[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Samenvatting van de nota Ruimtevaartbeleid 2014-2020

Bijlage

Nummer: 2014D31346, datum: 2014-09-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota over Ruimtevaartbeleid 2014-2020 (2014D31345)

Preview document (šŸ”— origineel)


Nota Ruimtevaartbeleid 2014-2020 

Samenvatting van de nota Ruimtevaartbeleid 2014-2020

Deze nota bevat de hoofdlijnen voor het Nederlandse ruimtevaartbeleid in
de periode 2014-2020. De nota geeft een beschrijving van keuzes en
opties voor het toekomstig ruimtevaartbeleid van Nederland, mede op
basis van historische ontwikkelingen en van actuele en toekomstige
trends. Van belang is dat de Nederlandse overheid kansen wil bieden aan
de Nederlandse ruimtevaartsector. Het gaat zowel om
ruimtevaartinfrastructuur als het gebruik van ruimtevaartdiensten.
Tegelijkertijd heeft het kabinet oog voor risicoā€™s die ontstaan door 
toenemende afhankelijkheid van satellieten. De risicoā€™s dienen zoveel
mogelijk gemitigeerd te worden. 

Bij het opstellen van deze nota is rekening gehouden met de uitkomsten
van een tweetal evaluatierapporten, beide opgesteld door ECORYS B.V te
Rotterdam. EĆ©n rapport betreft een evaluatie van het Nederlandse
ruimtevaartbeleid gedurende de periode 2007-2011 (TK 2012-2013, 24
446,nr.51). Het andere rapport bevat een evaluatie over de periode
2009-2012 van het functioneren van het Netherlands Space Office (NSO),
de uitvoeringsorganisatie voor het Nederlandse ruimtevaartbeleid (TK
2013-2014, 24446, nr. 54).

Het kabinet ziet voor de toekomst de volgende beleidsuitdagingen:

Ruimtevaart is niet ver weg, maar dichtbij. Dagelijks werken mensen met
producten en diensten van de ruimtevaart. Ruimtevaart is dienstbaar aan
het oplossen van maatschappelijke en wetenschappelijke vraagstukken en
de realisatie van de ambities van topsectoren. Ruimtevaart levert ook
een bijdrage aan de veiligheid en het verkleinen van risicoā€™s in het
dagelijks leven.

   Het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het ontwikkelen van
nieuwe technologische mogelijkheden zijn sterk complementair aan elkaar.
Datzelfde geldt voor het creƫren van ruimte-infrastructuur - zoals
satellieten - en de benutting van satellietdata. Het een is afhankelijk
van het ander.

   Vraagsturing is belangrijk. De keuze voor wetenschappelijke
ruimtevaartmissies is een mooi voorbeeld van vraaggestuurd werken. De
wetenschap bepaalt welk wetenschappelijk thema centraal moet staan.
Vervolgens wordt daar een missie bij geselecteerd. Hetzelfde geldt voor
satellietmissies ten behoeve van de weersvoorspellingen. De keuze voor
operationele en commerciƫle missies werd tot nu toe vooral gedreven
door technologische ontwikkelingen. Ook voor deze missies moet
vraagsturing centraler komen te staan. Bijdragen aan het oplossen van
vraagstukken op het gebied van energie, landbouw/voedselzekerheid,
logistiek, milieu, klimaat, veiligheid, water en zorg zijn nu al mede
bepalend voor de ontwikkeling van de ruimtevaart. Dit gebeurt met behulp
van satellietdata (geo-informatie). De uitdaging is om Nederlandse
bedrijven en organisaties, die actief zijn op het gebied van
geo-/satellietdataverwerking, een betekenisvolle rol te laten spelen op
de wereldmarkt voor deze dienstverlening. Om focus aan te brengen wordt
een ā€˜roadmapā€™ proces georganiseerd waarin vragen uit sectoren worden
gekoppeld aan veelbelovende technologische mogelijkheden. Dit proces
levert ook een inbreng voor prioritering in een op te zetten
instrumentencluster voor de ontwikkeling van geavanceerde
satellietinstrumenten. 

   Ruimtevaart biedt kansen, maar kent ook risicoā€™s. Kansen op nieuwe
wetenschappelijke inzichten en op nieuwe technologische en commerciƫle
ontwikkelingen. De belangrijkste risicoā€™s zijn verbonden aan de
toenemende afhankelijkheid van satellieten. Satellieten kunnen uitvallen
door het bereiken van het einde van hun levensduur, maar soms ook
voortijdig door botsingen met andere ruimte-objecten of door
zonnestormen. Daarnaast kan ook de communicatie met satellieten worden
verstoord door zonnestormen of door moedwillige ingrepen vanaf de aarde.
De gevolgen van het onverhoeds uitvallen/verstoren van satellieten
kunnen groot zijn. Hoewel deze risicoā€™s voor een deel in de
ruimtevaart-infrastructuur worden afgedekt, leggen deze risicoā€™s een
verantwoordelijkheid bij alle betrokken partijen. Door middel van het
stimuleren van kennisopbouw over deze dreigingen en mogelijke
maatregelen, zal de overheid bijdragen aan het verminderen van
risicoā€™s. Een specifieke actie betreft het opzetten van een
waarschuwingssysteem voor extreme zonneactiviteit. 

   Nederland huisvest in Noordwijk de grootste vestiging van het
Europese Ruimtevaart Agentschap (European Space Agency, ESA) met 2500
hooggekwalificeerde medewerkers. Nederland wil deze vestiging (ESTEC te
Noordwijk)) graag in haar geheel behouden en versterken. Dat is niet
vanzelfsprekend en vergt een actieve houding van de overheid. Deze
krijgt onder andere vorm door uitvoering van aanbevelingen vanuit de
topsector HTSM en het bijdragen aan de realisatie van het Galileo
Reference Centre in Noordwijk. 

   Naast ESA en de Europese organisatie voor weersatellieten, EUMETSAT,
wordt ook de Europese Unie steeds actiever op het gebied van de
ruimtevaart. Dat biedt voor Nederland mogelijkheden in hardware en
diensten die optimaal benut dienen te worden. Zo wordt het
aardobservatie- en klimaatonderzoek gesteund via het Europese
Copernicus-programma (onder andere het Nederlandse instrument TROPOMI).
Er liggen kansen om meer instrumenten te ontwikkelen. Via het SBIR
programma zal de ontwikkeling van innovatieve diensten worden
gestimuleerd. Verder wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden van de
overheid als innovatieve inkoper en het beter afstemmen van het beleid
op het gebied van geo-data met dat van satellietdata. Binnen de
programmaā€™s van ESA en de Europese Unie zal de overheid een actieve
rol vervullen in het beschikbaar stellen van data en een vergrote focus
op de ambitie om toepassingen te bevorderen. 

   De Nederlandse wetenschap op het terrein van ruimteonderzoek staat
goed aangeschreven. Wetenschappelijke onderzoek in ESA-kader is naast
aardobservatie van belang voor astronomie en planeetonderzoek. Ook voor
het stimuleren van belangstelling voor techniekonderwijs onder
scholieren en studenten speelt ruimtevaart een belangrijke rol.

   Steeds meer landen interesseren zich voor ruimtevaart en haar
toepassingen. Dat biedt mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven en
kennisinstellingen in termen van exportproducten en ā€“diensten. Acties
bestaan onder andere uit het ontwikkelen door NSO/RVO.nl van een
actieplan voor de internationale positionering van de ruimtevaartsector.


   Daarnaast verschijnen meerdere spelers op het toneel van de
ruimtevaart: naast overheden worden commerciƫle partijen steeds
actiever en nemen specifieke taken van de overheid over. Dit is een
geleidelijk proces van enkele decennia. Het vergt op termijn een
herbezinning op de taken van de overheid, waarbij een kleiner deel van
de satellieten door de overheid gefinancierd zal gaan worden. 

In 2008 heeft het toenmalig kabinet besloten de uitvoering van het
ruimtevaartbeleid te bundelen in een nieuwe uitvoeringsorganisatie, het
Netherlands Space Office (NSO). Het functioneren van NSO is
geƫvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie waren overwegend
positief. Bijgaand treft u de beleidsreactie aan op de aanbevelingen,
zoals die in het evaluatierapport van ECORYS BV zijn geformuleerd
(bijlage 1).

Na enkele inleidende hoofdstukken wordt in deze nota ingegaan op de
onderwerpen ruimtevaart-infrastructuur, ruimtevaartwetenschap en
dienstverlening op basis van satellietdata. Vervolgens wordt aandacht
besteed aan de positie van ESTEC te Noordwijk, aan exportpromotionele
activiteiten en aan ruimtevaart in relatie tot veiligheid. Tenslotte
wordt ingegaan op de uitvoeringsaspecten van het ruimtevaartbeleid. 

Inleiding

Ruimtevaart fascineert, inspireert en innoveert. Het leven van mensen en
de activiteiten van bedrijven en wetenschappers raakt steeds meer
verbonden met informatie vergaard door satellieten en andere uitingen
van de ruimtevaart. Of het nu gaat om weersvoorspellingen,
televisie-uitzendingen, telecommunicatie, navigatie van
(vracht-)autoā€™s, schepen en vliegtuigen of om het monitoren van het
milieu, precisielandbouw of veiligheidskwesties, ruimtevaart speelt een
steeds grotere rol, veelal zonder dat mensen daar stil bij staan. 

Ruimtevaart staat steeds meer ten dienste van maatschappelijke
uitdagingen op het gebied van milieu, klimaat, weer, energie, landbouw,
logistiek, medische zorg, veiligheid, defensie en tal van andere
terreinen. Daarnaast blijft ruimtevaart in dienst staan van
wetenschappelijk onderzoek, evenals van economische en technologische
ontwikkelingen. Ruimtevaart is geen doel op zichzelf, maar een middel om
ontwikkelingen op vele terreinen te faciliteren en doelmatiger te maken.


Wetenschappelijke ruimtevaartmissies zijn altijd vraaggestuurd geweest.
De wetenschappers bepaalden de behoefte aan ruimtevaartmissies ten
behoeve van hun onderzoek. Voor de overige ruimtevaartmissies was in het
verleden nieuwe technologie sturend voor ruimtevaartinvesteringen
(aanbodgedreven). De laatste jaren valt een kanteling waar te nemen naar
een meer vraaggerichte benadering: de investeringen worden gestuurd door
de behoeften van mensen, bedrijven, kennisinstellingen/wetenschappers en
overheden. Meer centraal komt te staan welke maatschappelijke
uitdagingen moeten worden aangepakt. Van belang is in hoeverre
ruimtevaart kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke
uitdagingen.

De markt voor diensten gebaseerd op toepassingen van satellietdata is
sterk in ontwikkeling. Vele honderden satellieten cirkelen inmiddels
rond de aarde en genereren steeds meer data. Dat is ook het geval bij de
satellieten van de Europese Copernicus- en Galileo-programmaā€™s. Data
afkomstig van deze satellieten worden gratis ter beschikking gesteld aan
een ieder die daarvan gebruik wil maken. Dit biedt kansen om nieuwe
diensten te ontwikkelen en nieuwe markten aan te boren in Nederland en
(ver) daarbuiten. Deze diensten zijn echter alleen mogelijk geworden
dankzij een gedegen ruimtevaartinfrastructuur: draagraketten,
satellieten/satellietinstrumenten en grondstations.

