[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie COM (2014) nr. 490: ‘De stedelijke dimensie van het Europees beleid – hoofdkenmerken van een Europese stedelijke agenda

Bijlage

Nummer: 2014D34797, datum: 2014-10-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie op de consultatie van de Europese Commissie over stedelijke dimensie in EU-beleid (2014D34796)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie (2014)490:
‘De stedelijke dimensie van het Europees beleid – hoofdkenmerken van
een Europese stedelijke agenda

Veel EU-wetgeving wordt uitgevoerd in steden. Op dit moment wonen
ongeveer 359 miljoen mensen, 72% van de totale Europese bevolking, in
stedelijke gebieden. Het percentage van de stedelijke bevolking neemt
nog toe en zal in 2050 waarschijnlijk boven de 80% uitkomen. 67% van het
BBP van Europa wordt gegenereerd in stedelijke (metropolitane) gebieden.
 De clustering van banen en talentvolle werknemers maakt dat steden
productiever zijn dan andere gebieden. Het economisch én consumptief
belang van steden lijkt zelfs toe te nemen en steden herstellen sneller
van de crisis dan overige gebieden. In haar mededeling “Stedelijke
dimensie van het EU beleid – de hoofdkenmerken van een Europese
stedelijke agenda” schetst de Commissie het belang en de kracht van
steden. Steden zijn motoren van economische groei, een stimulans voor
innovatie, van belang bij een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling en
belangrijke actoren bij het behalen van de EU 2020-doelstellingen. Gaat
het om energiebesparing, het efficiënt gebruik van hulpbronnen, het
zorgen voor een gezonde leefomgeving, het creëren van werkgelegenheid
of het behalen van de Europese klimaatdoelstellingen, het zijn EU-brede
uitdagingen waar de stad door de concentratie van woningen, mensen,
transport en economische bedrijvigheid een doorslaggevende rol kan
spelen. Anderzijds  stelt de Commissie ook terecht dat Europa nog kampt
met problemen,  bijvoorbeeld op het gebied van armoede, werkloosheid,
sociale en ruimtelijke segregatie of achteruitgang van het milieu. Ook
aan deze vraagstukken is een sterke stedelijke dimensie verbonden.

Om de potentie van Europese stedelijke gebieden, waar problemen en
oplossingen samen komen,  beter te benutten kan de stedelijke dimensie
sterker verankerd worden in het Europese beleid. De EU dient bij het
opstellen van  nieuwe wet- en regelgeving cross-sectoraal rekening te
houden met de consequenties voor stedelijke gebieden, en ruimte te laten
bestaan voor een gebiedsgerichte aanpak. Hier ligt een duidelijke link
met het smart regulation beleid. Daarnaast kan via het delen van best
practices (tussen steden, lidstaten en de Commissie) en via het beter
benutten van bestaande financiële instrumenten de stedelijke
ontwikkeling in Europa verder worden bevorderd. De Europese stedelijke
agenda zou een kader moeten bieden voor een verbeterde werkwijze op
Europees niveau. Tegelijkertijd stuit een gebiedsgerichte aanpak op een
veelheid van bestuurlijke actoren, waaronder de Europese, die soms
verschillende belangen kennen. Een gebrek aan coördinatie en te veel
bestuurlijke drukte kan dan de slagvaardigheid van integrale planning
belemmeren. Steden zouden groter en daarmee productiever zijn wanneer er
minder belemmeringen zouden zijn. Dit pleit ook voor een Europese
stedelijke agenda. Het uitgangspunt blijft ‘Europees wat moet,
nationaal en decentraal wat kan’. Waar Europa een duidelijke rol
heeft, moet de wet- en regelgeving echter wel proportioneel en
uitvoerbaar zijn. Nederland ondersteunt het initiatief van de Commissie
om door middel van deze consultatie te verkennen hoe dit kan worden
vormgegeven en spoort de nieuwe Commissie aan om dit punt actief op te
volgen in de nieuwe periode. Het Comité van de Regio’s sluit hier met
het recente advies  ‘ Naar een integrale benadering van de steden in
de Europese Unie’ op aan. Deze kabinetsreactie op de consultatie is in
samenwerking met de Nederlandse steden en provincies opgesteld. Hiermee
onderschrijven we gezamenlijk het belang dat de verschillende
overheidslagen in Nederland aan een Europese stedelijke agenda hechten. 



