Geannoteerde agenda van de Informele Milieuraad die op 14 en 15 mei a.s. in Athene zal plaatsvinden
Bijlage
Nummer: 2014D14703, datum: 2014-04-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Informele Milieuraad op 14 en 15 mei 2014 in Athene (2014D14702)
Preview document (🔗 origineel)
Geannoteerde agenda Informele Milieuraad
Samenvatting
Op 14 en 15 mei vindt in Athene de Informele EU-Milieuraad plaats. Hiervoor zijn drie onderwerpen geagendeerd:
Een gedachtewisseling over “Blauwe Groei”
Een discussie over de internationale klimaatonderhandelingen (lunch);
Een gedachtewisseling over het verdere verloop van de behandeling van het Commissievoorstel voor een EU Klimaat- en Energiebeleid voor de periode 2020-2030. Op dit moment beraad het Voorzitterschap zich nog op de vraag of dit onderwerp tijdens deze Informele Milieuraad wordt behandeld.
Op het moment van opstellen van deze geannoteerde agenda is nog niet bekend met welke discussievragen het Griekse voorzitterschap de verschillende onderwerpen wil behandelen.
Blauwe groei (Blue growth)
Inhoud
“Blauwe groei” is de bijdrage van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU aan het behalen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Het doel van het initiatief is om kansen voor slimme, duurzame, inclusieve economische groei in (opkomende) mariene en maritieme sectoren en werkgelegenheid te promoten op korte, middellange en lange termijn. In de mededeling van 13 september 2012 wordt een aanzet gegeven tot een proces dat de blauwe economie stevig op de agenda van de lidstaten, de regio's, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld plaatst. Dit zou naar verwachting van de Commissie moeten leiden tot een groei van 5 miljoen blauwe banen in 2010 naar 7 miljoen in 2020 en van een jaarlijkse omzet van €500 miljard naar € 600 miljard. Blauwe groei is voor voorzitter Griekenland een prioritair onderwerp omdat het kansen biedt voor verdere versterking van de Griekse economie. De Raad zal van gedachten wisselen over de milieuaspecten van de verschillende onderdelen van Blauwe Groei.
Stand van zaken
Na het publiceren van de mededeling is de Commissie met een reeks initiatieven gekomen om het groeipotentieel in deze domeinen verder te onderzoeken en te ontwikkelen, waaronder:
Mededeling Ontwikkeling Maritieme Strategie voor de Atlantische Oceaan1 (21 november 2012)
Mededeling een maritieme strategie voor de Adriatische en Ionische Zee2 (30 november 2012)
Voorstel tot het vaststellen van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer3 (12 maart 2013)
Mededeling Blauwe energie. Vereiste maatregelen voor het benutten van het potentieel van oceaanenergie in Europa’s zeeën en oceanen tegen 2020 en daarna. 4(21 januari 2014)
Mededeling Europese strategie voor kust- en maritiem toerisme; negatief subsidiariteitsoordeel van het voorstel5 (20 februari 2014)
Kortheidshalve verwijs ik naar de BNC-fiches die hierover zijn opgesteld.
Vrijdag 4 april jl. is in Brussel n.a.v. de Mededeling Blauwe Energie de startbijeenkomst geweest van het zgn. Forum voor Oceaanenergie. De Commissie heeft hier laten weten het in de mededeling aangekondigde Actieplan voor oceaanenergie (2014 - 2020) versneld te willen gaan realiseren. Nederland beziet deelname aan het Forum en de werkgroepen die in dit verband worden ingesteld.
Nederlandse inzet
Nederland steunt het initiatief van “Blauwe Groei”. Met name de keus om met de belanghebbenden samen te zoeken naar de beste mogelijkheden voor economische groei en meer werkgelegenheid in de geïdentificeerde gebieden vindt het Kabinet verstandig, net als het promoten van synergie. Deze onderwerpen zijn ook voor Nederland en Nederlandse marktpartijen relevant. Nederland vindt het daarnaast van belang dat EU-initiatieven voor nieuwe economische activiteiten niet ten koste gaan van reeds volwassen economische activiteiten en hun waardeketens, waarvan de economische potentie nog vergroot en/of versterkt kan worden. Als voorbeeld geldt de interne maritieme markt zonder grenzen en het fiscale regiem voor de zeevaart. Uit de studie naar Blauwe Groei blijkt immers dat sectoren als de zeevaart, havens, kustvaart en binnenvaart qua economische omvang en werkgelegenheid per sector een grote bijdrage leveren aan de economische doelstellingen van Europa.