Commerciƫle partijen worden steeds actiever in de ruimtevaart. Dat was
al het geval in de telecommunicatiesector, maar het gaat geleidelijk aan
ook op voor andere onderdelen van de ruimtevaart, zoals aardobservatie
en lanceerdiensten. De vraag is wat dit impliceert voor de rol van
overheden en hun ruimtevaartorganisaties.

Steeds meer ontwikkelingslanden ontdekken de kansen van ruimtevaart.
Deze landen willen eigen satellieten in de ruimte brengen of gebruik
maken van satellietdatadiensten. Daarnaast hebben landen als China,
India en Braziliƫ zelf al een zeer ontwikkelde ruimtevaartsector
opgebouwd. Dit biedt kansen en mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven
en kennisinstellingen. 

Toenemende afhankelijkheid van satellieten brengt ook risicoā€™s met
zich mee. Wat gebeurt er als cruciale telecommunicatie- of
navigatiesatellieten uitvallen? Hoe kunnen satellieten worden beschermd
tegen botsingen, meteorieten of zonnestormen? Hoe kunnen de gevolgen van
het uitvallen van satellieten worden beperkt?

De vraag is hoe de Nederlandse overheid, bedrijven, kennisinstellingen
en universiteiten adequaat kunnen inspelen op de hiervoor geschetste
ontwikkelingen. Dit mede in het licht van twee ESA-Ministersconferenties
die op 2 december 2014 en in 2016 zullen worden gehouden. 

Ruimtevaart in (historisch) perspectief

Ruim zestig jaar geleden begonnen de VS en de voormalige Sovjet-Unie hun
race in de ruimte. In de ā€œKoude Oorlogā€ ging het erom wie de eerste
mens in een baan om de aarde bracht: de Sovjet-Unie lanceerde in 1961
als eerste met succes een mens in een baan om de aarde (Joeri Gagarin).
In 1969 slaagde de VS er als eerste in om mensen op de maan te laten
landen (het duo Armstrong/Aldrin).

Europa liep daarbij iets achter. In 1964 werden de Europese Ruimte
Wetenschap Organisatie (ESRO) en de Europese Lanceerders Organisatie
(ELDO) opgericht, die later fuseerden tot het Europese Ruimtevaart
Agentschap (ESA). Dit jaar viert ESA zijn vijftigjarig bestaan.

Sinds 1964 is ESA uitgegroeid tot een organisatie met 20 Europese
lidstaten (waaronder Noorwegen en Zwitserland) en Canada als
ā€œCooperating Stateā€. ESA heeft de beschikking over lanceerbases in
Kourou (Frans Guyana) en Kiruna (Zweden). De Europese samenwerking in
ESA-kader heeft geleid tot toonaangevende wetenschappelijke missies als
Herschel, Planck, Rosetta, XMM-Newton en Gaia, evenals tot
aardobservatiemissies zoals GOCE, SMOS, de ERS-serie en ENVISAT met het
Nederlandse satellietinstrument SCIAMACHY en de instrumenten voor de
meting van luchtkwaliteit en ozon in de aardse atmosfeer, OMI en
TROPOMI. Met de vele satellieten in de ruimte en faciliteiten op de
grond waaronder ESTEC te Noordwijk, is ESA uitgegroeid tot een
volwaardige speler in de mondiale ruimtevaartwereld. ESA is sterk
gericht op het ontwikkelen, bouwen en onderhouden van de benodigde
ruimte-infrastructuur, evenals op wetenschappelijk onderzoek in en van
de ruimte. Naast wetenschappelijke missies ontwikkelt ESA ook zogenaamde
operationele missies voor het verzamelen van lange termijn gegevens.
Voorts ontwikkelt en bouwt ESA satellieten voor meteorologische
doeleinden, die vervolgens worden overgedragen aan EUMETSAT, de Europese
organisatie voor meteorologische satellieten. 

Op 3 april 2014 is de eerste Sentinel (= satelliet) gelanceerd voor het
Copernicus aardobservatieprogramma, dat door ESA in samenwerking met de
EU is opgezet en gefinancierd. ESA en EUMETSAT dragen zorg voor het
operationele deel (de ā€œbedieningā€) van de Europese
Copernicus-sentinels. Met de ontwikkeling en bouw van
satellietinstrumenten zoals OMI en TROPOMI wil Nederland een sterke
positie verwerven in het Copernicus-programma van de EU en ESA.

Voor ruimtevaart is het noodzakelijk om nieuwe ruimte-infrastructuur te
ontwikkelen en te bouwen, zoals draagraketten, satellieten,
satellietinstrumenten, ruimtestations en grond-/volgstations. Deze
infrastructuur staat in dienst van maatschappelijke prioriteiten op het
gebied van wetenschap, milieu, klimaat, telecommunicatie en
navigatiediensten. Tevens staat dit ten dienste van bedrijven en
instellingen, die de diensten en data van deze satellieten benutten voor
hun activiteiten. Dat betekent dat ruimte-infrastructuur en
satellietdata-verwerking complementair zijn.

Vanaf 2016 wordt het Europese Galileo-satellietprogramma volledig
operationeel, waardoor nog betere mogelijkheden ontstaan voor
plaatsbepaling en navigatie. Galileo zorgt voor een onafhankelijke
capaciteit op het gebied van navigatie voor Europa. Met het nieuwe
Europese aardobservatie-programma Copernicus komen vanaf dit jaar gratis
satellietgegevens beschikbaar voor tal van toepassingen.

De infrastructuur wordt voor beide programmaā€™s in nauwe samenwerking
tussen de EU en ESA opgebouwd. In EU-kader is in overeenstemming met het
Europees Parlement afgesproken dat de data gratis ter beschikking komen
aan bedrijven, instellingen en wetenschappers. Een vrije en adequate
toegang tot deze data is o.a. van groot belang voor wetenschappelijke
doeleinden op het gebied van klimaat en luchtkwaliteit.

Via het onderzoek- en innovatieprogramma van de EU, aangeduid als
ā€œHorizon 2020ā€, stimuleert de EU zowel de gerichte ontwikkeling van
kritische technologieƫn, als van toepassingen van satellietdata.

Anders dan in de eerste decennia van de ruimtevaart gaan commerciƫle
partijen een steeds grotere rol spelen in de ruimtevaart. Dat doet zich
in het bijzonder voor in de telecommunicatiesector, waar
telecommunicatiebedrijven satellieten voor eigen rekening laten bouwen
en in een baan om de aarde laten brengen. 

Net zo als in de telecommunicatiesector zullen bij navigatie,
meteorologie en aardobservatie steeds meer commerciƫle partijen zich
bezig gaan houden met het ontwikkelen van toepassingen en het leveren
van diensten op basis van satellietgegevens en ā€“beelden. 

Vooralsnog worden de meeste satellieten op deze terreinen door overheden
gebouwd en gelanceerd, waarna de gegevens daarvan ter beschikking
gesteld worden aan overheidsinstellingen en commerciƫle bedrijven. 

De markt voor toepassingen, waarbij satellietdata een rol spelen, is
sterk in opkomst. Deze markt is primair in handen van commerciƫle
partijen. Voor overheden is het de vraag wat zij kunnen en moeten doen
om Nederlandse ondernemers een evenredig deel van deze markt te helpen
veroveren. Daar wordt in paragraaf 5 van deze nota nader op ingegaan. 

Satellietdata van aardobservatiesatellieten worden ook gebruikt voor
wetenschappelijke doeleinden, bijvoorbeeld in relatie tot de
klimaatproblematiek en luchtkwaliteit. Kennisinstellingen hebben dan ook
belang bij vrije toegang tot deze data.

Ook in de sfeer van het lanceren van satellieten en van ruimtevoertuigen
beginnen commerciƫle bedrijven een rol te spelen, met name in de VS.
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat deze capaciteit alleen kan worden
opgebouwd met veel initiƫle overheidssteun en bij de gratie van
gegarandeerde overheidsopdrachten. Dat geldt ook voor de VS waar NASA
een markt garandeert voor Amerikaanse commerciƫle lanceerondernemingen.

Daarnaast tekent zich een nieuwe ontwikkeling af, namelijk het op
commerciƫle basis aanbieden van toeristische ruimtereizen.

Naar verwachting zullen overheden zich in hun ruimtevaartbeleid in de
toekomst steeds meer gaan richten op het faciliteren van
ruimtewetenschap, ruimte-exploratie, milieu, klimaat, veiligheid,
wetgevende kaders en verdeling van etherfrequenties. Slechts een deel
van de satellieten zal nog door overheden worden gefinancierd als
noodzakelijke basisinfrastructuur. In Europa zal deze
basisinfrastructuur in belangrijke mate gerealiseerd blijven worden via
programmaā€™s van ESA, EUMETSAT en de EU. Dit proces zal enkele
tientallen jaren beslaan. Vooralsnog zullen overheden verantwoordelijk
blijven voor de vitale ruimte-infrastructuur (draagraketten,
satellieten, satellietinstrumenten en grondstations).

Ruimtevaart-infrastructuur, technologische ontwikkelingen en
satellietinstrumenten

In Europa wordt ruimtevaart-infrastructuur vooral ontwikkeld in de
context van ESA-programmaā€™s. Daarnaast financiert de EU
ruimtevaartprogrammaā€™s, die door ESA worden gerealiseerd. Dit heeft
het grote voordeel dat de Europese landen hun kennis, kunde en
financiƫle mogelijkheden bundelen in een gezamenlijke aanpak. Enkele
landen zoals Duitsland, Frankrijk, Italiƫ en het Verenigd Koninkrijk
hebben daarnaast eigen programmaā€™s, deels bestemd voor niet-civiele
doeleinden. 

De ruimtevaartprogrammaā€™s voor de operationele meteorologie worden
door EUMETSAT gestuurd. De betreffende satellieten worden door ESA
ontwikkeld en gebouwd en door EUMETSAT geƫxploiteerd.

Binnen de Nederlandse grenzen bevindt zich een aantal hoogwaardige
bedrijven die onderdelen leveren ten behoeve voor
ruimtevaartactiviteiten en -infrastructuur. Zij leveren onder andere
componenten, subsystemen, optische satellietinstrumenten, geavanceerde
zonnepanelen, raketmotorstructuren, reactiewielen, ontstekers en andere
producten voor draagraketten en satellieten aan ESA en aan andere
ruimtevaartorganisaties en -bedrijven. Daarmee leveren zij een bijdrage
aan de opbouw en het onderhoud van de gezamenlijke Europese
ruimte-infrastructuur. Op basis van deze technologische kennis en
ervaring worden nieuwe producten ontwikkeld met spin-offs naar andere
sectoren.

