaart.

 Sociaal-Economische Raad, Handmade in Holland: vakmanschap en
ondernemerschap in de ambachtseconomie, 2013.

   HYPERLINK "http://www.gemeenteloket.minszw.nl" 
www.gemeenteloket.minszw.nl  onder ‘Jeugdwerkloosheid’

   HYPERLINK "http://www.gemeenteloket.minszw.nl" 
www.gemeenteloket.minszw.nl  onder ‘Jeugdwerkloosheid’

 Voor zover het onderzoek deze rechtstreeks heeft kunnen herleiden aan
het regionale Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid.

 Kamerstukken II, 2013-2014, 24515 , nr. 265.

 Zie: Basiscijfers Jeugd, UWV en S-BB, 4 maart 2014.

 Het gebruik van de premiekorting in 2014 monitoren kan niet, omdat in
2014 het bedrag voor de premiekorting jongeren nog in dezelfde rubriek
als de mobiliteitsbonus voor ouderen wordt aangegeven in de
loonaangifte. Een nieuwe rubriek in de loonaangifte is vanaf volgend
jaar wel mogelijk.

  PAGE   \* MERGEFORMAT  11