[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet

Wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178)

Bijlage

Nummer: 2014D33785, datum: 2014-09-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Advies afdeling advisering van de Raad van State en Nader rapport (2014D33784)

Preview document (🔗 origineel)


WOB-stuk

Wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de
economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr.
2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013
betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot
wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178)

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor de implementatie van
richtlijn 2013/30/EU noodzakelijk is de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer
en de Wet op de economische delicten op enkele punten te wijzigen; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

Artikel I

De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel u door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:	

v. zwaar ongeval:

1º. een incident met daarbij een explosie, brand of verlies van
controle over de boorput of lekkage van olie, gas of gevaarlijke
stoffen, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op
slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel,

2º. een incident dat tot ernstige schade aan de installatie of de
verbonden infrastructuur leidt, waarbij sprake is van of een
aanzienlijke kans bestaat op dodelijke slachtoffers of slachtoffers met
ernstig lichamelijk letsel,

3º. een incident leidend tot de dood of tot ernstige verwondingen van
vijf of meer personen, die aanwezig zijn op de installatie waar het
gevaar zijn oorsprong vindt of die betrokken zijn bij een olie- of
gasactiviteit in verband met de installatie of de verbonden
infrastructuur of

4º. een zwaar milieu-incident dat voortvloeit uit de incidenten als
bedoeld onder a, b en c en dat leidt of naar verwachting zal leiden tot
aanzienlijke gevolgen voor het milieu, als bedoeld in richtlijn
2004/35/EG;

w. kennisgeving: een schriftelijke aankondiging van een voorgenomen
activiteit;

x. exploitant: een houder van een vergunning voor het opsporen of winnen
van koolwaterstoffen of indien er meerdere houders van de vergunning
zijn, één van de vergunninghouders die overeenkomstig artikel 22,
vijfde lid, is aangewezen om de feitelijke werkzaamheden te verrichten
of daartoe opdracht te verlenen;

y. boorgatactiviteit: elke activiteit, met inbegrip van het opschorten
daarvan, met betrekking tot een boorgat waarbij per ongeluk stoffen
kunnen vrijkomen, wat mogelijk tot een zwaar ongeval kan leiden, waarbij
het in ieder geval gaat om:

1º. het boren van een boorgat ten behoeve van de opsporing of winning
van koolwaterstoffen,

2º. het herstellen of aanpassen van een boorgat of

3º. het definitief verlaten van een boorgat;

z. gecombineerde activiteit: 

1º. een activiteit die wordt uitgevoerd vanaf een mijnbouwwerk samen
met één of meerdere andere mijnbouwwerken ten behoeve van aan het
andere mijnbouwwerk gerelateerde doeleinden, waarbij de risico’s voor
de veiligheid van personen of de bescherming van het milieu op één of
alle mijnbouwwerken aanzienlijk wordt beïnvloed of

2º. het gelijktijdig uitvoeren van werkzaamheden;

aa. onafhankelijke verificatie: een beoordeling en bevestiging van de
geldigheid van bepaalde schriftelijke verklaringen, door een entiteit of
organisatorisch onderdeel van de vergunninghouder of eigenaar van een
mijnbouwwerk die niet onder de controle of invloed valt van de entiteit
die of het organisatorisch onderdeel dat de verklaringen gebruikt;

ab: productie-installatie: een mijnbouwwerk dat gebruikt wordt voor het
winnen of bewerken van koolwaterstoffen, met uitzondering van
inrichtingen waarvoor het Besluit risico's zware ongevallen 1999 geldt,
of een pijpleiding, met uitzondering van pijpleidingen waarvoor het
Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt;

ac: niet-productie-installatie: een mijnbouwwerk niet zijnde een
productie-installatie en niet zijnde een mijnbouwwerk bestemd voor het
winnen van zout of aardwarmte of voor het opslaan van stoffen;

ad. richtlijn 2013/30/EU: richtlijn 2013/30/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van
offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn
2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);

ae. richtlijn 2008/56/EG: richtlijn 2008/56/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader
voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van
het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PbEU 2008, L
164);

af. essentiële wijziging: wezenlijke verandering die de kern betreffen;

ag. pijpleiding: 

1°. leiding die twee of meer mijnbouwwerken met elkaar verbindt ten
behoeve van het vervoer van stoffen, te rekenen vanaf de eerste
isolatieafsluiter van het mijnbouwwerk;

2°. andere leiding dan bedoeld onder 1°, aan te wijzen door Onze
Minister, die een mijnbouwwerk verbindt met een ander werk ten behoeve
van het vervoer van stoffen te rekenen vanaf de eerste isolatieafsluiter
van het mijnbouwwerk.

