Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014
Bijlage
Nummer: 2014D23330, datum: 2014-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014 (2014D23329)
Preview document (🔗 origineel)
GEANNOTEERDE AGENDA EUROPESE RAAD VAN 26-27 JUNI 2014
Bij het opstellen van deze geannoteerde agenda is gewerkt op basis van de op 16 juni jl. door het Raadssecretariaat verspreide ontwerp ER-conclusies (doc. nr. 8284/14). Op maandag 23 juni a.s. zal nog een nieuwe versie van de ontwerp-conclusies worden verspreid, die zal worden besproken tijdens de Raad Algemene Zaken van 24 juni a.s.
Prioriteiten EU en kandidaat voorzitter Europese Commissie
Tijdens de Europese Raad (ER) zal tijdens een diner in Ieper worden gesproken over de strategische agenda voor de EU in de komende jaren; een discussie die mede naar aanleiding van de Nederlandse inzet op een EU-brede follow-up van de subsidiariteitsexercitie op gang is gekomen en waarin Nederland een voortrekkersrol speelt. Met de kanttekening dat niet alle Nederlandse desiderata door alle overige 27 EU lidstaten zullen worden omarmd, groeit onder lidstaten de steun voor een scherpere prioritering in de taken van de EU, teneinde de toegevoegde waarde voor de burgers te vergroten en de administratieve lastendruk terug te dringen. Hierbij zijn subsidiariteit en proportionaliteit leidende beginselen. Nederland zal er daarbij tevens voor pleiten de betere focus ook in te bedden in de werkwijze en organisatie van de Commissie. Een meer gedetailleerde beschrijving van de inzet van het kabinet om de focus, balans en legitimiteit van de EU te versterken is uw Kamer al eerder toegegaan, onder meer in de brief van 21 mei jl. (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-20, nr. 87) en in het verslag van het informele diner van staatshoofden en regeringsleiders van 27 mei jl. (Kamerstukken II 2013 /14 21501-20 nr. 879).
Ten aanzien van de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie speelt de Europese Raad, conform de Verdragen, een eigenstandige rol in het benoemingsproces. Voor het Kabinet staat de inhoudelijke agenda voor de komende vijf jaar hierbij voorop. De nieuwe voorzitter van de Commissie dient zich te verbinden aan de EU hervormingsagenda en gestelde prioriteiten.
Toekomstige ontwikkeling van het meerjarenbeleid op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken (post-Stockholm)
De ER zal, als onderdeel van de ER-conclusies, op 26/27 juni strategische richtsnoeren vaststellen over de ontwikkeling van de JBZ-ruimte vanaf 2015. Deze zijn opgesteld op basis van onder meer de inbreng van de lidstaten tijdens de besprekingen in de JBZ-Raden van5-6 december 2013, 3-4 maart 2014 en 5-6 juni 2014, en de brief van het voorzitterschap aan de voorzitter van de Europese Raad over de uitkomst van die besprekingen. Het kabinetsstandpunt inzake de Nederlandse visie op een toekomstig EU-JBZ beleidskader is aangeboden aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer op 18 november 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32317, nr.196). De Europese Commissie heeft haar visie op post-Stockholm uiteengezet in twee mededelingen getiteld “De EU-agenda voor justitie voor 2020 – Meer vertrouwen, mobiliteit en groei binnen de Unie” (2014(COM)144) en “Naar een open en veilig Europa” (2014(COM)154) ten aanzien van respectievelijk het terrein van justitie en van binnenlandse zaken. De kabinetsappreciatie van beide mededelingen is op 17 april jl. aan beide Kamers verzonden (Kamerstukken II 2013/14, 32317, nr. 227). Het kabinet is tevreden met de balans tussen de domeinen asiel en migratie en veiligheid en justitie in de strategische richtsnoeren in de ontwerp ER-conclusies en herkent veel van zijn inzet terug, inclusief de aandacht voor de schaduwkanten van het vrij verkeer. Met name de nadruk op implementatie, consolidatie en evaluatie als uitgangspunten voor het nieuwe meerjarenbeleid spreekt het kabinet zeer aan. Deze focus, zoals verwoord in de gezamenlijke brief van acht lidstaten op initiatief van Nederland, Zweden en Finland, kan tevens rekenen op brede steun van lidstaten.
Klimaat- en energiebeleid en Energievoorzieningszekerheid
De ER zal de stand van zaken bespreken ten aanzien van het op 22 januari 2014 gepubliceerde witboek over het klimaat- en energiebeleid voor de periode tot 2030 (kenmerk COM (2014) 15), zodat uiterlijk in oktober 2014, een definitief besluit over het beleidskader kan worden genomen.
