[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2014D35446, datum: 2014-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk BelgiĆ« inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; ā€™s-Gravenhage, 24 april 2014 (2014D35445)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
het Koninkrijk Belgiƫ inzake de uitwisseling van informatie betreffende
belastingen; ā€˜s-Gravenhage, 24 april 2014 (Trb.Ā 2014, 102 en 140)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ć©Ć©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ā€œModel Agreement on Exchange of
Information on Tax Mattersā€ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. 

De OESO beoogt via deze wijze van gegevensuitwisseling internationale
samenwerking in belastingaangelegenheden tot stand te brengen om
belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen
te gaan. Aruba ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel
mogelijk met andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele
belasting met een inlichtingenartikel conform de laatste versie van
artikel 26 van de OESO ā€œModel Tax Convention on Income and Capitalā€
(2005) te sluiten, alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax
Information Exchange Agreements (TIEAā€™s) naar het OESO-modelverdrag op
te bouwen.

Recente ontwikkelingen

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen met
een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie van
deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van het
aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Inmiddels staat Aruba op de ā€˜witte lijstā€™ van de
OESO.

Onderhandelingen met Belgiƫ

Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen
de fiscale autoriteiten van Aruba en Belgiƫ. Het verzoek tot
onderhandelen kwam van de Belgische autoriteiten.

II. 	ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met Belgiƫ komt in grote
lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de bepalingen van
het Verdrag afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag, worden
deze verschillen hieronder toegelicht. Dit geldt voor de artikelen 1, 3,
5 en 6. Daar waar de bepalingen niet of niet substantieel afwijken van
het OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende OESO-commentaar
van overeenkomstige toepassing en wordt voor de toelichting ervan
verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. De maatstaf van ā€œvoorzienbare relevantieā€ wordt
gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in
gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na
ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. 

In het tweede lid is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal
zijn op Aruba en niet op andere delen van het Koninkrijk der
Nederlanden.

In afwijking van het OESO-modelverdrag, is de laatste volzin van artikel
1 uit het OESO-modelverdrag op verzoek van Belgiƫ niet opgenomen.
Gevreesd werd dat deze passage aanleiding zou kunnen zijn voor een
interpretie die het mogelijk zou maken om via een omweg, namelijk via de
uit hoofde van de wetten en de bestuursrechteljike praktijk van de
aangezochte partij toegekende rechten en waarborgen, effectieve
gegevensuitwisseling onderuit te halen.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid wordt
bepaald dat het Verdrag ziet op alle belastingen die door de
afzonderlijke partijen worden geheven. 

In het tweede lid wordt bepaald dat belastingen die na de datum van
ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of
in wezen gelijksoortig zijn met en dienen ter aanvulling op of ter
vervanging van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de
reikwijdte van dit Verdrag vallen, mits de partijen dit, via de bevoegde
autoriteiten, overeenkomen.

 

In afwijking van het OESO-modelverdrag is niet opgenomen dat het
mogelijk is de belastingen die onder het Verdrag vallen uit te breiden.
Dit is niet nodig, aangezien bepaald is dat alle, ook toekomstige, 
belastingen onder het Verdrag vallen.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd. Zo bevatten de onderdelen a en b een omschrijving van het
grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel d wordt
aangegeven wie in beide landen als de bevoegde autoriteit wordt
aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister van Financiƫn en Economische
zaken of zijn bevoegde vertegenwoordiger. 

Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met de verdragspartij op
de hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen
de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de
rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is.

Aan het eerste lid is de voorwaarde toegevoegd dat de verzoekende partij
alleen een verzoek om informatie zal indienen in het geval het niet
mogelijk is de vereiste informatie op een andere wijze te verkrijgen
(het uitputtingsbeginsel), tenzij hierdoor een disproportionele
mogelijkheid zou onstaatn voor de verzoekende partij. Doel van het
uitputtingsbeginsel is niet het beperken van informatieuitwisseling,
maar het voorkomen dat de ene belastingadministratie onnodig verzoeken
doet en dus extra werk creƫert voor de andere belastingadministratie. 

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragsluitende
partijen weer, die inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van
een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens
de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de
zogenoemde ā€œdouble incriminalityā€) of indien de aangezochte partij
de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale
belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang
van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax
interestā€-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte
partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden van de wet- en regelgeving van de
aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet is
toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan deze
laatste weigeren de informatie in genoemde vorm te verschaffen. Dit
ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn informatie te ontvangen en uit
te wisselen betreffende financiƫle instellingen, gevolmachtigden,
zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende
eigendomsrechten met betrekking tot rechtspersonen. Het begrip
ā€œAnstaltenā€ is niet opgenomen in het Verdrag aangezien beide
jurisdicties die rechtsvorm niet kennen.