B

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de
voorbereiding van een besluit inzake de aanvraag om een vergunning als
bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, voor het opsporen van
koolwaterstoffen in het continentaal plat of onder de territoriale zee.

C 

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

1. In aanvulling  op artikel 9, eerste lid, onder a, wordt bij een
aanvraag voor een opsporings- of winningsvergunning voor
koolwaterstoffen in het continentaal plat of onder de territoriale zee
bij de beoordeling van de technische of financiële mogelijkheden van de
aanvrager rekening gehouden met:

a. het risico, de gevaren en andere relevante informatie over het gebied
waarvoor de vergunning zal gaan gelden, waaronder de kosten van
aantasting van het mariene milieu als bedoeld in artikel 8, eerste lid,
onder c, van richtlijn 2008/56/EG;

b. het stadium van de opsporings- en winningsactiviteiten;

c. de financiële draagkracht van de aanvrager om alle eventueel uit de
desbetreffende opsporings- en winningsactiviteiten voortvloeiende
aansprakelijkheden te dragen;

d. de beschikbare informatie betreffende de technische bekwaamheden en
de veiligheids- en milieuprestaties van de aanvrager, onder meer met
betrekking tot opsporings- en winningsactiviteiten op het continentaal
plat of onder de territoriale zee.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de informatie
met betrekking tot de veiligheids- en milieuprestatie van de aanvrager,
die bij de beoordeling van diens technische en financiële
mogelijkheden, meegenomen wordt.

D 

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In een vergunning voor opsporing en winning van koolwaterstoffen in
het continentaal plat of onder de territoriale zee wordt de omvang van
de middelen bepaald die de houder van de vergunning verplicht is aan te
houden om te voldoen aan financiële verplichtingen die voort kunnen
vloeien uit aansprakelijkheden ter zake van op basis van de vergunning
te verrichten activiteiten.

E

Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

In aanvulling op artikel 17.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer,
draagt ook de houder van een vergunning voor de opsporing of winning van
koolwaterstoffen in het continentaal plat of onder de territoriale zee,
de kosten voor de maatregelen genoemd in dat lid.

F 

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “het milieu” vervangen
door: mens en milieu.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De houder van een vergunning voor de opsporing of winning van
koolwaterstoffen neemt alle noodzakelijke maatregelen om de gevolgen van
een zwaar ongeval voor mens en milieu te beperken.

G

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

	

Artikel 33a

1. De houder van een vergunning voor de opsporing of winning van
koolwaterstoffen verricht de activiteiten op basis van systematisch
risicobeheer, zodat de overblijvende risico’s op zware ongevallen voor
mens, milieu en het mijnbouwwerk aanvaardbaar zijn.

2. Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de risico’s, bedoeld
in het eerste lid, wordt een risiconiveau gehanteerd waarbij de tijd,
kosten of inspanningen voor een verdere beperking ervan zwaar
onevenredig zouden zijn in relatie tot het voordeel van een dergelijke
beperking. Bij het beoordelen of tijd, kosten of inspanningen zwaar
onevenredig zouden zijn in relatie tot de voordelen van verdere
risicoreductie, worden de tot de beste praktijken behorende
risiconiveaus die passen bij de onderneming in aanmerking genomen.

H

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

1. Rondom een mijnbouwinstallatie geldt een veiligheidszone van 500
meter.

2. Het is verboden zich te bevinden dan wel enig voorwerp te hebben of
te doen hebben binnen een veiligheidszone, bedoeld in het eerste lid,
anders dan ten behoeve van het op grond van een vergunning opsporen of
winnen van delfstoffen, aardwarmte of het opslaan van stoffen.

3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer het verbod, bedoeld
in het tweede lid, niet geldt. 

4. Onze Minister kan op verzoek een ontheffing verlenen van het verbod,
bedoeld in het tweede lid.

5. Aan de ontheffing kunnen voorschriften of beperkingen worden
verbonden. 

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
omtrent de aanvraag voor de ontheffing, wijziging of intrekking van de
ontheffing.

