Inbreng van schriftelijk overleg ten behoeve van de informele EU-Gezondheidsraad op 22 september 2014 (Kamerstuk 21501-31, nr. 349).
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2014D32621, datum: 2014-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.J.M. Teunissen, griffier
Onderdeel van zaak 2014Z15853:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-09-18 14:00: Informele EU-Gezondheidsraad d.d. 22 september 2014 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-09-23 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-09-24 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2017-02-15 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld ???????september 2014 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van de informele EU-Gezondheidsraad d.d. 22 september 2014. De op 18 september 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van ????????? 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Lodders De griffier van de commissie, Teunissen Inbreng VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de stukken betreffende de informele EU-Gezondheidsraad d.d. 22 september 2014. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen. 1. Geannoteerde agenda voor de informele Gezondheidsraad van 22-23 september 2014 te Milaan Lifestyles and cancer prevention Er wordt aangegeven dat men niet specifiek inzet op het voorkomen van kanker, maar zich richt op het verlagen van het risico van het verkrijgen van een chronische ziekte.De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze inzet. Ook ondersteunen zij de inzet van het kabinet ten aanzien van de maatregelen, zoals het verbod van verkoop van tabak aan jeugdigen onder de 18 jaar en het verbod van roken in openbare gebouwen, wat conform het Nederlandse standpunt is. Deze leden vragen of hier het begrip āopenbare ruimtenā niet opgerekt wordt naar de buitenlucht. Voor de leden van de VVD-fractie is het terugbrengen van het aantal verkooppunten van tabak niet acceptabel. Er is geen vastgesteld beleid. De leden van de VVD-fractie steunen een beleidswijziging in die richting niet. Pain therapy and palliative care Op welke wijze wordt de kennis en kunde in Nederland over pijnbestrijding en palliatieve zorg gedeeld met andere lidstaten? Op welke wijze gaat de minister voorkomen dat er vanuit de EU richtlijnen t.a.v. palliatieve zorg komen? Als er toch een beweging gaande lijkt richting EU-regelgeving op dit gebied, kan de minister de Kamer hier dan direct over informeren? Verslag formele Gezondheidsraad 20 juni 2014 Naar aanleiding van dit verslag merken de leden van de VVD-fractie op dat zij de keuze om het beleid ten aanzien van het stimuleren van een gezonde leefstijl op nationaal niveau aan te pakken ondersteunen. Voor hen was niet duidelijk is wat bedoeld wordt met de Nederlandse inzet met betrekking tot een grensoverschrijdend beleid ten aanzien van een gezonder productaanbod wat betreft zout, verzadigd vet en suikers. Deze leden merken op dat in de Kamer geen afspraken zijn gemaakt op dit punt. 2. Aanbieding van de concept-reactie op het groenboek over mobiele gezondheidzorg (ām-healthā) De leden van de VVD-fractie willen opmerken dat zij de opstelling van het kabinet op het punt van privacy duidelijk en scherp vinden, maar hebben op dat punt daar nog een vraag over: Ziet het kabinet de garantie van gegevensbescherming op een niveau, zoals aangegeven in de brief van het kabinet van 6 juni 2014, als een voorwaarde waaraan eerst moet zijn voldaan voordat onomkeerbare stappen worden gezet met M-Health? Daarnaast suggereert het groenboek dat M-Health kan helpen om de financiĆ«le druk op de begrotingen te verminderen. Deelt het kabinet die opvatting? Kan het kabinet aangeven in welke mate we M-Health nu moeten zien als een kostenverhogend effect en in welke mate als een kostenverlagend