Brief "Versterking van de economische dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven wereldwijd"
Bijlage
Nummer: 2014D26243, datum: 2014-07-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Brief "Versterking van de economische dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven wereldwijd" (2014D26242)
Preview document (🔗 origineel)
Versterking van de economische dienstverlening
aan het Nederlandse bedrijfsleven wereldwijd
Inleiding
Nederland is economisch sterk afhankelijk van het buitenland. Nederland was in 2013 de tweede goederenexporteur van Europa.1 Export leidt tot 2,2 miljoen voltijdbanen, een derde deel van de Nederlandse werkgelegenheid. De toegevoegde waarde - wat we met export verdienen - maakt ruim 30% uit van het Nederlands inkomen. Bovendien presteren ondernemers die internationaal actief zijn beter dan collega’s die alleen actief zijn op de Nederlandse markt. Zij creëren meer banen en toegevoegde waarde, en investeren meer in innovatie en R&D.2
Zoals in mijn recente brief ‘Versterking van de positie van Nederland in mondiale waardeketens’3 is uiteengezet, verandert het karakter van internationale economische relaties. Productieprocessen zijn steeds meer gefragmenteerd – een product wordt zelden nog maar in één land gefabriceerd. Hierdoor zijn regionale en mondiale waardeketens ontstaan, waarin opkomende markten een steeds grotere rol spelen. Dat biedt kansen voor het Nederlands bedrijfsleven om zijn positie in de wereld te versterken. Zowel het grootbedrijf als het midden- en kleinbedrijf (hierna te noemen: mkb) kan zijn eigen netwerk en kracht gebruiken om niches in mondiale waardeketens te bezetten. Voor het grootbedrijf houden die sterktes bijvoorbeeld verband met schaal en ervaring, terwijl het mkb voordelen haalt uit flexibiliteit en specialisatie. Voor beide categorieën bedrijven geldt dat innovatie en technologische kennis onderscheidende factoren zijn voor prestaties op buitenlandse markten.
Economische dienstverlening – door postennet, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna te noemen: RVO), Kamer van Koophandel en ministeries – is in toenemende mate gericht op het strategisch versterken van de positie van Nederland in mondiale waardeketens. De meerwaarde van het Nederlandse systeem zit in de manier waarop overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen met elkaar samenwerken, niet alleen in de topsectoren, maar ook bij de ondersteuning van individuele bedrijven in het buitenland.
Door samen met private partijen de economische dienstverlening te stroomlijnen en het postennetwerk hierbij optimaal in te zetten, kunnen efficiëntie en kwaliteit worden verbeterd.
In deze brief wordt – mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken – een aantal acties beschreven die erop gericht zijn om in deze veranderende context invulling te geven aan twee doelstellingen:
Het bestendigen en verbeteren van de kwaliteit van de economische dienstverlening
door het standaardiseren van de dienstverlening en daarmee vergroten van de transparantie;
door het instellen van eigen bijdragen.
Verdere internationalisering van het mkb
door het invoeren van extra stimuleringsmaatregelen voor het mkb;
door het versterken van het netwerk van publieke en private handelsbevorderende partijen.
In de brief wordt de tijdens het AO Handelsbevordering van 19 december 2013 toegezegde mkb-internationaliseringsstrategie gepresenteerd. Ook gaat de brief in op de nadere invulling van een eigen bijdrage voor economische dienstverlening uit de moties-Sjoerdsma c.s. (inzake het postennetwerk, 25 november 2013, 32734 nr 20) en Van Bommel (over een bijdrage voor het verlenen van economische dienstverlening, 25 november 2013, 32734 nr 17).
Achtergrond
De maatregelen en initiatieven in deze brief zijn tot stand gekomen op basis van verschillende onderzoeken en studies. De belangrijkste resultaten en bevindingen worden hierna genoemd. Waar mogelijk staat een verwijzing opgenomen naar de volledige rapporten.
In gesprek met het mkb
BZ, RVO, Kamer van Koophandel en VNO-NCW/MKB-Nederland hebben dit voorjaar drie workshops georganiseerd met ondernemers van mkb-bedrijven over de vraag hoe de publieke en private economische dienstverlening aan het mkb verbeterd kan worden en hoe deze ondernemers denken over een eigen financiële bijdrage voor producten of diensten van de overheid.4 Hieruit kwam het volgende naar voren:
Behoeften aan ondersteuning en informatie: daar waar mkb-ers die net starten met internationalisering vooral op zoek zijn naar algemene informatie over de landen waar zij naar toe gaan, naar hulp bij het begrijpen van exportregels en benutten van exportsteun en naar coaching, is het voor ervaren bedrijven belangrijker om betrouwbare distributeurs of partners te vinden. De ervaren mkb-ers zijn daarnaast vooral op zoek naar informatie op maat (oplossingen voor het eigen probleem en de eigen markt) en niet zozeer naar algemene informatie.