Het vijfde lid bevat de plicht van de verzoekende partij om bij het
indienen van het verzoek bepaalde gegevens te overhandigen om de
ā€œvoorzienbare relevantieā€ aan te tonen. 

Ten behoeve van de duidelijkheid en om praktische redenen zijn enkele
bepalingen aan het vijfde lid toegevoegd ten opzichte van het
OESO-modelverdrag. Het toegevoegde onderdeel b beoogt het verzoek om
informatie specifieker te maken. Het toegevoegde onderdeel e verplicht
de verzoekende partij aan te tonen dat de verzochte informatie
ā€œvoorzienbaar relevantā€ is. De strekking van het vijfde lid wordt
met deze afwijkingen niet gewijzigd.

 

Het zesde lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie tussen
partijen. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal de aangezochte
partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de
verzoekende partij in kennis te stellen van de ontvangst van het verzoek
dan wel het ontbreken van enige gegevens in het verzoek. Indien de
aangevraagde informatie om welke reden dan ook niet voorhanden is of
niet uitgewisseld kan worden, is de aangezochte partij gehouden dit
binnen 90 dagen aan de verzoekende partij mede te delen. 

Artikel 6 Spontane uitwisseling van informatie

Dit artikel, dat niet in het OESO-modelverdrag staat, is op verzoek van
Aruba toegevoegd. Het artikel, dat door Aruba is ingebracht, heeft het
voordeel dat als bijvoorbeeld in het ene land blijkt dat in het andere
land belastinginkomsten worden misgelopen, dit aan het andere land kan
worden medegedeeld. Als het uitwisselen van informatie slechts op
verzoek zou plaatsvinden, zou dergelijke informatie wellicht nooit aan
het betrokken land worden verstrekt, hetgeen voor dat land zou kunnen
leiden tot het mislopen van belastinginkomsten. 

Artikel 8 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het
vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet
gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale
wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. Zo beperkt
het tweede lid de plicht tot het vergaren van informatie ten aanzien van
onder andere industriƫle- of beroepsgeheimen. In dit verband wordt
verwezen naar artikel 51, tweede lid, van de Algemene landsverordening
belastingen op basis waarvan enkele beroepsgroepen zich kunnen beroepen
op hun geheimhoudingsplicht.

Hoewel de formulering van het artikel enigszins afwijkt van het
corresponderende artikel in het OESO-modelverdrag, komt de inhoud
daarmee overeen.

Artikel 10 Kosten

Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de
uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de
aangezochte partij in principe de gewone kosten die opkomen bij de
geboden bijstand zelf moet dragen. Indien de kosten die zouden opkomen
bij een specifiek verzoek tot het verstrekken van informatie naar
verwachting buitengewoon zullen zijn, zullen deze kosten worden gedragen
door de verzoekende partij. In het geval van buitengewone kosten dient
de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij hierover echter wel
vooraf in overleg te treden met de verzoekende partij.

Artikel 11 Procedure voor onderling overleg

Mochten zich bij de implementatie of interpretatie van dit Verdrag
problemen voordoen, dan geeft dit artikel de mogelijkheid een procedure
voor onderling overleg overeen te komen om die problemen op te lossen.
In het tweede lid wordt de basis gelegd voor het in onderling overleg
overeenkomen van uitvoeringsregelingen. 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Voor de toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
strafrechtelijke belastingzaken (onderdeel a) en overige belastingzaken
(onderdeel b). Ten aanzien van strafrechtelijke belastingzaken vindt het
Verdrag toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding. Voor
overige belastingzaken wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen die
over een tijdvak worden geheven en tijdstipbelastingen. Voor
tijdvakbelastingen vindt het Verdrag toepassing op belastingtijdvakken
die aanvangen op of na 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin
het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen is het Verdrag van
toepassing voor die belastbare gebeurtenissen die plaatsvinden op of na
1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het Verdrag in werking
treedt. 

Voor strafrechtelijke belastingzaken, als gedefinieerd in artikel 4,
eerste lid, onderdeel r, is het belastingtijdvak niet van belang. Dit
betekent dat informatie kan worden ingewonnen zowel voor 
belastingtijdvakken die liggen vĆ³Ć³r de datum van inwerkingtreding van
het Verdrag, als voor belastingtijdvakken die beginnen op of na de datum
van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 13 Beƫindiging

Dit artikel regelt de beƫindiging van het verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is verkregen in het
kader van de toepassing van het verdrag.

III. 	KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000.

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf.

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html.

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

		

 PAGE   5 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  4 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).