Kabinetsreactie op de consultatie van de Europese Commissie over de Europa 2020-strategie
Bijlage
Nummer: 2014D32792, datum: 2014-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Kabinetsreactie op de consultatie van de Europese Commissie over de Europa 2020-strategie (2014D32791)
Preview document (🔗 origineel)
Kabinetsreactie op de consultatie van de Europese Commissie over de Europa 2020-strategie
Het kabinet wil de Commissie bedanken voor de gelegenheid zijn visie te geven op de mogelijke herziening van de Europa 2020-strategie. Deze brief schetst de hoofdlijnen van deze visie. In de bijlage wordt uitvoeriger ingegaan op de vragen die de Commissie in de consultatie heeft gesteld.
Hoewel de eerste tekenen van economisch herstel zichtbaar zijn, staat Europa nog altijd voor grote uitdagingen. Als gevolg van de crisis heeft Europa te maken met een persistent hoge werkloosheid, een toenemend aantal mensen dat in armoede leeft en een lagere structurele groei. Daarnaast wordt Europa geconfronteerd met ingrijpende trends, zoals verduurzaming, digitalisering en de opkomst van nieuwe economieën. Als de EU ook in de toekomst concurrerend wil blijven, wil zorgen voor welvaart en banen en een sterke positie wil blijven innemen in de wereld, zijn ambitieuze acties noodzakelijk. Zoals tevens benoemd in de strategische agenda voor de EU1 is het van groot belang te werken aan concrete resultaten.
De Europa 2020-strategie vormt de basis van de Europese inzet om slimme, duurzame en inclusieve groei te bevorderen. Uit de Commissiemededeling 'Taking stock of the Europe 2020 strategy’ blijkt dat, hoewel er zeker voortgang is geboekt, de realisatie van de doelstellingen op een aantal terreinen achterblijft. Van de vijf EU-hoofddoelen van de strategie zullen met de huidige inzet in 2020 alleen de doelen voor energie, klimaat en onderwijs worden gehaald. Dit is deels een gevolg van de economische crisis. Met name de voortgang ten aanzien van de werkgelegenheid en sociale samenhang is hierdoor negatief beïnvloed. Ten aanzien van de innovatiedoelen is sprake van een stijgende lijn, ondanks de noodzakelijke begrotingsconsolidatie in de lidstaten. De tussentijdse evaluatie vormt een goed moment om te bezien of de effectiviteit van de strategie kan worden vergroot.
Doelen
Het kabinet wenst de focus op vijf hoofddoelen te behouden en dit aantal niet uit te breiden. De huidige doelen en actieprogramma's van de Europa 2020-strategie komen nog steeds overeen met de uitdagingen waar de EU voor staat. Zij blijven daarmee het juiste kader bieden voor het bevorderen van slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze doelen sluiten ook goed aan op de strategische agenda voor de EU. Wel constateert het kabinet dat de implementatie van de interne markt in de huidige strategie en in het Europees Semester onderbelicht blijft. Een volledige benutting van het potentieel van de interne markt is essentieel voor het creëren van groei en banen. Een beter geïntegreerde interne markt brengt immers groeikansen voor ondernemers, zorgt voor meer werkgelegenheid, leidt tot kennis-spillovers en vergroot de afzetmarkt voor (duurzame) producten en diensten en versterkt daarmee het concurrentievermogen van de Europese Unie. Met name ten aanzien van de digitale economie, de interne markt voor diensten en die voor energie zijn er nog belangrijke stappen te zetten, op zowel Europees niveau als in de lidstaten. Het kabinet acht het dan ook van belang dat de implementatie van de interne markt – als één van de belangrijkste beleidsinstrumenten voor stimulering van productiviteit, groei en banen - steviger verankerd wordt in de Europa 2020-strategie en het Europees Semester. Dit kan door een betere monitoring en scherpere economische en marktgeoriënteerde meting van de voortgang en werking van de interne markt. Een mogelijkheid waaraan zou kunnen worden gedacht is om binnen de Europa 2020-strategie bij het hoofddoel gericht op onderzoek en innovatie ook expliciet aandacht te besteden aan de toegankelijkheid van de (interne) markt voor ondernemers om zo binnen de Europa 2020-strategie aan de implementatie van de interne markt meer focus te geven. Hiermee wordt dit een hoofddoel gericht op het verbeteren van concurrentievermogen waarbij zowel naar investeringen op het gebied van innovatie als ook naar het wegnemen van barrières voor ondernemerschap wordt gekeken.