I

Na artikel 45 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4.1a Verplichtingen bij de opsporing en winning van koolwaterstoffen

Artikel 45a 

Deze paragraaf is van toepassing op de opsporing en winning van
koolwaterstoffen.

§ 4.1a.1.1. Rapport inzake grote gevaren voor een productie-installatie

Artikel 45b 

1. Een exploitant van een productie-installatie stelt een rapport inzake
grote gevaren op voor een productie-installatie en dient dit in bij het
Staatstoezicht op de mijnen.

2. Het rapport inzake grote gevaren behoeft de instemming van het
Staatstoezicht op de mijnen voor zover het rapport ziet op een
productie-installatie die is gelegen op het continentaal plat of in de
territoriale zee en  deze productie-installatie gelegen is aan de
zeezijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn.

3. Een rapport inzake grote gevaren voor een productie-installatie als
bedoeld in het eerste lid kan, indien het Staatstoezicht op de mijnen
daarmee instemt, voor een groep van installaties worden opgesteld. 

4. Een exploitant van een productie-installatie als bedoeld in het
tweede lid start niet met activiteiten op productie-installaties of zet
deze activiteiten niet voort, met uitzondering van verkenningsonderzoek,
voordat het Staatstoezicht op de mijnen heeft ingestemd met het rapport
inzake grote gevaren voor de desbetreffende productie-installaties. 

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de indiening
van en de instemming met het rapport inzake grote gevaren. 

Artikel 45c 

1. Bij het rapport inzake grote gevaren worden in elk geval de volgende
documenten gevoegd:

a.	het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen, bedoeld
in artikel 45j;

b. het veiligheids- en milieubeheerssysteem dat van toepassing is op de
productie-installatie, bedoeld in artikel 45k;

c. een beschrijving van de regeling voor onafhankelijke verificatie,
bedoeld in artikel 45l.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de inhoud van het rapport inzake grote gevaren, de wijze
waarop dit rapport wordt opgesteld en de documenten die daarbij worden
gevoegd. 

Artikel 45d 

1. Een exploitant van een productie-installatie herziet om de vijf jaar
het rapport inzake grote gevaren en brengt de resultaten van de
herziening ter kennis van het Staatstoezicht op de mijnen. 

2. Het Staatstoezicht op de mijnen kan bepalen dat de herziening eerder
geschiedt.

Artikel 45e 

1. In het geval van een essentiële wijziging van een
productie-installatie of van ontmanteling van een productie-installatie,
dient de exploitant van deze productie-installatie een gewijzigd rapport
inzake grote gevaren in bij het Staatstoezicht op de mijnen. 

2. De geplande wijzigingen of de ontmanteling worden niet uitgevoerd
voordat het Staatstoezicht op de mijnen heeft ingestemd met het
gewijzigd rapport inzake grote gevaren voor zover het een
productie-installatie betreft die is gelegen op het continentaal plat of
in de territoriale zee, voor zover deze productie-installatie is gelegen
aan de zeezijde van de in de bijlage bij deze wet vastgestelde lijn.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de indiening
van en de instemming met het gewijzigd rapport inzake grote gevaren. 

§ 4.1a.1.2. Rapport inzake grote gevaren voor een
niet-productie-installatie

Artikel 45f 

1. Een eigenaar van een niet-productie-installatie stelt een rapport
inzake grote gevaren op voor de niet-productie-installatie en dient het
bij het Staatstoezicht op de mijnen.

2. Het rapport inzake grote gevaren behoeft de instemming van het
Staatstoezicht op de mijnen.

3. Een eigenaar van een niet-productie-installatie start niet met
activiteiten op een niet-productie-installatie, waaronder gecombineerde
activiteiten of boorgatactiviteiten, met uitzondering van
verkenningsonderzoek, of zet deze activiteiten niet voort voordat het
Staatstoezicht op de mijnen heeft ingestemd met het rapport inzake grote
gevaren voor de betreffende niet-productie-installatie.

4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de indiening
van en de instemming met het rapport inzake grote gevaren. 