De ER zal tevens van gedachten wisselen over
energievoorzieningszekerheid. Ingegeven door de situatie in Oekraïne
heeft de ER van maart jl. de Commissie gevraagd voor juni 2014 een plan
voor het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU te
presenteren. De Commissie heeft dit plan op 28 mei jl. gepubliceerd
(kenmerk COM (2014) 330). Uw Kamer is op 17 juni jl. een Kabinetsreactie
toegegaan (kenmerk: DGETM-EM / 14098793).
Het kabinet zal opnieuw benadrukken dat integrale besluitvorming over
het klimaat- en energiepakket 2030, de interne energiemarkt en de
energievoorzieningszekerheid uiterlijk op de ER van oktober plaats moet
vinden.
Wat betreft het Klimaat- en Energiepakket 2030 is de inzet van het
kabinet gebaseerd op het SER Energieakkoord en de kabinetsreactie op de
Commissiemededeling (Kamerstukken II 2013/14, 33858, nummer 2). Het
kabinet vindt het in het kader van de internationale
klimaatonderhandelingen van groot belang dat de EU een ambitieus
klimaatdoel kan presenteren. Dit betekent dat voor het kabinet een
broeikasgasreductiedoel voor 2030 van 40%, te behalen binnen de EU, de
ondergrens is.
Wat betreft voorzieningszekerheid vindt het kabinet een integrale aanpak
van een goed functionerende interne markt, een goede Europese
infrastructuur met voldoende mogelijkheden om van buiten (via havens,
pijpleidingen en met LNG) energie te importeren en een ambitieus
klimaat- en energiebeleid de beste verzekering tegen aanvoerverstoringen
van welke aard dan ook. Daarbij is het van belang dat de Commissie en
EDEO samen hun diplomatieke rol stevig invullen om zo de energiebelangen
van de EU als geheel te dienen.
Ten aanzien van het Klimaat- en Energiepakket 2030 bestaat er een duidelijke tweedeling in het Europese krachtenveld: de ambitieuze lidstaten van de Green Growth Group (waaronder Nederland en onder andere Duitsland, het VK en Frankrijk) willen snelle besluitvorming over een reductiedoel, terwijl de Visegrad+3 landen (Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakijke, Roemenië, Bulgarije en Kroatië) geen noodzaak zien tot snelle besluitvorming en gecompenseerd willen worden voor de door hen verwachte hoge kosten van de voorgestelde doelstellingen.
De Adviesraad voor internationale vraagstukken heeft op 11 juni jl. een briefadvies aan uw Kamer doen toekomen over de EU-gasafhankelijkheid van Rusland, waarin uiteen wordt gezet hoe een geïntegreerd EU-beleid deze kan verminderen. De meeste conclusies uit het advies komen overeen met het kabinetsbeleid en worden door het kabinet gedeeld. Het kabinet ziet het advies dan ook als ondersteuning voor zijn inzet tijdens de Europese Raad in juni en richting de Europese Raad in oktober. Uw Kamer zal ruim voor de Europese Raad in oktober a.s. een kabinetsreactie toegaan.
Er bestaan op het gebied van voorzieningszekerheid twee duidelijke groepen in Brussel. Midden-Europese lidstaten die afhankelijk zijn van Russisch gas wijzen op urgentie van de huidige situatie en willen snel meer subsidies naar cruciale infrastructuurprojecten, ruimte voor gezamenlijke inkooporganisaties en geen koppeling tussen 2030-discussie en voorzieningszekerheid. Het merendeel van deze lidstaten steunt het belang van de interne energiemarkt, maar heeft grote achterstanden bij het implementeren van het derde pakket. De meeste West-Europese lidstaten wijzen juist op het grote belang van één interne energiemarkt en de noodzaak van een goed investeringsklimaat door o.a. het bieden van zekerheid door de vaststelling van 2030-doelen (Duitsland, Denemarken, Zweden, Frankrijk, Nederland, België, Ierland en het VK).
Europees Semester
De ER zal de landenspecifieke aanbevelingen bekrachtigen die op 2 juni jl. door de Commissie werden gepubliceerd (documentnummer COM (2014) 420) en vervolgens werden behandeld in de EcoFin en EPSCO-Raad. De aanbevelingen hebben als doel de economische en budgettaire prestaties van lidstaten te verbeteren, in lijn met het Stabiliteits- en Groeipact (budgettair), de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en de Europa 2020 strategie (structureel-economisch).