Governance
Het kabinet is van mening dat de Europa 2020-strategie tot concrete resultaten moet leiden. Zoals ook gesteld in de strategische agenda voor de EU is een stevige inzet op structurele hervormingen in alle economieën noodzakelijk. Om deze te faciliteren acht het kabinet het van groot belang dat lidstaten elkaar beter dan nu moeten kunnen aanspreken op de voortgang op de verschillende doelen. Dit zou allereerst moeten gebeuren door de politieke betrokkenheid bij de Europa 2020-strategie te versterken. De voortgang zou geregeld op politiek niveau moeten worden besproken, zodat lidstaten elkaar tijdig kunnen aanspreken indien het ambitieniveau en de implementatie van de verschillende Europa 2020-doelen achterligt op schema. Dit geldt enerzijds voor de Europese Raad waarbij tijdens de jaarlijkse bespreking van de Europa 2020-strategie meer nadruk moet worden gelegd op de voortgang. Daarnaast zouden de Nationale Hervormingsprogramma’s in de relevante bijeenkomsten van de Raad voor Ministers moeten worden besproken. Dit geeft lidstaten ook de gelegenheid om reeds vroeg in het beleidsproces te leren van elkaar best practices.
Behalve versterking van de politieke betrokkenheid vindt het kabinet het wenselijk om de mogelijkheden die het Europees Semester biedt om lidstaten aan te spreken op hun beleid beter te benutten. Zo zouden landenspecifieke aanbevelingen nog sterker gericht kunnen worden op de kernuitdagingen voor groei en banen waar een bepaalde lidstaat voor staat. Ook zou er meer aandacht moeten komen voor de beoordeling van de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen door lidstaten en moet de mogelijkheid worden benut om de bestedingsplannen voor EU-middelen van lidstaten bij te sturen als zij onvoldoende in het teken staan van groeibevordering. Solide overheidsfinanciën vormen daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Versterking van de overheidsfinanciën en de bevordering van het groeivermogen en de werkgelegenheid in de lidstaten en de EU als geheel dienen hand in hand te gaan.
Ten slotte kan de impact van de strategie worden verbeterd door de rapportage over de voortgang van Europa 2020 te stroomlijnen. Rapportages kunnen worden samengevoegd zodat hun aantal wordt verminderd. Ook zou er meer tijd mogen zitten tussen de publicatie van de Commissievoorstellen voor landenspecifieke aanbevelingen en de bespreking daarvan zowel in de relevante voorportalen als op Raadsniveau.
Vlaggenschepen
Voor het kabinet volstaan de thema’s en de huidige ‘vlaggenschepen’2. Deze vlaggenschepen moeten zorgen voor operationele invulling van de Europa 2020-strategie. Wel vindt het kabinet het van belang dat de vlaggenschepen tot meer concrete resultaten gaan leiden. Op dit moment kennen de vlaggenschepen teveel prioriteiten en is het onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de voortgang daarop. Door een duidelijkere focus, meer transparantie en betere aansluiting bij de wensen van belanghebbenden kunnen de initiatieven aan impact winnen.
Draagvlak
Het kabinet acht het van groot belang dat de verschillende belanghebbenden in de lidstaten, waaronder de parlementen, de sociale partners en de regionale en lokale overheden goed bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie worden betrokken. Dit vergroot het draagvlak en draagt bij aan effectiviteit. Lidstaten kunnen door uitwisseling van best practices van elkaar leren hoe belanghebbenden op zinvolle wijze kunnen worden betrokken.
Tot slot
De Europa 2020-strategie kan volgens het kabinet een goede bijdrage leveren aan versterking van het voorzichtige economische herstel in Europa. De strategie biedt ruimte om in te spelen op huidige en toekomstige ontwikkelingen, zoals verduurzaming van de economie, de toenemende digitalisering en de opkomst van nieuwe economieën. De tussentijdse evaluatie geeft in de ogen van het kabinet geen aanleiding om de strategie ingrijpend aan te passen. De huidige doelen en actieprogramma's van de Europa 2020-strategie bieden een goed kader voor de bevordering van de groei en het herstel van de werkgelegenheid. Door een sterkere focus op de implementatie van de interne markt en een betere sturing kunnen we zorgen voor concrete resultaten en bijdragen aan een sterker, duurzamer en socialer Europa.
Bijlage; beantwoording van de Nederlandse overheid op de vragen van de consulatie over de Europa 2020-strategie
1) De balans opmaken: de Europa 2020-strategie tussen 2010 en 2014
Europa 2020-strategie: Belang en impact
Wat betekent de Europa 2020-strategie voor u?
Welke elementen van de strategie zijn voor u het belangrijkst?
Vindt u dat de Europa 2020-strategie uiteindelijk enig verschil heeft gemaakt? Leg uit.
Heeft de informatie over wat andere EU-landen in het kader van Europa 2020 doen, invloed gehad op de aanpak in uw eigen land? Geef voorbeelden.
De Europa 2020-strategie is een belangrijk instrument voor het bevorderen van groei en banen in de EU. De EU staat voor belangrijke structureel-economische uitdagingen, zoals de kosten van vergrijzing, opkomende economieën die zich begeven op innovatieve markten en toenemende schaarste van grondstoffen. Via de Europa 2020-strategie kunnen lidstaten en de EU gestimuleerd worden deze uitdagingen aan te pakken, zodat de EU ook op lange termijn een economische macht blijft die de concurrentie op wereldmarkten aankan. De potentiële impact van de Europa 2020-strategie is groot. Als lidstaten ambitieus hervormingen implementeren op de prioritaire terreinen van de Europa 2020-strategie kan de jaarlijkse bbp-groei tussen 2010 en 2020 tot 0,7% hoger uitkomen, zo berekende de Europese Commissie in 2010.