effect? Inbreng PvdA-fractie De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennis genomen van de stukken voor de informele EU-Gezondheidsraad d.d. 22 september 2014 te Milaan. Genoemde leden zien in Europa kansen voor de zorg om samen met andere lidstaten daadkrachtig op te treden ter bevordering van kwaliteit, innovatie, veiligheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Naast de kansen die Europa biedt voor de Nederlandse gezondheidszorg, waken deze leden er voor dat Nederland zelf kan blijven bepalen hoe zij haar publieke belangen omtrent de volksgezondheid waarborgt. Als Europese regels hier te weinig ruimte voor bieden of te veel ruimte geven aan marktmachten moeten zij worden aangepast, zo vinden deze leden. Zij zijn blij dat het kabinet hetzelfde standpunt is toebedeeld. De leden van de fractie van de PvdA benadrukken dat zij de komende periode de volgende onderwerpen stevig Europees willen blijven agenderen: 1) prijsbeleid van geneesmiddelen, 2) innovatie en veiligheid van hulpmiddelen, 3) kwaliteitseisen voor artsen en 4) samenstelling van voedingsmiddelen. Deze leden zijn blij dat het kabinet zich hier actief voor inzet, en dat in de lijn der verwachting ligt dat het merendeel van deze onderwerpen ook op de agenda staat tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016. In het kader van kwaliteitseisen voor artsen merken genoemde leden op, mede naar aanleiding van recente berichtgeving over artsen die in eigen land geschorst zijn maar elders weer aan de slag gaan, dat sterke Europese inspanning voor een āzwarte lijstā van artsen gewenst is. Is het kabinet voornemens dit onderwerp ook Europees te agenderen? Kan geschetst worden wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de zwarte lijst? Ook zijn de leden van de fractie van de PvdA verheugd met de inzet van het kabinet om beleid gericht op zout-, verzadigd vet- en caloriereductie in voedingsmiddelen Europees te agenderen. Zij zien daarom erg uit naar de toegezegde brief van het kabinet waarin het kabinet haar inzet op dit onderwerp en de daaruit voortgekomen afspraken terugkoppelt. De Litouwer Vytenis Andriukaitis heeft als Eurocommissaris gezondheid in zijn portefeuille gekregen. Kan het kabinet duiden in hoeverre zij verwacht dat de zorg en de door haar belangrijk gevonden onderwerpen voldoende aandacht krijgen op Europees niveau? Waaruit komt deze verwachting voort? Naast de hierboven genoemde onderwerpen zien genoemde leden dat internationale samenwerking om verdere verspreiding van ebola te voorkomen noodzakelijk is om de wereldgezondheid te beschermen in tijden dat de wereldbevolking in toenemende mate mobiliseert en de wereld over reist. Kan het kabinet aangeven hoe er in Europees verband wordt samengewerkt aan een werkzaam en goedgekeurd ebolavaccin? Vindt het kabinet dat deze samenwerking beter kan, en hoe ziet zij een ideale samenwerking voor zich? Welke stappen worden er vooraf in Europees verband gezet om het vaccin straks wereldwijd ter beschikking te stellen? Welke belemmeringen ziet het kabinet om het nog te ontwikkelen werkzame vaccin straks ook in Afrika ter beschikking te hebben? Verder horen genoemde leden graag van het kabinet wat er uit de internationale antibiotica-resistentieconferentie die eind juni plaatsvond in Nederland is voortgekomen. Welke stappen wil het kabinet naar aanleiding van deze conferentie zetten en hoe wordt samen opgetrokken met andere landen? Kan het kabinet daarnaast aangeven in hoeverre er in Europees verband wordt samengewerkt aan een effectieve behandeling van de ziekte van Lyme? Is een andere samenwerking wenselijk wat het kabinet betreft? Genoemde leden delen mee zich zorgen te maken over het ogenschijnlijk trage tempo waarin de nieuwe Europese tabaksproductenrichtlijn wordt omgezet in nationale wetgeving. Kan het kabinet aangeven