Voorts zijn er gespecialiseerde bedrijven die bijvoorbeeld zeer
geavanceerde 3-D cameraā€™s bouwen en hoogwaardig composietmaterialen
produceren of complete nanosatellieten afleveren. Het bedrijf dat de
nanosatellieten ontwikkelt en bouwt doet dat voor de commerciƫle markt.
Als start-up van de TU Delft, heeft dit bedrijf in 8 jaar tijd een
positie opgebouwd waardoor het nu circa 30% van de mondiale markt voor
lanceringen van deze satellieten verzorgt. In de opbouwfase van dit
soort bedrijven hebben zij van een specifieke stimuleringsregeling voor
ruimtevaartbedrijven geprofiteerd. Deze zogenoemde ā€œPEPā€-regeling
(PEP staat voor Pre-kwalificatie ESA Programmaā€™s) is met ingang van 1
januari 2013 op nul gesteld in het kader van een herijking van
subsidieregelingen. 

Ondersteuning bedrijven

Bedrijven en organisaties hebben aangegeven het op nul stellen van de
PEP-faciliteit te betreuren. Daarom is gekeken welke knelpunten er zijn
en hoe hiervoor een oplossing voor gevonden kan worden. Een partiƫle
oplossing is gevonden in Nederlandse participatie in
ESA-ontwikkelingsprogrammaā€™s, zoals PRODEX en het ā€˜General Support
Technology Programmeā€™ (GSTP). De nationale invloed op deze
programmaā€™s is evenwel kleiner dan gewenst, waardoor het starten van
een project soms langer duurt dan wenselijk is.

Via het fiscale spoor biedt de overheid ruime mogelijkheden aan
ruimtevaartbedrijven om fiscale tegemoetkomingen te ontvangen voor hun
speur- en ontwikkeling activiteiten. De betrokken bedrijven maken dan
ook gebruik van de fiscale mogelijkheden in het kader van de Wet
Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) en de Research en
Development Aftrek (RDA). Daarnaast kent de overheid nog aparte
instrumenten voor de financiering van mkb-bedrijven, zoals het
Innovatiekrediet en de Seed Capital-regeling. Zeer recent is daar nog de
ā€˜Regeling Vroegefase Financieringā€™ aan toegevoegd. 

De ruimtevaartsector van Nederland kent alleen mkb-bedrijven. De
overheid is voornemens binnen het ā€œSmall Business Innovation &
Researchā€-programma ook het thema ruimtevaart (SBIR-Space) in te
zetten. Dit is een programma bedoeld om pre-commerciƫle activiteiten
van mkb-bedrijven en kennisinstellingen te faciliteren, zodat ze meer
kansen hebben om zich een positie te verwerven bij opdrachten van ESA of
andere ruimtevaartorganisaties en ā€“bedrijven. In de nota
Ruimtevaartbeleid ter voorbereiding op de Nederlandse inzet bij de
ESA-Ministersconferentie op 2 december 2014 zal dit voornemen nader
worden uitgewerkt.

Roadmaps

Een belangrijke randvoorwaarde voor het slagen van de instrumentambities
van Nederland is een goede vraagsturing vanuit de overheid, de
wetenschap en/of de markt, bijvoorbeeld via de topsectoren. Dit is
essentieel voor het behoud van draagvlak voor investeringen in de
ruimtevaart. Vanuit de visie op de gewenste ontwikkeling van ruimtevaart
komt de vraag waarom en hoe die te realiseren. Dan pas komt de daarvoor
benodigde technologie aan bod, nodig om aan die vraag te kunnen voldoen.
Bij het keuzeproces voor technologieontwikkeling voor
instrumentprojecten is het daarom van groot belang dat op basis van
vragen vanuit de wetenschap, markt en overheid de nationale
prioriteitstelling goed is georganiseerd. 

Als onderdeel van het nationale ruimtevaartprogramma worden zogenaamde
roadmaps opgesteld. Een roadmap is een beleidsinstrument om vragen uit
genoemde sectoren te koppelen aan technologische mogelijkheden. In nauwe
samenwerking met de ruimtevaartsector heeft NSO technologie-roadmaps
ontwikkeld, zowel voor de upstream- (voor ruimtevaart-infrastructuur)
als voor de downstream (satellietdata toepassingen) activiteiten. 

Binnen de roadmaps worden, op basis van de vraagsturing, de ideeƫn
verzameld voor technologieontwikkeling en marktbewerking en wordt voorts
de samenwerking tussen de partijen gestimuleerd en vormgegeven. Aan de
hand van de nationale visie en de daarbij behorende (wetenschappelijke)
prioriteitstelling, zoals die met de overheid is afgesproken, stelt het
NSO adviezen op aan de overheid wat betreft de financiering van
ontwikkeltrajecten en communiceert daarover met de overheid en de
sector. 

Het proces om roadmaps te ontwikkelen is breed en open opgezet om
kansrijke vernieuwingen mogelijk te maken. Een brede betrokkenheid bij
het roadmap-proces en de kwaliteit van de betreffende discussies bepaalt
grotendeels het lange-termijnsucces van de Nederlandse inspanningen.

Het voorgaande gaat resulteren in een technologieplan langs drie lijnen:

1.	Fundamenteel: doorbraaktechnologieƫn in de ruimtevaart, die over 5-7
jaar toepasbaar en over 10 jaar commercieel inzetbaar zijn.
Doorbraaktechnologieƫn worden vooral gefinancierd en daarmee ontwikkeld
binnen de publieke kennisinfrastructuur, zowel voor binnen als buiten de
ruimtevaart;

2.	Componenten en subsystemen, die over 5 jaar toepasbaar en/of
commercieel inzetbaar zijn.

3.	(Sub-)Systemen en toepassingen, die direct toepasbaar en/of
commercieel inzetbaar zijn.

Satellietinstrumenten

Nederland heeft al sinds Christiaan Huygens een internationaal
toonaangevende positie op het gebied van instrumentontwikkeling. Juist
die instrumentontwikkeling heeft mede de basis gelegd voor onze
toppositie op het gebied van astronomie. Die toppositie is ook een van
de redenen dat Nederland betrokken is geraakt bij ruimtevaart. Nederland
is nog steeds onderscheidend in de ruimtevaartwereld op het gebied van
instrumenttechnologie voor baanbrekende wetenschappelijke ruimtemissies,
zowel op het gebied van de astronomie als ook het aardgerichte
atmosfeeronderzoek. Bij wetenschappelijke missies zijn de
wetenschappelijke vragen en de kwaliteit van het instrumentarium
leidend. Dit heeft tot gevolg dat wetenschappelijke missies over het
algemeen eenmalig zijn. 

Een substantiƫle commerciƫle spin-off van een dergelijke ontwikkeling
is niet het primaire doel. Wel zal in de komende jaren meer aandacht
worden besteed aan het verkrijgen van meer rendement van de
investeringen in dergelijke missies.

De sterke ontwikkelingen op en het toenemende belang van aardobservatie,
zoals kan worden afgeleid uit het Copernicus-programma van de EU,
verbreedt de potentiƫle afzetmarkt voor de Nederlandse
instrumenttechnologie aanzienlijk. Zo heeft Nederland het aardobservatie
satellietinstrument TROPOMI ontwikkeld in een samenwerkingsverband van
het bedrijf Dutch Space met TNO, KNMI en SRON (het Nederlands Instituut
voor Ruimteonderzoek, een NWO-instituut). Met dit instrument en zijn
voorloper OMI heeft Nederland een mondiale toppositie opgebouwd bij
optische instrumenten voor het monitoren van luchtkwaliteit. Het is de
bedoeling deze nieuwe technologie ook toe te passen in een drietal
nieuwe satellietinstrumenten ten behoeve van de Copernicus Sentinel-5
missie. Om de kansen op de afzetmarkt nog verder te vergroten zal
Nederland doorgaan met het investeren in Europese programmaā€™s gericht
op de verdere ontwikkeling van optische satellietinstrumenten. De
valorisatie van eerdere investeringen op dit gebied wordt nog versterkt
doordat deze technologische ontwikkelingen spin-offs hebben naar andere
sectoren. Een mooi voorbeeld daarvan zijn genoemde optische instrumenten
die een belangrijke technologische spin-off hebben naar de
halfgeleider-/lithografie-industrie.

Instrumentencluster

Wil Nederland zijn huidige positie op het gebied van wetenschappelijke
instrumenten behouden en nieuwe kansen, ook op commercieel terrein,
kunnen benutten dan zullen de Nederlandse inspanningen op
satellietinstrumenten gebied op andere wijze gepositioneerd moeten
worden. 

Nederland kan met zijn instrumenttechnologie aan de basis staan van
uitdagende wetenschappelijke missies, geavanceerde operationele missies
(voor beleidsvragen of monitoringsbehoefte van overheden op het gebied
van onder andere klimaat-, lucht- en waterkwaliteit, dijkbewaking en
bodemdeformatie), evenals van baanbrekende missies gericht op
commerciƫle nichemarkten in het kader van het topsectorenbeleid. Dat
begint met een duidelijke vraagsturing, vanuit de wetenschap, vanuit de
overheid en vanuit de markt. Deze vragen moeten vervolgens worden
opgepakt in het kader van een instrumentencluster, waarbinnen alle
betrokken organisaties samenwerken, zowel publiek als privaat. Het gaat
daarbij om bundeling van expertise door de hele keten heen, tussen
publieke partijen onderling en tussen publieke en private partijen. Op
basis van een ambitieus programma krijgt de samenwerking vorm onder
regie van het NSO. Technologieontwikkeling voor wetenschappelijke
missies kan zo aan de basis staan van de doorontwikkeling naar
technologie voor operationele en commerciƫle missies. 

Doordat instrumenttechnologie wordt ontwikkeld voor bovengenoemde
doeleinden zal ook de valorisatie vanuit de wetenschap worden vergroot.
Op deze manier ontstaat een breder draagvlak voor financiering van
missies dan uitsluitend via het ruimtevaartbudget van de overheid. De
vraagsturing is hierbij cruciaal om de neiging tot ā€˜technology pushā€™
om te buigen naar vraagsturing als basis voor het maatschappelijk
draagvlak van ruimtevaart. De maatschappelijke meerwaarde van
ruimtevaartmissies geeft zo mogelijkheden voor financiering van
ruimtevaartmissies in aanvulling op het ruimtevaartbudget van de
overheid en gebaseerd op de behoeftes van de financierende partij(en). 

Door samenwerking tussen de partijen in het Instrumentencluster moet een
duurzame basis ontstaan, waarop de vraagsturing (vanuit de wetenschap,
de overheid, de markt) gericht kan worden. Samenwerking is noodzakelijk
omdat afzonderlijke partijen niet in staat zijn de kritische massa
(beschikbare kennis en kunde) te organiseren. Ook samenwerking in de
keten wordt steeds belangrijker en biedt een belangrijke mogelijkheid
voor Nederland om onderscheidend te zijn. Deze keten loopt van de
(technologische) ontwikkeling van het instrument tot aan de
eindgebruiker. Nederland heeft op een aantal deelmarkten voldoende
kennis en kunde in huis om de integrale keten van de ontwikkeling van
het instrument tot de eindgebruikers te kunnen realiseren, zoals voor
het monitoren van luchtkwaliteit. Dit geeft een sterke, strategische
positie op die markten. De schakels van de keten zijn aanwezig in
Nederland, de samenwerking om daadwerkelijk ketens te creƫren vergt
tijd evenals een samenwerkingsgerichte houding van alle betrokken
partijen.