Voor het realiseren van de Europa 2020-strategie wordt veel gebruik gemaakt van het uitwisselen van informatie, ervaringen en 'best practices', al dan niet via de Open Methode voor Coördinatie. Aangezien alle EU-lidstaten vergelijkbare beleidsuitdagingen aanpakken, kan voortgang worden geboekt door gebruik te maken van succeservaringen in andere lidstaten. Zo heeft Nederland in de EU informatie gedeeld met andere lidstaten over de aanpak van vroegtijdig schoolverlaten, de Nederlandse topsectorenaanpak, armoedebeleid en arbeidsmarktbeleid. Tegelijk heeft Nederland ook geprofiteerd van de ervaringen van andere lidstaten. Kleinschalige of specifieke afspraken op klimaat- en energiegebied in andere lidstaten hebben mede inspiratie geleverd voor de zogeheten Green Deals in Nederland. Ook heeft Nederland bij de vormgeving van de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) en de SDE+ informatie ingewonnen bij andere landen.
Betrokkenheid belanghebbenden
Zijn alle belanghebbenden voldoende betrokken bij de Europa 2020-strategie? Bent u betrokken bij de Europa 2020-strategie? Zou u er meer betrokken bij willen zijn? Zo ja, op welke manier?
Hoe kunnen belanghebbenden meer bij een Europese groeistrategie voor na de crisis worden betrokken? Hoe kunnen we die strategie in uw land meer bekendheid, een groter draagvlak en een betere uitvoering geven?
Diverse belanghebbenden zijn betrokken bij de realisatie van de Europa2020-strategie. Deze betrokkenheid is essentieel voor het succes van de strategie, aangezien centrale overheden en de EU de doelstellingen van de strategie niet zelfstandig kunnen realiseren. Een territoriale benadering, waarbij op beleidsterreinen regionale belanghebbenden worden betrokken, kan de realisatie van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie verbeteren. Daarnaast spelen de sociale partners, een belangrijke rol in het bevorderen van arbeidsparticipatie, innovatie, onderwijs, armoedebestrijding en duurzaamheid in Nederland. De betrokkenheid van zowel regionale overheden en sociale partners blijkt bijvoorbeeld uit het energieakkoord, het onderwijsakkoord, het pensioenakkoord en het zorgakkoord die recent met diverse partijen in de samenleving zijn gesloten en die een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de Nederlandse Europa 2020-doelen.
In Nederland worden belanghebbenden uitgebreid geconsulteerd bij het opstellen van het Nationaal hervormingsprogramma, waarin gerapporteerd wordt over de voortgang ten aanzien van de Europa 2020-doelen. Daarnaast worden belanghebbenden actief geïnformeerd over de ontwikkeling van de Europa 2020-strategie en de mogelijke beleidsaanbevelingen die in dit kader worden gedaan. Zo zijn decentrale overheden en sociale partners ook betrokken bij het opstellen van deze kabinetsreactie op de consultatie over de Europa 2020-strategie. In de EU zijn Nederlandse belanghebbenden ook actief betrokken via diverse platformen en organisaties, zoals het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), het Comité van de regio’s of het Europees Armoedenetwerk (EAPN).
Nederland acht het van belang dat in alle EU-lidstaten belanghebbenden, zoals het parlement en sociale partners bij de Europa2020-strategie betrokken worden. Door deze partijen vroegtijdig te betrekken wordt draagvlak gecreëerd, hetgeen de kans van slagen van de Europa 2020-strategie vergroot Voor het creëren van groei en banen is inzet van deze partijen noodzakelijk. Ook een territoriale benadering, waarbij op diverse beleidsterreinen regionale belanghebbenden worden betrokken, past daarbij. Gezien het belang van Europese steden als economische actoren, heeft Nederland het initiatief genomen tot een Europese Urban Agenda om te verkennen hoe Europese steden beter in positie kunnen worden gebracht om bij te dragen aan de EU2020-doelstellingen.
Om lidstaten hiertoe te stimuleren kunnen best practices uitgewisseld worden over de wijze waarop belanghebbenden kunnen worden betrokken. Daarnaast kunnen lidstaten elkaar onderling aansporen om belanghebbenden tijdig te betrekken (peer pressure), bijvoorbeeld door hieraan expliciet aandacht te besteden bij de bespreking van hervormingsprogramma’s en/of de implementatie van de jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen, zoals reeds binnen een aantal EU-gremia i gebruikelijk is.
Europa 2020-doelen
Dragen de huidige doelstellingen voor 2020 bij tot het doel van de strategie, namelijk meer groei en banen? [Doelstellingen: 75% van alle 20- tot 64-jarigen aan het werk; 3% van het bbp investeren in onderzoek en ontwikkeling; 20% minder broeikasgassen, 20% meer hernieuwbare energie en 20% meer energie-efficiëntie; maximaal 10% voortijdige schoolverlaters en minimaal 40% van alle jongeren een diploma hoger onderwijs; 20 miljoen mensen meer tegen armoede en sociale uitsluiting beschermen.]