Bronnen van kennis en ondersteuning: als bronnen van informatie worden door het mkb in veel gevallen de Kamer van Koophandel, Syntens en RVO genoemd en in aanzienlijk mindere mate de private dienstverleners, zoals banken, brancheorganisaties of consultants. Bedrijven gaan veelal zelf op zoek naar informatie via het internet. De mogelijkheid om gebruik te maken van ambassades, consulaten en NBSO’s is niet altijd bekend. Indien gebruik wordt gemaakt van het postennet, wordt deze dienstverlening wel zeer gewaardeerd.
Gewenste diensten: mkb-bedrijven spreken de wens uit voor één loket, betere financieringsmogelijkheden en bredere mogelijkheden voor deelname aan missies en beurzen.
Betalen voor overheidsdiensten: de geconsulteerde mkb-bedrijven vinden betaling van dienstverlening logisch en acceptabel, daar waar sprake is van een directe relatie tussen de dienst en de individuele vraag van het bedrijf. De mkb-bedrijven zijn van mening dat basisinformatie niet beprijsd zou moeten worden.
Onderzoek van Technopolis5.
Het bureau Technopolis heeft een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor standaardisering van de dienstverlening van het postennet. Hieruit blijkt dat RVO en de posten in hun economische werk steeds sterker sturen op resultaten. Tegelijkertijd wordt uit dit onderzoek duidelijk dat binnen het postennet nog geen eenduidig beeld bestaat over standaardisering en kwaliteits- en resultaatmeting.
Tot slot wordt geconcludeerd dat met het bestaande datasysteem de eerste stap richting het monitoren van activiteiten is gezet en dat dit systeem een spil kan zijn in de verdere uitwerking van een systeem van kwaliteits- en resultaatmeting. Een eerste aanzet voor een producten/dienstencatalogus is tijdens dit onderzoek opgesteld.
Internationale benchmark
Om te leren van de ervaringen van de landen om ons heen, is een internationale benchmark uitgevoerd naar de dienstverlening in Duitsland, Finland, Denemarken, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, België/Vlaanderen en Zwitserland op het gebied van internationaal ondernemen: standaardisering van dienstverlening, betaling voor diensten en publiek-private samenwerking op het vlak van handelsbevordering. Onderstaande bevindingen dienen ter inspiratie voor het Nederlandse beleid.
Regionale aanwezigheid: In het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Vlaanderen kunnen ondernemers terecht voor advies en hulp bij een publieke handelsbevorderende organisatie die regionale kantoren of accountmanagers heeft.
Gezamenlijke ambitie van overheid en bedrijfsleven: In Finland en het Verenigd Koninkrijk is er een duidelijk, overkoepelend ‘label’ en naam waaronder alle partijen opereren (bijv. UK Trade & Investment of Team Finland). Het bedrijfsleven wordt in deze landen via een Raad van Bestuur, of Raad van Advies betrokken bij het realiseren van de gezamenlijke ambities.
Intensieve contacten met de doelgroep: In Duitsland staat de Deutscher Industrie- und Handelskammertag (DIHK) in nauw contact met de ondernemers, en is duidelijk herkenbaar, in binnen- en buitenland.
Versterken ‘één loket’-functie: In Denemarken is de Trade Council duidelijk gepositioneerd als dé centrale organisatie die het mkb ondersteunt bij internationalisering. In de Deense Trade Council komen alle verschillende soorten publieke dienstverlening en (sector)expertise bij elkaar.
Betaalde dienstverlening: Nederland is, binnen de groep van landen in de benchmark, naast België/Vlaanderen het enige land dat slechts beperkt dienstverlening beprijst. In de meeste andere landen vindt dienstverlening plaats in de vorm van maatwerk, waarbij op basis van de behoefte van het bedrijf een adviestraject in gang wordt gezet waarvoor kosten bij de klant in rekening worden gebracht.
Zichtbaarheid van het belang van handelsbevordering: UK Trade & Investment zet business ambassadors in om de expertise en het netwerk van het VK in het buitenland te vertegenwoordigen, waaruit het commitment blijkt van het bedrijfsleven aan de gezamenlijke ambitie.
