Brief aan Veolia Transport Nederland Beheer B.V.
Bijlage
Nummer: 2014D20574, datum: 2014-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Antwoord op vragen van de leden Hoogland en Otwin van Dijk over het oordeel van het College voor de Rechten van Mens over het door Veolia gemaakte onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte (2014D20573)
Preview document (🔗 origineel)
Veolia Transport Nederland Beheer B.V.
Algemeen Directeur
t.a.v. Dhr. M. Lageirse
Postbus 3306
4800 DH Breda
Geacht heer Lageirse,
Het College voor de Rechten van de Mens heeft onlangs uitspraak gedaan in een verzoek om een oordeel over het niet verkrijgen van assistentie bij het instappen in een bus van Veolia in de provincie Limburg (oordeel 2014-50, dossiernummer 2013-0417).
In een brief heeft het College voor de Rechten van de Mens mij verzocht om een aantal punten van deze zaak bij u onder de aandacht te brengen. Het College constateert dat Veolia een reiziger discrimineert doordat chauffeurs niet helpen bij het bedienen van uitklapplanken. En het College constateert dat elektrische uitklapplanken vaak niet werken, waardoor mensen met een beperking niet onbelemmerd van het openbaar vervoer (OV) gebruik kunnen maken.
Het College acht het van belang dat busvervoerders zich ervan bewust zijn dat als een hulpmiddel defect is, de vervoerder verplicht is mensen met een beperking vervoer aan te bieden. Technische problemen mogen niet in de weg staan aan het vervoeren van mensen met een beperking.
Vanzelfsprekend is de provincie Limburg als concessieverlener de eerst aangewezene om hierover met u in gesprek te gaan. Desalniettemin ga ik graag in op het verzoek van het College voor de Rechten van de Mens omdat de strekking van de uitspraak het welzijn van alle burgers betreft en mij aan het hart gaat. Zelfstandig kunnen reizen is voor alle burgers –ook die met een beperking- van belang om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving.
Gezien de bredere uitstraling van de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens verzoek ik u dringend deze punten zo spoedig mogelijk op te lossen in het belang van reizigers met een beperking die zich zelfstandig willen en moeten kunnen bewegen in het busvervoer. Een vergelijkbaar moreel appel heb ik gedaan op de provincie Limburg.
Wat mijn eigen rol betreft sterkt het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens mij in mijn visie om niet alleen via wet- en regelgeving eisen te stellen aan de toegankelijkheid van het OV. Graag ontwikkel ik met alle decentrale overheden, vervoerders en andere relevante partijen flankerende maatregelen die de toegankelijkheid in de gehele OV-keten kunnen verbeteren waardoor mensen met een beperking de kans krijgen om volwaardig mee te doen in de samenleving.
Vervoerders kunnen in belangrijke mate bijdragen aan de uiteindelijke ambitie van de Verenigde Naties die ik volledig onderschrijf: volledige participatie, inclusieve maatschappij.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
Wilma J. Mansveld