Vindt u sommige van de bestaande doelstellingen belangrijker dan andere? Leg uit.
Vindt u het nuttig dat de EU-doelstellingen worden uitgesplitst in doelstellingen per land? Zo ja, wat is dan de beste manier om nationale doelstellingen vast te stellen? Hoe vond u de nationale doelstellingen tot nu toe: te ambitieus/voldoende ambitieus/niet ambitieus genoeg?
Zijn doelstellingen nuttig? Leg uit.
Zou u bepaalde (of alle) doelstellingen willen schrappen? Zou u doelstellingen toevoegen? Leg uit.
De doelstellingen vormen belangrijke mijlpalen voor de realisatie van de Europa 2020-strategie. De vijf doelstellingen sluiten aan bij de uitdagingen waar de EU op lange termijn voor staat, zoals geformuleerd in de strategische agenda van de EU, en dragen elk op hun eigen manier bij aan het bevorderen van groei en banen. Daarnaast bestaan er verbanden tussen de verschillende doelstellingen. Het bevorderen van investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D) is van groot belang om het groeivermogen en de verduurzaming van de EU op de lange termijn te verzekeren door bij te dragen aan de ontwikkeling van de kenniseconomie. Hiervoor is een goed functionerende arbeidsmarkt nodig en een goed opgeleide beroepsbevolking die over de juiste vaardigheden beschikt. Tegelijkertijd is beleid voor energie, klimaat en duurzaamheid nodig om de omgeving leefbaar houden. Door gerichte investeringen op deze terreinen zullen duurzaam banen gecreëerd worden. Werk is de beste manier om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. Door deze combinatie van doelen kan Europa bijdragen aan het scheppen van banen.
De belangrijkste kracht van de Europa 2020-doelen is dat ze beperkt in aantal en meetbaar zijn. Op deze manier maken de doelen de uitdagingen en de vooruitgang van lidstaten zichtbaar, waardoor het mogelijk wordt voor andere lidstaten en de Commissie om succesvolle ontwikkelingen te signaleren en om elkaar aan te spreken wanneer de voortgang achterblijft. Zo kan de Raad op voorstel van de Commissie een aanbeveling geven aan een lidstaat wanneer de realisatie van een Europa 2020-doel achterblijft. Een ander kracht van de doelstellingen is dat ze ruimte bieden aan een landenspecifieke invulling. Lidstaten kunnen de EU-brede doelen vertalen in een eigen doelstelling die aansluit bij de specifieke omstandigheden in een land. Zo kunnen lidstaten die reeds een goede uitgangspositie hebben zichzelf ambitieuzere doelen stellen. Lidstaten die nog een langere weg te gaan hebben, kunnen een voor hen realistisch en ambitieus doel stellen.
Deze krachten moeten behouden blijven bij een eventuele aanpassing van de strategie. Van een uitbreiding van het aantal hoofddoelstellingen zou volgens Nederland dan ook geen sprake moeten zijn.
Hoewel Nederland het aantal hoofddoelen niet wil uitbreiden acht Nederland het wel van belang dat de implementatie van de interne markt – als één van de belangrijkste beleidsinstrumenten voor stimulering van productiviteit, groei en banen - steviger wordt verankerd in de Europa 2020-strategie en in het Europees Semester. Een volledige benutting van het potentieel van de interne markt is essentieel voor het creëren van groei en banen. Een beter geïntegreerde interne markt brengt immers groeikansen voor ondernemers, zorgt voor meer werkgelegenheid, leidt tot kennis-spillovers en vergroot de afzetmarkt voor (duurzame) producten en diensten en versterkt daarmee het concurrentievermogen van de Europese Unie. Met name ten aanzien van de digitale economie, de interne markt voor diensten en die voor energie zijn er nog belangrijke stappen te zetten, op zowel Europees niveau als in de lidstaten. De betere verankering kan door een betere monitoring en scherpere economische en marktgeoriënteerde meting van de voortgang en werking van de interne markt. Een mogelijkheid waaraan zou kunnen worden gedacht is om binnen de Europa 2020-strategie bij het hoofddoel gericht op onderzoek en innovatie ook expliciet aandacht te besteden aan de toegankelijkheid van de (interne) markt voor ondernemers om zo binnen de Europa 2020-strategie aan de implementatie van de interne markt meer focus te geven. Hiermee wordt dit een hoofddoel gericht op het verbeteren van concurrentievermogen waarbij zowel naar investeringen op het gebied van innovatie als ook naar het wegnemen van barrières voor ondernemerschap wordt gekeken.