1. Wat zijn de voornaamste motieven voor een Europese stedelijke agenda?
Waar kan EU-optreden de meeste waarde toevoegen? Welke elementen van
stedelijke ontwikkeling profiteren van een meer gecoördineerde aanpak
tussen verschillende sectoren en bestuursniveaus?

In het verleden zijn initiatieven ondernomen om de stedelijke dimensie
in het EU beleid beter te verankeren. Ondanks deze initiatieven, zoals
het Leipzig Charter (waarvan de start in 2004 onder het Nederlandse
voorzitterschap in Rotterdam is gemaakt) of de Toledo-verklaring, is tot
op de dag van vandaag nog geen Europese stedelijke agenda goed van de
grond gekomen. Om de potentie en kracht van EU stedelijke gebieden zoals
hierboven beschreven ten volle te benutten is een Europese stedelijke
agenda nodig. Via een Urban Agenda kan een betere verankering van de
stedelijke dimensie in het Europese beleid worden gerealiseerd via drie
invalshoeken: 

Europese wet- en regelgeving  

Ten eerste is de EU een belangrijke wetgever en beleidsmaker. Nederland
acht het van belang dat de EU zich richt op haar kerntaken, dat haar
beleidsdoelen proportioneel zijn en op de meest efficiënte en
effectieve wijze gerealiseerd worden. De uitvoering van EU wet- en
regelgeving komt voor een groot deel te liggen op lokaal en regionaal
niveau. Door hier in het besluitvormingsproces onvoldoende rekening mee
te houden kan dit zich vertalen in problemen bij de implementatie,
uitvoering en naleving van deze wet – en regelgeving. De Commissie
geeft  ook zelf aan dat het EU beleid op dit moment vaak sectoraal
ingericht is. Door deze sectorale benadering stuiten stedelijke gebieden
op beleid en wetgeving die contraproductief kan zijn en een belemmerende
werking heeft op hun (integrale gebiedsgerichte) ontwikkeling. Europese
wet- en regelgeving dient uitvoerbaar te zijn en de ruimte te bieden
voor gebiedsgerichte oplossingen. Voor steden en regio’s kan de
kwaliteit van EU wet- en regelgeving worden verhoogd door in het
besluitvormingsproces (ex-ante en ex-post) structureel en
cross-sectoraal te kijken naar de (financiële en administratieve)
gevolgen van EU wet- en regelgeving. Nederland verwelkomt daarom de
inzet van de Commissie op het gebied van Smart Regulation en is
voorstander van een ambitieuze agenda. Nederland heeft hierbij onder
andere de volgende aandachtspunten die voor de verankering van de
stedelijke dimensie in het EU beleid ook van belang zijn:

De kwaliteit van wet- en regelgeving, met aandacht voor de gevolgen voor
de uitvoering ook op stedelijk niveau, is belangrijk gedurende de gehele
EU wetgevingscyclus. Nederland verwelkomt het voornemen van de Commissie
om het REFIT-programma (het EU programma voor Better Regulation) vast
onderdeel te maken van het werkprogramma. 

Nederland zou graag aanpassing van het Inter-institutioneel Akkoord
Beter Wetgeven uit 2003 zien, teneinde de Smart Regulation ambities in
te lijven;  

Nederland ziet graag meer ruimte voor een cross-sectorale benadering
tussen de EU DG’s;

In het kader van de democratische legitimiteit is transparantie in de EU
besluitvormingsprocessen van groot belang;

Stakeholderconsultaties zijn gedurende de gehele wetgevingscyclus
essentieel;

Om gevolgen voor de uitvoering (vroegtijdig) te signaleren zijn
effectieve en transparante Impact Assessments van belang. Om de
neutraliteit hiervan en een optimale kwaliteit van wet- en regelgeving
te waarborgen steunt Nederland het idee om een advisory board in het
leven te roepen die de instellingen bijstaat bij toetsing hiervan; 

Evaluatie van wetgeving is een essentieel onderdeel van het EU
besluitvormingsproces en levert een bijdrage om problemen, barrières,
regeldruk en onevenredige kosten bij de uitvoering van EU regelgeving te
kunnen identificeren;