De Commissie stelt Nederland vier aanbevelingen voor. Deze aanbevelingen liggen op het terrein van begrotingsconsolidatie, hervorming van de woningmarkt, maatregelen rond vergrijzing en het vergroten van de arbeidsparticipatie. Het kabinet is het met de Commissie eens dat dit aandachtspunten zijn voor de Nederlandse economie, waarop ambitieus beleid gevoerd moet worden. Dit wordt weerspiegeld door de plannen en de reeds geïmplementeerde hervormingen van het kabinet. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van de aanbevelingen van 6 juni jl. (kenmerk van het ministerie van Economische Zaken DE /14096368), is het kabinet niet van mening dat hervorming van de woningmarkt versneld kan worden, zoals de Commissie aanbeveelt.
De Europese Raad zal tevens stilstaan bij het feit dat de buitensporigtekortprocedure voor een aantal lidstaten, waaronder Nederland, wordt beëindigd. Deze lidstaten hebben in 2013 een tekort gerealiseerd onder de 3%. Daarnaast geeft de meest recente raming van de Commissie aan dat het tekort ook voor de jaren 2014 en 2015 onder deze norm blijft. Dit is voorwaarde voor beëindiging van de procedure.
Het kabinet hecht groot belang aan het Europees Semester als instrument om verstandig economisch en budgettair beleid in de lidstaten te stimuleren ten behoeve van stabiliteit, groei en banen in de EU. Het kabinet is verheugd over de positieve resultaten die hiermee worden geboekt en benadrukt het belang van voortgezette implementatie van verantwoord begrotings- en economisch beleid in lijn met de bestaande afspraken.
Oekraïne
Naar verwachting zullen de regeringsleiders ook spreken over de actuele gebeurtenissen in Oekraïne, mede in het licht van de uitkomst van de Raad Buitenlandse Zaken. Naar verwachting zullen in de marge van de ER ook de resterende delen van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne worden getekend. De politieke delen van dit akkoord werden op 21 maart jl. reeds ondertekend.
Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauw in de gaten en blijft daarbij inzetten op dialoog en de-escalatie. Tegelijkertijd zal de druk op Rusland behouden moeten worden, onder andere via de voortzetting van de voorbereiding van additionele sancties. In het licht van de uitkomsten van de RBZ zal de ER mogelijk ook spreken over het EU-sanctiebeleid ten aanzien van Rusland. Het kabinet zal Oekraïne blijven ondersteunen bij de politieke, economische en maatschappelijke hervormingen, onder andere in het kader van het associatieakkoord.
Albanië
Indien de Raad Algemene Zaken op 24 juni a.s. zou besluiten tot toekenning van kandidaat-lidstatus aan Albanië, zal de Europese Raad dit besluit naar verwachting bekrachtigen. Uw Kamer is in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 13 juni jl. geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van het tussentijdse voortgangsrapport van de Commissie van 4 juni jl.
Eurotoetreding Litouwen
In navolging van de Ecofin-raad van 20 juni a.s. zal de ER het verzoek van Litouwen bespreken om per 1 januari 2015 de euro in te voeren. Litouwen heeft dit verzoek begin dit jaar gedaan. De Commissie en de ECB hebben in hun convergentierapporten van 4 juni jl. geconcludeerd dat Litouwen aan alle criteria voldoet en dat de derogatie van Litouwen op de euro-invoering kan worden opgeheven. Het kabinet deelt de analyse van de Commissie en de ECB. Volgens artikel 140, tweede lid van het EU-Werkingsverdrag besluit de Raad tot opheffing van de derogatie na bespreking in de ER en na raadpleging van het Europees Parlement. Deze besluitvorming is met gekwalificeerde meerderheid voorzien in de Ecofin-raad van 8 juli a.s. Litouwen wordt in dit kader aangemoedigd prudent budgettair beleid, structurele hervormingsmaatregelen en macro-prudentieel beleid te blijven doorvoeren. Verwachting is dat Litouwen, net als Estland en Letland, een aanvullende brief zal opstellen met committeringen voor beleidsmaatregelen op genoemde aandachtsgebieden. Het kabinet verwelkomt een dergelijke brief.
Ondertekening associatieakkoorden met Georgië en Moldavië
En marge van de Europese Raad zullen de associatieakkoorden tussen de EU en Georgië en Moldavië worden ondertekend. De akkoorden met beide landen werden tijdens de Top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius in november 2013 reeds geparafeerd.