[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2014D32181, datum: 2014-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius (2014D32180)

Preview document (🔗 origineel)


Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Mauritius; Port Louis, 28 mei 2014 (Trb. 2014, 130)

Toelichtende nota

Inleiding

Op 13 en 14 oktober 2009 vonden te Den Haag bilaterale onderhandelingen
plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Mauritius en Nederland. Deze
besprekingen hebben geresulteerd in het Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake luchtdiensten (hierna:
het “Verdrag”) dat de oude op 15 november 1973 te Port Louis tot
stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Regering van de Republiek Mauritius inzake
luchtdiensten (Trb. 1974, 17) (hierna: de “Overeenkomst”) zal
vervangen. 

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5
november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken, is op 29 april
2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(PbEU L 157) inzake onderhandelingen over en de uitvoering van
overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen
(hierna: de “Uitspraak”) vastgesteld. Omdat de Overeenkomst niet
verenigbaar was met het recht van de Europese Unie waren wijzigingen
noodzakelijk. 

Daarnaast zijn in het licht van de door beide partijen gewenste
vernieuwing en expansie van de luchtvaartbetrekkingen tussen Mauritius
en Nederland nog zulke uitgebreide wijzigingen van de Overeenkomst aan
de orde gesteld dat besloten is een geheel nieuw verdrag tot stand te
brengen.

Reikwijdte

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken
wordt door het Europese deel van het Koninkrijk enerzijds en Mauritius
anderzijds, wordt de reikwijdte van het Verdrag beperkt tot het Europese
deel van het Koninkrijk. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat
Nederland op grond van artikel 3 van het Verdrag slechts (Europese)
luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het
Europese deel van het Koninkrijk.

Artikelsgewijze toelichting  

In de artikelsgewijze toelichting wordt, waar van toepassing, verwezen
naar de artikelen van de Overeenkomst. 

Artikel 1 (ex I)

Aan artikel 1 zijn een aantal definities toegevoegd om te voldoen aan de
huidige eisen van een luchtvaartverdrag en om aan te geven dat het
lidmaatschap van de Europese Unie (EU), van het Europese deel van het
Koninkrijk, gevolgen heeft voor het Verdrag. De volgende definities zijn
toegevoegd: “Capaciteit”, “Verandering van vliegtuig”,
“Staatsburgers” en “Heffing”. De “Overeengekomen Dienst” en
“Specifieke Route” zijn, in plaats van in artikel II van de
Overeenkomst, in artikel 1 opgenomen.

Artikel 3 (ex III, eerste lid)     

In artikel 3, eerste lid, is het aantal luchtvaartmaatschappijen dat
door elke Partij mag worden aangewezen verhoogd van één
luchtvaartmaatschappij naar één luchtvaartmaatschappij voor
passagier-of combinatievervoer en één luchtvaartmaatschappij voor
uitsluitend vrachtvervoer. De luchtvaartmaatschappij voor vrachtvervoer
mag dezelfde zijn als de luchtvaartmaatschappij voor passagier- of
combinatievervoer ter uitbreiding van de wederzijdse markttoegang tot
elkaars grondgebied.

Artikel 3 en 4 (ex III en IV)

De artikelen 3 en 4 zijn, conform de uitspraak van het Europese Hof,
zodanig aangepast dat ook luchtvaartmaatschappijen van andere EU
Lidstaten door Nederland kunnen worden aangewezen (artikel 3) of, waar
nodig, de aanwijzing kan worden ingetrokken, geschorst of beperkt
(artikel 4). 

Artikel 5 (ex X) 

Het oude artikel X, dat uitging van verplichte goedkeuring door de
luchtvaartautoriteiten van de door de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen gehanteerde tarieven voor vervoer tussen hun
grondgebieden, wordt integraal vervangen door een liberaler
tarievenregime. 

Ingevolge het tweede lid staat het aan aangewezen
luchtvaartmaatschappijen vrij om hun tarieven vast te stellen op basis
van commerciële marktoverwegingen. De  mogelijkheid van interventie
(vijfde lid) door de Partijen is daarbij beperkt tot bepaalde specifiek
omschreven gevallen (vierde lid).

Het derde lid belet de Partijen notificatie te eisen van de te hanteren
tarieven aan haar luchtvaartautoriteiten. 

Het zesde lid belet een Partij eenzijdige actie te ondernemen ter
voorkoming van het instellen of voortzetten van een bepaald tarief door
de aangewezen luchtvaartmaatschappij (en) en voorziet hiertoe in een
consultatieprocedure met de andere Partij. 

Het zevende lid verklaart voor Nederland het Europese recht van
toepassing op de door de aangewezen luchtvaartmaatschappij (en) te
hanteren tarieven voor vervoer dat geheel binnen de Europese Unie
plaatsvindt. 

Artikel 6 (ex VII)

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen te verruimen is de tekst uit het oude artikel
VII gereviseerd.