Om economische groei te stimuleren en het concurrentievermogen te
waarborgen zet Nederland in op vermindering van de regeldruk over de
gehele linie; 

Een kwantificering van de effecten van REFIT-acties is nodig om te
beoordelen of het REFIT-programma succesvol is. Nederland wil de
mogelijkheden verder verkennen om de administratieve en financiële
gevolgen bij de uitvoering van Europese regelgeving voor de
overheidszijde beter in kaart te brengen (o.a. via de IA guidelines).
Dit vraagt ook om inzichten van de lidstaten zelf. Op initiatief van
Nederland wordt nu onderzoek gedaan naar een top 5 belastende bestaande
EU wet- en regelgeving voor lokale en regionale overheden.

	2) Financiële instrumenten

Voor stedelijke ontwikkeling bestaan reeds verschillende instrumenten,
bijvoorbeeld de structuurfondsen of subsidieprogramma’s zoals  LIFE
of Horizon 2020. Ook op dit gebied is het van belang dat steden en
regio’s de ruimte wordt geboden om deze gelden op een integrale wijze
te kunnen benutten. De regel dat minimaal 5% van de nationale
EFRO-budgetten naar lokale en regionale integrale acties op het gebied
van stedelijke ontwikkeling moet gaan en de invoering van het instrument
van de geïntegreerde territoriale investering (GTI) zijn stappen in de
goede richting. Hiermee biedt de EU steden de ruimte om versneld lokale
en regionale gebiedsgerichte oplossingen te bieden. Aandacht dient er te
bestaan voor de uitvoering van de EU-programma’s en de wijze van
inrichting zodat steden en regio’s niet belemmerd worden bij het
gebruik maken van de fondsen bij het oplossen van haar specifieke
problemen.

	3) Data, dialoog en kennisuitwisseling 

Om de stedelijke dimensie bij de ontwikkeling van nieuw beleid goed mee
te kunnen wegen zijn objectieve data over stedelijke gebieden van
belang. Deze informatie kan bijvoorbeeld van meerwaarde zijn voor Impact
Assessments die worden uitgevoerd. Op dit moment geven de bestaande data
1) een onvolledige weergave van de stedelijke praktijk en 2) worden
beschikbare data onvoldoende benut. Daarnaast is het van belang best
practices via netwerken en platforms te delen. Dit is voor de EU steden
onderling van belang, maar ook voor de dialoog met de Europese Unie (zie
ook vraag 5).

2. Moet een Europese stedelijke agenda zich richten op een beperkt
aantal stedelijke problemen of een algemeen kader bieden om de aandacht
te richten op de stedelijke dimensie van EU-beleid over de gehele linie,
waarbij de coördinatie tussen sectorale beleidsmaatregelen en tussen
stedelijke, nationale en Europese actoren wordt versterkt?

De Europese stedelijke agenda moet leiden tot een betere verankering van
de stedelijke dimensie in Europees beleid en wet- en regelgeving over de
gehele linie,  met inachtneming van de principes van subsidiariteit en
proportionaliteit. De Europese stedelijke agenda is geen nieuw programma
of wet- en regelgeving, maar moet een kader bieden om coördinatie
tussen sectoren te versterken en bottom up initiatieven te steunen. Het
biedt een kader voor een verbeterde werkwijze: integraal (niet
sectoraal), proportioneel, effectief, dynamisch en bottom-up. Echter is
het stellen van prioriteiten van belang. De Urban Agenda zal moeten
concretiseren 1) op welke beleidsterreinen de stedelijke dimensie in
EU-beleid onvoldoende aanwezig is; 2) op welke wijze de stedelijke
dimensie in het EU-beleid (tenminste op deze beleidsterreinen) beter kan
worden vormgegeven; en 3) op welke wijze de samenwerking tussen steden,
lidstaten en de EU op deze terreinen kan worden vormgegeven. Op
initiatief van Nederland en België zijn de lidstaten gestart met een
samenwerking gericht tot het komen van de invulling van de Urban Agenda
(zie vraag 6). 

3. Vormt het Europese model voor stedelijke ontwikkeling zoals
uitgedrukt in "Steden van morgen" een toereikende basis om het werk aan
de Europese stedelijke agenda voort te zetten?