In alle onderzochte landen is het eigen dienstverleningsmodel aan verandering onderhevig en is publiek-private samenwerking een actueel onderwerp van (beleids)discussie. De keerzijde van maatwerk is de mogelijke marktverstoring. De discussie over de taakverdeling tussen publieke en private partijen wordt ook in andere landen steeds nadrukkelijker gevoerd.
Finland verandert het huidige model van verregaande consultancy naar een systeem met een duidelijke scheiding tussen publieke taken (informatievoorziening en netwerk) en private taken.
In Denemarken is de private sector kritisch op het betaalde model van de Trade Council. In het Verenigd Koninkrijk heroverweegt UK Trade & Investment het huidige systeem van resultaatsturing op basis van targets en wordt onderzocht op welk type bedrijven de dienstverlening gericht zou moeten zijn.
De resultaten van de benchmark vindt u in de bijlage.
Acties
Op basis van bovengenoemde onderzoeken en rapporten, worden per doelstelling de volgende acties ingezet, met als doel het versterken van de Nederlandse positie in de mondiale waardeketens,
1. Het bestendigen en verbeteren van de kwaliteit van de economische dienstverlening
a. Standaardiseren van de dienstverlening en daarmee vergroten van de transparantie
Om de dienstverlening beter inzichtelijk te maken voor het bedrijfsleven en om beter te kunnen sturen op kwaliteit, wordt op basis van de aanbevelingen van onderzoeksbureau Technopolis en de opgeleverde producten/dienstencatalogus gewerkt aan een set van kwaliteitsnormen en een aanpak voor verbetering van resultaatmeting, waarbij gedifferentieerd wordt naar type land, type klant en type post. De producten/dienstencatalogus wordt op dit moment verder gevuld en operationeel gemaakt. Eind dit jaar wordt de interne catalogus ook omgezet in een publieksversie voor de klant.
Naast de producten/dienstencatalogus zal ook gewerkt worden aan het ontwikkelen van best practices, zodat posten van elkaars goede ervaringen kunnen leren.
b. Instellen eigen bijdrage voor economische dienstverlening
In Nederland is sinds 2012 een begin gemaakt met de invoering van een eigen bijdrage voor dienstverlening, onder meer door een financiële bijdrage te vragen voor economische missies en zakenpartnerscans. De invoering van een eigen bijdrage heeft bij de zakenpartnerscans een duidelijk selectie-effect gesorteerd aan de vraagzijde: vooral ondernemers met serieuze plannen om een markt te betreden dienen aanvragen in voor een dergelijke, betaalde, scan. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat de verwachtingen toenemen wanneer een eigen bijdrage wordt gevraagd; de overheid moet hierdoor transparanter zijn over wat een bedrijf kan verwachten van een product of dienst.
Voor het einde van dit jaar gaat, in goed overleg met het bedrijfsleven, een pilot-project van start. Het doel is te onderzoeken of beprijzing van meer producten en diensten een bijdrage kan leveren aan het in stand houden van een brede en kwalitatief betere dienstverlening, of de invoering van een eigen bijdrage niet prohibitief werkt en of het bedrijfsleven directer kan worden betrokken bij de dienstverlening door de posten. De kosten van de dienstverlening zullen door verdere invoering van een eigen bijdrage enigszins worden teruggedrongen, al zijn de directe inkomsten als gevolg van deze maatregelen naar verwachting beperkt.
De pilot is gericht op twee nabije markten (Frankrijk en Duitsland) en één verre markt, namelijk Brazilië. Het aanbod van producten en diensten wordt in deze landen gestandaardiseerd op basis van de producten/dienstencatalogus. Voor een groter deel van de producten en diensten, bijvoorbeeld voor zakelijke matchmaking en beantwoording van uitgebreide vragen, wordt een eigen bijdrage gevraagd.
Wel blijft, om geen drempel op te werpen voor mkb-bedrijven die zich op deze markten oriënteren, de eerstelijns-vraagbeantwoording kosteloos. Hetzelfde geldt voor de inzet van economische diplomatie, bijvoorbeeld bij het bemiddelen in handelsgeschillen en het verkrijgen van markttoegang. Omdat marktordening en bemiddeling bij handelsconflicten publieke taken zijn en overheden ervan uit moeten kunnen gaan dat een Nederlandse bewindspersoon of diplomaat vanuit publiek belang optreedt in het diplomatieke verkeer, wordt voor economische diplomatie geen financiële bijdrage gevraagd.