Daarnaast kunnen de vijf hoofddoelen en de invulling daarvan op onderdelen worden verbeterd:
Werkgelegenheid: Het kabinet is tevreden over het Europa 2020-doel voor werkgelegenheid en ziet geen reden het doel aan te passen. Het is goed dat bij de communicatie over de ontwikkelingen richting het werkgelegenheidsdoel ook specifieke aandacht wordt besteed aan onderliggende ontwikkelingen, zoals de participatie van mannen en vrouwen. Hierdoor kunnen specifieke nationale uitdagingen, zoals een eventuele genderdimensie van arbeidsparticipatie, beter worden weergegeven, wat aanleiding kan geven tot specifieke maatregelen, al dan niet op nationaal niveau. Het nieuwe scorebord met sociale en werkgelegenheidsindicatoren zorgt voor meer politieke aandacht voor deze ontwikkelingen. Het verwijzen naar de diverse rapportages, zoals de Employment Performance Monitor en de Social Protection Performance Monitor kan hierbij behulpzaam zijn. Ook zou het nuttig zijn om bij de communicatie over de werkgelegenheidsontwikkelingen nader in te gaan op de participatie van 65-plussers, zodat zichtbaar wordt wat het effect is van maatregelen ter stimulering van het langer doorwerken van ouderen op de arbeidsparticipatie.
Onderzoek en innovatie: Het kabinet heeft sinds de aanvang van de strategie een aantal kanttekeningen geplaatst bij het gekozen doel voor innovatiekracht. Het gekozen doel is een inputindicator omdat deze de totale R&D-investeringen als percentage van het bbp uitdrukt. Het kabinet wil echter dat ook de outputzijde van innovatie in beeld wordt gebracht, zoals ook door de Europese Raad aan de Europese Commissie is verzocht. Op 13 september 2013 bracht de Commissie een mededeling uit over een aanvullende indicator aan het bestaande doel voor onderzoek en innovatie een indicator voor innovatieresultaten. Deze voorgestelde aanvullende indicator voldoet volgens Nederland nog niet omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met sectorale verschillen tussen landen en onderdelen van de indicator niet zijn gericht op output maar op input. Het kabinet acht nadere discussie met de lidstaten over deze indicator dan ook van belang.
Energie en klimaat: Met betrekking tot energie en klimaat is gekozen voor een drieledig doel, namelijk CO2-reductie, energie-efficiëntie en duurzame energie. In de periode tot 2020 acht het kabinet het vanwege continuïteitsoverwegingen van belang dat wordt vastgehouden aan de bestaande drie doelen, zonder deze aan te passen of uit te breiden. Wel zouden bij de communicatie over duurzaamheid, bijvoorbeeld in het scoreboard van het vlaggenschip ‘hulpbronefficiëntie’ de indicatoren een evenwichtig beeld moeten geven over het totaal van milieu-effecten van ontwikkelingen op het gebied van hulpbron efficiëntie.
Ook na 2020 is ambitieus beleid met betrekking tot energie, klimaat en duurzaamheid van belang. Op 22 januari presenteerde de Europese Commissie de mededeling betreffende het raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020-2030, waarover uiterlijk op de ER van oktober besluitvorming moet plaatsvinden. Nederland onderschrijft het voorstel van de commissie dat voor de periode 2020-2030 het CO2-reductiedoel centraal moet komen te staan in het Europese klimaat- en energiebeleid. De inzet van het kabinet hierbij is gebaseerd op het SER Energieakkoord en de kabinetsreactie op de Commissiemededeling (Kamerstukken II 2013/14, 33858, nummer 2). Het kabinet acht het van belang om in ogenschouw te blijven nemen dat de doelen op het gebied van energie, klimaat en duurzaamheid tussenstappen zijn op weg naar doelen die betrekkelijk ver weg liggen zoals een koolstof-arme samenleving en een circulaire economie.
Onderwijs: Het kabinet acht de twee doelen voor onderwijs, het verhogen van tertiair opgeleiden en het verlagen van het aantal vroegtijdig schoolverlaters, van belang voor het bevorderen van groei op lange termijn. Er is dan ook geen aanleiding voor het aanpassen van deze doelen. Wel acht het kabinet het van belang dat lidstaten zich niet alleen richten op het verbeteren van de participatiecijfers in het (hoger) onderwijs, maar zich vooral richten op het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Dit is ook in Nederland een belangrijke prioriteit.
Armoedebestrijding: De Nederlandse invulling van de Europa 2020-strategie heeft als doel om het aantal mensen in een huishouden met een lage werkintensiteit met 100.000 te verlagen. Op Europees niveau is het streven om 20 miljoen minder mensen in armoede te laten leven. Armoede is binnen de Europa 2020-strategie een samenvoeging van het aantal personen met een inkomen dat minder is dan 60% van het mediaan inkomen, het aantal personen in huishoudens met een lage werkintensiteit en het aantal personen met ernstige materiële ontberingen. Deze meetwijze sluit aan bij de kabinetsvisie dat armoede niet alleen is uit te drukken in inkomen, maar dat er ook oog moet zijn voor de sociale aspecten van armoede en de dynamiek van armoede. Het onderdeel dat zich richt op het verminderen van het aantal personen in een huishouden met een lage werkintensiteit staat centraal bij het Nederlandse doel voor armoedebestrijding. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van het kabinet dat werk nog altijd de beste weg is om uit armoede te geraken.