Artikel 45g 

1. Bij het rapport inzake grote gevaren worden in elke geval de volgende
documenten gevoegd:

a.	het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen, bedoeld
in artikel 45j;

b. het veiligheids- en milieubeheerssysteem dat van toepassing is op de
niet-productie-installatie, bedoeld in artikel 45k;

c. een beschrijving van de regeling voor onafhankelijke verificatie,
bedoeld in artikel 45l.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de inhoud van het rapport inzake grote gevaren, de wijze
waarop dit rapport moet worden opgesteld en de documenten die daarbij
worden gevoegd. 

Artikel 45h 

1. Een eigenaar van een niet-productie-installatie herziet om de vijf
jaar het rapport inzake grote gevaren en brengt de resultaten van de
herziening ter kennis van het Staatstoezicht op de mijnen. 

2. Het Staatstoezicht op de mijnen kan bepalen dat de herziening eerder
geschiedt.

Artikel 45i 

1. In het geval van een essentiële wijziging van een
niet-productie-installatie of van ontmanteling van een vaste
niet-productie-installatie, dient de eigenaar van deze installatie een
gewijzigd rapport inzake grote gevaren in bij het Staatstoezicht op de
mijnen. 

2. De geplande wijzigingen en de ontmanteling worden niet uitgevoerd
voordat het Staatstoezicht op de mijnen heeft ingestemd met het
gewijzigd rapport inzake grote gevaren.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het gewijzigd
rapport inzake grote gevaren.

§ 4.1a.1.3. Overige documenten

Artikel 45j 

1. De exploitant van een productie-installatie stelt een bedrijfsbeleid
inzake het voorkomen van zware ongevallen op en past dit toe bij alle
door de exploitant te verrichten opsporings- en winningsactiviteiten.

2. De eigenaar van een niet-productie-installatie stelt een
bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen op en past dit
toe bij alle door de eigenaar te verrichten opsporings- en
winningsactiviteiten.

3. De exploitant, bedoeld in het eerste lid, en de eigenaar, bedoeld in
het tweede lid, passen het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware
ongevallen tevens toe op zijn mijnbouwinstallaties die buiten de
Europese Unie in werking zijn. 

4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de inhoud van
het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen en de wijze
waarop dit moet worden opgesteld.

Artikel 45k 

1. De exploitant van een productie-installatie beschrijft in een
document het veiligheids- en milieubeheerssysteem.

2. De eigenaar van een niet-productie-installatie beschrijft in een
document het veiligheids- en milieubeheerssysteem.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de inhoud van
het veiligheids- en milieubeheerssysteem en de wijze waarop het
ontwikkeld wordt.

Artikel 45l 

1. De exploitant stelt een regeling voor onafhankelijke verificatie op
voor zijn productie-installatie.

2. De eigenaar stelt een regeling voor onafhankelijke verificatie op
voor zijn niet-productie-installatie. 

3. De exploitant van een productie-installatie stelt een regeling voor
onafhankelijke verificatie op voor kennisgevingen van
boorgatactiviteiten.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over:

a. de eisen waaraan de regeling voor onafhankelijke verificatie moet
voldoen,

b. de selectiecriteria voor een onafhankelijke verificateur,

c. het moment waarop de regeling voor onafhankelijke verificatie
getroffen wordt,

d. de wijze waarop de exploitant of de eigenaar uitvoering geeft aan het
advies van de onafhankelijke verificateur en

e. de wijze van bekendmaking van het advies van de onafhankelijke
verificateur aan het Staatstoezicht op de mijnen.

5. Bij ministeriële regeling wordt de termijn vastgesteld:

a. gedurende welke de exploitant van een productie-installatie en de
eigenaar van een niet-productie-installatie het advies van de
onafhankelijke verificateur en documentatie over de maatregelen die op
grond van een dergelijk advies door hen zijn genomen, bewaren;

b. waarbinnen de exploitant en de eigenaar een regeling voor
onafhankelijke verificatie voor de desbetreffende installatie, treffen. 

§4.1a.2. Kennisgevingen

Artikel 45m 

1. De exploitant dient bij een voorgenomen productie-installatie een
kennisgeving van het ontwerp in bij het Staatstoezicht op de mijnen.

2. Wanneer er vóór de indiening van het rapport inzake grote gevaren
een essentiële wijziging wordt aangebracht in het ontwerp van de
voorgenomen productie-installatie, meldt de exploitant dit zo snel
mogelijk bij het Staatstoezicht op de mijnen.