Nederland wijkt af van de modellen die door een aantal nabijgelegen landen, zoals Denemarken en Finland, worden gehanteerd. Deze landen positioneren hun handelsbevorderende overheidsorganisaties als volwaardige consultants, die individuele bedrijven intensief begeleiden tegen een marktconform tarief. Een dergelijk model is in strijd met de in Nederland heersende visie dat de overheid hierin niet moet concurreren met marktpartijen. Een belangrijk uitgangspunt voor de Nederlandse overheid is het principe dat de overheid een laagdrempelige basisdienstverlening voor het mkb waarborgt, maar daarbij niet marktverstorend optreedt. Omdat de overheidsdienstverlening in dit pilot-project transparanter wordt als gevolg van standaardisering en beprijzing, wordt het gemakkelijker om met private partijen in gesprek te gaan over de rolverdeling op het gebied van handelsbevordering.
Tevens wordt in de pilot-landen aan bedrijvenclusters en
–consortia de mogelijkheid geboden om een sectorspecialist op een
ambassade te plaatsen. Dit kan een uitgezonden ambtenaar zijn die deels
door het bedrijfsleven wordt gefinancierd, of een door de bedrijven
gedetacheerde expert. Op deze manier wordt onderzocht hoe het
bedrijfsleven – zowel inhoudelijk als financieel – directer en actiever
kan worden betrokken bij de dienstverlening van het postennetwerk.
2. Verdere internationalisering van het mkb
a. Het invoeren van extra stimuleringsmaatregelen voor het mkb
Het mkb is niet alleen een zelfstandige speler in het internationale speelveld, maar speelt ook een belangrijke rol als dienstverlener, toeleverancier, partner of onderaannemer in de waardeketen. Daarmee is het mkb van vitaal belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Hoewel het aantal exporterende mkb-bedrijven toeneemt, blijft deze export voornamelijk gericht op de nabije markten. Gezien de verschuiving van de mondiale economische verhoudingen is ook aansluiting op de opkomende markten en landen in transitie van belang voor het Nederlandse mkb. Het beleid richt zich op verbeteringen op drie terreinen:
1.Meer bekendheid met ondersteuning en eenduidige toegang tot informatie
Het is belangrijk dat het mkb goed op de hoogte is van de diverse vormen van ondersteuning die de overheid biedt en makkelijker zijn weg vindt naar de juiste informatie. Door zoveel mogelijk samen te werken met partners, zoals ondernemingsverenigingen, Kamer van Koophandel en decentrale overheden vergroten we de toegankelijkheid van informatie over buitenlandse markten.
Om ondernemers “persoonlijk” te bereiken, zullen zij op basis van het register van de Kamer van Koophandel worden aangeschreven om hen te wijzen op de kansen op buitenlandse markten. Ook wordt samen met de MKB Service Desk en Fenedex een speciale app ontwikkeld, die bedoeld is als wegwijzer voor ondernemers. Op basis van een aantal zoektermen kan deze app de ondernemer wijzen naar de juiste organisatie of plek waar hij of zij meer gedetailleerde informatie kan vinden. Het gaat hier onder andere om verwijzingen naar landen- en sectorinformatie, toekomstige evenementen, mogelijk interessant instrumentarium, checklijsten en trainingen. De app wordt naar verwachting eind 2014 gelanceerd.
Bovendien is per 1 januari 2014 één loket geïnstalleerd: de ondernemer kan met al zijn vragen over internationaal ondernemen terecht bij RVO. Dit betreft vooral telefonische en digitale vraagbeantwoording. Ook problemen bij het internationaal zakendoen kan een ondernemer via dit loket melden. De Kamer van Koophandel gaat fungeren als eerste fysieke regionale aanspreekpunt voor de mkb-er, met een directe doorverwijsfunctie naar RVO. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de door veel ondernemers geuite behoefte dat één loket voor internationaal ondernemen ook bereikbaar is in de eigen regio.
Het door de Kamer van Koophandel ingerichte Digitale Ondernemingsplein zal ervoor zorgen dat ook de digitale informatiediensten van alle betrokken partijen via één centraal en goed toegankelijk portaal worden aangeboden. Het kabinet zet er op in om op termijn alle verschillende portalen en websites van de Rijksoverheid met informatie over internationaal ondernemen, zowel binnen Europa als daarbuiten, via een portaal te ontsluiten. Zo zal ook het Single Market Centre hierop worden aangesloten.