Europa 2020-actieprogramma’s (Vlaggenschipinitiatieven)
Wat is volgens u de toegevoegde waarde geweest van de zeven actieprogramma's voor groei? Heeft u concrete voorbeelden van de impact van zo'n actieprogramma? ["Vlaggenschipinitiatieven": "Een digitale agenda voor Europa", "Innovatie-Unie", "Jongeren in beweging", "Efficiënt gebruik van hulpbronnen", "Industriebeleid in een tijd van mondialisering", "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" en "Europees platform tegen armoede".]
De actieprogramma's voor groei zijn opgericht als werkprogramma's op de belangrijkste terreinen van de Europa 2020-strategie, waarbinnen specifieke prioritaire acties zijn benoemd voor lidstaten en de EU als geheel. De kracht van deze actieprogramma's is dat diverse belanghebbenden bijeengebracht zijn om gezamenlijk acties te ondernemen of ervaringen uit te wisselen. Dit heeft in sommige gevallen al tot concrete resultaten geleid. Met het actieprogramma 'innovatieunie' is bijvoorbeeld het innovatiegericht inkopen op de kaart gezet, zodat overheidsuitgaven meer gaan bijdragen aan het bevorderen van innovatie.
Om de actieprogramma’s beter te laten functioneren, dienen de volgende tekortkomingen te worden aangepakt:
Allereerst is het onduidelijk wie de verantwoordelijkheid draagt voor het functioneren van het actieprogramma, zoals het vaststellen van de prioritaire acties van het programma, het bepalen van de agenda voor jaarlijkse bijeenkomsten en het beoordelen van de voortgang. Het ontbreekt hierdoor ook aan eigenaarschap bij nationale belanghebbenden. Door meer transparantie over de koersbepaling van het actieprogramma en het actief betrekken van belanghebbenden bij de uitvoering van actieprogramma's, kan de participatie in en slagkracht van actieprogramma's verbeteren.
Ten tweede bestaat er overlap tussen de actieprogramma's onderling en met andere strategische agenda's van de EU. Zo streven het Europa 2020-actieprogramma 'jeugd in beweging' en de strategische agenda ET2020 beide naar het verenigen van de inspanningen van lidstaten en de Europese Commissie omtrent onderwijs en training. Ook bestaat er overlap tussen de prioriteiten en doelen van de actieprogramma’s innovatie-unie en industriebeleid, tussen de innovatie-unie en de doelen van de ‘Europese Onderzoeksruimte (ERA)’ en tussen het actieprogramma ‘Efficiënt gebruik van hulpbronnen’ en het 7e Milieu Actie Plan. Een betere integratie tussen de actieprogramma's en gerelateerde strategische agenda's kan bijdragen aan de overzichtelijkheid van het geheel.
Ten derde kennen diverse actieprogramma’s een gebrekkige prioritisering. Hoewel verschillende programma’s zeer concreet zijn, kent het actieprogramma digitale agenda bijvoorbeeld 101 prioritaire acties, het actieprogramma industriebeleid 70, en het Europees Armoedeplatform 64 acties, waarvan slechts enkele inmiddels zijn voltooid. Een betere prioritering kan zorgen voor een meer gerichte beleidsinzet en concrete resultaten. Omgekeerd was het programma voor hulpbronnenefficiëntie te weinig concreet en wordt node gewacht op een nadere uitwerking.
Ten vierde kunnen belanghebbenden beter betrokken worden bij de actieprogramma’s. Dit is met name relevant binnen het "Europees platform tegen armoede". Het instrumentarium van de Open Methode voor Coördinatie zou nadrukkelijker een rol moeten krijgen, waardoor het van elkaar leren, het uitwisselen van goede voorbeelden en het geven van verbetertips beter vorm kan krijgen. Het consulteren van ervaringsdeskundigen, NGO’s en sociale partners is daarbij van groot belang.
Tot slot zou binnen de actieprogramma’s de effectiviteit van de jaarlijkse voorgangsrapportages en/of scorekaarten beoordeeld moeten worden. Met name de indicatoren in het Innovation Union Scoreboard (IUS) zouden herzien moeten worden, zodat beter inzicht geboden kan worden in de belangrijkste aspecten van het innovatiesysteem en nieuwe beschikbare data benut kunnen worden die het mogelijk maakt om aan te sluiten bij recente ontwikkelingen, zoals het groeiende belang van global value chains.
2) Aanpassing van de Europa 2020-strategie: de groeistrategie voor Europa na de crisis
Inhoud en uitvoering
Heeft de EU een overkoepelende strategie op middellange termijn nodig om de komende jaren voor meer groei en banen te zorgen?
Wat zijn de belangrijkste en meest relevante onderwerpen die moeten worden aangepakt voor meer slimme, duurzame en inclusieve groei?
Met welke nieuwe uitdagingen moeten we in de toekomst rekening houden?