Artikel 45n 

1. De exploitant dient in het geval van een boorgatactiviteit, een
kennisgeving van de boorgatactiviteit in bij het Staatstoezicht op de
mijnen.

2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, bevat tevens het
bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen voor zover dit
beleid niet reeds eerder is ingediend bij het Staatstoezicht op de
mijnen. 

3. Bij een essentiële wijziging in de gegevens van een ingediende
kennisgeving van boorgatactiviteiten betrekt de exploitant een
onafhankelijke verificateur bij het opstellen daarvan en stelt het
Staatstoezicht op de mijnen in kennis van deze wijziging.

Artikel 45o 

1. De exploitant van een productie-installatie dient in het geval een
bestaande mijnbouwinstallatie verplaatst moet worden naar een nieuwe
productielocatie, een kennisgeving in bij het Staatstoezicht op de
mijnen.

2. Wanneer er vóór de indiening van het rapport inzake grote gevaren
een essentiële wijziging wordt aangebracht in de kennisgeving van de
verplaatsing, meldt de exploitant dit zo snel mogelijk bij het
Staatstoezicht op de mijnen.

Artikel 45p 

1. De exploitant van een productie-installatie dient in het geval van
een gecombineerde activiteit, een kennisgeving van gecombineerde
activiteiten in bij het Staatstoezicht op de mijnen. 

2. De kennisgeving van gecombineerde activiteiten wordt gezamenlijk
opgesteld door de exploitant van de productie-installatie en de
betrokken eigenaren van de niet-productie-installaties.

3. De exploitant van een productie-installatie en de eigenaar van een
niet-productie-installatie starten niet met boorgatactiviteiten of
gecombineerde activiteiten, voordat een kennisgeving aan het
Staatstoezicht op de mijnen is voorgelegd.

4. De exploitant van een productie-installatie en de eigenaar van een
niet-productie-installatie beginnen niet met of staken de
boorgatactiviteiten of de gecombineerde activiteiten, indien het
Staatstoezicht op de mijnen bezwaren heeft geuit over de inhoud van de
kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.

5. De exploitant van een productie-installatie stelt het Staatstoezicht
op de mijnen in kennis van elke essentiële wijziging in de ingediende
kennisgeving van gecombineerde activiteiten.

Artikel 45q 

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over:

a. de inhoud van de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 45m, 45n,
45o en 45p;

b. de verplichtingen van de exploitant of de eigenaar inzake eventuele
opmerkingen van het Staatstoezicht op de mijnen over de inhoud en de
wijzigingen van de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 45m, 45n, 45o
en 45p.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de
kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 45m, 45n, 45o en 45p, moeten
worden ingediend.

J

Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:

2. Het Staatstoezicht op de mijnen heeft tevens tot taak: 

a. in te stemmen met rapporten inzake grote gevaren, bedoeld in de
artikelen 45b en 45f;

b. kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 45m, 45n, 45o, 45p te
beoordelen;

c. het adviseren van Onze Minister inzake vergunningverlening, bedoeld
in artikel 6;

d. een mechanisme op te zetten voor vertrouwelijke melding van
veiligheids- en milieukwesties met betrekking tot opsporings- of
winningsactiviteiten in het continentaal plat of onder de territoriale
zee en het onderzoeken van deze meldingen;

e. regelmatig kennis, gegevens en ervaringen uit te wisselen met
toezichthouders van andere lidstaten overeenkomstig artikel 27 van
richtlijn 2013/30/EU;

f. informatie uit te wisselen overeenkomstig artikel 23 van richtlijn
2013/30/EU;	

g. informatie te publiceren overeenkomstig artikel 24 van richtlijn
2013/30/EU.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. De inspecteur-generaal der mijnen stelt bij een zwaar ongeval als
bedoeld in artikel 33, een onderzoek in en dient een samenvatting van de
bevindingen in bij de Europese Commissie. 

5. De inspecteur-generaal der mijnen draagt er zorg voor dat de
aanbevelingen naar aanleiding van de bevindingen, bedoeld in het vierde
lid, worden uitgevoerd, voor zover deze binnen diens bevoegdheid vallen.