Efficiƫnter gebruik van beschikbare kennis en middelen vraagt om
concentratie en taakverdeling tussen de partijen in het cluster, in
eerste instantie de publieke partijen. Het NSO zal een actieve rol
spelen in het afstemmingsproces en het tot stand brengen van de juiste
randvoorwaarden. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang: 

een duidelijke rolverdeling tussen (publieke en private) partijen; 

de bereidheid om (onder voorwaarden) te komen tot het delen van
faciliteiten en van schaarse expertise; 

het doorstromen van kennis tussen de betrokken partijen; 

een goede regeling voor de (kosten van) intellectuele eigendomsrechten
op kennis ontwikkeld met publieke financiering. Het rapport
ā€œSpelregels voor publiek-private samenwerkingā€ (TK 2012-2013, 28753,
nr. 30) biedt nuttige handreikingen om dit op adequate wijze op te
lossen.

Samengevat heeft de overheid de volgende voornemens: 

Nederland blijft investeren in ruimtevaartprogrammaā€™s van met name ESA
en EUMETSAT, waaraan Nederlandse bedrijven/kennisinstellingen een
betekenisvolle bijdrage kunnen leveren.

Naast de bestaande algemene fiscale en financieringsregelingen voor
(mkb-)bedrijven wordt binnen het SBIR-programma een programma opgezet om
bedrijven en kennisinstellingen te faciliteren bij pre-commerciƫle
activiteiten teneinde een positie op markten voor ruimtevaartproducten
te kunnen verwerven.

Om maatschappelijke behoeften te kunnen beantwoorden met behulp van
adequate ruimtevaartechnologieƫn worden door het NSO roadmaps
opgesteld. Deze roadmaps zijn richtinggevend voor het te voeren beleid
in ESA-kader en op nationaal niveau.

Er wordt onder regie van NSO een Instrumentencluster opgezet gericht op
samenwerking tussen alle relevante Nederlandse partijen die kunnen
bijdragen aan de ontwikkeling van geavanceerde satellietinstrumenten.

In het kader van ESA- en EU-ruimtevaartprogrammaā€™s blijft Nederland
inzetten op de verdere ontwikkeling van satellietinstrumenten. Nederland
is bereid te investeren in de ontwikkeling en bouw van soortgelijke
instrumenten als TROPOMI voor de Sentinel- 5 missie van het
Copernicus-programma.

Ruimtevaart, wetenschap en educatie

Ruimteonderzoek is belangrijk voor de Nederlandse wetenschap. Het
appelleert aan de intrinsieke nieuwsgierigheid, biedt uitstekende
opleidingsmogelijkheden, geeft antwoord op wetenschappelijke vragen en
werpt nieuwe vragen op. Het leidt tot nieuwe technologieƫn en spin-offs
naar economie en maatschappij.

Wetenschap speelt een rol in de gehele ruimtevaartketen: van
technologisch onderzoek aan onderdelen van satellietinstrumenten via
nauwkeurige verwerking van de data van satellietinstrumenten tot aan het
daarmee vinden van antwoorden op uitdagende en belangwekkende
wetenschappelijke en maatschappelijke vragen. De hieruit voortvloeiende
nieuwe wetenschappelijke vragen en behoeften inspireren vervolgens tot
de ontwikkeling van nieuwe missies, nieuwe technologieƫn en
voortschrijdend wetenschappelijk onderzoek.

Kortom, de relatie tussen ruimtevaart en wetenschap is
tweerichtingsverkeer: wetenschap maakt ruimtevaart mogelijk en
ruimtevaart bevordert de wetenschap.

Prioriteiten Ruimtewetenschappen 

Sinds 2008 is er een drietal wetenschappelijke prioriteitsgebieden
waarbij de Nederlandse expertise optimaal aansluit bij de Europese (ESA
en EU) programmaā€™s: astronomie, aardobservatie en planeetonderzoek. 

Nederland heeft in de loop der jaren een toppositie opgebouwd op het
gebied van de astronomie en bij atmosferisch ruimteonderzoek. Doel is
deze toppositie te behouden en te versterken, maar ook te proberen deze
uit te bouwen naar aanpalende wetenschappelijke gebieden. Bij de
astronomie liggen nog grote onbeantwoorde vragen ten aanzien van
bijvoorbeeld de aard van donkere materie en donkere energie, het
ontstaan van superzware zwarte gaten in de kernen van melkwegstelsels en
de processen die de geschiedenis van stervorming in het heelal bepalen.
Dit soort wetenschappelijke vraagstukken kunnen alleen aangepakt worden
met behulp van innovatieve en grensverleggende ruimte-instrumenten en
satellietmissies. De eisen die aan de benodigde technologie gesteld
worden zijn extreem. Daar is veel fundamenteel onderzoek en ontwikkeling
voor nodig. Tegelijkertijd is dit onderzoek ā€“ juist daardoor ā€“
uiterst inspirerend en, mede door de sterke positie van Nederland, trekt
het jong (buitenlands) talent aan. 

De belangrijkste spelers op het gebied van het astronomisch
ruimteonderzoek zijn het Nederlandse instituut voor Ruimteonderzoek
(SRON, de Nederlandse Onderzoeksschool voor Astronomie (NOVA) en de
desbetreffende vakgroepen aan de universiteiten. Voor de wetenschap is
er een internationaal proces van vraagsturing dat loopt via ESA. Daarbij
wordt de nationale inbreng mede bepaald vanuit het strategisch plan voor
de Nederlandse astronomie, opgesteld door het Nationaal ComitƩ voor de
Astronomie (NCA).

De opgebouwde expertise op het gebied van aardobservatie betreft
voornamelijk het atmosfeer- en klimaatonderzoek. Die positie is mede te
danken aan de ontwikkeling van de opeenvolgende Nederlandse
satellietinstrumenten SCIAMACHY, OMI en TROPOMI. Daarmee zijn leidende
wetenschappelijke posities in de wereld opgebouwd. Met de komst van de
EU/ESA-satellieten van het Copernicus-programma is de tijd gekomen om
deze leidende positie in dit programma te verankeren. Dit mede vanwege
het cruciale belang van deze instrumenten voor de dossiers klimaat en
luchtkwaliteit. Indien voldoende financiƫle ruimte beschikbaar is kan
worden gekeken naar mogelijke verbreding naar andere delen van de
aardwetenschappen, zoals hydrologie, ecologie en bodem. Wetenschappelijk
onderzoek op deze gebieden, op basis van de data van
aardobservatiesatellieten, kan eraan bijdragen dat verder wordt gebouwd
aan een toonaangevende internationale positie. Hierdoor wordt niet
alleen het ruimteonderzoek verbreed, maar zal ruimtevaart ook meer dan
voorheen een bijdrage kunnen leveren aan themaā€™s zoals duurzame
energievoorziening, voedselschaarste en de gevolgen van
klimaatverandering voor laaggelegen deltaā€™s.

Planeetonderzoek is bij uitstek een multi- en interdisciplinair
onderzoeksveld waar in het bijzonder de aardwetenschappen en de
astronomie, maar ook andere wetenschapsvelden zoals de chemie en de
biologie, samenkomen. Er vindt onderzoek plaats in het kader van
vraagstukken als leven en bewoonbaarheid op andere plaatsen in het
heelal en de formatie, structuur en evolutie van steenachtige
(exo-)planeten. Daarbij zijn vooral de steenachtige planeten van belang
voor onderzoek naar het ontstaan van leven. Voor een deel van het brede
planeetonderzoek is ruimtevaart van groot belang. Met de lancering de
laatste jaren en in de nabije toekomst van satellieten voor
(exo-)planeetonderzoek krijgt dit veld een extra impuls.

Om de gebieden aardobservatie en planeetonderzoek te ondersteunen heeft
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het programma
Gebruikersondersteuning Wetenschap opgezet. Doel van het programma is om
ondersteuning te bieden aan in Nederland werkzame onderzoekers bij het
(voorbereiden op het) gebruik van wetenschappelijke infrastructuur in de
ruimte ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek van hoge kwaliteit.

Onderzoek en instrumenten

Aan de kant van de keten waarbinnen de technologie- en
instrumentontwikkeling plaatsvindt (ook wel aangeduid als
ā€˜upstreamā€™) is van oudsher ook een sterke samenwerking (en
wisselwerking) zichtbaar tussen wetenschap en ruimtevaart. Vanuit de
behoefte aan extreem nauwkeurige en complexe ruimte-instrumenten voor
het Nederlandse astronomisch en atmosferisch ruimteonderzoek, heeft een
combinatie van fundamenteel en toegepast technologisch onderzoek binnen
Nederlandse universiteiten, het NWO-instituut SRON en instituten als
TNO, NLR en KNMI, bijgedragen aan de totstandkoming van succesvolle
ruimtevaartprojecten. Daarin heeft Nederland veelal een leidende rol
gehad en heeft die nog steeds. 

Door ontwikkelingen in de technologie (zoals miniaturisatie en
standaardisatie) is een verbreding van de synergie op technologisch
gebied tussen ruimtevaart en wetenschap mogelijk en al zichtbaar. Onder
andere in het kader van de roadmaps Space, respectievelijk Advanced
Instrumentation van de Topsector HTSM ontstaan nieuwe mogelijkheden voor
valorisatie van ruimtevaarttechnologie enerzijds en anderzijds ook voor
benutting door het wetenschappelijke ruimteonderzoek van brede
technologische ontwikkelingen op aanpalende terreinen, bijvoorbeeld in
de fotonica. 

Onderwijs

Groei in de Nederlandse ruimtevaart kan niet zonder oog voor de
ontwikkeling van ā€œHuman Capitalā€. Dat begint bij educatieve
programmaā€™s op basisscholen en middelbare scholen en eindigt bij de
begeleiding van stages van studenten en start-up bedrijven. Op dit
moment loopt er al een groot educatief programma dat het Science Center
NEMO te Amsterdam uitvoert in opdracht van ESA en het NSO: ESERO NL, het
Nederlandse European Space Education Resource Office. ESERO NL beheert
en ontwikkelt de website   HYPERLINK "http://www.ruimtevaartindeklas.nl"
 www.ruimtevaartindeklas.nl  en organiseert workshops voor docenten van
basisscholen en middelbare scholen. Voorts ontwikkelt ESERO NL speciale
projecten, zoals een science show over ruimtevaart, een speciale module
waarmee leerlingen leren werken met satellietdata en een reeks filmpjes
die helpen in de beeldvorming over beroepen in of met ruimtevaart.