Het Europese model voor stedelijke ontwikkeling is een belangrijke basis
om het werk aan een Europese stedelijke agenda voort te zetten. Het
Europese model voor stedelijk ontwikkeling zoals uitgedrukt in “Steden
van Morgen” geeft een compleet beeld van hoe Europese steden van de
toekomst er uit zouden kunnen zien. Echter, het model mist twee aspecten
om daadwerkelijk goede sturing te kunnen geven aan het proces van de
Urban Agenda. Ten eerst geeft het model niet weer wat de prioriteiten
zouden moeten zijn voor een Urban Agenda en daarnaast is er geen termijn
aan verbonden. Dit is wel van belang om de focus en de effectiviteit van
een Urban Agenda te versterken. Wat betreft de prioriteiten zou de Urban
Agenda nadrukkelijk aandacht moeten besteden aan de rol van steden in de
versterking van de economische concurrentiepositie van Europa. Een groot
deel van de concurrentie- en innovatiekracht van Europa ligt immers in
zijn steden. Ook de ontwikkeling van Smart Cities– het optimaliseren
van energie, water, verkeer, en afvalstromen binnen het stedelijk
systeem - valt hieronder. Daarnaast is de duurzame en gezonde
leefomgeving in steden is een belangrijk onderwerp. Europese steden
hebben nu nog een relatief goede leefbaarheid vergeleken met de rest van
de wereld, maar deze staat onder druk. Het gaat hierbij om sociale
problemen zoals concentratie van armoede, sociale polarisatie maar ook
over uitdagingen zoals klimaatbestendigheid, duurzame mobiliteit en het
efficiënt gebruik maken van energiebronnen. Een belangrijke vraag is
hoe deze vraagstukken op een integrale wijze kunnen worden aangepakt.

4. Hoe kunnen belanghebbenden in steden beter bijdragen aan de
beleidsontwikkelings- en –implementatieprocessen op EU-niveau? Moeten
steden meer betrokken worden bij beleidsvorming op regionaal, nationaal
en EU-niveau? Hoe?

Betrokkenheid steden en regio’s bij de beleidsontwikkeling op Europees
niveau

Gezien de rol van steden en regio’s als uitvoerder van EU beleid
dienen zij betrokken te worden bij het proces van wetgeving. Dit vraagt
om een Europees besluitvormingsproces dat transparant is, met
realistische mogelijkheden tot het geven van input. Belangrijke
instrumenten hiervoor zijn stakeholderconsultaties, (territorial) Impact
Assessments en evaluaties (zie ook vraag 1). Daarnaast dient de Urban
Agenda te concretiseren op welke beleidsterreinen de stedelijke dimensie
onvoldoende vertegenwoordigd is. Op basis van deze terreinen kan gericht
het gesprek met de Europese instellingen worden aangegaan. De dialoog
kan ook via best practices worden gestimuleerd (zie vraag 5). Bestaande
stedelijke netwerken, zoals Eurocities, kunnen beter en vaker worden
geconsulteerd en de Commissie kan haar kennis vergroten door vaker
stedelijke gebieden te bezoeken. Tot slot speelt het Comité van de
Regio’s een belangrijke rol als stem van steden en regio’s in
Europa.  

Betrokkenheid op lokaal, regionaal en nationaal niveau

Steden werken steeds meer samen met bedrijven, kennisinstellingen,
maatschappelijke instellingen en burgers aan gebiedsgericht beleid op
maat. Het is van belang dat steden voldoende ruimte hebben om deze
samenwerking aan te gaan en gepast invulling te geven aan beleid. De
lidstaten zijn, naast de Europese Commissie, zelf een belangrijke speler
om de stedelijke dimensie van de wet- en regelgeving in het Europese en
nationale besluitvormingsproces in het vizier te houden. Hierbij stelt
de Commissie terecht dat dit nationaal ook om een nauwe samenwerking met
steden en regio’s vraagt. De lidstaten dienen echter zelf te bepalen
hoe ze met dit vraagstuk omgaan. 

In Nederland wordt gewerkt aan een Agenda Stad. Nationale overheid,
steden en maatschappelijke partijen werken samen om de
concurrentiekracht en leefbaarheid van stedelijke regio’s in Nederland
te vergroten. De kracht van deze aanpak ligt in de combinatie van het
duiden van stedelijke vraagstukken en het stimuleren van praktische
oplossingen via stedelijke innovatie. Een Europese stedelijke agenda
biedt kansen om deze aanpak te verrijken met internationale vraagstukken
en partners. 