welke concrete voorstellen de Kamer op welke termijn kan verwachten? Welke voorstellen kunnen nog voor de jaarwisseling in de Kamer worden besproken? Zorginnovatie in het belang van patiĆ«nten De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat zorginnovatie in het belang van de patiĆ«nt Europees geagendeerd staat. Behandelingen op maat tonen aan meer gezondheidswinst te boeken dan standaardbehandelingen. Meer kennis is echter nodig om deze vorm van behandeling beter in te bedden in de praktijk. Onderzoek op Europees niveau lijkt genoemde leden een goede weg om bestaande lacunes op te vullen, juist omdat behandeling op maat zich richt op kleinere populaties en bundeling van data over grenzen noodzakelijk is om onderzoek te doen naar de effectiviteit. Ziet het kabinet een prominente rol voor Europa? Zo ja, welke? Kan het kabinet schetsen op welke terreinen behandeling op maat kansrijk is? Worden goede ervaringen op georganiseerde wijze gedeeld onder lidstaten? In hoeverre wordt betaalbaarheid en rechtvaardiging van de kosten van behandeling op maat meegenomen in de Europese discussie? Hoe worden in Europa de soms tegenstrijdige prikkels voor betaalbaarheid en innovatie tegen elkaar afgewogen? Hoe draagt Nederland bij aan kennisuitwisseling en implementatie? In hoeverre zullen ervaringen en goede praktijken met betrekking tot het kosteneffectief gebruiken van geneesmiddelen worden uitgewisseld tijdens de raad? Ziet het kabinet een prominente rol weggelegd voor Europa op dit terrein? Wat zal Nederland inbrengen op dit punt? In hoeverre kan Nederland van de kennisuitwisseling leren? Behoudt Nederland wat het kabinet betreft in de toekomst voldoende ruimte voor haar eigen afwegingen in het geneesmiddelenbeleid? Biedt het Europees beleid hier in de toekomst naar verwachting van het kabinet voldoende ruimte voor? Kan het kabinet een stand van zaken geven van de Medical Device Regulation (MDR)? Hoe zou het kabinet de huidige balans in de onderhandelingen tussen veiligheid en innovatie beschrijven? Verwacht het kabinet dat het uiteindelijke wetsvoorstel voldoende toekomstbestendig is? Verwacht het kabinet dat dit onderwerp gedurende het Nederlandse voorzitterschap nog op de agenda staat? Levensstijlen en preventie van ademhalingsziekten en kanker De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat het kabinet met haar preventiebeleid inzet op het voorkomen van verschillende chronische ziekten en zich niet alleen op ademhalingsziekten en kanker focust, zoals het Italiaanse voorzitterschap voorstelt. Zij vragen zich in hoeverre het kabinet voor Nederland kansen ziet om preventie Europees te agenderen. Welke nieuwe preventie-onderwerpen zou het kabinet graag op Europees niveau willen? Wat verwacht het kabinet te leren van het leefstijlbeleid van andere lidstaten? Hoe zou het kabinet haar leefstijlbeleid omschrijven ten opzichte van andere lidstaten; actief of passief? Zijn er bijvoorbeeld andere lidstaten die een uitgebreid preventieprogramma op landelijk niveau voeren, vergelijkbaar met het Nationaal Programma Preventie? Wat zijn de ambities van andere lidstaten met het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen? In hoeverre zal de voortdurende dialoog over de effectiviteit en inrichting van bevolkingsonderzoeken naar kanker deel uitmaken van de Europese discussie? In hoeverre verwacht het kabinet op dit punt te leren van buitenlandse ervaringen? Pijnbestrijding en palliatieve zorg De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd met de groeiende Europese aandacht voor pijnbestrijding en zorg in de laatste levensfase. In hoeverre ziet het kabinet ruimte voor meer Europese initiatieven op dit gebied? Op welke onderdelen zou het kabinet graag meer Europees initiatief zien, aangezien Nederland tot een van de koplopers op dit gebied behoort? Op welke