Zoals in de strategische agenda voor de EU geschetst, komt de EU op de middellange en lange termijn voor belangrijke uitdagingen te staan. Via de overkoepelende Europa 2020-strategie kunnen lidstaten en de EU gestimuleerd worden deze uitdagingen aan te pakken, zodat de EU ook op lange termijn een economische macht blijft die de concurrentie op wereldmarkten aankan. Het is van belang dat in Europa rekening gehouden wordt met de veranderende kenmerken van de Europese en wereldwijde economie. Het relatieve belang van Europa in de wereld zal als gevolg van vergrijzing in Europa en snelle bevolkingsgroei in andere delen van de wereld in komende decennia afnemen. Tegelijkertijd zal Europa aansluiting moeten vinden bij nieuwe ontwikkelingen, zoals verduurzaming van de economie en de toenemende digitalisering. Hierbij moet de EU rekening houden met de langere termijn gevolgen van de crisis, zoals hogere werkloosheid, een hoog aantal mensen dat in armoede leeft, en een lager niveau van structurele groei. Om als EU een sterke positie in te blijven nemen in de wereld is het van vitaal belang dat we investeren in een duurzame en innovatieve economie, die meer en hoogwaardiger werkgelegenheid schept. De huidige doelen en actieprogramma's van de Europa 2020-strategie bieden een goed kader om dit te faciliteren.
Zoals in reactie op de vraag over de doelen reeds aangegeven is het van groot belang om de implementatie van de interne markt steviger te verankeren in de Europa 2020-strategie. Een beter geïntegreerde interne markt creëert via meer concurrentie en benuttingsmogelijkheden van schaalvoordelen groeikansen voor ondernemers, zorgt voor meer werkgelegenheid, verhoogt kennis-spillovers en innovatie en vergroot de afzetmarkt voor duurzame producten. Het zal de handel tussen lidstaten vergemakkelijken en de concurrentiepositie van de EU versus andere landen versterken.
Hoe kan de strategie het best aan andere beleidsterreinen van de EU worden gekoppeld?
De Europa 2020-strategie is gericht op het bevorderen van slimme, duurzame en inclusieve groei. Niet alleen de hoofddoelen en de actieprogramma’s dragen hieraan bij, maar ook andere beleidsterreinen of beleidsinstrumenten leveren hieraan een belangrijke bijdrage. Zoals eerder aangegeven moet de implementatie van de interne markt steviger verankerd worden in de Europa 2020-strategie. Daarnaast kunnen ook de EU-begroting en het extern beleid van de EU een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de Europa 2020-strategie. Er zijn reeds diverse verbindingen gelegd tussen deze beleidsterreinen en de Europa 2020-strategie, maar verbeteringen zijn nog mogelijk.
EU-begroting: De EU-begroting ondersteunt op belangrijke onderdelen economische groei. Het meerjarenkader voor de EU-begroting 2014-2020 staat in het teken van de Europa 2020-strategie en heeft het bereiken van slimme, duurzame en inclusieve groei tot doel. Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in meer budget voor onderzoek en innovatie, onderwijs en ondersteuning van het mkb, en de bestrijding van werkloosheid, met name jeugdwerkloosheid. Ook wordt meer geïnvesteerd in infrastructuur om zo de concurrentiekracht en de interne markt te versterken. Verduurzaming van de begroting krijgt primair vorm via vergroening van verschillende EU beleidsterreinen. Daarnaast is de besteding van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) sterker gekoppeld aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Bij het benoemen van de thematische doelstellingen van de ESI-fondsen is een vertaling gemaakt vanuit de 2020-strategie. Elke lidstaat sluit een partnerschapsovereenkomst met de Commissie, waarin beschreven staat hoe de besteding bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen.
Extern beleid: De EU kan via een effectieve externe agenda een belangrijke impuls geven aan groei, banen en duurzaamheid in de EU. Allereerst is het van belang om vrijhandel en een gelijk speelveld in de wereld te realiseren via het sluiten van vrijhandelsakkoorden, bij voorkeur in het kader van de WTO. Momenteel wordt onderhandeld met onder andere de VS en Japan over akkoorden die omvangrijke economische baten zullen realiseren. Daarnaast kan een daadkrachtig optreden van de EU bijdragen aan het bereiken van internationale overeenstemming over duurzaamheid. Tot slot kan het extern beleid van de EU ook bijdragen aan samenwerking op het gebied van wetenschap en innovatie en indirect ook aan grotere investeringskansen elders in de wereld.
Instrumenten
Welke instrumenten lijken u meer geschikt om slimme, duurzame en inclusieve groei te realiseren?
Wat moet er op EU-niveau gebeuren om te zorgen dat de strategie resultaat oplevert? Wat moet er op het niveau van de lidstaten gebeuren?
Hoe kan de strategie lidstaten aansporen om in het eigen beleid meer aandacht te besteden aan groei?
De uitvoering van de Europa 2020-strategie is sterk gekoppeld aan het Europees Semester. Binnen het Europees Semester worden ieder jaar EU-brede prioriteiten voor groei vastgesteld. Lidstaten rapporteren vervolgens jaarlijks over hun voortgang richting de Europa 2020-doelenen krijgen beleidsaanbevelingen op terreinen waar de voortgang achterblijft. Daarnaast vinden er in de EU diverse thematische discussies plaats in het kader van het semester, waarbij de voortgang richting het implementeren van aanbevelingen besproken wordt en waarbij ‘best practices’ uitgewisseld worden.