Daarnaast zijn er de populaire educatieve projecten, zoals Cansat (in
samenwerking met de TUDelft), het GLOBE-aƫrosolen-project (in
samenwerking met het KNMI) en MissionX (in samenwerking met de North
American Space Agency (NASA) in de Verenigde Staten en met andere
nationale ruimtevaartorganisaties).

De faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft is de
grootste faculteit op dit gebied ter wereld en heeft internationaal een
uitstekende reputatie. Ze trekt veel studenten uit het buitenland. Het
aantal nieuwe aanmeldingen stijgt snel. De faculteit is zelfs
genoodzaakt de toename van de instroom te begrenzen om de kwaliteit van
de opleiding te kunnen blijven garanderen. Afgestudeerden vinden werk,
zowel binnen de lucht- en ruimtevaart als daarbuiten. In de opleiding
wordt aandacht besteed aan ondernemerschap om studenten toe te rusten
voor het zelf creƫren van bedrijvigheid. 

Samengevat heeft de overheid de volgende voornemens:

Binnen de ruimtewetenschappen geeft Nederland prioriteit aan drie
gebieden: astronomie, aardobservatie en planeetonderzoek.

Nederland blijft hechten aan coƶrdinatie van het wetenschappelijke
onderzoek in ESA-kader.

Het aardobservatie- en klimaatonderzoek wordt gesteund via het Europese
Copernicus-programma en in het bijzonder via de inzet van het
Nederlandse  TROPOMI-satellietinstrument. Nederland heeft de ambitie om
meer aardobservatie instrumenten te ontwikkelen.

Nederland gaat door met onderwijsprogrammaā€™s om ruimtevaart onder de
aandacht te brengen van scholieren en studenten vooral om daarmee
belangstelling voor technisch onderwijs te stimuleren. Niet toevallig is
astronaut AndrĆ© Kuipers ambassadeur van het project ā€œTechniekpactā€,
dat gericht is op verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de
arbeidsmarkt in de technieksector. 

Satellietdata toepassingen en diensten

In EU- en ESA-kader zijn de ruimtevaartprogrammaā€™s EGNOS en Galileo
ontwikkeld, beide voor navigatiedoeleinden. 

De European Geostationary Navigation Overlay Service (EGNOS) is gestart
door de Europese Unie, ESA en Eurocontrol. EGNOS geeft
satellietnavigatiekanalen meer zekerheid en precisie waarmee het signaal
bruikbaar wordt in veiligheids-kritische omgevingen, zoals in de
luchtvaart, scheepvaart en ook in de landbouwsector. EGNOS is nu
volledig operationeel. Nieuwe navigatiemogelijkheden worden ontwikkeld.

Het Galileo-programma omvat een dertigtal satellieten. Deze zullen vanaf
2014 in een baan om de aarde worden gebracht. Galileo is nu nog beperkt
operationeel. Vanaf 2016 zal het Galileo-systeem volledig operationeel
zijn. De centrale doelstelling voor de realisatie van Galileo is dat de
Europese lidstaten de beschikking krijgen over een eigen en
onafhankelijk satellietnavigatiesysteem. Galileo is een civiel systeem,
beheerd door civiele organisaties. Dit in tegenstelling tot de systemen
van de VS (GPS), Rusland (Glosnass) en China (Beidou) waar de
Ministeries van Defensie leidend zijn in het ontwerp en beheer ervan.
Deze systemen bieden naast hun militaire taken ook civiele diensten.

Galileo kan worden gebruikt naast de andere genoemde
satellietnavigatiesystemen waardoor een nog betere plaatsbepaling
mogelijk zal zijn. Er zullen nieuwe kansen ontstaan op commerciƫle
benutting van de gegevens en beelden voor maatschappelijke en/of
commerciƫle doeleinden. Naast een open signaal zal Galileo ook een
Commercial Service aanbieden en een Safety of Life Service. Verder biedt
Galileo het Public Regulator Service (PRS) aan dat bedoeld is voor
overheid gerelateerde veiligheid- en noodhulpdiensten. PRS is een
robuust en in hoge mate beveiligd signaal. Elke EU-lidstaat zal de vraag
moeten beantwoorden of van dit signaal gebruik zal worden gemaakt. Ook
Nederland zal deze vraag moeten beantwoorden, want om van het
PRS-signaal gebruik te kunnen maken zijn afzonderlijke investeringen
nodig. 

Copernicus-programma

Naast EGNOS en Galileo hebben ESA en de EU het Copernicus-programma
ontwikkeld voor aardobservatiesatellieten. Met Copernicus wordt beoogd
pan-Europese informatiediensten te faciliteren op een aantal specifieke
themaā€™s, waaronder atmosfeer, klimaat, maritiem, land en veiligheid.
Deze Copernicus-satellieten worden ā€œSentinelsā€ genoemd.

De eerste, Sentinel 1A, is op 3 april 2014 succesvol gelanceerd. De
volgende Sentinels zullen vanaf 2015 in een baan om de aarde worden
gebracht. Met de instrumenten aan boord zullen metingen worden verricht
met betrekking tot klimaatontwikkelingen, luchtkwaliteit, eigenschappen
van oceanen (stromingen, temperaturen, zeespiegelstijging), ontbossing,
biodiversiteit, vulkaanuitbarstingen en tal van andere aspecten van het
leven op, in en boven de aarde. 

Volgens de actuele planning wordt eind 2015 Sentinel 5-Precursor
gelanceerd met als enige instrument aan boord het Nederlandse instrument
TROPOMI. Dit instrument gaat de chemische samenstelling van de atmosfeer
nog nauwkeuriger meten dan tot nu toe is gebeurd. Door de ontwikkeling
en bouw van dit instrument en zijn voorgangers SCIAMACHY en OMI heeft
Nederland een leidende positie verworven bij dit soort instrumenten. De
samen met ESA ontwikkelde technologie voor deze missie is van groot
wetenschappelijk en maatschappelijk belang. Er zullen nog 3
vergelijkbare instrumenten worden gebouwd, waarvan Ć©Ć©n door ESA zal
worden bekostigd en twee door de EU vanuit het EU Copernicus-programma.
Nederland wil de TROPOMI-investering terugverdienen door haar leidende
positie in het betreffende ESA-programma voort te zetten.

De beelden van de Sentinels en de Copernicus-diensten komen gratis ter
beschikking van bedrijven, kennisinstellingen en andere organisaties.
Met behulp van ict-applicaties kunnen deze data omgezet worden in
diensten ten behoeve van zeer uiteenlopende wetenschappelijke en
economische activiteiten ongeacht of het gaat om commerciƫle afnemers
of overheidsinstellingen.

Toepassingen van satellietdata

Satellietbeelden van EUMETSAT satellieten voor meteorologie zijn
tegenwoordig een onmisbare bron voor weerkundig onderzoek en
dienstverlening. Meteorologische satellieten in het algemeen leveren de
helft van de bijdragen voor de weersvoorspellingen op langere termijn.
Satellietbeelden stellen ons bijvoorbeeld in staat om de verspreiding
van vulkaanas te monitoren ten behoeve van het luchtverkeer.

Klimaatonderzoek kan niet meer zonder satellietdata om trends te
identificeren en klimaatmodellen te evalueren.

Met behulp van satellietdata kan ook de kwaliteit van oppervlaktewater
worden gemeten. Nederlandse waterschappen en Rijkswaterstaat maken
daarvan al gebruik. Ook kan de kwaliteit/stabiliteit van waterkeringen
gemonitord worden en kan gemeten worden hoeveel de bodem daalt of
stijgt, zoals in de buurt van boorlocaties. Satellietgegevens en
ā€“beelden maken het voor agrariĆ«rs mogelijk om te zien wanneer, waar
en in welke mate ze hun land kunnen inzaaien, hun gewassen
bewerken/bewateren en oogsten. De beelden maken precisie-landbouw
mogelijk en zorgen voor hogere opbrengsten per hectare. Door de komst
van het Satellietdataportaal bij NSO maken steeds meer agrariƫrs
gebruik van satellietbeelden. Deze kunnen ook een rol spelen bij de
logistieke processen rond het vervoer en de opslag van voedsel om
verliezen in de keten tussen agrariƫr en consument zoveel mogelijk te
beperken.

Het gebruik van geo-data is niet nieuw. Met behulp van remote-sensing
vanuit satellieten worden al jaren ruimtelijke ontwikkelingen op aarde
gemonitord. Het wordt onder andere gebruikt voor de controle op de
uitkeringen van landbouwsubsidies, voor zover die hectare-gebonden zijn.
Satellietdata vullen de geo-data aan die verzameld worden met behulp van
remote-sensing vanuit vliegtuigen, helikopters, onbemande vliegtuigen en
meetopstellingen op land. Nederland had op dit terrein in de jaren ā€™90
een voortrekkersrol. Andere landen hebben inmiddels hun achterstand
ingelopen en zijn Nederland voorbijgestreefd. Vooral het Verenigd
Koninkrijk heeft de potentie van deze economische sector ingezien en
investeert fors in de ontwikkeling daarvan. 

Taakgroep Toepassingen Satellietdata

Op initiatief van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is een
Taakgroep Toepassingen Satellietdata ingesteld met externe deskundigen.
Kort samengevat was de opdracht van deze Taakgroep te inventariseren wat
nodig is om te bewerkstelligen dat Nederlandse bedrijven een redelijk
aandeel verwerven in de groeiende mondiale markt voor satellietdata
diensten.

Op 12 mei 2014 is het rapport ā€œMeer Waarde voor onze Aardeā€ van de
Taakgroep  aangeboden aan Minister Kamp van Economische Zaken (zie
bijlage 2).

In het rapport wordt een analyse gegeven van de sectoren waar de meeste
groei valt te 	   verwachten en waarin Nederlandse bedrijven al een
zekere positie hebben ontwikkeld. Geadviseerd wordt te focussen op een
drietal specifieke markten, namelijk die voor landbouw en
voedselzekerheid, voor energie en voor stedelijke ontwikkeling in
deltaā€™s. Deze sectoren vallen voor een deel samen met succesvolle
Nederlandse toepassingen op het gebied van oceaan en water,
luchtkwaliteit en veiligheid (bij voorbeeld: dijkbewaking).

Op basis van recente studies wordt in het rapport de wereldwijde markt
voor aardobservatie getaxeerd op ā‚¬ 1,6 miljard met een jaarlijkse
groei van 10,1% (periode 2006-2012). Voor 2020 wordt een verdubbeling
van de omzet voorzien tot een bedrag van ā‚¬ 3,3 miljard.

Nederlandse satellietdata verwerkende bedrijven hadden in 2012 een omzet
van ā‚¬16 miljoen (1% van de geschatte mondiale omzet). Het rapport
formuleert in hoofdstuk 5 een toekomstvisie en ambitie waarbij
Nederlandse bedrijven in 2020 een marktaandeel van 3,3% van het mondiale
marktaandeel zouden moeten hebben verworven. Dit zou een zeer sterke
stijging van de omzet betekenen in vergelijking met de huidige omzet van
ā‚¬ 16 miljoen. De uitkomsten van het rapport vormen een belangrijke
inbreng voor het proces van de downstream roadmaps, zoals georganiseerd
door NSO. Om dit te bereiken stelt de Taakgroep voor om een deel van de
ruimtevaartmiddelen hiervoor in te zetten. 