De oorspronkelijke Blauwe Groei mogelijkheden (energie uit de zee, aqua- en maricultuur, blauwe biotechnologie, maritiem en kusttoerisme en diepzeemijnbouw) staan centraal in de Nederlandse ruimtelijke langetermijnvisie. Nederland benadrukt het belang om Blauwe Groei in breder perspectief te zien. Het zou niet alleen de nieuw opkomende duurzame maritieme sectoren moeten omvatten, maar ook duurzame innovatie moeten bevorderen in gevestigde sectoren die al sinds jaar en dag actief zijn. Nederland stuurt ook aan op een naar buiten gerichte blik bijvoorbeeld ten aanzien van de wereldwijde kansen in de offshore- en delta economie.
Internationale klimaatonderhandelingen, realisatie 2020 doelen
Inhoud
Door de klimaatconferentie in Doha (2012) is besloten dat de landen die meedoen aan de tweede verplichtingenperiode van het Kyoto protocol (KP) in 2014 informatie verschaffen over hun intenties om hun ambitie te verhogen. Hierbij moet aangegeven worden wat de vooruitgang is met betrekking tot het behalen van de doelstelling, wat de meest recente emissieprojecties zijn tot het einde van de verplichtingenperiode en wat het potentieel is voor het verhogen van ambitie. De Informele Milieuraad zal een lunchdiscussie wijden aan de richting de UNFCCC-partners uit te dragen boodschappen.
Stand van zaken
De Europese Unie en haar lidstaten overpresteren op hun doelstellingen voor de eerste verplichtingenperiode: voorlopige data laten zien dat de gemiddelde jaarlijkse emissies voor de periode 2008-2012 uitkomen op 18,8% onder die van het basisjaar. Ook zal de EU op basis van de huidige inschattingen een overprestatie leveren voor 2020. Het reductieniveau in 2020 komt voor de EU als geheel naar verwachting op 25% uit.
Deze overprestatie voor de periode 2013-2020 is gebaseerd op scenario’s met bestaande maatregelen. Ook Nederland zal zijn doelen voor 2020 ruim halen en naar verwachting 5 tot 10 Megaton lager uitkomen dan het toegestane plafond van 105 Mton.
Naast de discussie over ambitie onder het Kyoto-protocol loopt er in de mondiale onderhandelingen een discussie over het dichten van het ‘ambitiegat’, het verschil tussen het totaal van de mondiale reductie-inspanningen pre-2020 en het doel de gemiddelde mondiale opwarming te beperken tot minder dan 2 graden Celsius. In dat kader ligt het aanbod van de EU uit 2009 (gedaan tijdens de Kopenhagen conferentie) – om zich te committeren aan een emissiereductie van 30% in 2020, mits andere ontwikkelde landen vergelijkbare reducties op zich nemen en ontwikkelingslanden adequate mitigatieacties ondernemen – nog steeds op tafel. De onderhandelingen hebben tot nu toe geen aanleiding gegeven voor ophoging van het EU doel naar 30%.
Nederlandse inzet
Nederland steunt het uitdragen van een positieve boodschap over de door de EU behaalde extra emissiereducties bovenop de KP doelstelling. Nederland onderkent dat de huidige emissiereductie-inspanningen onder het Klimaatverdrag en het Kyoto-protocol onvoldoende zijn om de mondiale opwarming tot twee graden te kunnen beperken en vindt het daarom wenselijk dat alle partijen bezien hoe het ambitieniveau al in de periode tot 2020 kan worden verhoogd. Nederland vindt dat de EU moet overwegen om de overprestatie op basis van bestaande maatregelen ten opzichte van de afspraken onder het Kyoto-protocol in te zetten in het mondiale spoor. Hierbij geeft Nederland de voorkeur aan het vertalen van de overprestatie naar een politieke pledge onder het klimaatverdrag tijdens de klimaattop in Lima dit jaar, in plaats van het ophogen van de bindende afspraken onder het Kyoto-protocol. Dit gezien het beperkte aantal landen dat in de tweede verplichtingenperiode onder het Kyoto-protocol verplichtingen op zich neemt, de wenselijkheid dat alle landen verhoging van hun ambitie overwegen en gezien het beperkte EU draagvlak voor het aanscherpen van juridisch bindende (Kyoto-protocol) doelen.
EU Raamwerk Klimaat- en energiebeleid 2030
Inhoud
Tijdens de Europese Raad op 20-21 maart is afgesproken dat de Europese Raad uiterlijk in oktober een besluit neemt over het EU klimaat- en energiebeleid voor de periode 2020-2030. Het extra half jaar is nodig omdat het Europese krachtenveld een tweedeling laat zien tussen lidstaten die het voorgestelde 2030-doel van 40% emissiereductie voor broeikasgassen steunen en lidstaten die eerst nader uitgewerkt willen zien hoe dat overkoepelende doel over de lidstaten verdeeld gaat worden. Commissie en lidstaten is gevraagd om samen met de Voorzitter van de Europese Raad een en ander uit te werken.