De effectiviteit van het Europees Semester voor het realiseren van de Europa 2020-strategie kan nog verder versterkt worden om te komen tot concrete resultaten. Lidstaten kunnen via het Europees Semester nog meer aangespoord worden tot het bevorderen van groei en het realiseren van de Europa 2020-doelen. Zo zouden aanbevelingen nog sterker gericht kunnen worden op de kernuitdagingen waar een lidstaat voor staat in het kader van groei. Ook zou er meer aandacht moeten komen voor het beoordelen van de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen door lidstaten. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een waarschuwing af te geven wanneer de voortgang op een Europa 2020-doel achterblijft. Ten slotte moet de mogelijkheid benut worden om de bestedingsplannen voor EU-middelen van lidstaten bij te sturen of EU-middelen achter te houden indien bestedingsplannen onvoldoende in het teken staan van groeibevordering. Dit vraagt onder andere om een strikte implementatie van art. 23 van de onlangs aangenomen gemeenschappelijke bepalingen inzake de Europese Structuurfondsen.
Daarnaast acht Nederland het van belang dat de politieke betrokkenheid bij de Europa 2020-strategie wordt versterkt. Het regelmatig op politiek niveau bespreken van de voortgang geeft de lidstaten de gelegenheid om elkaar aan te spreken op het ambitieniveau en de implementatie van de verschillende Europa 2020-doelen. Ook geeft dit lidstaten de gelegenheid om in een vroege fase van het beleidsproces te leren van mogelijke best practices van andere lidstaten op de verschillende beleidsterreinen. Dit geldt voor de Europese Raad die ieder voorjaar de voortgang van de Europa 2020-strategie zou moeten bespreken. Daarnaast zouden de Nationale Hervormingsprogramma’s in de relevante bijeenkomsten van de Raad voor Ministers moeten worden besproken. Deze bespreking zou moeten worden gevoerd op basis van een goede voorbereiding door de Commissie en in de ambtelijke voorportalen, waarbij de nadruk zou moeten liggen op de (gemeenschappelijke aspecten van) de uitvoering van landenspecifieke aanbevelingen en voortgang ten aanzien van de doelen. Dit geeft de lidstaten de gelegenheid om elkaar aan te spreken op het ambitieniveau en de implementatie van de verschillende Europa 2020-doelen. Ook geeft dit lidstaten de gelegenheid om in een vroege fase van het beleidsproces te leren van mogelijke best practices van andere lidstaten op de verschillende beleidsterreinen. Hierbij zouden de jaarlijkse overzichten die Eurostat publiceert over de realisatie van de Europese en nationale 2020-doelen nadrukkelijk moeten worden meegenomen.
Tevens acht Nederland het van belang te komen tot een beter gestroomlijnde rapportage over de voortgang van Europa 2020. Zo zouden een aantal rapportages kunnen worden samengevoegd waardoor het aantal vermindert en bij voorkeur beperkt wordt tot één rapportage per hoofddoel. Daarnaast zou er een ruimer tijdspad gecreëerd kunnen worden tussen de publicatie van de Commissievoorstellen voor landenspecifieke aanbevelingen en de bespreking daarvan in relevante voorportalen en op Raadsniveau.
Op welke gebieden is gezamenlijk optreden van EU en lidstaten op zijn plaats? Wat zou de toegevoegde waarde zijn?
Het uitgangspunt is dat er tot Europese samenwerking besloten kan worden als de noodzaak daartoe aanwezig is en/of als dit in het belang is van de deelnemende landen. Of gezamenlijk optreden op zijn plaats is, moet volgens het kabinet per onderwerp bekeken worden. Hierbij kan gekeken worden naar de balans tussen enerzijds mogelijke spillover en schaaleffecten van gezamenlijk optreden en anderzijds de heterogeniteit van preferenties tussen lidstaten. Dat neemt uiteraard niet weg dat lidstaten van elkaar zouden kunnen leren bij het doorvoeren van structurele hervormingen en tegelijkertijd elkaar moeten aanspreken als noodzakelijke structurele hervormingen uitblijven.
Hierbij is het van belang dat landenspecifieke aanbevelingen op nationale beleidsterreinen, zoals onderwijs en sociale inclusie, beperkt blijven tot concrete doelen onder de EU2020-strategie en gericht zijn op die punten in deze doelen waar de realisatie achterblijft. Belangrijk daarbij is dat lidstaten zoveel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid nemen om noodzakelijke hervormingen door te voeren, waarbij de Open Methode van Coördinatie een belangrijke rol kan spelen om ervaringen en goede voorbeelden onderling te delen.
Vastgesteld tijdens de Europese Raad van juni 2014↩︎
De vlaggenschepen zijn: 1) Digitale agenda voor Europa, 2) Innovatie Unie, 3) Jeugd in Beweging, 4) Efficiënt gebruik van hulpbronnen, 5) Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen, 6) Industriebeleid in een tijd van globalisering en 7) Europees platform tegen armoede.↩︎