De Nederlandse overheid deelt de ambitie van de Taakgroep  om een groter
aandeel te verwerven in de groeiende mondiale markt voor satellietdata
diensten.

Daartoe wil de overheid een achttal acties opzetten:

Binnen het SBIR-programma zullen in het nog op te zetten thema
ruimtevaart ook bedrijven in de downstream users sector in staat gesteld
worden nieuwe innovatieve en creatieve diensten te ontwikkelen om te
voldoen aan behoeften vanuit de overheid of de markt. Daarbij zal de
aandacht vooral worden gericht op de drie markten die door de Taakgroep 
als het meest kansrijk zijn geĆÆdentificeerd. Tegelijkertijd zal dit
meegenomen moeten worden bij het proces van afronding van de downstream
roadmaps.

De overheid als innovatieve inkoper: NSO zal een programmatische actie
in gang zetten om te bewerkstelligen dat ministeries en andere
overheidsinstellingen worden gestimuleerd om actiever gebruik te gaan
maken van geo-data, inclusief satellietdata, voor inspectie-activiteiten
en voor beleidsdoeleinden waar dat leidt tot efficiƫntere of betere
processen. Dit bevordert ook de exportpotentie van de betreffende
satellietdata-applicaties. Overigens zal de sector zelf ook actiever de
vraag van bedrijven en overheidsinstellingen moeten gaan identificeren,
naast het zich focussen op het eigen productaanbod.

Het overheidsbeleid voor geo-informatie en satellietdata worden beter op
elkaar aangesloten, zoals ook bepleit in de recente nota
ā€œGeo-Samenā€. 

Topsectoren zullen worden geĆÆnformeerd over de mogelijkheden die
satellietdata kunnen bieden voor de realisatie van hun ambities.

Bezien zal worden op welke wijze de nationale
geo-informatie-infrastructuur gecombineerd kan worden met een verder te
ontwikkelen nationale satellietdata infrastructuur.

De overheid zal een actieve rol vervullen bij het beschikbaar stellen
van de gegevens en diensten van het Copernicus-programma. 

Bij inschrijvingen in ESA-programmaā€™s zal voortaan expliciet rekening
worden gehouden met de ambitie om downstream toepassingen te bevorderen.


Het ondersteunen van bedrijven bij het verwerven van orders op
buitenlandse markten: zie paragraaf 6 voor een nadere uitwerking
hiervan.

Internationale positionering van de Nederlandse ruimtevaart 

In het verlengde van het voorgaande is het ook logisch dat de overheid
het bedrijfsleven ondersteunt bij het op de markt brengen van
ruimtevaartproducten en ā€“diensten, alsmede zich inspant om bedrijven
naar Nederland te halen. 

De commerciƫle mogelijkheden voor de Nederlandse ruimtevaartsector
liggen voornamelijk in het buitenland, zowel binnen als buiten Europa.
De sector, vertegenwoordigd door de brancheorganisatie SpaceNed, bepleit
een actieve rol van de overheid, omdat derde-markten voor
ruimtevaartproducten/-diensten meestal gedomineerd worden door
overheden. Dat wil zeggen dat actieve betrokkenheid van overheden nodig
is om toegang tot deze markten te verkrijgen. In de meeste landen wil
men pas zaken doen eerst nadat er tussen de betrokken overheden
samenwerkingsovereenkomsten zijn getekend en is aangetoond dat de
betrokken technologie of dienst wordt benut door de Nederlandse overheid
en/of in ESA-programmaā€™s. Dit om aan te tonen dat het om een bewezen
technologie of dienst gaat. 

Gezien de expliciete ambities voor de Nederlandse commerciƫle
ruimtevaartontwikkeling lijkt een meer structurele inbedding van
ondersteuning van de Nederlandse ruimtevaartsector in de internationale
positionering niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk om de ambities
te verwezenlijken. De Nederlandse overheid zal in haar internationale
beleid specifieke aandacht geven aan de ruimtevaartsector om Nederlandse
bedrijven nog beter te kunnen ondersteunen. NSO en RVO.nl zullen
hiervoor samen een actieplan opstellen. Daarbij zal worden bezien welke
landen voor het Nederlandse bedrijfsleven interessant zijn om bilaterale
samenwerkingsovereenkomsten mee af te sluiten. Een voorbeeld daarvan is
de overeenkomst zoals die in maart 2014 tot stand is gekomen met de
nationale ruimtevaartorganisatie Kazcosmos van Kazachstan. Eerder is een
soortgelijke overeenkomst getekend met Zuid-Korea.

Een andere mogelijkheid is het beter aansluiten bij inkomende en/of
uitgaande bezoeken van Nederlandse bewindspersonen met buitenlandse
partners waaraan dan op verzoek van NSO een ruimtevaartaspect kan worden
verbonden. Tevens zijn frequente contacten met het Nederlandse postennet
in het buitenland onontbeerlijk. De ambassades en consulaten-generaal
dienen goed geĆÆnformeerd te zijn over de Nederlandse
ruimtevaartambities en de mogelijkheden van bedrijven in Nederland.

Ook zal de ruimtevaartsector zich kunnen presenteren op grote
tentoonstellingen en evenementen, zoals in april 2014 via een
inspirerende presentatie op de Hannover Messe. Deze was georganiseerd
door RVO.nl en NSO in samenwerking met vertegenwoordigers van de
Topsector HTSM.

Voorts zal er vanuit de sector zelf ook inzet nodig zijn. Door
consortiavorming of vorming van andere samenwerkingsverbanden zal het de
overheid gemakkelijker worden gemaakt om internationale partijen met
elkaar in contact te brengen. 

Blijvende aandacht zal worden besteed aan de commerciƫle kansen die
Nederlandse bedrijven kunnen realiseren door de aanwezigheid van ESTEC
en aan de toekomstige vestiging in Noordwijk van het Europese Galileo
Referentie Centrum (geplande start in 2016).

Welke acties zal de overheid in gang zetten?

NSO, de branche-organisatie SpaceNed en satellietdata verwerkende
bedrijven maken samen een inventarisatie van kansrijke exportproducten
en diensten en van prioriteitslanden.

NSO en RVO.nl stellen een actieplan op voor de internationale
positionering van de ruimtevaartsector, zowel gericht o[ bevordering van
de export van de producten en diensten van de ruimtevaartsector, als op
acquisitie van nieuwe bedrijven.

Met potentieel interessante landen worden samenwerkingsovereenkomsten
afgesloten.

Er zal meer worden aangesloten bij uitgaande en inkomende missies.

Nederland zal actief blijven participeren in diverse internationale
beurzen.

Bedrijven worden gewezen op de kansen van ESTEC te Noordwijk.

Ruimtetoerisme

Onderdeel van de ruimtevaart dat sterk in opkomst is zijn commerciƫle
vluchten ten behoeve van ruimtetoerisme. De eerste stappen zijn de
afgelopen jaren gezet met enkele toeristen die naar het ISS reisden en
daar korte tijd verbleven. 

Wereldwijd zijn er nu enkele bedrijven bezig met het ontwikkelen van een
eigen capaciteit om passagiers naar 100 km hoogte te brengen, omdat 100
km vaak gezien wordt als de grens van de ruimte. Dit worden suborbital
vluchten genoemd. Het standpunt van de overheid is dat het ondernemingen
mogelijk moet worden gemaakt om suborbital - en verdere - vluchten aan
te bieden door te bevorderen dat er nationaal en/of in Europees kader
wet- en regelgeving komt voor veilige passagiersvluchten voor zover die
gerealiseerd worden vanaf Nederlands c.q. Europees grondgebied. Voor
vluchten van Nederlandse ondernemers, die opereren vanaf niet-Nederlands
grondgebied gelden de regels van het land waar vandaan de vluchten
gerealiseerd worden. 

Volgens de Nederlandse wetgeving is pas sprake van een ruimtevlucht als
een omloopbaan wordt bereikt (minimaal Ć©Ć©n omloop rond de aarde).
Daarmee vallen in ieder geval passagiersvluchten naar 100 km hoogte niet
onder de Wet ruimtevaartactiviteiten. Hiervoor moeten dan nieuwe regels
worden opgesteld. De Wet ruimtevaartactiviteiten biedt de mogelijkheid
om bij Algemene Maatregel van Bestuur de werkingssfeer uit te breiden
voor het organiseren van dergelijke passagiersvluchten. Dit wordt
opgepakt als sprake is van reƫle initiatieven vanaf het grondgebied van
Nederland.

Voor de nog te ontwikkelen wet- en regelgeving zullen in ieder geval
voor Nederland strikte voorwaarden gaan gelden. Zo zal moeten worden
voldaan aan de door Nederland geratificeerde internationale
Ruimteverdragen, zoals met betrekking tot bescherming van de ruimte
(bijvoorbeeld ter voorkoming van ruimteafval) en van andere planeten
(geen eigendom claimen, bescherming van de wetenschappelijke waarde) en
dat de veiligheid van de passagiers voorop moet staan, waaronder ook een
veilige terugkeer naar aarde. 

Een andere rol van de overheid bij ruimtetoerisme is niet voorzien.

  	  Welke actie zal de overheid in gang zetten? 

 De bestaande Wet ruimtevaartactiviteiten wordt aangevuld op het moment
dat sprake is van voorgenomen ruimtevluchten vanaf Nederlands
grondgebied in Europa.

8. Ruimtevaart, dreigingen en de Nationale Veiligheid

In het voorgaande deel van deze nota wordt het toenemend maatschappelijk
gebruik van ruimtevaart geschetst, evenals het belang van in de ruimte
geplaatste middelen ten behoeve van communicatie, observatie, metingen,
plaatsbepaling en tijdsbepaling. Tevens is geschetst dat
ruimtevaartinstrumenten en ā€“diensten een belangrijke bijdrage aan onze
veiligheid leveren. Het toenemend gebruik van de ruimtevaart gaat
gepaard met toenemende maatschappelijke afhankelijkheid van diensten die
verleend worden in of vanuit de ruimte: als samenleving beschouwen we ze
impliciet als ā€˜gegarandeerdā€™ en we kunnen eigenlijk niet meer
zonder. Zoals met alle technieken het geval is, is de beschikbaarheid
van ruimtevaartmiddelen en hun functionaliteiten niet vanzelfsprekend.
Functionaliteiten die vanuit de ruimte bediend worden kunnen wegvallen.
Soms zijn reservesatellieten, instrumenten en back-up systemen
beschikbaar, soms zijn er geen alternatieven (meer) beschikbaar of
bruikbaar. Aangezien het grootschalig gebruik van ruimtevaarttechnieken
relatief nieuw is, is de discussie over de kwetsbaarheden ook pas vrij
recent gestart.

