[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2014D34037, datum: 2014-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek MoldaviĆ« inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door de Republiek MoldaviĆ« bij Europol gedetacheerd worden; ā€™s-Gravenhage, 22 juli 2014 (2014D34036)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldaviƫ
inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door
de Republiek MoldaviĆ« bij Europol gedetacheerd worden; ā€™s-Gravenhage,
22 juli 2014 (Trb. 2014, 134) 

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Op 12 februari 2007 is tussen de Europese Politiedienst (Europol) en
Moldaviƫ een samenwerkingsovereenkomst gesloten, die op 22 augustus
2007 in werking is getreden. Op grond van die overeenkomst worden
verbindingsofficieren door Moldaviƫ naar Nederland (als vestigingsstaat
van Europol) gezonden en bij Europol te Den Haag gedetacheerd. Door de
Moldavische autoriteiten is verzocht om aan deze verbindingsofficieren
en hun familieleden voorrechten en immuniteiten toe te kennen. Daartoe
wordt met Moldaviƫ een verdrag gesloten inzake het verlenen van
voorrechten en immuniteiten. Tot het sluiten van het verdrag is
Nederland verplicht op grond van artikel 51, derde lid, van het op 6
april 2009 te Luxemburg totstandgekomen Besluit van de Raad tot
oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (PbEU 2009, L 121).

Aan de Moldavische verbindingsofficieren worden dezelfde voorrechten en
immuniteiten toegekend die ter uitvoering van artikel 51, derde lid, van
het op 6 april 2009 te Luxemburg totstandgekomen Besluit van de Raad tot
oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) worden verleend aan
de verbindingsofficieren van de lidstaten van Europol. Deze voorrechten
en immuniteiten zijn geregeld in verdragen die het Koninkrijk der
Nederlanden met de lidstaten van Europol sluit (zie laatstelijk het
betreffende verdrag met Slowakije, Trb. 2009, 151). 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat definities van enkele veel gebruikte termen in het
verdrag.

In artikel 2 wordt aangegeven dat aan de door Moldaviƫ gedetacheerde
verbindingsofficieren en hun familieleden dezelfde voorrechten en
immuniteiten worden verleend die op grond van het op 18 april 1961 te
Wenen totstandgekomen Verdrag inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962,
101; hierna te noemen: Verdrag van Wenen) toekomen aan diplomatiek
personeel, zij het dat de straf- en burgerrechtelijke immuniteit
uitdrukkelijk is beperkt tot handelingen binnen de functie. Het derde
lid van artikel 2 verzekert dat Moldaviƫ en de Moldavische
verbindingsofficieren niet alleen rechten ontlenen aan het Verdrag van
Wenen, doch dat voor hen ook de verplichtingen in dat Verdrag gelden.

De artikelen 3 en 4 bevatten bepalingen die veel voorkomen in verdragen
waarmee voorrechten en immuniteiten worden verleend en waarin het
Verdrag van Wenen niet expliciet voorziet. Deze bepalingen hebben tot
doel eventuele visumverlening en binnenkomst van de desbetreffende
personen te faciliteren en tewerkstelling van familieleden van
verbindingsofficieren mogelijk te maken.

De artikelen 5 tot en met 7 gaan in op de onschendbaarheid van de
archieven van de verbindingsofficieren, op hun persoonlijke bescherming,
alsmede de faciliteiten en 

immuniteiten betreffende communicatie. Deze onderwerpen zijn in het
verdrag opgenomen gelet op de speciale positie die verbindingsofficieren
bij Europol innemen.

Artikel 8 regelt de melding door Moldaviƫ aan de Nederlandse
autoriteiten van de aankomst en het vertrek van de
verbindingsofficieren, alsmede de melding indien een familielid van een
verbindingsofficier niet langer deel uitmaakt van de huishouding van
deze verbindingsofficier. In het tweede lid wordt de verstrekking van
identiteitskaarten geregeld. 

Artikel 9 bevat een geschillenbeslechtingsregeling, die in voorkomend
geval kan leiden tot oprichting van een ad hoc tribunaal.

Het verdrag wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast
in verband met een te plaatsen Moldavische verbindingsofficier bij
Europol in Den Haag. In dat kader is van belang dat, voorafgaand aan de
inwerkingtreding van het verdrag, voor die plaatsing reeds een
juridische basis aanwezig is (zie ook de inleiding). 

Koninkrijkspositie

Het verdrag geldt, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor het
Europese deel van Nederland.  

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).