gebieden wil het kabinet juist geen Europees initiatief? Verwacht het kabinet om van andere lidstaten te kunnen leren over palliatieve zorg in de thuisomgeving? E-health / M-health De leden van de fractie van de PvdA zien de vele kansen die e-healthtoepassingen bieden om de zorg toegankelijker, laagdrempeliger en doelmatiger te organiseren. Zij zijn daarom verheugd dat uit de nationale e-healthmonitor blijkt dat stakeholders bevestigen dat Nederland zich in de voorhoede bevindt. Zij beamen echter de conclusie dat er op het gebied van digitale uitwisseling van patiĆ«ntgegevens nog veel beter kan, bijvoorbeeld op het gebied van veilige gegevensuitwisseling en privacy waarborging. Dit geldt zowel voor communicatie tussen zorgverlener en patiĆ«nt, communicatie tussen zorgverleners en dossiervoering. Verwacht het kabinet op deze punten te kunnen leren van andere lidstaten? Zo ja, wat hoopt men te leren? Of loopt Nederland op ICT-gebied dusdanig voor dat zij als pionier fungeert tijdens de raad? Verwacht het kabinet dat de algemene verordening gegevensbescherming de bestaande praktijk in Nederland zal veranderen? Zo ja, in welk opzicht? Zo nee, waarom niet? Hoe zet het kabinet er op in dat het op Europees niveau delen van big data niet leidt tot gegevens die in onbedoelde handen vallen, bijvoorbeeld omdat de Verenigde Staten inzage verkrijgt via de Patriot-act? Op welke wijze wordt op Europees niveau samenwerking gezocht en hebben de andere lidstaten dezelfde opvatting als het kabinet? Daarnaast constateren genoemde leden dat er in toenemende mate bewezen effectieve e-health behandelingen zijn, bijvoorbeeld in de geestelijke gezondheidszorg. Naast dat deze toepassingen vaak minstens even effectief blijken als face-to-face-behandelingen, bereiken zij bijvoorbeeld patiĆ«nten die niet zo snel naar een arts stappen en bevorderen zij een doelmatige inzet van middelen. Deze toepassingen vinden echter niet altijd even vlot hun weg naar de praktijk. Er is een verdere cultuuromslag nodig om daadwerkelijk te kunnen profiteren van alle voordelen die e-health biedt en om de brede inzet van e-healthtoepassingen te bevorderen. Verwacht zij op het gebied van inkoopbeleid en acceptatie door professionals en patiĆ«nten te kunnen leren van andere lidstaten? Hoe verwacht het kabinet in te zetten op substitutie door e-health in plaats van het additioneel toepassen van e-healthtoepassingen naast reguliere behandelingen? Hoe gaat het kabinet eventuele leerpunten meenemen in het vergoedingen- en implementatiebeleid? Welke initiatieven ter bevordering van de implementatie van e-health- toepassingen lopen er op Europees niveau? Op welke wijze draagt Nederland hier aan bij, en welk profijt ondervindt zij hiervan? Welke regierol heeft het kabinet voor ogen wat betreft de Nederlandse inbreng? Inbreng CDA-fractie In de geannoteerde agenda voor de informele EU bijeenkomst van ministers van volksgezondheid van 22-23 september 2014 geeft de minister aan dat op dit moment de EU-regelgeving rond het (flexibele) markttoelatingssysteem voor medische hulpmiddelen en geneesmiddelen wordt herzien. De minister geeft daarbij ook aan dat Nederland in de onderhandelingen zijn zorgen heeft geuit over de balans tussen veiligheid en innovatie. De leden van de CDA-fractie vragen wat de herziening van de EU-regelgeving behelst, wanneer deze herziening gepland staat, welke gevolgen dit voor Nederlandse wet- en regelgeving zou kunnen hebben en waar precies de zorgen van de Nederlandse regering op gebaseerd zijn. De minister schrijft over de gedachtewisseling met betrekking tot āLifestyles and cancer preventionā dat ingebracht zal worden dat Nederland zich richt op het bevorderen van een gezonde leefstijl. Beoogd effect daarvan is het voorkomen van chronische ziekten in het algemeen, en niet specifiek het voorkomen van kanker. Daarom