De potentiƫle gevolgen voor aspecten van de Nationale Veiligheid kunnen
in geval van uitval groot zijn. In 2012 is de Nationale
Risicobeoordeling (ten behoeve van de interdepartementale Stuurgroep
Nationale Veiligheid) toegepast op een scenario over uitval van
satellieten door een zonnestorm. Daaruit volgde dat de ruimte en de
daaruit werkende apparatuur essentieel is voor aspecten van onze
Nationale Veiligheid. Nationale Veiligheid is daarbij conform de
systematiek van de Nationale Risico Beoordeling beschreven aan de hand
van criteria op de gebieden Territoriale Veiligheid, Fysieke Veiligheid,
Economische Veiligheid, Ecologische Veiligheid, Sociale en Politieke
Stabiliteit. Die risicoā€™s worden vergroot daar waar alternatieven voor
de uitgevallen functionaliteiten afwezig zijn. Veel van de alternatieven
voor tijds- en plaatsbepaling (die niet vanuit de ruimte plaatsvindt)
zijn ā€˜uit de modeā€™ geraakt. Als samenleving hebben we ons dus
kwetsbaar gemaakt voor dreigingen in en vanuit de ruimte.

Dreigingen

Het kabinet heeft in het kader van de Nationale risicobeoordeling voor
vitale infrastructuur opdracht gegeven om te komen tot een betere
kennispositie bij belanghebbenden en tot een waarschuwingsstructuur voor
extreme zonneactiviteit. Daarover wordt uw Kamer separaat geĆÆnformeerd.

Zonnestormen zijn niet de enige mogelijke dreiging. Ruimteoperaties
staan bloot aan verschillende specifieke dreigingen. Dreigingen kunnen
verschillende oorzaken hebben (man-made en natuurlijk) en bedoelde of
onbedoelde effecten hebben. Ook kunnen de effecten een directe gevolg
zijn als ook een indirect gevolg.

Bij dreigingen die door mensen worden veroorzaakt gaat het om het
opzettelijk verstoren, beschadigen of uitschakelen van
ruimte-infrastructuur met behulp van raketten, cyberaanvallen,
elektronische verstoring/misleiding en om spionageactiviteiten vanuit de
ruimte (met bijvoorbeeld spionagesatellieten). Bedreigingen ontstaan ook
door in de ruimte rondzwevend ruimteschroot afkomstig van oude
satellieten en raketonderdelen. Dreigingen van natuurlijke oorsprong
zijn een constante factor in de ruimte. Te denken is aan meteorieten en
zonnewind/zonnestormen. Meteorieten kunnen grote schade op aarde
veroorzaken, alsmede van ruimte-infrastructuur in de ruimte.
Zonnestormen kunnen leiden tot het beschadigen of uitvallen van
elektriciteitsnetwerken, communicatienetwerken en computer(-hardware) of
tot het beschadigen en/of uitvallen van satellieten. Daardoor kan er
indirecte schade op aarde ontstaan vanwege het wegvallen van de
communicatie, navigatie of andere functionaliteiten van deze
satellieten.

Het omgaan met dreigingen en de daaraan verbonden risicoā€™s voor de
Nationale Veiligheid is op het vlak van ruimtevaart zeker niet alleen
een zaak van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Defensie. Bij
het gebruik van in de ruimte geplaatste middelen zijn veel partijen
betrokken die gezamenlijk een keten vormen. Deze keten bestaat uit
(onder meer) onderzoekers en ontwikkelaars, producenten, lancerende
instanties, exploiteerde organisaties en bedrijven, aanbieders en
gebruikers van diensten. Deze partijen kunnen privaat en publiek zijn,
nationaal en internationaal, commercieel en non-profit. Elke schakel in
de keten heeft een aandeel in de werking van de totale keten, en daarmee
ook in de veiligheid van die keten. Daarbij is de (veiligheids-) keten
zo sterk als de zwakste schakel. Het is daarom van belang dat alle
ketenpartijen bewust zijn van de maatschappelijke afhankelijk van in de
ruimte geplaatste middelen en van de bijbehorende risicoā€™s voor de
Nationale Veiligheid daarvan. De ketenpartijen hebben allemaal een
belang bij, en een rol in het mitigeren van de risicoā€™s en de daarbij
behorende borging van de Nationale. Daarom is een integrale (keten-)
aanpak essentieel. De overheid heeft daarbij de rol om de integrale
aanpak te agenderen, faciliteren en te bewaken. Dit om te voorkomen dat
de Nationale Veiligheid onder druk komt te staan door zwakke schakels.

EU-programma voor ā€œSpace Surveillance and Trackingā€

In EU-kader is recent een ā€œSpace Surveillance and
Trackingā€-programma opgezet. Dit programma is er op gericht om
radargegevens te combineren in Ć©Ć©n Europees waarschuwingssysteem en zo
te kunnen waarschuwen voor  ruimtepuin en zonnestormen, die satellieten
kunnen bedreigen. Internationaal overleg is gaande om de hoeveelheid
ruimtepuin te beperken, evenals om te komen tot een systeem voor het
opruimen van ruimtepuin. Dit gebeurt binnen het VN-ComitƩ voor
Vreedzaam Gebruik van de Ruimte (United Nations Committee for Peaceful
Uses of Outer Space; COPUOS). Nederland heeft binnen COPUOS een bijdrage
geleverd voor het opstellen van het ā€œSpace Debris Compendiumā€.

Veiligheid en kansen

De genoemde dreigingen bieden overigens ook weer kansen voor Nederland.
Als (commerciƫle) partijen inzicht krijgen in de dreigingen en de
risicoā€™s voor de Nationale Veiligheid, en hun rol daarin, kunnen ze
daarop inspelen. Dit kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe
technologieĆ«n die bijdragen aan het mitigeren van de risicoā€™s van
uitval. Dit biedt marketingkansen voor de (ruimtevaart-) industrie. De
beste innovatieve toepassingen laten zich soms moeilijk vooraf
voorspellen. Het is daarom van belang om de behoeften vanuit het
veiligheidsveld goed te koppelen aan de ontwikkelingen in de ruimtevaart
technologie.

De veiligheidssector is een innovatieve en groeiende markt die graag
gebruik maakt van nieuwe technologieƫn. Het is van belang dat
overheidsdiensten met veiligheidstaken efficiƫnter gaan opereren. Er
zijn allerlei technologieƫn die het werk van veiligheidsfunctionarissen
zouden kunnen verbeteren, maar er is nog onvoldoende onderzocht of deze
zich lenen voor toepassen in het veiligheidsdomein. Technologieƫn die
in het kader van ruimtevaartbeleid worden ontwikkeld horen daar ook bij.
Zo biedt betere GNSS navigatie mogelijkheden om de eigen operationele
functionarissen beter te coƶrdineren in crisis- en rampgebieden (blue
force tracking). Ook komen er mogelijkheden om mensen in een bepaald
gebied te alerteren via mobiele apparaten (zoals een telefoons) op basis
van op GNSS gebaseerd systeem zonder afhankelijkheid van lokale systemen
en providers. Vanuit de ruimtevaart wordt ook gewerkt aan systemen die
(chemische) analyses doen, waarbij monitoring, control en analyse
resultaten op afstand worden verzorgd. Dit is een ontwikkeling die op
ā€˜de begane grondā€™ aansluit bij innovatieprojecten van het Nederlands
Forensisch Instituut. 

De overheid heeft de volgende voornemens op het gebied van Nationale
Veiligheid bij het gebruik van ruimtevaartmiddelen:

Stimuleren van kennisopbouw, -verspreiding en -borging over de oorzaken
van dreigingen als ook over de mate waarin die kunnen optreden. De
kennis moet daarbij beschikbaar komen door en voor alle partijen die een
schakel in de keten vormen.

Stimuleren van kennisopbouw, -verspreiding en ā€“borging over de
effecten van verstoringen. Het gaat zowel om de maatschappelijke
gevolgen in het algemeen als ook om de gevolgen voor de Nationale
Veiligheid in het bijzonder. De kennis moet daarbij beschikbaar komen
door en voor alle partijen de een schakel in de keten vormen. Het
IKUS-project vormt in dit kader een bijdrage om de kwetsbaarheid bij het
gebruik van positie- en tijdsbepaling te inventariseren. Tevens worden
er inventarisaties uitgevoerd naar de kwetsbaarheden bij vitale sectoren
in geval van uitval van aardobservatiesatellieten, en naar
kwetsbaarheden van de elektriciteit- en ICT-sector voor directe effecten
van zonnestormen. Daarnaast worden ook mogelijke terugvalopties in kaart
gebracht.

Een waarschuwings- en alarmeringssysteem voor zonnestormen en andere
ruimtedreigingen mogelijk maken. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van
bestaande systemen, zoals die van het KNMI voor ruimteweer en het
EU-programma voor ā€œSpace Surveillance and Trackingā€. Tevens zal
gekeken worden naar de mogelijkheden voor nieuwe capaciteiten, zoals het
oprichten van een interdepartementaal Space Security Centre.

Mitigerende maatregelen faciliteren om de risicoā€™s voor de Nationale
Veiligheid bij uitval te verlagen, zoals het kunnen terugvallen op
alternatieven. Daarbij worden alle partijen in de keten gestimuleerd om
binnen hun deel van de keten een bijdrage te leveren. Het streven is
binnen alle schakels in de keten toepasselijke maatregelen te (laten)
nemen zodat de keten integraal wordt versterkt. De Interdepartementale
Commissie Ruimtevaart is daarbij een belangrijk gremium om ideeƫn en
belangen/risicoā€™s te delen, en partijen te kunnen benaderen.

9. Positie ESTEC in Noordwijk

Met ESTEC huisvest Nederland het grootste onderdeel van ESA. Meer dan de
helft van het ESA-personeel is werkzaam bij ESTEC. Het vormt het
technologische hart van ESA, waar het merendeel van de
ESA-ruimtevaartprogrammaā€™s wordt voorbereid, ontwikkeld en uitgevoerd.
Ook beschikt ESTEC over faciliteiten om satellieten en andere onderdelen
en/of ruimtematerialen te testen op bestendigheid onder extreme
omstandigheden. ESTEC te Noordwijk is het op vier na grootste kennis- en
onderzoeksinstituut in Nederland (2014).

Met de implementatie van de aanbevelingen uit het White Paper van de
Topsector HTSM (zie TK 2011-12, 24446, nr. 46) is ingezet op het veel
beter verbinden van de kennis en kunde van dit kenniscentrum van ESA met
Nederlandse universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven. Daarbij kan
worden gedacht aan het opzetten van gezamenlijk onderzoek, het trainen
van stagiaires, het plaatsen van postdoc studenten, het delen/benutten
van testfaciliteiten en tal van andere samenwerkingsvormen. Via gerichte
sessies met Nederlandse bedrijven raken deze meer vertrouwd met de
behoeften van ESA/ESTEC en deze laatste met de producten en diensten die
Nederlandse bedrijven aan ESTEC kunnen leveren.