De huidige mogelijkheden omvatten onder meer het recht van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen om kantoren te vestigen in het territorium van
de andere Partij ter promotie en verkoop van luchtdiensten en andere
daaraan gerelateerde producten. Deze activiteiten mogen zowel door de
desbetreffende luchtvaartmaatschappij zelf als door haar agenten worden
ontplooid (eerste lid). Tevens voorziet artikel 6, tweede lid, in de
mogelijkheid voor luchtvaartmaatschappijen om eigen specialistisch
personeel in het territorium van de andere Partij te laten werken, of om
het personeel in te schakelen van een ander bedrijf dat door die Partij
daartoe gemachtigd is (derde lid). Bovendien zijn “selfhandling”
(vierde lid) en inter-modaal transport (vijfde lid) toegestaan. Alle
activiteiten kunnen slechts worden uitgevoerd met inachtneming van de
voor een Partij geldende wet- en regelgeving op dat terrein, inclusief
de voor Nederland geldende Europese regelgeving (zesde lid).

Artikel 7

In artikel 7 zijn de samenwerkingmogelijkheden tussen twee of meerdere
luchtvaartmaatschappijen beschreven, inclusief de voorwaarden die
daarbij worden gesteld. Het kan gaan om samenwerking tussen
maatschappijen die door dezelfde Partij zijn aangewezen, samenwerking
van een maatschappij die is aangewezen door de ene Partij met een
maatschappij die is aangewezen door de andere Partij of samenwerking van
een maatschappij die is aangewezen door een Partij met een maatschappij
uit een derde land. Basisvoorwaarde is dat beide betrokken
luchtvaartmaatschappijen over de onderliggende routerechten beschikken.
Bij de verkoop van een ticket waarbij gebruik wordt gemaakt van een van
de toegestane samenwerkingsverbanden, dient te worden aangegeven welke
maatschappij de vlucht zal uitvoeren. Het tweede lid regelt dat alleen
capaciteit zal worden berekend die is toebedeeld aan de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert en dat de capaciteit van
de marketing maatschappij niet zal worden meegenomen in de bepaling van
de capaciteit.

Artikel 8

Het is luchtvaartmaatschappijen toegestaan op (delen van) een
gespecificeerde route  elk vliegtuig in te zetten, mits deze route
verbonden is met het territorium van de aanwijzende Partij. Hierbij mag
gebruikt gemaakt worden van eigen, eventueel geleasede, apparatuur en
van apparatuur van maatschappijen waarmee een samenwerkingsovereenkomst
is gesloten. De aangewezen maatschappij mag hierbij gebruik maken van
verschillende vluchtnummers.

Artikel 9

In artikel 9 zijn bepalingen opgenomen voor eerlijke concurrentie tussen
de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Partijen. Elke Partij
zal, in lijn met haar wetten en regels, trachten alle vormen van
discriminatie of oneerlijke concurrentie ten opzichte van de aangewezen
maatschappijen van de andere Partij te elimineren. De
luchtvaartmaatschappijen mogen op basis van commerciële overwegingen
zelf hun frequentie en capaciteit voor internationaal luchtvervoer
bepalen. Het vierde lid verbiedt het opleggen van specifieke
concurrentievervalsende maatregelen. 

Artikel 10

De luchtvaartuigen, normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
brandstofvoorraad, smeermiddelen en proviand (inclusief luchtwinkels)
van de aangewezen luchtvaartmaatschappij zijn vrijgesteld van
douanerechten, inspectiekosten en andere rechten en lasten in het gebied
van de andere Partij op voorwaarde dat zij aan boord blijven totdat zij
weer worden uitgevoerd. Normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
brandstofvoorraad en smeermiddelen mogen met toestemming van de
douanediensten van de andere Partij worden afgeladen en kunnen onder
toezicht gesteld worden van deze diensten. De kosten van diensten in het
gebied van de andere Partij vallen niet onder de uitzonderingsregeling.
De overeengekomen afspraken zullen eveneens gelden voor samenwerkende
luchtvaartmaatschappijen. Overeenkomstig EU wetgeving, kan Nederland een
belasting op brandstof opleggen tussen een punt in het grondgebied in
Nederland en het grondgebied van een andere EU Lidstaat.

Artikel 11 (ex V)

Om te voorzien in nadere regels over luchthavengelden en heffingen is er
een nieuw artikel 11 overeengekomen. Hierin wordt onder meer verankerd
dat de luchthavengelden en gebruikersheffingen die door de Partijen in
rekening worden gebracht aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
transparant, redelijk, non-discriminatoir en kostengerelateerd zijn en
proportioneel verdeeld worden over alle categorieën gebruikers van de
desbetreffende luchthaven(s) of luchthavensystemen. Daarbij worden de
Partijen aangespoord om consultaties tussen de bevoegde autoriteiten en
de aangewezen luchtvaartmaatschappijen te entameren. 