5. Hoe kunnen een sterkere stedelijke en territoriale kennisbasis en de
uitwisseling van ervaring het best worden ondersteund? Welke specifieke
elementen van de kennisbasis moeten worden versterkt om de
beleidsvorming beter te kunnen ondersteunen?

Wijze van ondersteuning voor het uitwisselen van ervaringen: 

Stedelijke gebieden staan continu voor nieuwe uitdagen, digitalisering
van de samenleving, individualisering, nieuwe vormen van burgerschap,
een terugtrekkende overheid of simpelweg het implementeren van Europese
wet- en regelgeving. Om hier een antwoord op te vinden, is de
uitwisseling van best practices van belang (bijvoorbeeld via peer
reviews). Niet alleen voor de steden zelf, maar ook voor de dialoog met
de Europese instellingen. Veel sectorale beleidsmakers blijken niet
altijd voldoende op de hoogte te zijn van integrale afwegingen die in
steden en stedelijke regio’s gemaakt moeten worden. Steden en
regio’s kunnen waardevolle input leveren en inzicht bieden in de
aanpak van EU vraagstukken die in de stad tot uiting komen. Hierbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan: sociale problemen zoals concentratie
van armoede, immigratie of sociale polarisatie.

Ondersteuning en deelname vanuit Europa aan deze kennisuitwisseling is
nodig. Bestaande kennisuitwisselingsprogramma’s zoals Urbact en EUKN
voor steden en ESPON voor onder meer stedelijke regio’s, zijn
voorbeelden van hoe op Europees niveau op een goede wijze kennis wordt
uitgewisseld. Deze kennisnetwerken dienen nauw samen te werken en
stedelijke ontwikkelingen te identificeren en te monitoren. Ook de
kennis in eigen huis kan dienen als voorbeeld zoals het – in Europa
unieke - Kenniscentrum Europa decentraal, dat steden en regio’s
ondersteunt met informatie over Europees recht en regelgeving. Van
belang is om meer dan nu het geval is de best practices nadrukkelijk aan
de orde te stellen bij momenten voor herijking van beleid. Horizon 2020
zou ook mogelijkheden voor steden kunnen bieden. Nederland participeert
bovendien in het JPI Urban Europe dat beleidsrelevant onderzoek naar
stedelijke vraagstukken faciliteert. Dit programma dient te worden
doorgezet en uitgebreid. 

Specifieke elementen van de kennisbasis: 

De Europese Unie stelt zichzelf ten doel om beleid en wet- en
regelgeving evidence based te ontwikkelen. Om de stedelijke dimensie bij
de ontwikkeling van nieuw beleid goed mee te kunnen nemen zijn
objectieve data over stedelijke gebieden van groot belang. Op dit moment
geven de bestaande data een onvolledige weergave van de praktijk door.
Met de benadering die Europa nu hanteert (de indeling in zogenaamde NUTS
niveaus) worden stedelijke gebieden (stedelijke agglomeraties)
onvoldoende vertegenwoordigd. Dit verzoek om data past binnen de huidige
verantwoordelijkheid van de Europese Commissie op het gebied van de
jaarlijkse cohesierapportages. Daarnaast verdient het de aandacht om de
toegankelijkheid van de vele bestaande data te verbeteren. Bekeken moet
worden of afspraken gemaakt kunnen worden over het harmoniseren van
bestaande data door de inzet van relevante informatiemodellen. Daarin is
het belangrijk om aan te sluiten bij afspraken die gemaakt zijn omtrent
de INSPIRE-richtlijn en bestaande infrastructuur voor data-uitwisseling.
  

6. Welke rollen moeten het lokale, het regionale, het nationale en het
EU niveau spelen bij de definitie, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van
een Europese stedelijke agenda

 

De rol van lokale, regionale, nationale overheden en de EU bij de
ontwikkeling van een Urban Agenda:

De Europese stedelijke agenda dient bij uitstek een voorbeeld te zijn
van een benadering waarbij de verschillende overheidslagen werken aan de
ontwikkeling, invulling en tenuitvoerlegging van de agenda. De steden en
regio’s hebben een belangrijke rol in het leveren van inzichten over
de juiste vormgeving en invulling van de agenda. Duidelijk moet worden
op welke gebieden de stedelijke dimensie nu niet voldoende is geborgd en
waar steden met hun werkwijze en ervaringen toegevoegde waarde kunnen
leveren aan de realisatie van de EU doelstellingen. 