Stand van zaken
In de conclusies van de Europese Raad zijn voldoende aanknopingspunten te vinden om de broeikasgasreductie met ten minste 40% verder in te vullen: het doel moet in lijn zijn met het doel voor 2050 en algemeen wordt onderkend dat ten minste 40% emissiereductie in 2030 op het kosteneffectieve pad hier naar toe ligt. De discussie het komende half jaar zal in hoge mate gaan over het verdelen van de inspanningen over de lidstaten en hoe principes als kosteneffectiviteit, billijkheid en solidariteit hierbij worden ingevuld. In de huidige inspanningsverdeling geldt als leidend principe het inkomensniveau per inwoner (waarbij arme lidstaten nog mochten groeien met hun emissies en rijke landen meer moesten reduceren). Midden- en Oost-Europese landen willen hieraan vasthouden. De economische situatie is echter veranderd en een aantal van deze landen heeft een beduidende economische groei doorgemaakt.
De Europese Raad van 20-21 maart roept in haar conclusies de lidstaten en de Commissie op om een aantal elementen nader uit te werken met het oog op besluitvorming in het najaar over het Europese klimaat- en energiebeleid voor 2030. Bij deze nadere uitwerking moet onder andere worden gekeken naar effecten van beleidsopties op lidstaten niveau en mechanismen om de lasten op een eerlijke manier te verdelen. Daarnaast roept de Europese Raad op tot het snel mobiliseren van beschikbare EU financiële middelen als het Connecting Europe Facility en de financieringscapaciteit van de European Investment Bank. In het kader van het Europese Meerjarige Financieel Kader spraken de Raad en het EP eerder af dat in de periode 2014-2020 ten minste 20% van het EU budget (960 miljard Euro) voor klimaatgerelateerde activiteiten zal worden aangewend.
In het nieuwe Klimaat- en Energiepakket is door de Europese Commissie geen doelstelling opgenomen voor CO2-reductie in de fossiele brandstofketen in de Richtlijn Brandstofkwaliteit . Daarmee komt na 2020 een belangrijk instrument te vervallen op EU niveau waarmee gestuurd kan worden op de CO2-emissies in de keten transportbrandstoffen. Ook verdwijnt hierdoor na 2020 de stimulans voor de biobrandstoffenmarkt en de stimulans voor de ontwikkeling van meer geavanceerde biobrandstoffen. Sturing op CO2 reductie in transportbrandstoffen op EU-niveau is van belang voor het realiseren van CO2 reductie in de transportsector. In het SER-Energieakkoord is afgesproken dat gestreefd wordt naar een reductie van 60% CO2 in 2050 in het wegtransport. Om dit te realiseren is ook de inzet op CO2-reductie in de transportbrandstoffen van belang, naast de inzet op schonere voertuigen en het anders gebruiken van mobiliteit.
Nederlandse inzet
Nederland zal tijdens deze informele Milieuraad constructief met de andere lidstaten en de Commissie van gedachten wisselen over het verder verloop van de besluitvorming over het EU Klimaat- en Energiebeleid voor de periode 2020 – 2030. De Nederlandse inzet zal zijn gebaseerd op het SER Energieakkoord, de kabinetsreactie op de Commissiemededeling6 de door de Tweede Kamer aangenomen moties ter zake. Dit houdt in dat Nederland een doelstelling op EU niveau van 27% hernieuwbaar kan ondersteunen mits het de werking van ETS niet in de weg staat. Het Kabinet heeft PBL en ECN gevraagd onderzoek te doen naar de gevolgen van eventuele nationaal bindende doelstellingen voor hernieuwbare energie. Het Kabinet heeft PBL en ECN tevens gevraagd om verschillende opties voor de verdeling van de Europese klimaatambities over de lidstaten uit te werken. Om een beter passende balans te kunnen bereiken zal de Nederlandse inzet er op gericht moeten zijn om kosteneffectiviteit een grotere rol te geven. Tevens vindt het kabinet dat alle lidstaten een bijdrage moeten leveren (dus geen verdere groei van emissies meer toestaan). Nederland wil dat de CO2 reductiedoelstelling in de keten transportbrandstoffen in de Richtlijn Brandstofkwaliteit gehandhaafd blijft en zal dit op de Informele Milieuraad uitdragen en het aantal medestanders proberen te vergroten.