Andere ESA-lidstaten, zeker die met kleinere ESA-vestigingen op hun
grondgebied, kijken begerig naar mogelijkheden om delen van ESTEC
overgeheveld te krijgen naar hun land, c.q. de lokale ESA-vestiging.
Daarbij wordt steevast gewezen op de relatief bescheiden bijdragen van
Nederland aan de optionele ESA-ruimtevaartprogrammaā€™s. Al jaren is dit
aandeel aanmerkelijk lager dan het Nederlandse aandeel in het BNP van de
ESA-lidstaten tezamen. Dit aandeel bedraagt 4,55%, terwijl de
Nederlandse bijdrage aan de optionele ruimtevaartprogrammaā€™s in de
afgelopen jaren op gemiddeld 2% komt. Landen als Belgiƫ en Zwitserland
dragen gemiddeld aanzienlijk meer bij aan de optionele programmaā€™s
(7%, respectievelijk 4%).

In EU-kader is besloten het nieuwe Galileo Referentie Centrum te
vestigen bij ESTEC te Noordwijk. Daarmee willen de EU, ESA en Nederland
bevorderen dat de door ESA op ESTEC opgebouwde kennis bij het
ontwikkelen en de bouw van het Galileo-navigatieprogramma ook in de
exploitatiefase behouden blijft. Het centrum zal in 2016 van start gaan.
Ook deze vestiging biedt kansen voor Nederlandse bedrijven en
kennisinstellingen. 

Wat gaat de overheid doen?

Uitvoering geven aan de aanbevelingen uit het White Paper ESTEC van de
Topsector HTSM.

Bijdragen aan de realisatie van het Galileo Reference Centrum bij ESTEC
te Noordwijk.

10. Samenwerking tussen alle betrokkenen

Niet alleen de beoogde samenwerking in het kader van een
instrumentencluster, zoals genoemd in paragraaf 4, maar ook samenwerking
tussen universiteiten, kennisinstellingen (zoals TNO, NLR, SRON en
KNMI), bedrijven en overheden is van essentieel belang om krachten te
bundelen en gezamenlijk sterk te staan bij het meedingen naar opdrachten
in het kader van ESA- en EU-programmaā€™s en op internationale markten.
De Nederlandse ruimtevaartsector is te klein voor onderlinge
concurrentie. Willen we internationaal meetellen, dan zullen de krachten
moeten worden gebundeld tussen betrokken partijen in consortia van
bedrijven en kennisinstellingen om te kunnen blijven concurreren op
kwaliteit en prijs.

Bedrijven zijn verenigd in branche-organisatie SpaceNed. Van meer
recente datum is de oprichting van het Holland Space Cluster, onder meer
bedoeld om de samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en
overheden vorm te geven. Daar zullen alle partijen uit de Nederlandse
ruimtevaartsector bij betrokken moeten zijn, inclusief bedrijven actief
op het gebied van satellietdata dienstverlening.

Wat gaat de overheid doen? 

Het NSO zal, waar mogelijk, toezien op het gezamenlijk optrekken van
Nederlandse bedrijven en organisaties bij het meedingen naar opdrachten
van ESA, de EU of buitenlandse overheden. 

Via het roadmap-proces wordt door NSO samenwerking in de
ruimtevaartsector bevorderd, evenals via de opzet van het
instrumentencluster (zie hoofdstuk 3 van deze nota).

11. Zichtbaarheid van ruimtevaart in Nederland

Eerder berichtte ik u al over de aanbevelingen uit het ESTEC White
paper. Een daarvan was het verbeteren van de zichtbaarheid van het
belang van ruimtevaart en de rol van ESTEC. Hierop heeft het NSO in 2013
het initiatief genomen tot de opstellen van een communicatieplan
ruimtevaart. Dit plan heeft tot doel het ontwikkelen en gezamenlijk met
de sector uitdragen van een nieuw en toekomstbestendig profiel van de
Nederlandse ruimtevaart onder de naam NL Space. Het profiel verenigt
'Nederland' en 'ruimtevaart' als een logisch succesvolle combinatie die
slimme high tech oplossingen biedt voor wereldwijde uitdagingen en
tegelijkertijd bijdraagt aan het verdienvermogen van Nederland. NL Space
is voor het eerst internationaal uitgedragen bij de zeer succesvolle
presentatie in het Holland Paviljoen op de Hannover Messe in april 2014.
Nieuwe evenementen zijn in voorbereiding. Vanzelfsprekend is astronaut
Andre Kuipers boegbeeld van NL Space. 

Wat gaat de overheid doen? 

  Op basis van het communicatieplan van NSO zal ruimtevaart actief
promoten in en buiten Nederland.

12. Uitvoering van het beleid

Op basis van een beleidsevaluatie in 2007 van Berenschot B.V. over de
periode 2001-2006 heeft het kabinet in 2008 besloten de uitvoeringstaken
op het gebied van ruimtevaart te bundelen in een nieuw Netherlands Space
Office (NSO). Deze is op 1 september 2009 van start gegaan. Het
functioneren van NSO is in 2013 doorgelicht door ECORYS B.V. te
Rotterdam. Het evaluatierapport is op 11 november 2013 aan uw Kamer
aangeboden (TK 2013-2014, 24446, nr. 54). 

NSO heeft in de afgelopen jaren voldoende gefunctioneerd. Wel bleef er
een discussie bestaan over de relatie tussen het NSO en het Agentschap
NL, nu de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Daarover zijn
nu - mede op basis van het ECORYS-rapport en op voorstel van de
opdrachtgevers van NSO - heldere afspraken gemaakt tussen de directies
van RVO.nl en van NSO. NSO blijft zelfstandig onderdeel van het nieuwe
RVO.nl . 

Wat gaat de overheid doen? 

De stappen die de overheid gaat nemen treft u aan in bijlage 1. Daar
treft u een  beknopte samenvatting aan van het ECORYS-rapport, evenals
de aanbevelingen en de beleidsreactie op deze aanbevelingen. 

   

 Financiering van het ruimtevaartbeleid

Het ruimtevaartbeleid in Nederland wordt betaald uit de begrotingen van
de Ministeries van EZ, OCW en Infrastructuur en Milieu (IenM).

Als coƶrdinerend departement draagt EZ het grootste deel bij. Dat wordt
voor het overgrote deel besteed aan ruimtevaartprogrammaā€™s van ESA,
aan een bescheiden nationaal programma en aan (bureau)kosten van het
NSO. 

OCW investeert in het Wetenschapsprogramma van ESA, zeer bescheiden in
optionele ESA-programmaā€™s, in nationaal flankerend beleid en in de
kosten van NSO. 

IenM neemt de Nederlandse bijdrage aan EUMETSAT voor zijn rekening en
investeert in ruimtevaartgerelateerde activiteiten van het KNMI,
inclusief de benutting van ruimtevaartdata, die door KNMI-activiteiten
worden gegenereerd. De overige ruimtevaartmiddelen voor aardobservatie
doeleinden en de bevordering van ruimtevaarttoepassingen heeft IenM in
2010 overgedragen aan EZ. Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken
loopt een programma om satellietdata te benutten voor de ontwikkeling
van de landbouwsector en de watersector in ontwikkelingslanden
(G4AW-programma). Het NSO voert dit programma uit. 

Het Ministerie van Defensie is gestart met een programma om te bezien op
welke wijze ruimtevaart kansen kan bieden bij de uitvoering van
defensietaken. 

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie brengt onder meer de
dreigingen en risicoā€™s van de benutting van satellieten in kaart en
beziet mogelijkheden om die dreigingen te beperken.

In 2010 heeft het toenmalige kabinet besloten om te gaan bezuinigen op
onder andere het ruimtevaartbudget van EZ ( ā‚¬ 20 miljoen in 2015 en
ā‚¬ 33 miljoen structureel vanaf 2016).

Nadat de Tweede Kamer in 2012 bij motie Koolmees/Van Hijum (TK 2012,
33400, nr 15) heeft gevraagd om extra middelen voor ruimtevaart, heeft
het kabinet in reactie daarop ā‚¬ 68 miljoen extra beschikbaar gesteld
voor ruimtevaartprogrammaā€™s in het kader van de ESA
Ministersconferentie van 2012  (met bijdragen van EZ, IenM en OCW). In
2013 heeft de Minister van Economische Zaken besloten om de voorgenomen
bezuinigingen voor de jaren 2015-2017 ongedaan te maken. Hiervoor is
binnen de EZ-begroting een bedrag van ā‚¬ 86 miljoen vrijgemaakt. 

Om de ambities van Nederland op het gebied van ruimtevaart financieel op
peil te houden is aanvullend op bestaande budgetten vanaf 2018 ā‚¬ 13
miljoen benodigd voor de optionele ESA-programmaā€™s. Zonder dit bedrag
zouden vanaf 2018 alleen voldoende middelen resteren om te kunnen
voldoen aan de verplichte programmaā€™s van ESA. Voor de optionele
ESA-programmaā€™s zou dan onvoldoende financiĆ«le ruimte meer
beschikbaar zijn. Dat zou gevolgen hebben voor de positie van Nederland
binnen ESA en voor de positie van ESTEC in Noordwijk. Aan de
ontwikkelingen van de ruimtevaart, zoals hiervoor beschreven, kan
Nederland dan niet meer meedoen. Voor de genoemde toonaangevende
internationale posities in astrofysica en aardobservatie zou dit een
zeer onwelkome ontwikkeling zijn.

De hiervoor benodigde ā‚¬ 13 miljoen is momenteel door het Kabinet
gereserveerd op de Aanvullende post van de Rijksbegroting ter dekking
van de financieringsbehoefte voor ruimtevaart. Het betreft de middelen
die in het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor fundamenteel
onderzoek (maatregel D 32). 

Met deze extra middelen kan Nederland voor langere termijn op redelijk
niveau investeren in ESA-programmaā€™s waarvoor tijdens de
ESA-Ministersconferentie van 2 december 2014 inschrijvingen van de
ESA-lidstaten worden verwacht.

Voorafgaande aan deze ESA-Ministersconferentie van 2 december 2014 zal
ik u, mede namens de andere betrokken bewindspersonen, informeren over
de Nederlandse inzet tijdens deze conferentie. De inhoud van deze
beleidsnota is leidend bij het bepalen van die inzet.

 Zonnestormen zijn natuurlijke gebeurtenissen die optreden wanneer een
hoog aantal energetische deeltjes van de zon de aarde raakt. Dit gebeurt
wanneer de zonne-energie op de zon vrijkomt in de vorm van een
uitbarsting of eruptie. Dergelijke uitbarstingen op de zon kunnen
bijvoorbeeld communicatieproblemen op aarde veroorzaken, hardware van
ruimtevaartmiddelen beschadigen en interfereren met satellietsignalen.

 Ruimtevaart biedt ook kansen voor capaciteiten binnen het traditionele
veiligheidsdomein, zowel safety (bv rampenbestrijding) als security (bv
bewaking) gerelateerd. De kansen die dergelijke capaciteiten bieden,
vallen buiten de context van dit hoofdstuk.

 Inventarisatie Kwetsbaarheden Uitval Satellietnavigatie (tijds- en
positiebepaling).

 PAGE    

 PAGE   20