2.Uitbreiding van de huidige ondersteuning
De tweede verandering betreft het Starters International Business (SIB)6-instrument. Het aantal aanbieders van deze diensten is fors uitgebreid met vooral meer private aanbieders, waardoor het bereik toeneemt. Een mkb-er kan zich als voorbereiding op het waarmaken van zijn internationale ambitie laten coachen door een adviseur naar eigen keuze. Voor SIB en alle andere vormen van ondersteuning van bedrijfsleven blijven de internationale normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen onverkort van kracht.
3.Verdieping van de huidige ondersteuning
Het beleid is niet alleen gericht op het vergroten van het bereik van SIB, maar ook op een verdiepingsslag binnen dit instrument. De ondernemers kunnen eenmalig, tegen een gereduceerd tarief deelnemen aan een economische missie, georganiseerd door een private partner. Daarnaast hebben mkb-bedrijven specifieke behoefte tot verdieping en focus om verder te professionaliseren.
Eén van de samenwerkingsafspraken die tussen private en publieke partners is gemaakt, is het ontsluiten van alle beschikbare internationale rapporten en door het postennetwerk gesignaleerde kansen in het buitenland.
Met bovenstaande verbeteringen worden mkb-bedrijven geholpen om beter hun weg te vinden in de bestaande dienstverlening. Eenmaal op weg kunnen de bedrijven hun plek in de waardeketen innemen of versterken, hierbij eventueel ondersteund door andere instrumenten, zoals Partners for International Business (PIB), het Private Sector Development (PSD)-instrumentarium en de publiek-private samenwerkingsfondsen voor water en voedselzekerheid. De impact van mondiale waardeketens op het instrumentarium is nog niet voldoende uitgewerkt. Op basis van een analyse van de waardeketens zal worden bezien of verdere aanpassing van het instrumentarium nodig is.
Start-ups, ofwel mkb-ers die vanuit een sterke innovatieve ontwikkeling ontstaan en vaak snel aan internationalisering toe zijn, vormen een specifieke groep binnen het totale mkb. Deze bedrijven kunnen gebruik maken van het reguliere instrumentarium en het postennet. In landen met een bijzonder gunstig investeringsklimaat voor start-ups, zoals de Verenigde Staten, wordt tijdens economische missies speciaal aandacht besteed aan dit type bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat start ups het huidige instrumentarium niet kennen. De komende periode zal gekeken worden hoe de aansluiting te verbeteren op het reguliere instrumentarium en daarnaast wordt er samen met de minister van Economische Zaken gewerkt aan de invulling van een special envoy voor start-ups.
b. Versterken van het netwerk van publieke en private handelsbevorderende partijen.
Op het gebied van handelsbevordering is een groot aantal publieke en private organisaties actief. Om de doelstellingen en acties van deze organisaties effectiever op elkaar af te stemmen, heeft de Dutch Trade Board (DTB), het publiek-private overleg op het vlak van internationaal ondernemen, op 19 december jl. besloten tot een onderzoek naar dit publiek-private netwerk. Een verkennend onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden, waarvan de resultaten op 5 juni jl. door de DTB zijn besproken.
De DTB heeft geconcludeerd dat de publiek-private samenwerking voor mkb-handelsbevordering beter kan. Er wordt wel samengewerkt, maar niet op een gestructureerde manier. De DTB heeft besloten zich te richten op professionalisering van het netwerk, waarbij publieke en private partijen onder één naam en met één strategie zullen werken.
Omdat de publieke partijen (RVO en Kamer van Koophandel) al stappen hebben gezet voor verdere professionalisering van de samenwerking, wordt nu gekeken naar de private kant van de handelsbevordering. VNO-NCW en MKB-Nederland wijzen op korte termijn een kwartiermaker aan voor het vervolgtraject.
CBS Internationaliseringsmonitor 2014.↩︎
Hierbij gaat het vaak wel om bedrijven met een buitenlands moederbedrijf. Wagner, J. International trade and firm performance: a survey of empirical studies since 2006. Review of World Economics, 2012, 148, 235-267↩︎
Kamerstuk BZ-2013-80225, 16 mei 2014.↩︎
“Verslag workshop internationaal ondernemen,” Panteia, 21 mei 2014, rapport is te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/documenten-en-publicaties↩︎
“Onderzoek standaarden,” mei 2014, Technopolis groep, rapport is te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/documenten-en-publicaties↩︎
De regeling Starters International Business - Go Abroad, Well Prepared biedt een coachingstraject dat in 3 stappen naar een internationale aanpak leidt. RVO werkt samen met verschillende organisaties, die de uitvoering van dit traject voor hun rekening nemen.↩︎