Artikel 12

Dit artikel dient ter voorkoming van dubbele belasting van de inkomsten
van een aangewezen luchtvaartmaatschappij op inkomsten gegeneerd op het
grondgebied van de andere Partij.  

Artikel 13

De inkomsten van verkoopactiviteiten van een aangewezen
luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd naar het land van
herkomst. De transfer van de inkomsten kan plaatsvinden in inwisselbare
munteenheden en zal niet worden belast, afgezien van de normaal door
banken in rekening gebrachte kosten voor conversie en overboeking. 

Artikel 14

De luchtvaarttuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen te
voldoen aan de wetten, regelingen en procedures van de ontvangende
Partij. Voor de bemanning, passagiers, vracht en post gelden de wetten,
regelingen en procedures voor immigratie van de andere Partij.
Passagiers, bagage, vracht en post in transit ondergaan een simpele
controle, tenzij zich een specifieke dreiging voordoet. Geen van beide
Partijen mag eigen luchtvaartmaatschappijen een voorkeurbehandeling
geven bij douane, immigratie, quarantaine en andere reguleringen, in het
gebruik van de luchthaven, luchtverkeersleiding en soortgelijke
faciliteiten.

Artikel 15

Geldende certificaten van luchtwaardigheid, bekwaamheid en licenties
uitgegeven door de ene Partij zullen worden erkend door de andere
Partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december
1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart (Trb.1947, 165). Elke Partij behoudt echter het recht
om certificaten en licenties te weigeren die door de andere Partij aan
haar onderdanen zijn toegekend.

Artikel 16

Er is eveneens een veiligheidsartikel opgenomen. Naast de primaire
verantwoordelijkheid die in het Verdrag wordt toegekend  aan de Partij
die de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, bieden de
bepalingen ook mogelijkheden consultaties aan te vragen inzake de
gehanteerde veiligheidsstandaarden op elk terrein (eerste en tweede
lid). Daarnaast zijn er specifieke bepalingen inzake
veiligheidsonderzoek naar onder meer door de desbetreffende aangewezen
luchtvaartmaatschappij gebruikte toestellen, bijvoorbeeld op grond van
een lease-overeenkomst (derde tot en met vijfde lid) . 

In voorkomende gevallen kan de toestemming om te opereren aan de
luchtvaartmaatschappij(en) van de andere Partij worden gewijzigd of
geschorst (zesde lid). Alle voor de veiligheid benodigde hulpmiddelen
worden door Partijen ter beschikking gesteld aan de
luchtvaartmaatschappijen (zevende lid).

Artikel 17

Artikel 17 van het Verdrag inzake beveiliging is geformuleerd volgens de
meest recente beveiligingsvereisten voor de internationale
burgerluchtvaart.

Artikel 18 (ex IX)

Het verstrekken van informatie over ingezette capaciteit op de
overeengekomen routes is, op in het artikel beschreven uitzonderingen
na, geen voorwaarde meer voor Nederlandse en Mauritiaanse
luchtvaartautoriteiten.  

Artikelen 19-25

Dit zijn de standaardartikelen met betrekking tot wijziging van het
verdrag (artikel 19) en geschillenbeslechting (artikel 20), met vanaf
artikel 21 de slotbepalingen.

Bijlagen

Bijlage 1 bij het Verdrag somt de landen op waarvan, naast de
EU-lidstaten, luchtvaartmaatschappijen, in overeenstemming met artikel
3, tweede lid, onderdeel i, punt 3, kunnen worden aangewezen, of,
waarvan de aanwijzing in overeenstemming met artikel 4, eerste lid,
onderdeel i, punt 3, kan worden ingetrokken, geschorst of beperkt. 

Bijlage 2 is eveneens herzien: 

In onderdeel (I) is de routetabel aangepast.

Onderdeel (II) betreft de uitoefening van vijfde vrijheidsrechten door
de aangewezen luchtvaartmaatschappijen. Deze kan op basis van
reciprociteit door de partijen worden overeengekomen.

De bijlagen bij het verdrag zijn een integrerend onderdeel van het
verdrag. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen
ter invulling van de bijlagen alleen binnen de door het Verdrag gestelde
kaders opereren. 

De Bijlagen 1 en 2, onderdeel I, zijn van uitvoerende aard ten opzichte
van de bepalingen van het verdrag. Verdragen tot wijziging van deze
bijlagen behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring,
tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring ter zake
voorbehouden. Bijlage 2, onderdeel II, wordt niet aangemerkt als zijnde
van uitvoerende aard. Wijzigingen van dat onderdeel behoeven
parlementaire goedkeuring.

Koninkrijkspositie 

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen
voor het Europese deel van Nederland gelden en zal niet gelden voor het
Caribische deel van Nederland. Zie voor het Caribische deel van
Nederland ook de laatste alinea van de inleiding van deze toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State  wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).