zijn in het Nationaal Programma Preventie doelstellingen opgenomen voor het ombuigen van trends voor leefstijlen, en geen doelstellingen voor het terugdringen van chronische ziekten. De leden van de CDA-fractie vragen hoe andere Europese landen hiermee omgaan. Zijn er andere landen die wel de WHO-doelstellingen in het beleid hebben opgenomen? Kan de minister aangeven wat de houding en inzet van de Nederlandse regering zal zijn als deze WHO-doelstellingen in de gedachtewisseling ingebracht zullen worden? Onlangs bleek dat de internationale uitwisseling van bevoegdheidsbeperkende maatregelen niet op orde is, met als gevolg dat artsen die in andere landen niet meer aan de slag mochten gaan, in Nederland gewoon praktijk hadden. In antwoord op mondelinge vragen (2 september 2014) gaf de minister aan dat naar haar mening het probleem vooral bij andere landen ligt. De leden van de CDA-fractie vragen of de minister bereid is om dit onderwerp tijdens de EU-Gezondheidsraad opnieuw te bespreken? Kunnen er verdergaande afspraken gemaakt worden om de internationale uitwisseling van gegevens te verbeteren, ook vooruitlopend op 2016 wanneer het internationaal verplicht wordt om gegevens uit te wisselen? Zo nee, waarom niet? Inbreng D66-fractie De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de aanstaande informele Gezondheidsraad. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen voor de minister om in te brengen bij de informele Raad in Milaan. Zij vragen allereerst of de minister met het oog op het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2016 voornemens is om de informele Raad zelf bij te wonen? Indien dit niet het geval is vragen deze leden of de minister kan toelichten welke reden daaraan ten grondslag ligt? De leden van de D66-fractie lezen dat het Italiaanse voorzitterschap voornemens is van gedachten te wisselen over verschillende themaās, zoals het kosteneffectief gebruik van geneesmiddelen, innovatie van medische hulpmiddelen en het vraagstuk van betaalbaarheid van geneesmiddelen in verhouding tot het stimuleren van innovaties. De minister meent dat innovatie rond medische technologie in de EU deels afhankelijk is van het voortbestaan van het meer flexibele markttoelatingssysteem voor medische hulpmiddelen. Op dit moment wordt deze EU-regelgeving herzien, waarbij de minister haar zorgen heeft geuit over de balans tussen veiligheid en innovatie. Kan de minister toelichten welke zorgen zij precies heeft? De leden van de D66-fractie constateren dat het onderwerp levensstijlen en de preventie van kanker op de agenda staan voor een gedachtenwisseling. Deze leden vragen of de minister daarbij aandacht wil vragen voor het Nationaal Preventie Programma, en of zij wil peilen in hoeverre andere lidstaten een vergelijkbaar programma hebben, en of zij daarbij wel een focus op het voorkomen van kanker hebben opgenomen. De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland terughoudend is waar het gaat om nieuwe Europese initiatieven voor palliatieve zorg. Ook acht Nederland het organiseren van āEuropese dagenā en richtlijnen voor palliatieve zorg niet nodig. Wel is Nederland bereid om in Europees verband goede voorbeelden en beleidservaringen uit te wisselen. Kan de minister toelichten welke voorbeelden en beleidservaringen ze aan andere lidstaten zou willen meegeven? Heeft de minister al zicht op voorbeelden uit andere lidstaten die wellicht voor Nederland nuttig kunnen zijn? In hoeverre kan Nederland van deze uitwisseling leren? Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de minister of zij ten aanzien van de kandidaat EU-commissaris Gezondheid de Kamer op de hoogte wil houden van diens voorgenomen prioriteiten en visie. Het aantal met chronische ziekten samenhangende sterfgevallen in de wereld in de komende tien jaar jaarlijks met 2 procent verminderen