K

Aan artikel 128 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De inspecteur-generaal der mijnen dient jaarlijks voor een bij
ministeriële regeling vast te stellen datum, aan Onze Minister een
jaarplan in, waarin de plannen worden uitgewerkt voor een effectief
toezicht gebaseerd op risicobeheer en waarin bijzondere aandacht wordt
besteed aan de naleving van de verplichtingen, genoemd in § 4.1a.

L

Artikel 130 komt te luiden:

Artikel 130

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke
gevallen en op welke wijze de houder van een vergunning als bedoeld in
artikel 6 of 25 dan wel degene die een verkenningsonderzoek uitvoert of
voornemens is uit te voeren, wordt verplicht de in de artikelen 129 en
131 bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden:

a. met inbegrip van hun uitrusting, te vervoeren naar door deze
ambtenaren aan te duiden plaatsen waar met gebruikmaking van de
vergunning activiteiten worden of zullen worden uitgevoerd dan wel waar
een verkenningsonderzoek wordt of zal worden uitgevoerd;

b. te voorzien van een verblijfplaats;

c. te voorzien in maaltijden en andere benodigdheden.

M

Artikel 133 vervalt.

N

Na artikel 132 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 8.4. Retributie

Artikel 133

1. De kosten voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 127,
tweede, vierde en vijfde lid, en het toezicht hierop, bedoeld in artikel
127, eerste lid, worden doorberekend aan de exploitanten van een
productie-installatie en de eigenaren van een
niet-productie-installatie. 

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de doorberekening van de betreffende kosten.

3. De bedragen die Onze Minister ter vergoeding van de kosten van de
uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 127, tweede, vierde en
vijfde lid, aan de exploitanten van productie-installaties en eigenaren
van niet-productie-installaties in rekening brengt worden bij
ministeriële regeling vastgesteld.

4. Onze Minister kan de verschuldigde bedragen invorderen bij
dwangbevel. Titel 4.4, met uitzondering van de artikelen 4:85 en 4:95,
van de Algemene wet bestuursrecht is, voor zover al niet van toepassing,
van overeenkomstige toepassing. 

5. Voor zover een door Onze Minister in rekening gebracht bedrag
verplicht tot betaling van een geldsom, komt deze geldsom toe aan de
Staat der Nederlanden. 

 

Artikel II

De begripsomschrijving van milieuschade in artikel 17.6, eerste lid, van
de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3º, wordt vernummerd tot onderdeel 4º.

2. Na onderdeel 2º, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

3º. elke vorm van schade die een aanmerkelijke negatieve invloed heeft
op de milieutoestand van de betrokken maritieme wateren, als omschreven
in richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17
juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen
betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu
(Kaderrichtlijn mariene strategie) (PbEU 2008, L 164), voor zover
bijzondere aspecten van de milieutoestand van het mariene milieu al niet
in de kaderrichtlijn water worden behandeld;.

Artikel III

Artikel 1 van de Wet op economische delicten wordt als volgt gewijzigd:	

1. In onderdeel 1, wordt na “de Landbouwwet, artikel 19;” ingevoegd:
De Mijnbouwwet, de artikelen 6, 13, tweede lid, 22, vijfde lid, 23, 25,
artikel 29, eerste en derde lid, 31d, eerste lid, 31i, 33, 33a, 34,
eerste en derde lid, 36, tweede en derde lid, 39, 40, 41, 42, 43, 44,
45, 45b, 45c, 45d, 45e, 45f, 45g, 45h, 45i, 45j, 45k, 45l, 45m, 45n,
45o, 45p, 45q, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 91, tweede lid, 102, 120,
123, 130 en 151;.

2. In onderdeel 2, vervalt de zevende alinea.

Artikel IV

1. Voor productie-installaties en niet-productie-installaties die op het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn geplaatst, wordt
§ 4.1a toegepast vanaf het moment waarop ingevolge de op de dag voor de
datum van inwerkingtreding van deze wet geldende regels toezending van
het veiligheids- en gezondheidsdocument aan de toezichthouder verplicht
is, of, als dat later is, vanaf 19 juli 2018. 

2. Voor productie-installaties en niet-productie-installaties die op het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn geplaatst,
wordt § 4.1a toegepast vanaf 19 juli 2016.

Artikel V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   1