Naast de steden en regio’s, dienen de Europese Commissie en de
lidstaten zelf ook een centrale rol te spelen binnen de Urban Agenda. DG
REGIO heeft daarbij een belangrijke rol als coördinerend DG voor
stedelijke ontwikkeling. Een goede verankering van de stedelijke
dimensie in EU-beleid is echter een verantwoordelijkheid van de
Commissie in zijn geheel met alle betrokken DG’s. Afstemming en
coördinatie in het afzonderlijke sectorale beleid is van groot belang.
Hier ligt ook een link met het beleid rond Smart Regulation en de
functie van SEG-GEN. De sectorale DG’s dienen daarnaast actief mee te
werken op voor hen relevante thema’s binnen de Europese Urban Agenda.
Tot slot hebben de lidstaten met hun positie binnen de Europese
instellingen en de contacten met hun steden en regio’s zelf ook een
taak in het versterken van de stedelijke dimensie in het EU en het eigen
beleid.



De eerste aanzet tot de invulling en vormgeving  van de Urban Agenda:

Op  initiatief van Nederland en België zijn de lidstaten in 2014
gestart met een samenwerking om te komen tot  de Urban Agenda. Deze
samenwerking heeft tot doel te concretiseren:  1) op welke
beleidsterreinen de stedelijke dimensie in EU-beleid onvoldoende
aanwezig is, 2) op welke wijze de stedelijke dimensie in het EU-beleid
(tenminste op deze beleidsterreinen) beter kan worden vormgegeven; en 3)
op welke wijze de samenwerking tussen steden, lidstaten en de EU op deze
terreinen kan worden vormgegeven. 

De DG’s van de lidstaten, verantwoordelijk voor stedelijke
ontwikkeling, hebben besloten te starten met twee pilots in de vorm van
thematische werkgroepen. Deze werkgroepen, bestaande uit lidstaten,
vertegenwoordigers van de steden en de Europese Commissie, hebben als
doel antwoord te geven op de bovenstaande vragen. De centrale thema’s
van het Litouwse en Griekse voorzitterschap zijn hierbij gekozen: intra
EU mobiliteit en stedelijke armoede. Via  onder andere onderzoek en
discussiebijeenkomsten dienen deze werkgroepen tot concrete
aanbevelingen te komen hoe de EU steden beter kan ondersteunen op deze
beleidsterreinen en hoe steden beter hun expertise bij de EU kunnen
inbrengen.

Naast het starten met deze thematische werkgroepen hebben de lidstaten
ook besloten om een gezamenlijke visie op Europese steden te formuleren.
Deze visie moet richting geven aan de Urban Agenda door aan te geven
welke stedelijke vraagstukken het meest urgent zijn en op welke
vraagstukken de Urban Agenda de komende jaren dient te richten. Hiermee
wordt een volgende stap genomen ten opzichte van het rapport “Steden
van de Toekomst” en andere belangrijke documenten zoals het Leipzig
Charter en de Toledo-verklaring . De visie wordt door lidstaten, in
samenwerking met vertegenwoordigers van steden en de Europese Commissie
opgesteld. Nederland heeft hier een tot nu toe een leidende rol in
genomen. De visie dient de basis te vormen voor een gezamenlijke
politieke verklaring over de Urban Agenda. 

 De stadsstructuren in Europa zijn meer polycentrisch. Daar waar in de
consultatie gesproken wordt over steden wordt niet enkel de stad als
hoofdstad of gemeente bedoeld maar het bredere stedelijke gebied. Dit
wordt niet verbonden aan een inwonersaantal. 

 Commissiemededeling REFIT, juni 2014: HYPERLINK
"http://ec.europa.eu/smart-regulation/docs/com2014_368_en.pdf"
http://ec.europa.eu/smart-regulation/docs/com2014_368_en.pdf  

 Een aandachtspunt is hierbij op welke manier het delen van best
practices ook interessant en waardevol kan worden gemaakt voor de
stedelijke koplopers in Europa

  PAGE   \* MERGEFORMAT  6